Plan: | Renesse |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1676.00154BpaRE-VA01 |
De gemeente Schouwen-Duiveland wil voor haar grondgebied over actuele bestemmingsplannen beschikken. Het huidige bestemmingsplan Bebouwde kom Renesse is in 2007 vastgesteld. De afgelopen jaren is het beleid van de gemeente op verschillende punten gewijzigd en zijn en nieuwe ontwikkelingen gerealiseerd. Om aan deze ambitie te voldoen is het nodig voor het plangebied Renesse een nieuw bestemmingsplan op te stellen.
Voorliggend bestemmingsplan wordt opgesteld met als doel te voldoen aan de actualiseringsverplichting uit de Wro. Daarnaast wordt de geldende regeling aangepast aan de huidige maatschappelijke normen over wat er in een bestemmingsplan vastgelegd dient te worden. Het gaat dan onder andere om de in de geldende bestemmingsplannen gehanteerde systematieken, deze zijn gedeeltelijk achterhaald. Verder vragen gewenste nieuwe ontwikkelingen binnen het bestemmingsplangebied en verleende vrijstellingen, ontheffingen of afwijkingen om een aangepaste regeling.
Het plangebied omvat de kern van Renesse bestaande uit het centrumgebied, het transferium en de gebieden rond de Jan van Renesseweg, Scholderlaan en Stoofweg. De begrenzing van het plangebied is in de onderstaande figuur weergegeven.
Figuur 1: Uitsnede plangebied bestemmingsplan Renesse
Voor de gronden die binnen het bestemmingsplangebied Renesse vallen, wordt de bestaande bestemmingsregeling herzien. Daarmee vervallen de voor het plangebied geldende bestemmingsplannen. Het gaat om de volgende plannen:
Naam plan | Vervalt geheel of gedeeltelijk |
Bebouwde kom Renesse | Geheel |
2e herziening Bebouwde kom Renesse | Geheel |
In hoofdstuk 2, 3 en 4 worden achtereenvolgens het beleidskader, het planologisch kader en het milieu- en duurzaamheidskader beschreven. In hoofdstuk 5 wordt de visie op het plangebied toegelicht. Daarna volgt hoofdstuk 6 met daarin de juridische aspecten en hoofdstuk 7 met een onderbouwing van de economische uitvoerbaarheid. De toelichting van dit bestemmingsplan wordt afgesloten met een hoofdstuk over de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
De gemeente Schouwen-Duiveland heeft te maken met geldende beleidskaders van diverse overheden. Deze kaders zijn van invloed op de inhoud van een bestemmingsplan. Het gemeentelijke ruimtelijke beleid, zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan, dient zich te bewegen binnen de marges van deze beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de voor dit plan relevante beleidskaders en de wijze waarop deze in dit plan hun grondslag vinden, beschreven. Een uitgebreide beschrijving van geldende beleidskaders is opgenomen in bijlage 1 Beleidskader.
Het bestemmingsplan sluit aan bij de verschillende Europese beleidskaders, waarvan de Kader Richtlijn Water de meest relevante is. De voornaamste beleidsuitgangspunten richten zich op het verbeteren van milieu- en natuurlijke kwaliteiten. In dit bestemmingsplan zijn deze kwaliteiten beschermd door conserverende bestemmingen.
Het bestemmingsplan sluit aan bij de verschillende nationale beleidskader, waaronder de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, het Besluit Algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), Monumentenwet 1988, Erfgoedwet, de Nota Belvedere, het Nationale Bestuursakkoord Water en het Nationaal Waterplan. De voornaamste beleidsuitgangspunten richten zich op het verbeteren van milieukwaliteiten, cultuurhistorische waarden en natuurlijke kwaliteiten. In dit bestemmingsplan zijn deze beleidsuitgangspunten geborgd door conserverende bestemmingen.
Erfgoedwet 2016
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. Vóór 2016 waren er verschillende wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed. Sinds juli 2016 zijn die allemaal samengegaan in 1 wet.
Elk type cultureel erfgoed heeft eigen werkwijzen en beschermingsmaatregelen. Maar de wetgeving in Nederland hiervoor was versnipperd. Ook moest een aantal regels worden vernieuwd. In de Erfgoedwet zijn bestaande wetten en regelingen gebundeld. Ook staan er regels om belangrijk cultureel erfgoed beter te beschermen en te behouden.
In de Erfgoedwet staat:
Het bestemmingsplan sluit aan bij de verschillende provinciale beleidskader, waaronder het Omgevingsplan Zeeland (2012-2018), met de daarbij horende Verordening Ruimte Provincie Zeeland (VRPZ), de Kustvisie Zeeland, de Beleidsvisie Externe Veiligheid, het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan Zeeland en de Zeeuwse Nota Waterkeringen. Met name het Omgevingsplan, de VRPZ, de Kustvisie en de Beleidsvisie Externe Veiligheid zijn voor dit bestemmingsplan van belang en worden hierna nader toegelicht. Daarbij is de inhoud van het Omgevingsplan sturend en de inhoud van de VRPZ leidend.
Omgevingsplan Zeeland 2018
Op 21 september 2018 heeft het college van Gedeputeerde Staten het Omgevingsplan 2018 vastgesteld. Het Omgevingsplan 2018 bevat de hoofdlijnen uit alle provinciale beleidsplannen voor de fysieke leefomgeving. Het Omgevingsplan behandelt de theam's economie, ruimte, mobiliteit, natuur, cultuur, water en milieu.
De kern van het Omgevingsplan wordt gevormd door vier intergrale strategische toekomstgerichte opgaven die nationaal en provinciaal centraal staan:
In dit bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die strijdig zijn met de belangen van het Omgevingsplan. Het betreft een actualisatie van een bestemmingsplan.
Omgevingsverordening Zeeland (2018)
In de Omgevingsverordening van de provincie Zeeland zijn regels opgenomen ten aanzien van de fysieke leefomgeving van de provincie Zeeland. Hierbij zijn de uitgangspunten opgenomen die zijn vastgelegd in de provinciale Omgevingsvisie.
Het voorliggende bestemmingsplan is niet in strijd met de in de Omgevingsverordening Zeeland opgenomen artikelen. Het bestemmingsplan sluit aan bij de artikelen.
Het bestemmingsplan sluit aan bij de verschillende regionale beleidskaders, waaronder het Toetskader bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid, het Waterbeheerplan, de Keur watersysteem Waterschap Scheldestromen en Bestuursvisie op Fysieke veiligheid in Zeeland. De voornaamste beleidsuitgangspunten richten zich op het verbeteren van veiligheid en milieukwaliteit. In het voorliggende bestemmingsplan zijn deze waarden beschermd door middel van conserverende bestemmingen.
Masterplan Renesse
Het Masterplan Renesse is een visie op de ontwikkeling van Renesse voor de komende 20 tot 30 jaar. Het geeft aan waar de belangrijkste kansen en opgaven liggen voor het dorp en levert zo een bijdrage aan het verbeteren van de kwaliteit van en samenhang tussen toekomstige initiatieven en ontwikkelingen in en om het dorp. Het Masterplan geeft de grote lijnen aan waarbinnen toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen plaats kunnen vinden.
Ten eerste is er inzicht gegeven in de kwaliteiten van Renesse en de omgeving. De kernkwaliteiten van Renesse zijn:
Daarna zijn de trends en ontwikkelingen beschreven. Uit deze eerste twee stappen is gebleken dat stilstaan geen optie is voor Renesse. Om te voorkomen dat Renesse stil komt te staan moet het zich blijven verbeteren. Er zijn daarom vijf strategieën opgesteld die belangrijk zijn voor de toekomst van Renesse:
Naast het uitstippelen van strategieën is het voor de toekomst van Renesse ook van belang dat er ambities voor het dorp worden opgesteld. De ambities zien op het strand en de beleving daarvan, het leven in het landschap, het bruisend centrum en het thuisgevoel. Bij al deze ambities zijn verschillende opgaven benoemd die moeten helpen Renesse te ontwikkelen.
Nu inzicht is gekregen in de kernkwaliteiten, strategieën en de ambities en opgaven kunnen in het verlengde daarvan vier belangrijke ontwikkelgebieden worden geïdentificeerd. Dit zijn de plekken in Renesse waar de komende jaren veel verschillende opgaven samen komen en de grootste slag kan worden geslagen in het verder ontwikkelen van Renesse tot een aantrekkelijke, levendige en groene badplaats:
Woonvisie 2013-2022 (2013)
In bijlage 1, paragraaf 5.2 van de Woonvisie zijn de ambities en de strategie van de gemeente beschreven. De grootste uitdaging die er nu voor de gemeente ligt, is de plancapaciteit meer in evenwicht brengen met de kaders en de beleidsaccenten in de Woonvisie. In totaliteit is de plancapaciteit namelijk momenteel bijna twee keer zo groot als de eigen behoefte en de behoefte van vestigers.
Voor de herprogrammering van de nieuwbouw is in de Woonvisie de actie aangegeven dat het college de mismatch in beeld brengt tussen de kaders en plancapaciteit, en een prioriteitsvoorstel doet met bijbehorende woning(her)programmering. Deze mismatch is inmiddels in beeld gebracht, en de woningmarktafspraken Regio Schouwen-Duiveland zijn op 18 maart 2014 door het college vastgesteld. Daarmee is duidelijk geworden welke stappen de gemeente moet nemen om regie te kunnen pakken en te sturen op de ontwikkelingen op de woningmarkt in Schouwen-Duiveland.
Minder en anders
Uit de inventarisatie is gebleken dat we te maken hebben met een kwalitatieve mismatch (behoefte sluit niet aan bij de vraag), een grote overcapaciteit (meer woningbouwplannen dan behoefte) en te weinig spreiding (te veel plannen in bepaalde kernen/woonmilieus). De gezamenlijke opgave is minder en andere woningen.
Voor alle woonmilieu (Zierikzee, Dorpswonen en Wonen aan de kust) zijn keuzes gemaakt om zo veel mogelijk aan de kwalitatieve en kwantitatieve behoefte te voldoen voor eigen inwoners en vestigers. Er is echter veel harde plancapaciteit (85%) waardoor er op dit moment weinig (kwalitatieve) keuzes gemaakt kunnen worden en er ook weinig ruimte is voor nieuwe initiatieven. De gemeente heeft in eerste instantie alleen ruimte gemaakt door zachte plannen te schrappen of deze door te schuiven tot na 2024. En er zijn keuzes gemaakt om minder of geen woningen te realiseren in eigen gemeentelijke plannen.
Woningmarktafspraken regio Schouwen-Duiveland
Met het vaststellen van de regionale woningmarktafspraken heeft het college duidelijkheid gegeven over gewenste en ongewenste ontwikkelingen op basis van de prognose uit de Woonvisie. Ook vormt dit document de basis om met marktpartijen en corporaties, die plannen hebben voor woningbouw en die zijn opgenomen in het woningbouwprogramma, in gesprek te gaan. Het college wil in overleg kijken of er mogelijkheden zijn om bestaande plannen kwalitatief aan te passen, zodat de juiste woningen op de juiste plaats gerealiseerd kunnen worden. Hiermee wil het college bovendien ook bereiken dat de concurrentie tussen plannen vermindert, zodat de gewenste woningen echt gerealiseerd worden.
Relevantie voor Renesse
De woonbestemmingen in dit bestemmingsplan zijn overgenomen uit de bestemmingsplannen "Bebouwde kom Renesse" en "2e herziening bebouwde kom Renesse".
Er zijn geen nieuwe woonbestemmingen toegevoegd. Percelen waarop in de vigerende bestemmingsplannen nog woningen gerealiseerd mogen worden zijn in beeld gebracht. De vertaling van het gemeentelijk woonbeleid in dit bestemmingsplan is als volgt:
Detailhandelsstructuurvisie (2013)
De detailhandelsstructuurvisie (DSV) heeft als hoofddoelen te komen tot een goede verzorgingsstructuur voor haar inwoners en de toeristen in het gebied, een duurzame voorzieningenstructuur en een sterk ondernemersklimaat voor haar ondernemers. Om de consument zo goed mogelijk te bedienen, wordt gestreefd naar sterke winkelconcentraties die elkaar aanvullen. Aan de ondernemers wordt bovendien ruimte binnen de gestelde kaders geboden om in te kunnen blijven spelen op de dynamiek in de detailhandel.
In de DSV wordt aangegeven welke vorm van detailhandel op welke locatie gewenst is en hoeveel uitbreidingsruimte er nog is. In het plangebied komen verschillende detailhandelsbedrijven voor.
Relevantie voor Renesse
In Renesse is een supermarkt in het centrum aanwezig. Naast de dagelijkse boodschappen is Renesse sterk vertegenwoordigd in recreatief winkelen. Beide vormen van detailhandel worden hieronder behandeld.
De huidige supermarkt is gevestigd aan de Wilhelminaweg 1 Renesse. Op grond van de DSV mag deze supermarkt uitbreiden tot maximaal 1500m² bvo. Op de huidige locatie van de supermarkt zijn echter geen mogelijkheden. Ook is het onderdeel parkeren op de huidige locatie een probleem. Wanneer de supermarkt schaalvergroting wenst dan zal gezocht worden naar een andere locatie. Voorwaarde van deze locatie is wel dat het zich op loopafstand van het centrum bevindt zodat er een ruimtelijke relatie met het centrum blijft. Tevens kunnen de andere winkels dan blijven profiteren van de aanwezigheid van een supermarkt.
Zierikzee is in de DSV aangewezen als het recreatieve winkelhart van Schouwen-Duiveland. Het is het grootste en belangrijkste winkelgebied om te funshoppen en te verblijven. Aanvullend op het centrum van Zierikzee krijgt het centrum van Renesse ook ruimte om de recreatieve winkelfunctie te behouden en te versterken. De functie is daarbij wel ondergeschikt aan Zierikzee.
In het onderliggende bestemmingsplan komt detailhandel voor in de zelfstandige bestemming 'Detailhandel' maar binnen de bestemming 'Centrum' zijn detailhandelsfuncties toegestaan. Er worden geen nieuwe detailhandelsfuncties toegevoegd tenzij er eerder een vergunning in afwijking van het bestemmingsplan is verleend. Deze vergunningen worden in deze actualisatie dan verwerkt.
Horecavisie (2018)
Het nieuwe horecabeleid van de gemeente maakt uitbreiding en nieuwvestiging van horeca in principe niet meer mogelijk. Er zijn slechts nog bijzondere situaties waarbij nieuwe horeca kan worden toegevoegd. In het voorliggende bestemmingsplan zijn geen nieuwe horecabestemmingen toegevoegd. Bestaande horecabedrijven hebben de bestemming Horeca gekregen.
Nota Kamperen (2017)
In het plangebied komt slechts één kampeerterrein met de bestemming 'Recreatie-Kampeerterrein' voor. Dit recreatiebedrijf is gelegen aan de Zeedisteldreef. De bestemming en regeling voor dit terrein is lijn met de uitgangspunten van de Nota Kamperen.
Bomenbeleidsplan Schouwen-Duiveland (2009)
In dit beleid is bepaald dat monumentale en waardevolle bomen worden opgenomen in een bestemmingsplan op het moment dat deze gewijzigd of geactualiseerd wordt. Hierdoor kan het belang om een boom duurzaam in stand te houden dwingend worden meegenomen in de belangenafweging en is het mogelijk om beschermende voorwaarden te stellen. In het plangebied zijn een aantal monumentale en waardevolle bomen aanwezig.
Figuur 2: monumentale bomen (Bron: landelijk register monumentale bomen)
Bomenstructuurplan Schouwen-Duiveland (2012)
Het bomenstructuurplan is onlosmakelijk verbonden met het hierboven beschreven bomenbeleidsplan. Het plan is een nadere uitwerking van een onderdeel van het beleidsplan. Het is naast een visie ook een helder en concreet uitvoeringsplan. De nadruk ligt op de samenhang tussen de bomen en de opbouw van de kern.
Voor het plangebied is in het structuurplan een inventarisatie gemaakt van waardevolle bomenstructuren. Deze waardevolle en structuurbepalende bomen hebben in het bestemmingsplan de bestemming 'Groen'. In het plangebied komen ook andere waardevolle groenstructuren voor. In dit bestemmingsplan hebben deze gebieden de bestemming 'Groen-Landschappelijk' gekregen.
