direct naar inhoud van Artikel 13 Waarde - Archeologie - 1
Plan: Anderen dorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1680.AND-VB01

Artikel 13 Waarde - Archeologie - 1

 

13. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn, be­halve de andere daar voorkomende bestemming(en), mede be­stemd voor het behoud van de archeologische waarden.

13. 2.    Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd waarbij de bodem dieper dan 30 cm wordt geroerd, met uitzondering van:

a.    bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met ten hoogste 70 m² wordt uitgebreid;

b.    bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 70 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemmingen.

13. 3.    Ontheffing van de bouwregels

13. 3. 1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verle­nen van het bepaalde in lid 13.2. en toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) toegestane bouwwerken worden gebouwd, mits:

a.    op basis van een Inventariserend Veldonderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

b.    op basis van een Inventariserend Veldonderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad;

c.    één of meer van de volgende voorschriften in acht worden genomen:

1.    een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

2.    een verplichting tot het (laten) uitvoeren van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;

3.    een verplichting de bouw van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.

13. 3. 2. Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn aan de ontheffing voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.


13. 4.    Aanlegvergunning

13. 4. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schrifte­lijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegver­gun­ning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werk­zaamheden te verrichten:

a.    het ontgronden, afgraven of egaliseren van gronden over een oppervlakte groter dan 70 m²;

b.    het mengen, diepploegen, ontginnen van gronden over een oppervlakte groter dan 70 m² en dieper dan 30 cm;

c.    het graven of dempen van watergangen;

d.    het aanbrengen van systematische drainage in agrarische percelen dieper dan 40 cm;

e.    het graven van sleuven breder dan 50 cm en dieper dan 100 cm ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen, drainage en funderingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

f.      het permanent verlagen van het waterpeil.

13. 4. 2. Het in lid 13.4.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, welke:

a.    het normale onderhoud betreffen. Onder normaal onderhoud van drainage wordt in elk geval verstaan het vervangen van drainage in inmiddels gedraineerde percelen;

b.    mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning;

c.    op archeologisch onderzoek zijn gericht;

d.    reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht wor­den van het plan.

13. 4. 3. De in lid 13.4.1. genoemde vergunning wordt slechts verleend indien:

a.    op basis van een Inventariserend Veldonderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

b.    op basis van een Inventariserend Veldonderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad;

c.    één of meer van de volgende voorschriften in acht worden genomen wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord:

1.    een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

2.    een verplichting tot het (laten) uitvoeren van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;

3.    een verplichting de bouw van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.

13. 4. 4. Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de vergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in lid 13.4.3. sub c. wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de vergunning niet verleend.