direct naar inhoud van Artikel 36 Waarde - Archeologie 2
Plan: Gasselternijveen dorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1680.GNV-VB01

Artikel 36 Waarde - Archeologie 2

 

36. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van hoge en middelhoge archeologische verwachtingswaarden (IKAW-terreinen).

36. 2.    Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd waarbij de bodem dieper dan 30 cm wordt geroerd, met uitzondering van:

a.    bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waar­bij de bestaande oppervlakte met ten hoogste 500 m² wordt uitgebreid, tenzij binnen een afstand van 50 m een AMK-terrein aanwezig is;

b.    bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 500 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemmingen.

36. 3.    Afwijken van de bouwregels

36. 3. 1. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 36.2. in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) toegestane bouwwerken worden gebouwd, mits:

a.    op basis van een Inventariserend Veldonderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

b.    op basis van een Inventariserend Veldonderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad;

c.    één of meer van de volgende voorwaarden in acht worden genomen:

1.    een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

2.    een verplichting tot het (laten) uitvoeren van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;

3.    een verplichting de bouw van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.

36. 3. 2. Indien aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

36. 4.    Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

36. 4. 1. Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werk­zaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

a.    het ontgronden, afgraven of egaliseren van gronden over een oppervlakte groter dan 500 m²;

b.    het mengen, diepploegen, ontginnen van gronden over een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 30 cm;

c.    het graven of dempen van watergangen;

d.    het aanbrengen van systematische drainage in agrarische percelen dieper dan 40 cm;

e.    het graven van sleuven breder dan 50 cm en dieper dan 100 cm ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport, energie- en telecommunicatieleidingen, drainage en funderingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

f.     het permanent verlagen van het waterpeil.

36. 4. 2. Het bepaalde in lid 36.4.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, welke:

a.    het normale onderhoud betreffen. Onder normaal onderhoud van drainage wordt in elk geval verstaan het vervangen van drainage in inmiddels gedraineerde percelen;

b.    mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;

c.    op archeologisch onderzoek zijn gericht;

d.    reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht wor­den van het plan.

36. 4. 3. De omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

a.    op basis van een Inventariserend Veldonderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

b.    op basis van een Inventariserend Veldonderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad;

c.    één of meer van de volgende voorwaarden in acht worden genomen wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord:

1.    een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

2.    een verplichting tot het (laten) uitvoeren van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;

3.    een verplichting de bouw van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.

36. 4. 4. Indien aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden als bedoeld in lid 36.4.3. sub c. wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.