Geconcludeerd kan worden dat het onderhavig plan aansluit bij het beleid zoals hierboven beschreven.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan is het van belang om de uitgangssituatie goed in beeld te brengen. Daarbij is aandacht nodig voor de ontstaansgeschiedenis, de ruimtelijke opbouw en de functionele opbouw van het plangebied en zijn omgeving. In dit hoofdstuk wordt dit in beeld gebracht door een historische analyse, een ruimtelijke analyse en een functionele analyse.
In 1244 wordt Renesse voor het eerst vermeld als Rietnesse, wat op een weelderige vegetatie van riet wijst. Riet groeit in brak water, vandaar dat Renesse is ontstaan halverwege de duinen (zout water) en de Schelveringhe (zoet water). Costijn van Zierikzee bouwde, nadat hij heer van Renesse werd, een burcht aan de monding van de Schouwse moeren die Moermond ging heten. Zijn bucht werd in 1297 belegerd en na overgave volledig verwoest. Vermoedelijk heeft Arend van Haamstede kort na 1334 een kleiner slot laten bouwen zuidwestelijk, aan de buitenzijde van de slotgracht, dat twee ronde torens op de zuidelijk hoeken had. Dit kasteel verviel in de 15e eeuw tot een ruïne. Het huidige kasteel, slot Moermond, is vermoedelijk een uitbreiding van de donjon van de vorige. In 1513 werd deze bewoonbaar gemaakt. Tot op heden is het slot keer op keer gerestaureerd. Na de watersnood is het slot verkocht aan een stichting en inmiddels doet het dienst als hotel. Het slot ligt ten oosten van de dorpskern in een bijzonder landschappelijk gebied.
Als men naar de geleidelijke groei van het dorp Renesse kijkt dan valt op dat de ontwikkeling van het dorp altijd heeft plaatsgevonden langs een aantal prominente, landschappelijke lijnen en zich min of meer heeft gevoegd in het duinlandschap. Op één van de oudste kaarten van Renesse zijn de belangrijkste route van Renesse al duidelijk herkenbaar. De Hogezoom/Laône vormt de duidelijke ruggengraat van het landschap en verbindt het dorp met Haamstede en Burgh. Vanuit de Hogezoom slingeren diverse routes de duinen en het achterland in, zoals de Hoogenboomlaan, Stoofweg en Oude Moolweg.
De kerk is waarschijnlijk gebouwd in 1506 en werd voor het laatst gerestaureerd in 1949-1951. De kerktoren uit de eerste helft van de 15e eeuw, werd kort voor de oorlog nog iets opgetrokken. De tuin rond de kerk, vanouds een begraafplaats, was geheel ommuurd. De graven zijn gelicht en de muur is nu vervangen voor een haag. De kerkklok dateert uit 1458.
Renesse is een ringdorp, Het belangrijkste element, de ring, een straat in de vorm van een min of meer gelijkmatige cirkel die de hoger gelegen kerk omsluit. De meeste andere straten komen op deze ring uit. Aan de buitenzijde heeft de ring nog een gesloten bebouwing. Bijzonder is dat de school destijds aan de kerk was vastgebouwd, op de plaats van het koor.
In de 16e eeuw stond er een korenmolen aan de Oude Moolweg te noorden van het dorp. Ook stond er aan de Nieuwe Moolweg (de tegenwoordige Hoogenboomlaan) een molen. Oorspronkelijk stond er in Renesse een muziektent op de hof rond de kern. Deze werd in 1912 geplaatst en is in de jaren tachtig wegens ruimtegebrek overgeplaatst naar Scharendijke. Vanaf 1915 tot aan de watersnoodramp in 1953 rijdt er een tram tussen Zijpe en Burgh, die ook door Renesse rijdt. De stoomtram liep vanaf Haamstede via de route van de voormalige Vroonweg naar de kruising bij de Roelandsweg en Hogezoom. Hier was ook de halte. Hert centrum van Renesse strekt zich nu nog steeds uit tussen de plaats van de voormalige tramhalte en de ring.
Vlak voor de Tweede Wereldoorlog is de Vroonweg aangelegd, die Renesse beter met Burgh-Haamstede moest verbinden. Na de Watersnoodramp in 1953 werd Renesse uitgebreid bij deze weg. In het verlengde van de Vroonweg kwam de Zeedistelweg als verbinding met het nieuwe gedeelte.
De basisschool 't Staepel'of aan de Mauritsweg is in 1970 geopend en gebouwd op een plaats waar vroeger klampen of stapels stro werden gezet. In de jaren '80 van de vorige eeuw kreeg Renesse landelijke bekendheid als vakantieoord bij jongeren. Daardoor konden het amusementsleven en de recreatie zich hier in die jaren stormachtig ontwikkelen. Inmiddels is er voor het dorp een andere tendens ingezet, en ontwikkelt Renesse zich de laatste jaren meer en meer als een belangrijke familiebadplaats.
Voor de geologische geschiedenis van Schouwen-Duiveland zijn de gebeurtenissen in het laatste deel van het Pleistoceen en in het Holoceen bepalend geweest voor het huidige landschap. Gedurende het laatste deel van het Pleistoceen (de periode van de ijstijden) is in dit deel van Zeeland een pakket van tien tot vijftien meter dik dekzand afgezet. Het zand werd door de wind aangevoerd uit de toen drooggevallen Noordzee.
Na afloop van de laatste ijstijd, zo’n tienduizend jaar geleden, werd het klimaat warmer en vochtiger. Als gevolg van het smelten van de uitgestrekte ijskappen steeg de zeespiegel en rees ook de grondwaterstand. Er ontstonden gunstige omstandigheden voor veenvorming, waardoor de zandafzettingen in de ondergrond bedekt zijn geraakt met een veenlaag (basisveen later Hollandveen). Omstreeks 5000 jaar geleden werd de veenvorming onderbroken, doordat ongeveer ter plekke van de huidige Nederlandse kust een reeks parallelle strandwallen opstoof waarbij jongere strandwallen gevormd werden ten westen van de oudere. Wegens de doorgaande, doch langzamere zeespiegelstijging werden de jongere strandwallen hoger dan de oudere. Tevens werden door aanlandige wind lage duinen gecreëerd op de strandwallen, zoals bij Haamstede. Er ontstond dus een duinenkust, met een waddengebied er achter. De veenlagen werden bedekt met wadafzettingen, voornamelijk klei en zavel.
Circa 3700 jaar geleden was er zo een vrijwel geheel gesloten strandwal langs de gehele Nederlandse kust ontstaan. Op de zo ontstane strandvlaktes tussen de strandwallen ging de ophoging van zand verder in de vorm van duinvorming. Deze strandwallen worden ook wel de oude duinen genoemd.
Op de Kop van Schouwen was vanaf dat moment sprake van een duinenlandschap. In het overgrote deel van Zeeland ging de veenvorming verder. Ongeveer 3500 jaar geleden was heel Zeeland bedekt onder een dikke veenlaag. Deze veenlaag zou een paar duizend jaar stand houden.
Door een sterke aanvoer van zand vanuit de zee werden tussen 1000 en 1300 de aanwezige oude duinen overstoven, evenals het achterliggende zeekleilandschap. Er vormden zich grote paraboolduinen, die steeds verder naar het oosten schoven. De restanten van deze paraboolduinen liggen nu ten zuiden van Nieuw-Haamstede en ten westen van Haamstede. Vanaf de 17de tot en met de 19de eeuw is hier opnieuw zand overheen gestoven waarbij de hoge Meeuwenduinen zijn gevormd. De verstuivingen werden vanaf 1923 aan banden gelegd door de aanplant van helmgras en duinbebossing. De hoogste duintoppen reiken tot circa 30 meter boven NAP.
Het noordelijke deel van de Kop van Schouwen bestaat uit een smalle zone jonge duinen en een brede strook oudere binnenduinen. Deze gronden werden vroeger als cultuurland (vroongronden) gebruikt voor graanteelt, hakhout en beweiding. Sterke verstuiving en agrarisch gebruik hebben geleid tot een licht geaccidenteerd landschap van lage duinkopjes en ondiepe laagten. Vooral in het oostelijke deel, langs de voormalige Vroonweg, is het reliëf goed behouden. De vroongronden zijn plaatselijk geheel ontkalkt en bestaan uit droge en vochtige graslanden, afgewisseld met wat bosjes. Op veel plaatsen bevindt zich op een diepte van 2-3 meter nog kalkhoudend materiaal in de ondergrond. De diepste valleien krijgen toestroom van grondwater dat in contact staat met deze kalkrijke lagen.
Het gebied kent van oudsher een hoge grondwaterstand. Tot 1683 werd het overtollige water afgevoerd naar het strand via het Palinxgat. Toen dat door duinvorming werd afgesloten, werd het water via duinwateringen naar de lager gelegen polder Schouwen afgevoerd.
Door de grote variatie in gradiënten (=overgangen) heeft de duinzoom een rijke flora. Naast de vegetaties van natte duinvalleien en open vronen in het noordelijk deel, komen hier ook vegetaties voor die gebonden zijn aan het uittreden van zoet kwelwater (tussen Hoge en Lagezoom). De voorkomende vegetatietypen van het duinlandschap zijn internationaal gezien zeldzaam. Vandaar dat de Kop van Schouwen op grond van het voorkomen van deze vegetatietypen is aangewezen als beschermd natuurgebied dat deel uitmaakt van het Natura-2000 gebied 'Kop van Schouwen'. Dit betekent dat bij werkzaamheden in het gebied de beschermde vegetaties geen schade mogen ondervinden en de ontwikkeling ervan moet worden gestimuleerd. Een prioritaire soort is de Groenknolorchis. Hiervoor is de zoete kwel van belang. Een andere belangrijk soort, en tevens aandachtssoort in de nota Soortenbeleid van Provincie Zeeland, is de Noordse Woelmuis. Het merendeel van de grond binnen het plangebied is gecultiveerd en/of bebouwd.
De archeologische rijkdom van een gebied is sterk afhankelijk van de ontwikkeling van het landschap. Het aantreffen van archeologische resten is immers sterk afhankelijk van de mogelijkheden tot bewoning en gebruik van het landschap in het verleden. Op Schouwen-Duiveland is de invloed van de zee een zeer belangrijke factor. Het landschap heeft door de eeuwen heen een sterk dynamisch karakter gehad. Deze ontwikkelingsdynamiek heeft de mogelijkheden van gebruik sterk beïnvloed. Verder kunnen door het dynamische landschap tevens eventuele archeologische resten aan het oog zijn onttrokken door erosie of juist bedekking met sedimenten. Voorbeelden hiervan zijn weggespoelde nederzettingen die in de geul van de Oosterschelde zijn verdwenen of nederzettingen die overstoven zijn met duinzand.
Het is dan ook niet vreemd dat de hoogste archeologische waarden te vinden zijn op de plekken die als eerste bewoond werden. Een groot archeologisch monument ligt dan ook in het duingebied bij Haamstede, waar al vanaf het Neolithicum (4000 - 3100 v.C.) bewoning heeft plaatsgevonden. Ook op de voormalige eilanden Duiveland en Dreischor liggen diverse terreinen met hoge archeologische waarde.
In het gemeentelijke Beleidsplan Archeologie is voor het gehele eiland vastgelegd welke archeologische verwachtingswaarden er zijn. Hieraan zijn beleidsadviezen gekoppeld die als basis dienen voor de voorwaarden bij op te stellen bestemmingsplannen. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt in verschillende gebiedstypen, van archeologische monumenten tot gebieden waar geen enkele archeologische verwachtingswaarde is. Voor ieder gebiedstype gelden eigen uitgangspunten, randvoorwaarden en drempelwaarden.
In het plangebied komen de volgende gebiedstypen voor:
Figuur 3: uitsneden beleidskaart archeologie
Overeenkomstig het gemeentelijk beleid dat is samengevat is figuur 3, zijn in het bestemmingsplan de dubbelbestemmingen 'Waarde-Archeologie - 4', 'Waarde-Archeologie - 5' en 'Waarde-Archeologie - 6' opgenomen. Hiermee is het belang van de aanwezige archeologische waarde binnen het plangebied beschermd.
Figuur 1: gemeentelijke uitgangspunten dubbelbestemming Waarde-Archeologie
De provincie Zeeland beschikt over een kaart (CHS-kaart) met daarop de cultuurhistorisch waardevolle objecten. Hierna gaan we nader op de bouwkundige objecten in en wordt aangegeven hoe deze cultuurhistorisch waarden in het plangebied geborgd zijn.
Rijksmonumenten
Binnen het plangebied zijn de volgende objecten aangewezen als Rijksmonument:
Overige bebouwing
Aan de Capelweg staat een bijzondere serie woningen. Deze woningen zijn zogenaamde geschenkwoningen die na de watersnoodramp van 1953 geschonken zijn door Noordwegen als een tijdelijke oplossing voor de ontstane woningnood. Door de bijzondere belevingswaarde van het ensemble zijn deze woningen blijven staan en in gebruik gebleven als woning. Het ensemble is nog duidelijk herkenbaar door de opvallende stedenbouwkundige plaatsing van de bouwmassa's, de houten gevels en de specifieke details in de architectuur. Hoewel de woningen niet zijn aangewezen als (rijks)monument, zijn ze wel van speciale waarde voor Renesse en een directe verwijzing naar een bijzondere periode in de geschiedenis van Schouwen-Duiveland.
Op de hoek van de Hogezoom en de Vroonweg staat het voormalige tramstation, nu in gebruik als horeca pand. Hoewel het pand inmiddels behoorlijk wat aanpassingen heeft ondergaan is de oorspronkelijke verschijningsvorm van het oude tramstation nog wel zichtbaar.
Conclusie
De bescherming van de hiervoor beschreven rijksmonumenten wordt geborgd in het kader van de 'monumentenwet 1988'. In dit bestemmingsplan is dan ook geen beschermingsregime opgenomen. De overige genoemde bebouwing kan niet worden geborgd in het bestemmingsplan. Het behoud is afhankelijk van de eigenaar.
Cultuurhistorische waarden vertellen vaak iets over het verleden van een gebied. Het is een samenspel van historische landschappen, historisch geografische elementen, monumentale gebouwen en archeologische vindplaatsen. De cultuurhistorische betekenis is hét aangrijpingspunt om invulling te geven aan een betekenisvolle ruimtelijke inrichting: de gebiedsidentiteit krijgt 'handen en voeten'. Door de historie van een gebied zichtbaar te vertalen naar het ruimtelijke ontwerp en door accentuering van karakteristieke ontginnings- en bebouwingsstructuren is de geschiedenis van de ruimte te vertellen.
In Renesse komt met name Landschap en Erfgoed voor in het noordelijke gedeelte van het dorp. Overige waardevolle elementen liggen buiten het plangebied. In het voorliggende bestemmingsplan hebben de betreffende gebieden een bestemming gekregen waarbij de natuur- en landschapswaarden beschermd worden.
Om de bestaande ruimtelijke structuur van Renesse beter te begrijpen, wordt deze in de volgende paragrafen uiteen gezet. In het algemeen kan worden gesteld dat het dorp Renesse een bijzondere positie inneemt op het eiland Schouwen-Duiveland. Door de ligging direct achter de jonge duinen op de overgang naar de open kleipolders van Schouwen is Renesse voor velen een aansprekend badplaats waar naar hartenlust gewoond, gewerkt en gerecreëerd kan worden. De huidige ruimtelijke structuur van het dorp is de optelsom van het rijke verleden en de ontwikkeling van Renesse als woon- en recreatie dorp.
Renesse is één van de belangrijkste toeristische kernen van Schouwen-Duiveland. Binnen het plangebied komen meerdere bebouwingsconcentraties voor. Het dorp heeft een bruisend centrum met veel horeca en winkels. Daarnaast zijn er enkele naoorlogse woonbuurten en een bijzondere woonconcentratie tussen de Oude Moolweg en de Scholderlaan. In dit gebiedje zijn in 1932 de eerste planmatige recreatiewoningen gerealiseerd aan de rand van de vroongronden. De verschillende bebouwingsconcentraties worden van elkaar gescheiden door belangrijke landschappelijke lijnen, die de structuurdragers de ruimtelijke layout zijn. De structuur van historische lange lijnen vormt al eeuwen een stevige kapstok voor de ontwikkeling van het dorp en voor de relaties met de omgeving.
Hieronder volgt een korte beschrijving van de verschillende ruimtelijk eenheden binnen de dorpskern, te weten het (historisch) centrum, de lintbebouwing, de westelijke planmatige woonwijk na 1945 (gebied Zeeanemoonweg) de oostelijke planmatige woonwijk vanaf de jaren '80 (gebied Mauritsweg) het landschappelijk woongebied Oude Moolweg/Scholderlaan en de landschapstuin met daarin het transferium.
Het centrum
Het centrum bestaat uit veelal aaneengesloten, kleinschalige bebouwing. Het gedeelte rond de ring (Kromme Reke, Lange Reke en Korte Reke) heeft een herkenbare, historische uitstraling als het gaat om de bebouwing in de randen. De kerk is de historische middelpunt van de ring. Opvallend is dat er aan de ring sprake is van een functionele tweedeling; aan de oostzijde (Kromme Reke) wordt voornamelijk gewoond, terwijl er aan de zuidwest zijde (Korte Reke) voornamelijk centrumfuncties en horeca voorkomen. De inrichting van de openbare ruimte is hier groen met ruime gazons. De tuintjes aan de Kromme Reke en de eigen stoepen benadrukken de individualiteit en kleinschaligheid van de panden. Er staan geen monumentale bomen op de ring. Het gedeelte van het centrum tussen de ring en de Jan van Renesseweg heeft een ander karakter. De oorspronkelijke bebouwing is hier vaak vervangen voor nieuwe bebouwing die in schaal en maat soms afwijkend is. Het gebied kent een hoge dynamiek als het gaat om aanpassingen aan de bebouwing en functiewisselingen. De bebouwing is over het algemeen nog wel kleinschalig te noemen. Enkele panden hebben afwijkende bouwvolumes zoals de Jumbo. Het gebied De Zoom is vanaf de jaren '80 aan het centrum toegevoegd als verbindende winkelstraat tussen het plein aan de Hogezoom en de Zeeanemoonweg. Hier is ook sprake van wonen en horeca op de verdieping. Verder bestaat het centrum nog uit bebouwing aan de Lindelaan. De Lindelaan is een historische weg maar de bebouwing aan de noordzijde is van latere datum. De bebouwing voegt zich echter wel in het historische bebouwingspatroon van de kern. Aan de zuidzijde van de Lindelaan bevinden zich de opslagruimtes van de winkels aan de ring (Lange Reke). Op de hoek van de Lindelaan en de Oude Moolweg staat het woongebouw Vronenburg. Het bouwvolume wijkt af van de omgeving door de grotere omvang en hoogte van het pand.
De linten
Langs de historische wegen die vroeger vanuit het agrarische landschap en de vroongronden naar de dorpskern liepen, zijn vrijstaande, vaak voorname panden te vinden. De panden staan op enige afstand van de openbare weg op diepe, groene percelen. De karakteristieke voorgevels zijn van ouds her rijk gedecoreerd, en staan met de voorgevel meestal parallel aan de straat. Langs de weg staan forse bomen of een opgaande beplanting en houtwallen (Laône) waardoor het straatbeeld een lommerrijke uitstraling heeft. Het wegprofiel is smal en de percelen worden op de meeste plekken van de weg gescheiden door sloten of de duinbeek. De historische en groene sfeer van de dorpslinten Hogezoom, Laône en Stoofweg maakt dat deze gebieden een bijzondere rol hebben in de structuur van het dorp. De linten zijn de schakels tussen het centrum van Renesse en het bijzondere omliggende landschap. Ze hebben tevens een belangrijke rol in de ontsluiting van het dorp, zowel voor autoverkeer als voor fietsers.
Het naoorlogse woongebied (omgeving Zeeanemoonweg)
De woonwijk die na de oorlog aan de dorpskern werd toegevoegd wordt globaal begrenst door de Luieweg, Jan van Renesseweg, Vroonweg, Zeeasterweg. In dit deel van Renesse staan voornamelijk vrijstaande woningen, bungalows met vaak één laag en een kap. De kavels hebben een gemiddelde afmeting. Op enkele plaatsen zijn er speelvoorzieningen in de wijk aangelegd. In de straten is op de meeste plaatsen naast de rijbaan en de stoepen, groen aanwezig wat in combinatie met de voortuinen van de woningen de wijk een groen karakter geeft. Aan de Capelweg staat een bijzondere serie Noorse geschenkwoningen, die na de watersnoodramp aan de bevolking van Renesse zijn geschonken voor de eerste opvang van de bewoners. De herkenbare hoofdvorm met het zadeldak, de houten gevels met specifieke details en de ritmiek waarin de woningen geplaatst zijn maken dat het een unieke ruimtelijke eenheid binnen de wijk is.
Opvallende landschappelijk relicten zijn het Wallenweegje en de Luieweg. Dit zijn, vanwege de beplanting, kenmerkende wegen in het zoomgebied. Verspreid over de kern Renesse komen een aantal beboste particuliere percelen voor, zo ook in dit deelgebied. De beboste percelen spelen een belangrijke rol in de ruimtelijke beleving van Renesse.
De oostelijke planmatige woonwijk (omgeving Mauritsweg)
De jongste uitbreidingswijk van Renesse ligt aan de oostzijde van de kern. Deze woonwijk wordt voornamelijk ingekaderd door De Stoofwekken, de Stoofweg, de groenstrook aan de dorpsrand en de achterzijden van de panden aan de Kromme Reke. In de genoemde groenstrook is een wandelpad opgenomen. De groenstrook heeft tevens een landschappelijke waarde, vanwege de beplanting. Ten noorden van de groenstrook ligt net buiten het plangebied, een sportveldencomplex met een parkeerterrein. In de oostelijke hoek van de woonwijk ligt een tenniscomplex. Ook de basisschool ligt in deze wijk. Het gebouw van de school heeft als enige in deze wijk een afwijkende schaal en maat. In de stedenbouwkundige en architectonische opzet van de bebouwing en de omgeving is duidelijk de tijdgeest afleesbaar. Een centrale groenstrook scheidt de woonwijk in twee delen en markeert tevens de overgang tussen het oudste deel en het nieuwere planmatige deel. In het oudste deel staan vooral aaneengesloten eengezinswoningen van twee bouwlagen met een kap. In het nieuwere deel staan vooral geschakelde twee onder één kap woningen en rijwoningen. Langs de randen staan vrijwel uitsluitend vrijstaande woningen. Deze woningen volgen daarmee het oorspronkelijke lintbebouwing langs de Stoofweg.
Landschappelijk woongebied Oude Moolweg/Scholderlaan
Het gebied Oude Moolweg/Scholderlaan ligt op de overgang van het zoomlandschap naar de duinen. Het gebied heeft daardoor een bijzondere landschappelijke gradiënt en een groene uitstraling. De historische lijnen zoals de Oude Moolweg en de Scholderlaan zijn nog altijd in het gebied zichtbaar. Deze wegen hebben een relatief smal profiel en worden geflankeerd door opgaande dichte boomhagen. Deze boomhagen en wallenstructuren waren van oudsher in het zoomlandschap aanwezig. Ze zijn nog voor een groot deel behouden en herkenbaar. Bij de ontwikkeling van het gebied tot een recreatiegebied met recreatieve- en later permanente bewoning, is rekening gehouden met de ecologische en landschappelijke kwaliteiten. Bij de ontwikkeling van het gebied is de Jan van Renesseweg aangelegd ten westen van de Oude Moolweg. De Jan van Renesseweg vormt nu de belangrijkste ontsluiting van het gebied en is tevens de belangrijkste koppeling van de dorpskern naar het strand. De weg eindigt in een keerlus en een parkeerterrein, van waaruit de langzaam verkeersroutes naar het strand beginnen. De Jan van Renesseweg is bij de herinrichting in 2017 voorzien van een nieuwe bestrating met vrijliggende voetpaden en een nieuwe, meer open beplantingsstructuur. De Jan van Renesseweg vormt de scheiding tussen het westelijk deel van deze wijk en het oostelijk deel welke een meer groen-landschappelijke uitstraling heeft. De bijzondere kenmerken van deze twee aparte woonsferen worden hieronder kort beschreven.
Ten oosten van de Jan van Renesseweg zorgt de vaak dichte beplanting voor een bijzonder, besloten groene sfeer. De wegprofielen zijn hier erg smal en hebben een natuurlijke uitstraling door het ontbreken van trottoirs en een smalle strook openbaar groen tussen de rijlopers en de woonpercelen. Ook de meeste woonkavels zijn voorzien van een dichte beplanting aan de randen. Aan de noordzijde is de beleving van het duingebied en het landschap opvallend. Door de kleinschalige bebouwing en de onverharde percelen komt het landschap hier het woongebied binnen. Doordat deze strook ook een sterk reliëf kent, wordt het natuurlijke karakter duidelijker onderstreept. Ook tussen de woonclusters is het oorspronkelijke landschap in stand gehouden. Soms zijn nog de elzenmeten aanwezig. De sterke, groene dooradering van dit woongebied maakt dat het sterk in zichzelf gekeerd wort beleefd. Hierdoor is op veel plaatsen de bijzondere ligging van het woongebied, tussen duinen en het zoomgebied, niet te ervaren. Deze gebieden krijgen vanwege de sterke groen/landschappelijke waarden een passende groenbestemming met de subbestemming 'Natuur- en landschapswaarden". Binnen de woonclusters komt een rijke variatie aan verschillende vrijstaande woningen voor. De meeste woningen hebben één laag en een kap. Er komen zowel houten als stenen woningen voor in het gebied. Een groot aantal woningen is in de loop van de tijd aangepast en vergroot. Hierbij is de uitstraling over het algemeen erg natuurlijk en relatief onbebouwd gebleven. Deze bijzondere kwaliteit van dit landschappelijk woongebied moet voor de toekomst behouden blijven. Daarom is er voor dit gebied een bijzondere bebouwingsregeling opgenomen in dit bestemmingsplan, waarbij uitgegaan wordt van een bebouwingspercentage van 30% binnen het bebouwingsvlak.
Aan de noordelijke rand van het gebied (Duinweg) ligt een bijzonder parkje met (recreatie)woningen. Dit parkje is in 1932 ontwikkelt en is één van de eerste projectmatig gebouwde serie recreatiewoningen. De woningen zijn nog als serie herkenbaar door de onderlinge plaatsing, de bijbehorende wegenstructuur en de relatie met het aangrenzende duingebied. Enkele van deze woningen zijn aangewezen als rijksmonument. Dit complexje vormt een vroeg, herkenbaar voorbeeld van complexmatig opgezette recreatiebouw en bezit als zodanig cultuurhistorische- en ensemblewaarde. De woningen zijn zeldzaam doordat ze nog grotendeels origineel zijn.
Onderaan de duinen staan nog een aantal Oostenrijkse geschenkwoningen. De herkenbare hoofdvorm met het zadeldak, de houten gevels met specifieke details en de ritmiek waarin de woningen geplaatst zijn maken dat het een unieke ruimtelijke eenheid binnen de wijk is. Op Provinciaal niveau wordt onderzocht hoe waardevol dit soort objecten zijn en op welke manier ze beschermd kunnen worden.
Het plangebied maakt deel uit van een grote landschappelijke eenheid die de gehele kop van Schouwen-Duiveland beslaat. Het landschap op de Kop van Schouwen kenmerkt zich door de karakteristieke overgang van de open kleipolders in het oosten naar de soms besloten en soms open (zanderige) gronden in het westen. Achtereenvolgens ligt, tegen de polder, eerst een zone met bosrijke zoomgronden, vervolgens een zone met meer open vroongronden en tot slot de duinstrook met jonge duinen die sterk geaccidenteerd is. Onderstaand worden deze gebieden afzonderlijk uitgelicht.
De polder is een primair landbouwgebied. De polder is door het gebruik en de bodemgesteldheid ruim en open. De overgang naar de hoger gelegen zoomgronden is duidelijk aanwezig. In de polder komt over het algemeen maar weinig opgaande beplanting voor. Alleen de agrarische erven zijn als groene, met opgaande beplanting omzoomde eilanden zichtbaar.
In tegenstelling tot de polder is het zoomgebied een zeer besloten gebied. Van west naar oost loopt het gebied enigszins af. Het gebied wordt gekenmerkt door een afwisseling van elzenmeten, singels en hagen, open ruimten en fruitgaarden, dorpskernen en recreatieterreinen. Dit maakt het gebied tot een kleinschalig en relatief dicht gebied. Soms bevinden zich in het zoomgebied kleinere, open landbouwpercelen. Tussen Haamstede en Renesse is het gebied hierdoor nog redelijk open. Landgoederen zoals Slot Moermond zorgen met de opgaande (laan)beplanting voor een extra groene beslotenheid in het landschap. De overgangen naar de duinen en de vroongronden en de polder zijn rond Renesse vaak nog intact, en daarmee zeldzaam in Nederland. De gronden binnen het plangebied "Bebouwde Kom Renesse" zijn voornamelijk aan te merken als (verstedelijkte) zoomgronden en voor een gering deel als vroongronden en duingebied. Vroongronden zijn opener dan de duinen. Soms zijn er echter elzenmeten, houtwalletjes en kleine reliëf verschillen die het landschap een meer besloten karakter geven. De vroongronden bestaan voornamelijk uit begraasde graslanden en hebben daarmee naast de duinen ook een belangrijke functie als natuurgebied. In Renesse liggen de grote recreatieterreinen ingeklemd tussen de duinen en deze vroongronden. Een brede strook vroongronden ligt vooral ten westen van het plangebied. In het plangebied zelf komt direct tegen de duinstrook een smallere strook vroongronden voor, direct ten noorden van het woongebied aan de Oude Moolweg/Scholderlaan.
Natuur
Naast het alom aanwezige landschap rond Renesse zijn deze gebieden ook aangewezen als natuurgebieden. Ten eerste is Renesse omringd door het Natura2000-gebied Kop van Schouwen. Daarnaast vallen dezelfde gebieden ook onder het Natuur Netwerk Nederland (NNN). Het overgrote deel van deze gebieden vallen niet binnen het plangebied maar zijn aansluitend. Aan de Jan van Renesseweg is echter een perceel wat valt onder het NNN met de aanduiding bestaande natuur. Tevens is er nog een gebied aan de Laone wat valt onder de NNN met de aanduiding nieuwe natuur.
Op grond van de verordening van de Provincie moeten deze perceel de bestemming 'Natuur' krijgen danwel een bestemming met de mogelijk voor een wijziging naar 'Natuur'. In het oude bestemmingsplan hebben deze perceel al de bestemming 'Natuur' in dit bestemmingsplan is de bestemming overgenomen. Vanwege de omliggende natuurgebieden is er op de verbeelding een 'afwegingszone-natuur' opgenomen. In de regels is opgenomen in welke gevallen natuuronderzoek nodig is.
Groenstructuren
Renesse is een groen dorp. Opvallend is dat het groen vooral bestaat uit landschappelijke elementen die binnen de bebouwde kom de groenstructuur van het dorp vormen. De lange landschappelijke lijnen waaraan later de bebouwing is ontstaat (linten) worden ondersteund door voorname bomenrijen en houtwallen zoals aan de Hogezoom, de Laône en Oude Moolweg. Het woongebied aan de noordzijde, tussen de duinen en het centrum heeft een dichte beplantingsstructuur, waardoor de woningen opgaan in de groene, landschappelijke omgeving. Op enkele plaatsen is er een opvallende afwisseling met de open duinvegetatie of de vroongronden. De aanwezigheid van de duinen is op bijna alle plekken zichtbaar en voelbaar.
In het centrum is de kerkring een opvallende groene plek. Door de ruime maatvoering van de ring en de inrichting met gazons en solitaire bomen, levert de ring een belangrijke bijdrage aan de groene uitstraling van het centrum. Verder bestaat het groen in de woonwijken voornamelijk uit gazons en bomenrijen in de woonstraten. Enkele woonpercelen zijn dicht bebost en omringt met houtwallen, waardoor ze als groene eilanden in de bebouwde omgeving liggen.
Aan de oostzijde van de dorpskern grenst het bijzondere parklandschap van het slot Moermond. Een voorname houtwal met opgaande beplanting begrenst hier de rand van de bebouwde kom, waardoor de bebouwing naar de landschap grotendeels aan het zicht wordt onttrokken.
Het transferium aan de zuidwest zijde van de kern vormt de overgang naar het buitengebied. Er is slechts een klein deel verhard. Het grootste deel van het transferium bestaat uit gras waarop geparkeerd kan worden. Het transferium is verder door nieuwe beplanting landschappelijk ingepast. Daarbij is aan kant van de Stoofweg onder andere gebruik gemaakt van houtwallen.
Een bijzonder landschappelijk waterelement is de duinwatering of duinbeek. De beek voert water uit het hoger gelegen duingebied af naar de lagere polders. De duinbeek slingert door verschillende landschappen en de bebouwde kom en steekt ter hoogte van de de kruising Laône - Mauritsweg over naar de zuidzijde om aan te sluiten op het water bij slot Moermond. De duinbeek is niet op alle plaatsen even goed zichtbaar. Recent is bij de herinrichting van de Jan van Renesseweg het verloop van de beek weer beter zichtbaar gemaakt.
In de voorgaande paragrafen is de ruimtelijke structuur van Renesse beschreven waarbij ook een deel van de verkeersstructuur beschreven is. De bestaande verkeersstructuur is weergegeven in de figuur 5. De structuur is grotendeels gebaseerd op de ruimtelijke en historische context.
Figuur 5: Verkeersstructuur Renesse
Het toerisme in Renesse zorgt voor zeer grote verschillen in de verkeersintensiteiten tussen de zomer en winterperiode.
Voor hoofdtransportleidingen en hoogspanningsverbindingen geldt dat deze in het bestemmingsplan moeten worden geregeld. Deze leidingen hebben namelijk gevolgen voor het gebruik van gronden in de directe omgeving en zijn dus planologisch relevant. Ook niet-hoofdtransportleidingen met veiligheidscontour, kunnen planologisch relevant zijn. Als planologisch relevante leidingen worden aangemerkt (buis)leidingen voor het transport van:
Buisleidingen met een diameter van 400 mm en groter kunnen planologisch relevant zijn.
Niet-planologisch relevante leidingen behoeven geen bescherming c.q. regeling in het bestemmingsplan. Deze leidingen kunnen dan ook zonder planologische procedure worden aangelegd.
Natuurbranden
Een aandachtpunt op gebied van veiligheid blijft het risico op natuurbranden in de aan het plangebied grenzende duin- en bosgebieden. Dat risico wordt ook benoemd in de crisisplannen en op de landelijke risicokaart. (http://nederland.risicokaart.nl/risicokaart.html) externe veiligheid.
Renesse is een levendig dorp in het hart van de Kop van Schouwen. Het dorp is een levendige ontmoetingsplek voor bewoners en bezoekers. Renesse is daardoor een belangrijke toeristische bestemming op Schouwen-Duiveland en Zeeland. Het dorpscentrum heeft verschillende maatschappelijke voorzieningen, winkels, evenementen en een goede bereikbaarheid met auto en openbaar vervoer. Renesse ligt relatief dicht bij het strand en mooi ingebed in het karakteristieke duinlandschap. In en rond Renesse liggen daarom vele campings, vakantieparken, hotels en villa's.
De meest voorkomende functie in het plangebied is wonen. In het plangebied komen zowel reguliere als bedrijfswoningen voor. Bedrijfswoningen onderscheiden zich van reguliere woningen doordat deze alleen bestemd zijn voor bewoning door (het huishouden van) een persoon omdat huisvesting daar noodzakelijk is of waarvan het hoofdinkomen afkomstig is van het bedrijf op het terrein waar de woning bij hoort.
Reguliere woningen
In het centrum van Renesse, zie onderstaande figuur, is het verboden om de reguliere woning te gebruiken als tweede woning. Buiten het werkingsgebied van onderstaande figuur is het gebruik als tweede woning wel toegestaan. Ook worden op verschillende adressen als nevenactiviteit bed en breakfast aangeboden voor toeristen.
Figuur werkinsgebied huisvestingsverordening Renesse
Verblijfsrecreatie komt voor in de vorm van tweede woningen en recreatieve verhuur van woningen. Het gebruik als tweede woning is toegestaan binnen de woonbestemming. Een woning mag voor eigen gebruik als tweede woning worden gebruikt. Het gebruik van een woning als verblijfsrecreatief verhuurobject is niet toegestaan binnen de bestemming 'Wonen'. Met uitzondering van een aantal woningne gelegen in het gebied 'Oude Moolweg-Scholderlaan'. 26 woningen in dit gebied hebben een functieaanduiding uitsterfconstructie verblijfsrecreatieve verhuur. Een belangrijke reden voor een verbod op recreatieve verhuur is dat recreatieve verhuur van woningen doorgaans op gespannen voet staat met de woonfunctie. Op diverse plekken binnen de gemeentegrenzen is vergelijkbare verhuur van woningen als recreatieobject vanwege overlastsituaties beëindigd door middel van handhaving van het bestemmingsplan. In de praktijk blijken de belangen en gedragingen van vaste bewoners en de tijdelijk verblijvende recreanten te ver uiteen te liggen om in duurzame harmonie naast elkaar te kunnen bestaan. Het bestemmingsplan kan immers niet regelen aan welke specifieke doelgroep de woningen verhuurd mogen worden.
Naast koopwoningen zijn er ook particuliere huurwoningen en huurwoningen van de woningbouwvereniging Zeeuwland in het plangebied.
Alle bestaande bewoonbare huur- en koopwoningen hebben in voorliggend bestemmingsplan de enkelbestemming 'Wonen'. Daarnaast zijn er ter plaatse van de aanduiding 'wonen' ook zelfstandige woningen toegestaan. Deze aanduiding komt voor in de enkelbestemmingen 'Centrum' en 'Detailhandel'.
Bedrijfswoningen
Verspreid over het plangebied zijn er binnen diverse functies bedrijfswoningen in gebruik. Alle bestaande bewoonbare bedrijfswoningen hebben in het voorliggend bestemmingsplan de aanduiding 'bedrijfswoning' gekregen. Deze aanduiding komt in de volgende enkelbestemmingen voor: 'Bedrijf', 'Horeca', en 'Maatschappelijk'.
Net als in het voorgaande bestemmingsplan en conform geldend beleid wordt in de bestemmingsplanregeling geen mogelijkheid voor nieuwe woningen en bedrijfswoningen geboden.
Opvallend aan de functionele opbouw van Renesse is het beperkt aantal bedrijven dat in de kern is gevestigd. In het verleden zijn verschillende bedrijven uit de kern verplaatst naar het bedrijventerrein Duinzoom. Dit bedrijventerrein maakt geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Op dit moment zijn er nog een paar bedrijven aanwezig. Deze bedrijven hebben in dit bestemmingsplan de enkelbestemming 'Bedrijf' gekregen.
Voor het perceel Kromme Reke 18 en 19 zijn plannen om woningbouw te realiseren. Dit wordt echter niet direct mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan. Middels een wijzigingsbevoegdheid kan de bestemming gewijzigd worden naar 'Wonen'. Er zijn dan maximaal twee woningen toegestaan.
Tevens is er in het plangebied nog één perceel met de bestemming 'Kantoor' aanwezig. Het betreft het kantoor van Stichting Renesse aan de Jan van Renesseweg 25. Het voormalige kantoorgebouw aan de Zeeanemoonweg is gesloopt. Op deze locatie is detailhandel met daarboven woningen gerealiseerd. Het kantoorgebouw aan de Hogezoom 149 is nu detailhandel.
Bij de inventarisatie die is uitgevoerd voorafgaand aan het opstellen van dit bestemmingsplan is gebleken dat een perceel aan het Jonkersweegje een agrarische bestemming heeft die feitelijk niet als zodanig in gebruik is. In dit geval gaat het om een perceel die nu in gebruik is als weide voor paarden of andere hobbymatig gehouden dieren. Dit gebruik is niet in overeenstemming met de nu geldende agrarische bestemming. Aangezien het huidige gebruik, het hobbymatig houden van dieren, meer wenselijk is in een bebouwde kom dan regulier agrarisch gebruik, is de regeling ter plaatse aangepast zodat hobbymatig houden van dieren toegestaan is en regulier agrarisch gebruik niet. Het betreffende perceel heeft in dit bestemmingsplan de enkelbestemming 'Groen - Weidegrond' gekregen.
Onder invloed van het toerisme is Renesse een dorp met een uitgebreid voorzieningenniveau. In de kern zijn verschillende winkels aanwezig. Het winkelgebied concentreert zich in met name aan de Hogezoom, De Zoom en de Lange Reke.
De horeca in Renesse loopt uiteen van een restaurant tot een snackbar en discotheken. De consumptieve horecabedrijven zijn geconcentreerd aan de Hogezoom, Lange Reke en Korte Reke. De pensions en hotels liggen meer verspreid over de kern.
Naast detailhandel en horeca zijn er ook maatschappelijke voorzieningen als een basisschool, een kerk, medische voorzieningen als (tand)arts en fysiotherapie en een enkel dienstverlenend bedrijf zoals binnenkort een VVV-kantoor gevestigd.
In dit bestemmingsplan hebben deze voorzieningen de volgende enkelbestemmingen gekregen:
In Renesse zijn twee sportvoorzieningen aanwezig. Het voetbalveld gelegen aan de Laone en de tennisbanen aan de Mauritsweg.
Verder zijn er recreatieve voorzieningen in het plangebied gevestigd. Er is één camping aan de Zeedistelweg en één terrein met recreatiewoningen aan de Oude Moolweg.
In dit bestemmingsplan hebben de sport- en recreatieve voorzieningen de volgende enkelbestemmingen gekregen:
Voor succesvol ruimtelijk beleid is het van belang dat vraag en aanbod van stedelijke functies goed op elkaar zijn afgestemd. Dit draagt bij aan economische dynamiek, zorgvuldig gebruik van ruimte en infrastructuur en behoud van de leefbaarheid van stedelijk en landelijk gebied. In het Bro is de ladder voor duurzame verstedelijking, ook wel de duurzaamheidsladder als centraal ruimtelijk toetsinstrument opgenomen.
De duurzaamheidsladder gaat uit van drie stappen, met duidelijke voorwaarden om naar een volgende stap te gaan. Het geeft de voorkeur aan ontwikkelen naar regionale behoefte, in bestaand stedelijk gebied en op goed ontsloten locaties. Bij iedere nieuwe ontwikkeling moet worden onderbouwd hoe met die voorwaarden rekening is gehouden en waarom voor de ontwikkeling op de voorgestelde locatie is gekozen.
Het planologisch kader zoals hierboven beschreven, is doorvertaald in de bestemmingsplanregeling en op de verbeelding van voorliggend plan.
In dit hoofdstuk worden alle relevante milieuaspecten behandeld die van toepassing zijn op het plangebied. Hierbij is uitgegaan van alle activiteiten die in het plan worden toegestaan, zowel rechtstreeks als middels een wijzigingsbevoegdheid.
Door het aanbrengen van een zone tussen bedrijvigheid en milieugevoelige bestemmingen (zoals woningbouw) kan de overlast ten gevolge van bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden worden. Zonering is met name van toepassing bij nieuwbouw van woningen en andere gevoelige functies in de directe omgeving van een bedrijf en bij vestiging van een nieuw bedrijf in de directe omgeving van gevoelige bestemmingen. Op basis van de VNG-handreiking 'Bedrijven en Milieuzonering 2009' (hierna: VNG-handreiking) wordt onder milieugevoelige functies verstaan: woningen, woongebieden, ziekenhuizen, scholen en verblijfsrecreatie. Sommige functies kunnen zowel milieubelastend als milieugevoelig zijn (bijvoorbeeld ziekenhuizen en scholen).
De VNG-handreiking bevat een lijst met bedrijven waaraan, afhankelijk van de mate waarin de in de lijst opgenomen bedrijven milieuhinder kunnen veroorzaken (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie), een categorie wordt toegekend. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de categorie op van 1 tot en met 5, met bijbehorende minimale afstanden tot de woongebieden. Per bedrijfstype wordt zo een globale indicatie gegeven van het invloedsgebied voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar.
De afstanden gelden in principe tussen de perceelsgrens van het bedrijf (bij een gangbare perceelsgrootte en -indeling) en percelen waarop milieugevoelige functies zoals woningen zijn toegestaan en die zijn gelegen in een rustige woonwijk. Wanneer er geen sprake is van een rustige woonwijk, maar van een gemengd gebied, kan één afstandsstap worden teruggedaan. Een bedrijf dat 50 meter afstand tot een rustige woonwijk moet aanhouden, mag zich hierdoor op 30 meter van een gemengd gebied vestigen.
Onder een rustige woonwijk wordt verstaan een woongebied met weinig verkeer en praktisch geen bedrijven en/of winkelcentra. Gemengde gebieden zijn gebieden met een matige tot sterke functiemenging. Naast wonen komen ook andere functies voor zoals winkels, horeca en bedrijvigheid. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct naast de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Voor dergelijke gebieden kunnen de richtafstanden die gelden ten opzichte van een rustige woonwijk met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.
Milieucategorie | Minimale richtafstand tot een rustige woonwijk | Minimale richtafstand tot gemengd gebied | |
1 | 10 m | Niet van toepassing | |
2 | 30 m | 10 m | |
3.1 | 50 m | 30 m | |
3.2 | 100 m | 50 m | |
4.1 | 200 m | 100 m | |
4.2 | 300 m | 200 m | |
5.1 | 500 m | 300 m | |
5.2 | 700 m | 500 m |
Milieucategorieën en richtafstanden (bron: Bedrijven en Milieuzonering, editie 2009, VNG)
De afstanden in bovengenoemde uitgaven moeten als indicatief worden gezien. Doordat de omvang van bedrijven kan verschillen en omdat bedrijven maatregelen kunnen nemen om de invloed te beperken, kan de invloedssfeer in werkelijkheid afwijken van bovengenoemde afstanden. De uiteindelijke afstemming tussen de hinder van het bedrijf en de omgeving wordt geregeld in het kader van de Wet milieubeheer.
Het plan omvat de kern Renesse. Het plangebied omvat dan ook voornamelijk de functie wonen. Binnen het plangebied liggen solitaire bedrijven en enkele andere functies zoals recreatie en winkels. Het plangebied grenst aan het bestemmingsplan Kop van Schouwen en aan het bestemmingsplan Buitengebied.
Uitgangspunten milieuzonering
Om de VNG-handreiking te kunnen toepassen is beoordeeld welk deel van het plangebied kan worden gezien als rustige woonwijk en welk deel als gemengd gebied. Het overgrote deel van het plangebied betreft zoals gezegd de functie wonen en behoort daarmee tot het omgevingstype rustige woonwijk.
Als gemengd gebied kan worden beschouwd: De omgeving van de Hoge Zoom, Zeeanemoonweg, Lindelaan, Korte Reke, Lange Reke, de Wilhelminaweg en begin van de Laone. Tevens is het transferium aangemerkt als gemend gebied.
In bovengenoemde gebieden is sprake van functiemenging. Naast wonen komen ook andere functies voor zoals bedrijven, horeca enz.
Op onderstaande vlekkenkaart is aangegeven waar sprake is van het omgevingstype gemengd gebied. In de overige gebieden is sprake van het omgevingstype rustige woonwijk.
Figuur 6: vlekkenkaart omgevingstypen
Algemeen
Webwinkels en internetafhaalpunten
Door een toenemend gebruik van het internet zal naar verwachting ook het aantal webwinkels en internetafhaalpunten toenemen. Deze activiteiten zijn niet opgenomen in bijlage 1 van de VNG-handreiking. Om toch te komen tot een richtafstand tot gevoelige bestemmingen, is gezocht naar een aanverwante categorie. Gezien de aard en omvang van de activiteiten wordt SBI-2008 4791 (postorderbedrijven, milieucategorie 3.1) het meest passen geacht. Er is op basis van deze SBI-code een aparte categorie aangemaakt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Hierbij is het volgende onderscheid gemaakt in bedrijfsvloeroppervlak:
- webwinkel en internetafhaalpunten met een bedrijfsvloeroppervlak kleiner dan of gelijk aan 50 m². Gezien de beperkte omvang vallen deze in milieucategorie 2 met een richtafstand van 30 meter tot het omgevingstype rustige woonwijk en 10 meter tot het omgevingstype gemengd gebied;
-webwinkel en internetafhaalpunten met een bedrijfsvloeroppervlak groter dan 50 m². Deze vallen, overeenkomstig de postorderbedrijven, onder milieucategorie 3.1 met een richtafstand van 50 meter tot het omgevingstype rustige woonwijk en 30 meter tot het omgevingstype gemengd gebied.
Hierbij moet worden opgemerkt dat als een webwinkel of internetafhaalpunt gecombineerd wordt met een showroom, dit wordt gezien als detailhandel. Deze combinatie van activiteiten is alleen toegestaan onder de bestemming detailhandel.
Solitaire bedrijven
Binnen gemengd gebied komen, naast wonen, ook andere functies voor. Solitaire bedrijven worden, toegestaan tot en met milieucategorie 1 of 2 volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten. In gemengd gebied mag één afstandstap terug worden gedaan. De richtafstand behorende bij milieucategorie 1 wordt dan teruggebracht tot 0 meter waarbinnen een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd is. Bestaande bedrijfsactiviteiten die niet in deze categorieën passen zijn met een specifieke aanduiding aangegeven, zodat bestaande rechten gewaarborgd zijn. Nieuwvestiging van bedrijven in een milieucategorie hoger dan 1 of 2 is op deze locaties uitgesloten.
Binnen het plangebied is een "camping" gelegen. Een camping is zowel een milieugevoelige als een milieuhinderlijke functie. Volgens de VNG-handreiking valt een camping in milieucategorie 3.1 met een richtafstand van 30 meter tot het omgevingstype gemengd gebied en 50 meter tot het omgevingstype rustige woonwijk. In het gemeentelijke zoneringsbeleid is alleen een uitzondering gemaakt voor verblijfsrecreatie in recreatiewoningen.
Dienstwoningen
In het plangebied zijn dienstwoningen bij een tankstation, horeca, recreatieterreinen en maatschappelijke functies aanwezig. De woningen zijn met een aanduiding 'dienstwoning' op de verbeelding opgenomen.
Agrarische bedrijven
Binnen het plangebied zijn geen agrarische bestemmingen meer gelegen, deze hebben de bestemming 'Groen - Weidegrond" zonder bebouwing gekregen.
Sportvelden
Binnen het plangebied zijn twee sportvelden met verlichting aanwezig. Namelijk aan de Jan van Renesseweg en op de Mauritsweg.
Volgens de handleiding Bedrijven en Milieuzonering geldt er een richtafstand van 50 meter tussen het omgevingstype rustige woonwijk en sportvelden met verlichting. Bij het sportveld aan de Mauritsweg wordt niet aan de richtafstand voldaan.
In de regels is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het plaatsen van verlichting op een sportveld. Hierin is opgenomen dat als de verlichting op minder dan 50 meter van een woning van derden of andere gevoelige bestemmingen wordt geplaatst, aangetoond moet worden dat nog steeds sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Dit kan bijvoorbeeld door het opstellen van een lichtplan waaruit blijkt dat er geen lichtuitstraling is richting de woning of gevoelige bestemming.
De bestaande verlichting op de sportveld is wel toegestaan, maar wel met de voorwaarde dat voor het plaatsen van nieuwe verlichting op een andere locatie op het sportveld een afwijkingsprocedure moet worden gevoerd waarin o.a. aangetoond moet worden dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Evenementen
De kern Renesse is een levendige kern met, voornamelijk in het toeristenseizoen, een groot aantal evenementen. Het gebied waar deze evenementen plaats vinden spant tussen de Hogezoom- de Korte-, Kromme- en Lange Reke (rondom de ring)- Zeeanemoonweg- Jan van Renesseweg. De evenementen omvatten onder meer braderieën, markten een jaarlijkse kermis en diverse (zomer)activiteiten.
Evenementen komen in de VNG-handreiking bedrijven en milieuzonering niet voor. Het aspect geluid is echter, naast verkeer, het meest bepalend. Dit aspect wordt in paragraaf 4.5 behandeld.
Met betrekking tot verkeer en parkeren kan worden opgemerkt dat er binnen de kern parkeergelegenheid is op het transferium. Verder blijkt in de praktijk dat veel bezoekers aan evenementen afkomstig zijn van omliggende campings. Deze bezoekers komen met name op de fiets of te voet. Een goed woon- en leefklimaat is hiermee gewaarborgd.
Ambulante handel
Verder is binnen het plangebied een locatie voor ambulante handel, namelijk op de Lange Reke en Kromme Reke. Ambulante handel wordt wel genoemd in de VNG-handreiking, in elk geval voor zover het de bereiding en/of handel in voedingsmiddelen betreft. Dit valt onder milieucategorie 1 met een richtafstand van 10 meter tot het omgevingstype rustige woonwijk. Omdat dit type ambulante handel maatgevend is voor eventuele milieuhinder wordt een richtafstand van 10 meter ook passend geacht voor andere vormen van ambulante handel.
Op de bestaande locaties wordt voldaan aan de richtafstand van 10 meter tot woonbestemmingen. Hiermee is een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd.
Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor het plan.
Algemeen
Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Vooral langs drukke wegen kunnen de concentraties van verschillende stoffen zo hoog zijn dat deze de gezondheid kunnen aantasten. Om te voorkomen dat de gezondheid wordt aangetast door luchtverontreiniging dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden te worden met de luchtkwaliteit ter plaatse.
In het algemeen geldt dat als aan de richtafstand op grond van de VNG-handreiking Bedrijven en milieuzonering behorende bij de van toepassing zijn de bedrijfscategorie wordt voldaan, het aspect stof niet zorgt voor een aantasting van het woon- en leefklimaat. Dit aspect hoeft in dit geval niet nader te worden onderzocht.
Regelgeving
De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in hoofdstuk vijf (luchtkwaliteitseisen) van de Wet milieubeheer (hierna Wm), ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd (hierna Wlk). Het doel van de Wlk is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De in de Wlk vastgestelde normen voor luchtkwaliteit mogen niet overschreden of, in geval van een bestaande overschrijding, mag een eventuele toename niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Luchtkwaliteitsnormen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:
Niet in betekenende mate
In de algemene maatregel van bestuur 'Niet In Betekenende Mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Een project draagt 'niet in betekende mate' bij aan de luchtverontreiniging als de 3% grens niet wordt overschreden. De 3%-grens is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Een geplande ruimtelijke ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging als:
Besluit gevoelige bestemmingen
Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden. Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg. Waar in de onderzoekszone de grenswaarden voor PM10 of NO2 (dreigen te) worden overschreden, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een 'gevoelige bestemming' niet toenemen. Dit wordt bereikt door op die locatie de vestiging van een gevoelige bestemming niet toe te staan. Bij uitbreidingen van bestaande gevoelige bestemmingen is een eenmalige toename van maximaal 10% van het totale aantal blootgestelden toegestaan. Is (dreigende) normoverschrijding niet aan de orde, dan is er ook geen bouwverbod voor gevoelige bestemmingen binnen de onderzoekszone.
Onderhavig plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Er hoeft niet te worden getoetst aan het aspect luchtkwaliteit. Ten opzichte van woningen in en buiten het plangebied, met uitzondering van bedrijfswoningen, wordt voldaan aan de richtafstand. Een goed woon- en leefklimaat is voor het aspect stof gewaarborgd.
Daarnaast moeten de bedrijven voldoen aan de voorwaarden opgenomen in het Activiteitenbesluit en/of de omgevingsvergunning activiteit milieu, waardoor hinder richting woningen van derden wordt voorkomen dan wel zoveel mogelijk wordt beperkt.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het plan.
Algemeen
Geur kan in de leefomgeving hinder veroorzaken. Bij geur gaat het om de geuruitstoot (emissie) van bedrijven die zich verspreidt via de lucht en een geurbelasting (immissie) veroorzaakt op de woon- en leefomgeving. De afstand tussen geuremitterende bedrijven en geurgevoelige bestemmingen is daarbij van grote invloed. Geur heeft dus gevolgen voor het leefklimaat van mensen en voor het gebruik van de ruimte.
In het algemeen geldt dat als aan de richtafstand op grond van de VNG-handreiking Bedrijven en milieuzonering behorende bij de van toepassing zijn de bedrijfscategorie wordt voldaan, het aspect geur niet zorgt voor een aantasting van het woon- en leefklimaat. Dit aspect hoeft in dit geval niet nader te worden onderzocht.
Regelgeving bedrijven
In Nederland is er geen wetgeving voor geur van bedrijven. Voor een aantal bedrijven die onder een algemene maatregel vallen zoals het Activiteitenbesluit, zijn er verplichtingen ten aanzien van te treffen maatregelen. Voor omgevingsvergunningplichtige bedrijven geldt de Nederlandse emissierichtlijn lucht (NeR) als toetsingskader voor het beoordelen van eventuele geurhinder. Wel is in beleid vastgelegd wat een tegen geur te beschermen object is. Naast woningen kunnen dit ook andere locaties zijn waar mensen zich gedurende langere tijd bevinden en waar blootstelling aan geur tot hinder kan leiden, zoals ziekenhuizen, bejaarden- en verpleegtehuizen en recreatiegebieden. Hoewel in principe alle geurgevoelige objecten moeten worden beschermd tegen geuroverlast, kunnen wel verschillen in het niveau van bescherming worden gehanteerd. Voor een bedrijfswoning kan bijvoorbeeld een lager beschermingsniveau en dus een hogere geurbelasting gehanteerd worden dan voor aaneengesloten woonbebouwing.
Regelgeving veehouderijen
Vergunningplichtige veehouderijen moeten voor wat betreft geur van dierenverblijven voldoen aan de Wet geurhinder en veehouderij. Verder dienen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de beste beschikbare technieken te worden toegepast. Veehouderijen die onder het Besluit landbouw milieubeheer vallen, moeten voldoen aan de in dat besluit genoemde minimaal aan te houden afstand tot geurgevoelige objecten. Het Besluit landbouw milieubeheer geeft ook minimaal aan te houden afstanden tot geurgevoelige objecten voor opslagen van veevoeder en mest.
Zowel in het Besluit landbouw als in de Wet geurhinder en veehouderij is ook vastgelegd wat een geurgevoelig object is. Volgens de Wet geurhinder en veehouderij is dat een gebouw, bestemd voor menselijk gebruik, waar zich gedurende langere periode mensen bevinden. In het Besluit landbouw zijn categorieën van objecten gedefinieerd waartoe een minimaal te houden afstand dient te worden aangehouden.
Binnen het plangebied wordt op een aantal locaties hobbymatig vee geweid zoals paarden. In sommige gevallen is er een schuilstal aanwezig waarin de aanwezige dieren kunnen schuilen bij extreem weer. De schuilstallen en de weides zijn geen inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer; de dieren worden niet op bedrijfsmatige dan wel gelijk aan bedrijfsmatige wijze gehouden. In de regels is opgenomen dat de betreffende percelen alleen gebruikt mogen worden voor het hobbymatig weiden van vee zoals paarden, koeien, schapen e.d. Gezien de omvang is geurhinder niet te verwachten.
Het aspect geur vormt geen belemmering voor het plan.
Algemeen
Een belangrijke basis voor de ruimtelijke afweging in het kader van het aspect geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Deze wet biedt geluidgevoelige functies (zoals woningen) bescherming tegen geluidhinder van o.a. wegverkeerlawaai en industrielawaai door middel van zonering.
In het algemeen geldt dat als aan de richtafstand op grond van de VNG-handreiking Bedrijven en milieuzonering behorende bij de van toepassing zijn de bedrijfscategorie wordt voldaan, het aspect geluid niet zorgt voor een aantasting van het woon- en leefklimaat. Dit aspect hoeft in dit geval niet nader te worden onderzocht.
Regelgeving
Industrielawaai
In de Wgh wordt verhoudingsgewijs maar een klein gedeelte van het industrielawaai gereguleerd, namelijk alleen voor bedrijven gelegen op een bedrijventerrein. De geluidsruimte is voor een deel van de bedrijven vastgelegd in de omgevingsvergunning voor de activiteit milieu. Een groot deel van de bedrijven valt onder een algemene maatregel van bestuur. Hierin zijn o.a. voor geluid voorschriften opgenomen. Deze voorschriften kunnen bepalend zijn voor de benodigde afstand tussen het bedrijf en gevoelige functies in de omgeving. Daarnaast moet bij de afweging in het kader van het bestemmingsplan ook rekening worden gehouden met geluidsemissies die niet geregeld zijn in het kader van de milieuwetgeving zoals laden en lossen, verkeersaantrekkende werking of menselijk stemgeluid.
Menselijk stemgeluid
Bestemmingen waarbij menselijk stemgeluid in de beoordeling in het kader van een goede ruimtelijke ordening een rol kan spelen, zijn onder andere bedrijven (horeca), sportvelden of speelplaatsen/hangplekken. Getoetst moet worden of het stemgeluid niet leidt tot aantasting van het woon- en leefklimaat.
Wegverkeerslawaai
Ingevolge artikel 74 Wet geluid hinder (Wgh) zijn in principe alle wegen gezoneerd. Uitzondering op deze regel zijn wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt en woonerven. Tevens zijn in de Wgh onderzoekszones opgenomen waarbinnen onderzoek moet worden uitgevoerd naar de gevolgen van wegverkeerslawaai op een geluidsgevoelige bestemming. Deze onderzoekszones bedragen voor het stedelijk gebied voor wegen met 1 of 2 rijstroken 200 meter en voor het buitenstedelijk gebied 250 meter voor wegen met 1 of 2 rijstroken. Voor gezoneerde wegen geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De grenswaarde ligt tussen de 53 dB en 68 dB, afhankelijk van de ligging en of het een nieuwe of bestaande situatie betreft.
Een geluidsbelasting hoger dan deze grenswaarde is niet toelaatbaar. In het gebied tussen de voorkeursgrenswaarde en de grenswaarde is de geluidbelasting alleen toepasbaar na een afwegingsproces in de vorm van een procedure hogere grenswaarde.
Industrielawaai
Binnen het plangebied liggen solitaire bedrijven en enkele andere functies zoals recreatie en winkels. Er is geen gezoneerd industrieterrein aanwezig. Bedrijfsmatige activiteiten moeten voldoen aan de geldende milieuwetgeving wat zorgt voor een bescherming van gevoelige bestemmingen.
Wegverkeerslawaai
In de bebouwde kom van Renesse is nagenoeg overal een maximum snelheid van 30
km per uur ingevoerd. Vanaf de provinciale weg tot het plangebied geldt voor de gebiedsontsluitingswegen Roelandsweg en de Stoofweg een maximale wettelijke snelheid van 50 kilometer per uur. In het plangebied geldt ook een maximale wettelijke snelheid van 30 kilometer per uur voor deze wegen.
Op grond van de Wet geluidhinder zijn de wegen in de 30-kilometerzone niet gezoneerd en dient er dus geen akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden.
Evenementen
Het belangrijkste milieuaspect bij evenementen is geluid. De evenementen zijn ingedeeld in zes categorieën (zie bijlage 3 Lijst van toegelaten evenementen bij de regels). Hiervan komen 3 categorieën binnen dit plangebied voor, namelijk A, B en D.
Daarnaast vindt er jaarlijks een twee wekelijkse kermis plaats.
Per categorie is naast onder andere de duur van het evenement (en op- en afbouw) en het aantal bezoekers dat gelijktijdig aanwezig is, ook het maximale geluidsniveau op de gevels van woningen vastgelegd. Voor een evenement in categorie A is dit 65 dB(A) waarbij dan ook geen sprake mag zijn van versterkte muziek. Voor de overige categorieën geldt deze aanvullende bepaling niet en is het geluidsniveau vastgelegd op 75 dB(A). Dit komt overeen met het geluidsniveau dat op grond van de APV is toegestaan.
Een geluidsniveau van 75 dB(A) op de gevel betekent een geluidsniveau van maximaal 55 dB(A) binnen in de woning door de akoestische isolatie van de woning.
Met name in het hoogseizoen (juli en augustus) zijn er veel evenementen. Dit past ook binnen een sterk toeristische kern als Renesse. In het voor-, na- en laagseizoen is het aantal toegestane evenementen veel minder. De hogere belasting in het hoogseizoen wordt zo gecompenseerd met een veel lagere belasting gedurende de overige maanden van het jaar. Op deze wijze is er over het jaar gezien sprake van een goed woon- en leefklimaat.
De evenementen vinden plaats binnen de aanduiding 'overige zone - evenemententerrein 1'. Dit is een gebied waar ook andere functies voorkomen dan wonen zoals horeca en detailhandel. De gevolgen van deze evenementen voor het woon- en leefklimaat zijn dan ook acceptabel.
De voorwaarden voor de jaarlijkse kermis zijn apart opgenomen in de regels.
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het plan.
Algemeen
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt ten gevolge van het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor of het water. Indien de ontwikkeling gelegen is binnen de invloedssfeer van een BEVI-inrichting of een leiding zoals opgenomen in het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen, dan is altijd een verantwoording noodzakelijk.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft. Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor of over het water. De concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (visie tot 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6-contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute. Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen eisen gesteld.
Risicovolle inrichtingen
Volgens de Risicokaart (Bron: risicokaart.nl, juni 2015) bevinden zich in de nabije omgeving van het plangebied geen Bevi-inrichtingen die van invloed zijn op de planontwikkeling. De invloedsgebieden van de dichtstbijzijnde Bevi-inrichtingen reiken niet over het plangebied. Andersom zorgen toegestane ontwikkelingen binnen het plangebied niet tot een beperking van Bevi-inrichtingen.
Omgang risicovolle inrichtingen
In het bestemmingsplan is één tankstation (zonder LPG) aanwezig.
Voor nieuwe bedrijvigheid of uitbreiding van bestaande bedrijvigheid geldt dat de PR 10-6 contouren binnen de eigen bedrijfsperceelgrenzen moeten blijven liggen en/of binnen de bestemming 'Verkeer', 'Groen', 'Groen - Landschappelijk', of 'Water'. Op deze wijze zijn dergelijke risicovolle activiteiten niet belemmerend voor ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving.
Geconcludeerd wordt dat met bovengenoemde regeling wordt aangesloten op het provinciale beleid. Tevens worden met deze regeling de bestaande rechten zoveel mogelijk gehandhaafd en wordt met de regeling een voldoende veiligheidsniveau geborgd.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Wegen
Zoals eerder vermeld zijn de rijkswegen N57, N59 en N256 aangewezen als transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze wegen liggen op een zodanig grote afstand dat de invloedsgebieden niet over het plangebied reiken.
Plaatsgebonden risico
Uit het Basisnet Weg en de Circulaire Vervoer Gevaarlijke Stoffen (CRVGS) blijkt dat voor de voornoemde wegen geen sprake is van een plasbrandaandachtsgebied en evenmin van een veiligheidszone; er is geen maatgevende contour voor het PR (de contour met kans 10-6 ligt op de weg, niet erbuiten).
Groepsrisico
Ook blijkt uit het Basisnet Weg dat voor de betreffende wegvakken in de huidige situatie sprake is van een zeer laag GR (kleiner dan 0,1 maal de oriënterende waarde). De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt langs genoemde wegen niet overschreden.
Water
Op de kaart behorende bij het Basisnet Water is het Zijpe aangeduid als binnenvaartroute met frequent vervoer van gevaarlijke stoffen (zwart). Voor zwarte vaarwegen komt de PR 10-6 -contour maximaal tot de oeverlijn. Er is daarom geen noodzaak op het land rekening te houden met veiligheidszones.
Buisleidingen
De meest nabij gelegen planologisch relevante aardgastransportleiding betreft een 8 inch leiding met een maximale werkdruk van 40 bar. Deze leiding komt vanuit de Grevelingen ten noordoosten van Zonnemaire het eiland op, en loopt langs de Dreischorsedijk naar een gasontvangstation tot ongeveer de kruising met de Stoofweg. De lengte van de leiding op het land bedraagt ongeveer 1,2 km.
De afstand van de leiding tot aan het plangebied bedraagt ruim 15 km. Geconcludeerd wordt dat de leiding geen belemmering vormt voor het bestemmingsplan. Ook de afstand van het gasontvangststation tot de ontwikkeling is zodanig groot dat hier geen belemmeringen uit voortvloeien.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmeringen voor de ontwikkeling. Andersom zorgt de ontwikkeling niet voor een beperking van Bevi-inrichtingen en de buisleiding bij Zonnemaire, en een verhoging van het groepsrisico op de rijkswegen N57, N59 en N256.
Milieuhygiënische bodemkwaliteit
Het landelijk beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie, de bodemkwaliteit mag geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem. Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient de bodemkwaliteit door middel van een bodemonderzoek in beeld te worden gebracht.
Een belangrijk basis vormt de Wet bodembescherming (Wbb) en daarnaast zijn het Besluit bodemkwaliteit en de Waterwet van toepassing. Het doel van de Wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreinigingen ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop voorzien is, waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen. Het Besluit bodemkwaliteit omvat de regels rond grondverzet, bouwstoffen en een stuk kwaliteitsborging.
Aardkundige waarde
Ten aanzien van de aardkundige waarde richt het gemeentelijk beleid zich op het versterken van de plaatselijke landschapskwaliteiten. Dit kan door aardkundige patronen een zichtbare rol te laten spelen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Doorsnijding en versnippering van het landschap moet zo veel mogelijk worden voorkomen.
Er is geen landelijke wetgeving met betrekking tot aardkundige waarden. In de provincie Zeeland en in de gemeente zijn de aardkundige waarden opgenomen in het omgevingsplan en bodembeleidsplan. delen van de gronden onder dit bestemmingsplan deel uitmaken van een door de Provincie aangewezen aardkundige waarde. Het gaat om de aardkundige waarde nr. 1 De Kop van Schouwen.
Bodemenergie
Bodemenergie is het gebruik van de bodem als energiebron of voor de opslag van energie (warmte/koude). In de meeste gevallen wordt er gebruik gemaakt van warmtekoude opslag systemen (WKO). Dit deels is geregeld in het Besluit bodemenergie. Het Besluit schrijft o.a. voor dat een nieuw systeem gemeld moet worden, een bestaand systeem niet mag hinderen en dat de systemen door een erkend bedrijf moeten worden aangelegd. Bodemenergiesystemen mogen niet in grondwaterbeschermingsgebieden worden aangelegd.
Voor de gesloten systemen geldt een meldingsplicht. Open systemen en grote gesloten systemen (>70kW) zijn vergunningsplichtig onder de Waterwet. De gemeente Schouwen-Duiveland beschikt over een kansenkaart bodemenergie.
Voor het opsporen en winnen van delfstoffen of aardwarmte is een vergunning nodig van de Minister van Economische Zaken (artikel 6 van de Mijnbouwwet). Tevens is een omgevingsvergunning nodig.
Niet gesprongen explosieven (NGE)
De potentiële aanwezigheid van niet gesprongen explosieven kan een bedreiging in houden bij grondroerende werkzaamheden en kan tot vertraging in de planvorming en - uitvoering leiden. De gemeente beschikt over NGE beleid. Dit beleid is opgesteld op basis van een historisch onderzoek, ooggetuigenverklaringen en eerdere vondsten. Afhankelijk van de toekomstige ontwikkeling wordt getoetst of een vervolg onderzoek nodig is. Daar waar het huidige grondgebruik wordt gecontinueerd is geen sprake van een verhoogd risico en is vervolgonderzoek of opsporing niet noodzakelijk.
Trillingen
Bij het opstellen van ruimtelijke plannen is het aspect trillingen een aandachtspunt in de afwegingen. De beoordeling van het aspect trillingen vindt zijn grondslag in artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening, waarin de zorg voor een goede ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Daarvoor is het nodig om mogelijke trillingshinder in kaart te brengen en deze te betrekken in de beoordeling. Dit is mogelijk met behulp van de SBR-richtlijn "Meet- en beoordelingsrichtlijnen voor trillingen".
Trillingshinder wordt beoordeeld aan de hand van het maximaal optredende trillingsniveau en het gemiddeld trillingsniveau. Voor een aantal typen trillingen en verschillende gebouwfuncties (wonen, onderwijs ed.) staan in de richtlijn grens- en streefwaarden voor maximaal optredende trillingsniveaus en gemiddelde trillingsniveaus.
In de beoordeling van trillingshinder moet in het algemeen onderscheid worden gemaakt naar bestaande, te wijzigen of gewijzigde en nieuwe situaties. Bij bestaande situaties moet het bestaande trillingsniveau worden geaccepteerd en kunnen de veroorzaker normaal gesproken geen (aanvullende) eisen worden opgelegd. Voor te wijzigen situatie is het uitgangspunt dat de gewijzigde situatie geen overschrijding van de grens- of streefwaarden mag opleveren. Indien er al sprake was van overschrijding geldt dat de situatie niet mag verslechteren. Ten slotte geldt voor nieuwe situaties dat de grens- of streefwaarden niet zouden mogen worden overschreden. In de laatste twee situaties zal het aanwezige trillingsniveau vooraf moeten worden vastgesteld.
Milieuhygiënische bodemkwaliteit
Aangezien het bestemmingsplan vrijwel geen functiewijziging mogelijk maakt, is geen nieuwe toetsing of onderzoek noodzakelijk naar de bodemkwaliteit. Voor zover nieuwe functies wel gewenst zijn, zal hiervoor een aparte planologische procedure worden gevoerd waarbij de noodzakelijke onderzoeken worden uitgevoerd.
Aardkundige waarde
Aardkundige waarden behouden of versterken. Renesse behoort tot de oudste bewoonde delen van het eiland. Renesse ligt aan de voet van de duinen, in een smalle strook die getypeerd wordt als het zoomgebied. Aan de zuidoostkant ligt een duidelijk ander landschapstype: de open kleipolders.
Bodemenergie (geothermie en warmte-koude opslag)
Het gebruik van bodemenergie is in het plangebied mogelijk. Een melding of vergunningaanvraag voor deze activiteit is wel noodzakelijk. Het gebruik van bodemenergie is in grondwaterbeschermingsgebieden niet toegestaan.
Niet gesprongen explosieven
Het plangebied valt deels binnen een aandachtsgebied waar niet-gesprongen explosieve kunnen voorkomen. Ook zijn er enkele voormalige mijnenvelden. Afhankelijk van de toekomstige ontwikkeling zal dan getoetst worden of een vervolgonderzoek nodig is. Daar waar het huidige grondgebruik wordt gecontinueerd is geen sprake van een verhoogd risico en is vervolgonderzoek of opsporing niet noodzakelijk.
Het aspect bodem vormt geen belemmering.
Algemeen
In ruimtelijke plannen moet voldoende aandacht besteed worden aan waterhuishoudkundige aspecten. Daarbij staan naast een duurzaam waterbeheer de integrale afweging en het creëren van maatwerk voorop. Water moet altijd bekeken worden in het licht van het watersysteem of stroomgebied waarin een stad of een dorp ligt. Een goede afstemming van waterbeleid en ruimtelijke ordening, ook in het direct aangrenzende gebied, is daarom noodzakelijk.
Regelgeving
In de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw tussen rijk, provincies, Waterschappen en gemeenten (d.d. 14 februari 2001) is overeengekomen dat vanaf de ondertekening van deze overeenkomst op alle voor de waterhuishouding relevante nieuwe ruimtelijke plannen een zogenaamde watertoets uitgevoerd dient te worden. Concreet betekent de invoering van de watertoets, dat een plan een zogenaamde waterparagraaf dient te bevatten, die keuzes ten aanzien van de waterhuishoudkundige aspecten gemotiveerd beschrijft. Daarin dient een wateradvies van de waterbeheerder te worden meegenomen. De watertoets is wettelijk verankerd in artikel 3.6 lid 1, sub b Bro.
In artikel 3.1.1. van het Bro is vastgelegd dat bij het opstellen van het bestemmingsplan overleg dient plaats te vinden met de waterbeheerder. Water dient in een zo vroeg mogelijk moment in de planvorming te worden meegenomen. Bij voorkeur in de initiatieffase.
Grondwateronttrekking
Zorgvuldig omgaan met grondwaterwinning beperkt het risico op verzilting van het vaak schaarse zoete grondwater. Door verzilting neemt het zoutgehalte van het (grond)water en de bodem toe. Verzilting kan tot schade leiden voor de landbouw, omdat het grondwater minder of ongeschikt wordt voor beregeningsdoeleinden. Winning van grondwater kan verlaging van de grondwaterstand en daarmee verdroging van gebieden tot gevolg hebben.
Om verdroging tegen te gaan zijn in kwetsbare gebieden, bijvoorbeeld (natte) natuurgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, alleen grondwaterwinningen op basis van een melding toegestaan als ze kortdurend zijn (maximaal 6 maanden) en een laag debiet hebben (maximaal 100 m3 per uur en maximaal 1.000 m3 per maand) hebben. Voor alle andere grondwateronttrekkingen is altijd een vergunning van het waterschap of de provincie vereist.
Er is aan de hand van de criteria uit de Handreiking watertoets van het Waterschap Scheldestromen nagegaan of het voorliggende plan strijdig is met de waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen. Hierna wordt per thema ingegaan op de wateraspecten.
Thema en water(beheer)doelstelling |
Uitwerking | |||
Veiligheid waterkeringen Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte. |
Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen die hierop van invloed kunnen zijn. | |||
Voorkomen overlast door oppervlaktewater Het plan biedt voldoende ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water. Waarborgen van voldoende bouwpeil om inundatie vanuit oppervlaktewater in maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties. |
Dit bestemmingsplan is een consoliderend plan waarbinnen geen nieuwe functies/ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Er is dus geen sprake van extra oppervlakte verharding. |
|||
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater (inclusief water op straat / overlast) Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten. |
Het afvalwater wordt afgevoerd door het vuilwaterstelsel van de gemeente. Hemelwater dient doormiddel van grindkoffers, via het oppervlaktewater of via een gescheiden rioleringsstelsel (indien aanwezig) te worden afgevoerd. | |||
Grondwaterkwantiteit en verdroging Tegengaan / verhelpen van grondwateroverlast en -tekort. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en -mogelijkheden. |
Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen die hierop van invloed kunnen zijn. | |||
Grondwaterkwaliteit
Behoud / realisatie van een goede grondwater-kwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden. |
Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen die hierop van invloed kunnen zijn. |
|||
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud / realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren. |
Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen die hierop van invloed kunnen zijn. Het hemelwater is en wordt waar mogelijk afgekoppeld/niet aangesloten op de riolering conform de door het Waterschap gehanteerde afkoppelbeslisboom. |
|||
Volksgezondheid (water gerelateerd) Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte. |
Er zijn geen risico's voor volksgezondheid bekend. Er is geen sprake van de aanleg van (extra) open water. | |||
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken. |
Niet van toepassing. | |||
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur. |
Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen die hierop van invloed kunnen zijn. | |||
Onderhoud oppervlaktewater Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden worden. Rekening houden met obstakelvrije onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting. |
In het plangebied liggen diverse waterlopen. De onderhoudsmogelijkheden veranderen met dit bestemmingsplan niet. Voor onderhoud van waterlopen geldt dat ten opzichte van door het waterschap beheerde waterlopen maximaal 7 meter brede obstakelvrije stroken / beplantings- en bebouwingsvrije onderhoudsstroken (schouwstroken), gemeten vanuit de insteek van het oppervlaktewater, in acht moeten worden genomen. Met een Watervergunning kan hiervan onder voorwaarden worden afgeweken. Alle primaire waterlopen met bijbehorende kunstwerken zijn in beheer en in onderhoud bij het waterschap. In het bestemmingsplan hebben primaire waterlopen de bestemming 'Water'. De onderhoudsstroken behoeven niet in het plan te worden geregeld. Daarin voorziet de Keur watersysteem waterschap Scheldestromen 2011. |
Vanuit het aspect water bestaan er geen belemmeringen voor onderhavig bestemmingsplan. De watertoets is voorgelegd aan het waterschap Scheldestromen voor het formele wateradvies en zij hebben de watertoets [PM/met hun reactie op het voorontwerpbestemmingsplan] akkoord bevonden.
Algemeen
In deze paragraaf wordt het toetsingskader op het vlak van ecologie beschreven. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming.
Regelgeving
De regelgeving voor de flora en fauna is sinds 1 januari 2017 gebundeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Deze wet vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora en faunawet en de Boswet. De Wet natuurbescherming regelt zowel de soortenbescherming als gebiedsbescherming.
Gebiedsbescherming: Wet natuurbescherming (hoofdstuk 2) en Natuur Netwerk Nederland (NNN)
De gebiedsbescherming is verankerd in de Wet natuurbescherming en de regelgeving rondom het Natuur Netwerk Nederland. Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet Natuurbescherming dan wel het NNN de uitvoering van het plan niet in de weg staat. In het kader van de Wet Natuurbescherming zijn binnen de gemeente de volgende Natura 2000-gebieden aangewezen: Voordelta, Oosterschelde, Grevelingen en Kop van Schouwen. Daarnaast loopt nog steeds een aanwijzingsprocedure voor het Krammer Volkerak.
Per Natura 2000-gebied worden in een aanwijzingsbesluit de instandhoudingdoelstelling voor bepaalde soorten of habitattypes bepaald en worden beheerplannen opgesteld. In een dergelijk beheerplan staat onder meer aangegeven voor welke nieuwe activiteiten geen vergunning nodig is. Ook activiteiten buiten de natuurgebieden kunnen effect hebben op de instandhoudingsdoelstellingen. Vandaar dat hier vooraf onderzoek naar moet worden verricht. Als er wel effecten zijn op de instandhoudingsdoelstellingen dan zal voor de activiteit een vergunning Wet Natuurbescherming moeten worden aangevraagd bij het bevoegd gezag (Provincie of Ministerie EZ).
De gebieden die vallen onder de NNN zijn aangegeven op de onderstaande kaart (zie ook Geoloket provincie Zeeland). Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen kunnen niet zonder meer bestemmingsplanmatig mogelijk worden gemaakt als sprake is van negatieve effecten op de gebiedsafhankelijke kenmerken en waarden van de NNN.
Figuur 7: Natuur Netwerk Nederland
Soortbescherming (hoofdstuk 3 Wet Natuurbescherming)
De soortenbescherming bestaat uit drie beschermingsregimes. Twee volgen er uit Europese wetgeving. Volgens de wet zijn de soorten uit de Vogelrichtlijn (VRL) beschermd (artikelen 3.1-3.4 Wnb) en de soorten die genoemd worden in de Habitatrichtlijn (HRL) (artikelen 3.5-3.9. Wnb) Daarnaast is er ook nog een nationale lijst met beschermde soorten (3.10 Wnb). Deze soorten staan vermeld in de bijlage van de wet. Voor alle bestemmingsplannen geldt dat onderzoek moet worden uitgevoerd naar mogelijke beschermde soorten die in het plangebied voorkomen.
Stikstofdepositie
Om de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden terug te dringen heeft het ministerie van I&M samen met o.a. het ministerie van EZ het PAS ontwikkeld. PAS staat voor Programmatische Aanpak Stikstof. In het PAS worden maatregelen opgenomen om de stikstofdepositie terug te brengen en hiermee de biodiversiteit in de Natura 2000-gebieden te beschermen. Hierdoor wordt weer wat ruimte gecreëerd voor nieuwe ontwikkelingen met een extra stikstofafgifte. Deze ruimte is echter beperkt en daarom zal bij nieuwe ontwikkelingen getoetst moeten worden of er nog voldoende ruimte is waardoor de ontwikkeling gerealiseerd kan worden, of dat de stikstofafgifte te groot is en het plan op die wijze niet uitgevoerd kan worden.
Als een bestemmingsplan een mogelijke toename van de stikstofemissie toestaat, moet in het plan gemotiveerd worden hoe de depositie eruit ziet en hoe zich dat verhoudt tot de kritische depositiewaarde en de nog beschikbare ruimte voor stikstoftoename.
Een deel van het plangebied grenst aan Natura 2000-gebied Kop van Schouwen. Het bestemmingsplan betreft een actualisatie en is conserverend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die, op basis van externe werking, mogelijk kunnen zorgen voor een significant negatief effect op de omliggende Natura 2000-gebieden.
Binnen het plangebied is wel sprake van feitelijk nog niet ingevulde 3 lege bouwkavels binnen de bestemming 'Wonen'. Hiervoor is een AERIUSberekening gemaakt die bij deze toelichting als bijlage Bijlage 2 Aerius berekening woonkavels is opgenomen. Uit de berekening blijkt dat de stikstofdepositie op de omliggende Natura 2000-gebieden niet toeneemt.
Verder maakt dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk binnen NNN-gebieden.
Het aspect flora- en fauna vormt geen belemmering voor het plan.
Algemeen
Kunstmatige verlichting komt voor bij (autosnel)wegen, (fiets)paden, woonkernen, industrie- en bedrijventerreinen, recreatieterreinen, glastuinbouwbedrijven, sportterreinen (maneges, golfbanen, tennisbanen, voetbalvelden, e.d.). Mogelijk negatieve effecten van lichthinder worden bepaald door enerzijds de aard, intensiteit en duur en plaats van de verlichting en anderzijds door de kans op blootstelling, die gerelateerd is aan de omgeving en de leefwijze van mens en dier.
Regelgeving
De regelgeving die voorhanden of in voorbereiding is, richt zich vooral op de lichtbronnen, de veroorzakers van licht. Voor vergunningplichtige bedrijven geldt in het algemeen dat zij niet mogen bestaan zonder omgevingsvergunning op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (2.1 lid 1 onder e Wabo). Eventuele hinder door kunstverlichting van een bedrijf is dan geregeld via een omgevingsvergunning. In plaats van een omgevingsvergunning kan ook een Algemene Maatregel van Bestuur gelden voor een bedrijf (8.40 Wet milieubeheer). Dit houdt concreet in dat voor een aantal bedrijven van rechtswege het een en ander (onder andere lichthinder) geregeld is.
Om zo min mogelijk lichthinder te krijgen, is het belangrijk dat de lampen zodanig geplaatst worden dat ze vooral naar beneden gericht zijn, en een plat armatuur hebben, zodat je aan de zijkant de lamp niet ziet zitten. Daarnaast zorgt dynamische verlichting dat de verlichting enkel aan is, als er ook reden voor is. Zeker als er verlichting plaatsvindt aan de rand van de kern is het belangrijk dat dit zorgvuldig gebeurd, zodat er geen onnodige horizonvervuiling plaatsvindt die op grote afstand zichtbaar kan zijn.
Het aspect licht vormt geen belemmering voor het plan.
Algemeen
Energiebesparing en het gebruik van duurzame energie is een belangrijk thema in het nationale klimaatbeleid. In het bestemmingsplan gaat het er bij het thema energie om dat rekening gehouden wordt met duurzaamheidsaspecten bij het ontwikkelen van een plangebied.
Regelgeving
Alleen via het Bouwbesluit geldt een wettelijke verplichting om bij bestemmingsplannen aandacht te besteden aan (duurzame) energie. Door bij de opstelling van een bestemmingsplan al rekening te houden met bijvoorbeeld een zongerichte situering van woningen, kan al in een vroeg stadium van een planontwikkeling worden bewerkstelligd dat de mogelijkheden voor efficiënt gebruik van energie en de inzet van nieuwe energiebronnen kunnen worden benut. In het bestemmingsplan kunnen geen voorwaarden worden gesteld met betrekking tot energie van niet stedenbouwkundige aard.
In dit geval gaat het om een actualisatie van een bestemmingsplan waarvan het gebied nagenoeg al compleet is ingericht. In dat geval is een zongerichte situering meer toeval dan bewust. En in die gevallen dat het gebouw niet zongericht is, valt er weinig aan te doen. Slechts in die gevallen dat er nog een woning gebouwd kan worden, of een woning vervangen wordt, kan bewust gekeken worden naar een dusdanige indeling waardoor de zonnewarmte en zonnelicht optimaal gebruikt kan worden.
Het aspect energie en klimaat vormt geen belemmering voor het plan.
Algemeen
De bedoeling van de Mer regelgeving is om (in een aantal gelimiteerde gevallen) milieu een volwaardige plaats in de besluitvormingsprocessen van een groot aantal wetten, waaronder de Wro, te geven.
Regelgeving
De basis voor de regelgeving met betrekking tot de MER wordt gevormd door de Europese richtlijn voor milieueffectrapportage (85/337/EEG) en de Europese richtlijn betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's (2001/42/EG). Beide richtlijnen zijn in de Wet milieubeheer (Hoofdstuk 7) en het Besluit milieueffectrapportage in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd.
De MER-regelgeving maakt onderscheid tussen plannen en besluiten en geeft hiervoor verschillende procedurele verplichtingen. Uitgangspunt van de MER-regelgeving is dat de procedure van het betreffende plan of besluit, waarbij het milieueffectrapport wordt opgesteld wordt gevolgd.
De Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage 1994 maken onderscheid tussen:
Dit betekent dat het bevoegd gezag ook bij deze kleinere activiteiten (die niet aan de drempelwaarden voldoen), na moet gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Als uit de aanmeldnotitie m.e.r.-beoordeling voor projecten blijkt dat geen MER behoeft te worden opgesteld of uit de MER blijkt dat er als gevolg van het plan geen sprake is van belangrijke nadelige gevolgen, kan het plan worden uitgevoerd.
Binnen het plangebied worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die genoemd worden in onderdeel C en/of D van bijlage I van het Besluit m.e.r.
Er hoeft aanmeldnotitie m.e.r.-beoordeling voor projecten onder de drempelwaarde of een MER te worden opgesteld.
Uit de toetsing aan de sectorale aspecten blijkt dat er, rekening houdend met de deel conclusies opgenomen voorwaarden, geen belemmeringen zijn voor voorliggend plangebied.
Dit bestemmingsplan kan grotendeels worden gekarakteriseerd als een zogenaamd beheersplan. In een dergelijke bestemmingsregeling ligt het accent vooral op het bieden van rechtsbescherming ten aanzien van het bestaand gebruik van gronden en opstallen. Dit heeft geresulteerd in een planopzet met een beperkt aantal bestemmingen, een verbeelding en een uniforme opzet van de bouwbepalingen. Alle bestaande functies worden gerespecteerd, ingrijpende functieveranderingen zijn niet voorzien.
Het bestemmingsplan bestaat uit (bestemmings)planregels, een verbeelding en een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. Hierna volgt een toelichting op de afzonderlijke onderdelen. De verbeelding is een kaart van het plangebied waarop onder andere te zien is waar, welke bestemming geldt en waar bouwvlakken liggen waarbinnen gebouwen opgericht dienen te worden. Op de verbeelding zijn de volgende hoofdgroepen opgenomen:
Uit de bestemmingsregels blijkt hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. De bestemmingsplanregels bestaan altijd uit de volgende vier hoofdstukken:
De opzet van de verbeelding en regels sluit aan op de wettelijk vastgelegde Standaard Vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). Verder zijn de bestemmingen zo opgenomen dat voldoende rechtszekerheid bestaat voor omwonenden en andere gebruikers van het gebied en de omliggende gronden.
In de toelichting wordt gemotiveerd waarom er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Ondanks het feit dat de toelichting geen onderdeel uitmaakt van het juridische plangedeelte, dient het wel als interpretatiekader voor de uitleg van de regels.
De inleidende regels staan in hoofdstuk 1 (artikel 1 en 2) van de regels.
In artikel 1 van de regels worden diverse begrippen die in de planregels voorkomen nader omschreven. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis, ook als in het normale spraakgebruik of bijvoorbeeld in een encyclopedie andere, afwijkende definities voorkomen.
Artikel 2 geeft aan hoe hoogte-, oppervlakte- en andere maten moeten worden gemeten.
In hoofdstuk 2 (met de artikelen 3 tot en met 26) zijn de bouw- en de gebruiksregels opgenomen van de op de verbeelding opgenomen (enkel)bestemmingen en dubbelbestemmingen.
In de regels van de verschillende bestemmingen komen een aantal onderdelen (bijna altijd) terug. De bestemmingsomschrijving omschrijft voor welke functies de gronden zijn bedoeld. In de bouwregels is vervolgens geregeld wat er ten behoeve van de bestemming mag worden gebouwd.
In veel bestemmingen is de regeling opgenomen dat het bevoegd gezag nadere eisen kan stellen aan de plaats en afmeting van bebouwing waarvoor een omgevingsvergunning is aangevraagd. Als nadere eis komen in de verschillende bestemmingen de volgende criteria voor:
In de specifieke gebruiksregels is het volgens de begripsomschrijving toegestane gebruik van zowel de onbebouwde gronden als van de aanwezige gebouwen gedetailleerder uitgewerkt en/of wordt een nader omschreven soort gebruik uitgesloten.
Verder komen diverse flexibiliteitsbepalingen voor (afwijkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden) en kan een vergunningplicht zijn opgenomen om bepaalde werkzaamheden (zoals bijvoorbeeld afgraven of het kappen van bomen) te mogen uitvoeren.
Let op: de gebruiks- en de bouwmogelijkheden die in de enkelbestemmingen zijn opgenomen, kunnen worden beperkt door de dubbelbestemmingen of door de bepalingen uit hoofdstuk 3 (de algemene regels). |
De solitaire bedrijven in de kern zijn bestemd als Bedrijf. Afhankelijk van de afstand tot de dichtstbijzijnde woning is lichte bedrijvigheid uit maximaal categorie 1 of categorie 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan. Als afwijkingsbevoegdheid is een regeling opgenomen voor bedrijvigheid die niet rechtstreeks is toegelaten vanuit de Staat van Bedrijfsactiviteiten, indien de milieubelasting van het bedrijf gelijkgesteld kan worden aan die van de wel toegestane bedrijvigheid. Een voorwaarde hierbij is wel dat de bedrijvigheid zich niet eenvoudig (bijvoorbeeld zonder dat een omgevingsvergunning voor het bouwen benodigd is) kan ontwikkelen tot een niveau dat de milieubelasting niet meer gelijkgesteld kan worden aan de toegestane milieucategorie.
Op de gronden met de bestemming centrum zijn verschillende soorten functies rechtstreeks toegestaan. Kleinschalige detailhandel, lichte bedrijvigheid, kantoren, dienstverlening en diverse maatschappelijke functies zijn overal toegestaan. Een aantal andere functies zoals horeca en woningen zijn alleen toegestaan als dit middels een aanduiding op de verbeelding is aangegeven.
De hoofdgebouwen van de toegelaten functies moeten gesitueerd zijn binnen de specifieke bouwaanduiding voor hoofdgebouwen. Bijbehorende bouwwerken zijn ook toegestaan buiten deze aanduiding. Specifiek is geregeld dat de verkoopvloeroppervlakte van winkels alleen is toegestaan binnen het aanduidingsvlak voor het hoofdgebouw. Hiermee wordt geregeld dat winkels geen hoofdingang kunnen inrichten in bijbehorende bouwwerken aan de achterzijde van het perceel en er dus ook geen zelfstandige winkels op het 'achtererf' kunnen worden gevestigd.
Als afwijkingsbevoegdheid is een regeling opgenomen voor bedrijvigheid die niet rechtstreeks is toegelaten vanuit de Staat van Bedrijfsactiviteiten, indien de milieubelasting van het bedrijf gelijkgesteld kan worden aan die van de wel toegestane bedrijvigheid. Een voorwaarde hierbij is wel dat de bedrijvigheid zich niet eenvoudig (bijvoorbeeld zonder dat een omgevingsvergunning voor het bouwen benodigd is) kan ontwikkelen tot een niveau dat de milieubelasting niet meer gelijkgesteld kan worden aan de toegestane milieucategorie.
De bestemming detailhandel is bedoeld voor detailhandelsbedrijven.
Specifiek is geregeld dat de verkoopvloeroppervlakte van winkels alleen is toegestaan binnen het aanduidingsvlak voor het hoofdgebouw. Hiermee wordt geregeld dat winkels geen hoofdingang kunnen inrichten in bijbehorende bouwwerken aan de achterzijde van het perceel en er dus ook geen zelfstandige winkels op het 'achtererf' kunnen worden gevestigd.
In een winkel zijn kleinschalige horeca-activiteiten toegestaan ten dienste van de winkel, inclusief een terras.
Woningen zijn alleen toegestaan als dit middels een aanduiding op de verbeelding is aangegeven.
Binnen deze bestemming bevinden zich plantsoenen, grasveldjes, sloten, enzovoorts. Ondergeschikte voorzieningen zoals nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en voet- of fietspaden zijn binnen deze bestemming toegestaan.
Artikel 8 Groen - Landschappelijk
Op meerdere plekken aan de randen van terreinen zoals het recreatieterrein heeft het aanwezige groen een landschappelijke inpassingsfunctie. De regeling in dit artikel beoogd deze functie te beschermen. Een aantal werken en werkzaam zoals het kappen van bomen is alleen toegestaan met een vergunning, waarbij getoetst wordt of het de landschappelijke inpassing niet onevenredig aantast. Ondergeschikte voorzieningen zoals nutsvoorzieningen en sloten zijn toegestaan.
Gronden met deze bestemming zijn bestemd voor de bescherming van natuur- en landschapswaarden en voor het hobbymatig houden van vee. Er zijn beperkte mogelijkheden voor een schuilgelegenheid voor het vee, mits voldoende afstand tot woningen wordt aangehouden. Overlastgevende activiteiten zoals de opslag van mest zijn niet toegestaan.
Gronden met deze bestemming mogen alleen door horecabedrijven gebruikt die voorkomen in categorie 1 of 2 van de Staat van Horeca-activiteiten die als bijlage bij de regels is opgenomen.
Binnen de bestemming kantoor zijn kleinschalige, zelfstandige kantoorfuncties toegestaan.
Binnen deze bestemming zijn diverse maatschappelijke functies toegestaan. Bij een maatschappelijke functie mag een ondergeschikte horeca-activiteit worden uitgeoefend.
De regeling binnen deze bestemming is gericht op het behoud, herstel en ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden van de gronden. Zo is ook een vergunningstelsel opgenomen voor onder meer het kappen van bomen en het afgraven van de grond.
Artikel 14 Recreatie - Dagrecreatie
Gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor dagrecreatieve voorzieningen. Binnen bouwvlakken zijn (beperkte) mogelijkheden voor bebouwing opgenomen.
Artikel 15 Recreatie - Kampeerterrein
In deze bestemming is één kampeerterrein opgenomen. In de regeling zijn naast bepalingen over onder meer het aantal en de omvang van standplaatsen en welke bouwwerken zijn toegestaan, ook kwaliteitsnormen opgenomen voor bijvoorbeeld het minimaal aantal parkeerplaatsen op het terrein.
Artikel 16 Recreatie - Verblijfsrecreatie
De solitair gelegen recreatiewoningen en een logeergebouw vallen onder deze bestemming. De gebouwen moeten in het bouwvlak worden gebouwd, waarbij voor recreatiewoningen een maximale oppervlakte van 75 m² is opgenomen. Recreatiewoningen mogen recreatief worden verhuurd, maar kunnen ook als tweede woning door de eigenaren worden gebruik. Een recreatiewoning mag echter niet het hoofdverblijf zijn, dus het mag niet permanent worden bewoond.
De bestemming sport rust op twee bestaande buitensportcomplexen en een speelterrein. De vestiging van sporten die vanuit de milieuzoneringssytematiek voor overlast zouden kunnen zorgen voor de omgeving is niet mogelijk.
Nieuwe lichtmasten bij sportvelden zijn vanwege de potentieel relevante invloed op de omgeving alleen mogelijk middels een afwijkingsbevoegdheid.
Artikel 18 Tuin - Natuur en landschap
Deze bestemming is opgenomen voor landschappelijk waardevolle gebieden gelegen in het noordelijke deel van het plangebied. De gronden zijn vaak in gebruik als tuin bij woningen. Het bijzondere karakter van de woonomgeving is juist gelegen in de landschappelijke waarden. Deze bestemming zorgt voor het beschermen en het behoud van deze kwaliteiten. De bouw-en gebruiksmogelijkheden van deze tuinen bij de woningen zijn dan ook beperkt. Om het belang van de landschappelijke waarden te borgen, is het niet mogelijk om binnen deze bestemming vergunningvrije bouwwerken te bouwen.
Binnen de bestemming verkeer zijn met name de openbare wegen en fiets- en voetpaden opgenomen.
Artikel 20 Verkeer - Verblijfsgebied
Deze bestemming is opgenomen binnen het centrumgebied van Renesse. Anders dan bij de bestmming 'Verkeer' ligt er meer nadruk op de functie van verblijfsgebied. In de regeling zijn een aantal elementen uit het beeldkwaliteitsplan verwerkt.
De primaire waterlopen in het plangebied hebben de bestemming Water gekregen waarmee de waterbergingsfunctie van deze waterlopen wordt beschermd.
Woningen mogen binnen de bestemming Wonen alleen worden gebouwd binnen een op de verbeelding opgenomen bouwaanduiding (bijvoorbeeld 'vrijstaand' of 'aaneengebouwd'). Daarbij is ook het maximaal aantal woningen vastgelegd dat is toegestaan. Middels aan afwijkingsbevoegdheid kan bijvoorbeeld bij sloop en nieuwbouw een ander soort woning worden teruggebouwd (bijvoorbeeld vrijstaand in plaats van twee- onder één kap), als dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt passend is.
Voor garageboxen en andere schuren die niet op het erf van de woning staan van de particulier die het in gebruik heeft, is de aanduiding 'garagebox opgenomen. De garagebox mag worden gebruikt voor opslag ten behoeve van een (elders gevestigd) beroep aan huis.
Aanduidingen die voorkomen binnen meerdere enkel-bestemmingen
'Monumentale boom': Waardevolle bomen in het plangebied hebben een aanduiding gekregen, waarmee het kappen van de bomen niet zonder vergunning is toegestaan.
'Wonen': binnen meerdere bestemmingen is op de percelen waarop deze aanduiding is voorgekomen, naast de andere genoemde functies ook het (permanent) bewonen of het gebruik als tweede woning mogelijk. Recreatieve verhuur van deze panden is niet mogelijk.
'Bedrijfswoning': Op meerdere plekken is bij een bedrijfsmatige functie ook een bedrijfswoning toegestaan. De bedrijfswoning mag uitsluitend bewoond worden door (het huishouden van) personen die een binding met het betreffende bedrijf hebben, zoals omschreven in de begripsbepaling (1.20 ).
'Wetgevingzone - natuurgebied': Zie hiervoor de toelichting bij artikel 32.
'Parkeerterrein': Binnen de bestemming Verkeer en bij meerdere bedrijfsmatige functies en komt op bestaande parkeerterreinen deze aanduiding voor. Om het belang van deze parkeerplaatsen te beschermen mogen deze gronden uitsluitend als parkeerterrein gebruikt worden.
Artikel 23 Waarde - Archeologie - 4 tot en met Artikel 25 Waarde - Archeologie - 6
Het overgrote deel van het plangebied is vanwege de archeologische verwachtingswaarde in het Beleidsplan Archeologie opgenomen in één van de onderzoeksgebieden. De dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie sluiten hierbij aan. Zowel voor bouwwerkzaamheden als voor verschillende soorten (graaf)werkzaamheden moet eerst de archeologische waarde van het betreffende terrein worden vastgesteld en eventuele waarden worden veiliggesteld.
Een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om de mogelijkheid te bieden om de dubbelbestemming te laten vervallen voor die percelen waarop na onderzoek is gebleken dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 26 Waterstaat - Waterkering
Deze dubbelbestemming is opgenomen voor gronden met een waterkerende functie. Met deze dubbelbestemming komt het belang van de waterkerende functie nadrukkelijk naar voren. Voordat vergunning voor uitbreiding of vervanging van bestaande bouwwerken verleend kan worden, wordt met het oog op het belang van de waterkerende functie eerst advies ingewonnen bij het waterschap.
In hoofdstuk 3 zijn algemene regels opgenomen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen.
Artikel 27 Algemene bouwregels
In dit artikel zijn regels opgenomen voor - legale - bouwwerken die niet voldoen aan de bouwregels uit het vorige hoofdstuk. Eventueel afwijkende hoogte-, inhouds- hellings- en oppervlaktematen gelden voor die bouwwerken als vervangende (maximale/minimale) maat, ook als sprake is van vervangende nieuwbouw.
in het tweede lid is een bepaling over parkeren opgenomen. Bij de bouw van bouwwerken moet zijn aangetoond dat sprake is van voldoende parkeergelegenheid conform het meest recente gemeentelijk parkeerbeleid.
Verder is een regeling opgenomen die vanwege de ruimtelijke kwaliteit een beperking oplegt aan het aantal vlaggenmasten en een regel die vanwege het gemeentelijk beleid gericht op behoud van duisternis het naar boven toe verlichten van reclame-uitingen verbiedt. Ten slotte zijn enkele voorwaarden gesteld aan onoverdekte zwembaden in tuinen, die gelden voor alle woningen en bedrijfswoningen in het plangebied.
Artikel 28 Algemene gebruiksregels
In dit artikel zijn enkele algemene verboden opgenomen, maar ook een tweetal regelingen voor functies die in woningen aanvullend aan het 'wonen' wel zijn toegestaan.
Naast een verbod om gronden en bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken is in dit artikel een aantal specifieke gebruiksverboden opgenomen. Zo is bijvoorbeeld vanuit de algemene veiligheid een verbod opgenomen voor opslag en be- en verwerking van explosieve stoffen.
Als voldaan wordt aan de genoemde voorwaarden mag in een woning een bed & breakfast worden gevestigd met maximaal 5 slaapplaatsen.
Ook is een regeling opgenomen voor het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis in een woning.
Artikel 29 Algemene afwijkingsregels
Om een aantal ondergeschikte veranderingen aan gebouwen mogelijk te maken in de gevallen dat ze niet rechtstreeks aan de bouwbepalingen van de verschillende bestemmingen voldoen, is een algemene afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Toepassing geven aan deze bevoegdheid is alleen mogelijk als het stedenbouwkundig passend is, de verkeersveiligheid niet negatief beïnvloeden en als het niet te grote nadelen oplevert voor naastgelegen percelen.
De afwijkingsbevoegdheid is verder alleen mogelijk indien niet eerder al afgeweken is voor eenzelfde soort bouwwerk. Een afwijking voor bijvoorbeeld een entreepartij is dus eenmalig mogelijk.
Ook zijn een tweetal afwijkingsbevoegdheden opgenomen voor woningen: het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als gastenverblijf en het gebruik als beroep of bedrijf aan huis waarbij een grotere oppervlakte mogelijk is dan rechtstreeks is toegestaan.
Artikel 30 Algemene wijzigingsregels
Om een aantal functioneel en architectonisch ondergeschikte bouwwerken mogelijk te maken die net buiten de 'eigen' bestemmingsgrens vallen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. De stedenbouwkundige passendheid en het niet mogen veroorzaken van substantiële nadelen voor naastgelegen percelen zijn ook hier voorwaarden waaraan voldaan moet worden om toepassing te kunnen geven aan deze flexibiliteitsbepaling. Een wijziging is verder alleen mogelijk indien dit niet eerder al is toegepast voor eenzelfde soort bouwwerk. Een wijziging voor bijvoorbeeld een entreepartij is dus eenmalig mogelijk.
Met de wijzigingsbevoegdheid die de categorie-indeling van de Staat van Bedrijfsactiviteiten wijzigt, kan ingespeeld worden op technologische ontwikkelingen binnen bedrijfsactiviteiten die gevolgen hebben voor de mate van milieuhinder.
Artikel 31 Algemene aanduidingsregels
Op de verbeelding zijn voor een aantal gebieden gebiedsaanduidingen opgenomen, die over meerdere (enkel)bestemmingen vallen. De gebiedsaanduidingen zijn opgenomen ter bescherming van bepaalde waarden of functies. Hiertoe zijn in dit artikel beperkingen aan de gebruiks- en de bouwmogelijkheden opgenomen en kunnen aanvullende onderzoeksverplichtingen opgenomen zijn.
Voor de gronden die binnen deze zone vallen, geldt een extra voorwaarde voordat toepassing kan worden gegeven aan een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid. De voorwaarde ziet op het voorkomen van een aantasting van het nabijgelegen natuurgebied tegen de mogelijke invloeden hierop als van de bevoegdheid gebruik wordt gemaakt.
Voor gronden gelegen binnen deze vrijwaringszone is een vergunningplicht opgenomen voor graafwerkzaamheden. Door de vergunningplicht uit dit lid kan het belang om de aanwezige ondergrondse transport(afval)waterleidingen te beschermen tegen bijvoorbeeld beschadiging worden geborgd.
overige zone - evenemententerrein
In het plangebied zijn een verschillende zones aangewezen voor evenementen. Binnen een zone zijn voorwaarden opgenomen voor het houden van evenementen. Zo zijn een maximale aantal en de omvang van evenementen geregeld, bijvoorbeeld door een maximum aantal evenementen in een aanduidingsvlak per week of per (kalender)maand. Ook geldt een maximum aan de geluidbelasting dat een evenementen mag geven op de gevels van omliggende geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen.
overige zones : oude lint, bruisend centrum, gezellige ring en landschapstuin
Binnen deze zones zijn een aantal stedenbouwkundige uitgangspunten voor de betreffende gebieden opgenomen. Zo zijn naast regels over de hoofdvorm van de gebouwen ook mogelijkheden opgenomen voor bebouwing aan de voorgevel.
In dit artikel is onder meer de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel voorkomt dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als een deel van een bouwperceel van eigenaar wisselt, terwijl diezelfde gronden bij een al eerder verleende omgevingsvergunning zijn meegeteld bij het bepalen van de maximale bebouwingspercentage van het bouwperceel waartoe het behoorde. Het is dus niet mogelijk de gronden in te zetten voor twee verschillende bouwpercelen om op die manier een omgevingsvergunning voor het bouwen te verkrijgen.
In hoofdstuk 4 is het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing opgenomen en is in de slotregel (artikel 36) de citeertitel van de bestemmingsplanregels benoemt.
In artikel 35 is het overgangsrecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken opgenomen voor zover dat afwijkt van de (nieuwe) bestemming. Bestaand gebruik en bestaande bebouwing welke in strijd zijn met dit nieuwe bestemmingsplan, maar al aanwezig was ten tijde van voorgaande plannen, mag onder voorwaarden in stand blijven (bebouwing) dan wel worden voorgezet (gebruik). Gebruik en bebouwing dat voorheen al illegaal was, wordt met deze bepaling niet gelegaliseerd.
Handhaving van regelgeving vraagt om geactualiseerde regels. Door de actualisering van de bestemmingsplannen worden de bestaande ruimtelijke kaders aangegeven en worden daarmee tevens de grenzen bepaald waarbinnen planologische ontwikkelingen mogelijk zijn.
De regels van het bestemmingsplan leggen een ruimtelijke relevante norm vast, met dikwijls een daaraan gekoppelde afwijkingsmogelijkheid, die het bestuur de mogelijkheid geeft in te spelen op de dynamiek van de samenleving. Op die wijze wordt ook de gelegenheid geboden een belangenafweging te maken van de individuele belangen ten opzichte van het algemeen belang.
De term handhaving wordt vaak beperkt uitgelegd als uitsluitend het toepassen van handhavingsinstrumenten, zoals de last onder bestuursdwang en de last onder dwangsom. Deze vorm van handhaving is overwegend repressief van aard. Handhaving bestaat echter ook uit het geven van voorlichting en het houden van toezicht op een goede uitvoering. Dit is de preventieve invalshoek. In de meest optimale situatie zou sanctionering niet nodig moeten zijn.
Handhaving van bestemmingsplannen en ruimtelijke regelgeving is steeds meer in de belangstellingkomen te staan van bestuurlijk Nederland. Door het plaatsvinden van enkele ingrijpende incidenten is de handhaving van wet- en regelgeving in een stroomversnelling gekomen. In toenemende mate spreken burgers de gemeente aan op het handhaven van de (eigen) regels.
De rechter spreekt zich nadrukkelijk uit over het handhaven van de regelgeving en neemt daartoe in beginsel een plicht tot handhaving aan. Dit houdt in dat, gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift of regel het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moet maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
Binnen de gemeente Schouwen-Duiveland wordt er zo veel mogelijk planmatig gehandhaafd. Hiertoe wordt jaarlijks een handhavingsprogramma vastgesteld. Daarnaast is er ook de nodige ruimte om te kunnen handhaven op incidenten en klachten.
In principe dient tegen alle geconstateerde overtredingen te worden opgetreden. De zogenaamde beginselplicht tot handhaving. Het vaststellen van prioriteiten is echter onvermijdelijk. Als belangrijke handhavingsdoelen kunnen genoemd worden: het tegengaan van het bouwen zonder vergunning en het optreden daar waar sprake is van afwijking van reeds verleende vergunningen. Ook in de gevallen waar de veiligheid in het geding is en/of aantasting van het milieu plaatsvindt, dient prioriteit te worden gegeven aan de handhaving. Het tegengaan van strijdig gebruik van gronden en/of gebouwen is eveneens een belangrijke doelstelling. Als nevengeschikte doelen van de handhaving kunnen worden genoemd: het ongedaan maken van de gevolgen van een overtreding of een daarmee behaald voordeel.
Recreatieverblijven worden veelvuldig onrechtmatig gebruikt. Van onrechtmatig gebruik is sprake wanneer het gebruik in strijd is met de bestemmingsvoorschriften van de recreatieve bestemming. Hierbij gaat het niet om de duur van het strijdig gebruik, maar om de strijdigheid van de activiteit met de geldende planvoorschriften. Zo is het permanent (laten) bewonen van een recreatieverblijf en het recreatieverblijf (laten) gebruiken ten behoeve van het huisvesten van (buitenlandse) werknemers in strijd met de bestemmingsvoorschriften van de recreatieve bestemming. Het onrechtmatig gebruik van recreatieverblijven wordt binnen de gemeente Schouwen-Duiveland als een knelpunt ervaren.
Om het oneigenlijk gebruik van recreatieverblijven terug te dringen, heeft de gemeenteraad van de gemeente Schouwen-Duiveland in 2003 de uitvoeringsnota "Verbod op permanente bewoning van recreatiewoningen" vastgesteld. In deze nota worden de uitgangspunten voor het handhavings- en gedoogbeleid met betrekking tot de permanente bewoning van recreatieverblijven aangegeven. De gemeenteraad heeft toen besloten dat aan alle permanente bewoners van een recreatiewoning op de peildatum 28 mei 2003, ongeacht de duur van de permanente bewoning, een gedoogbeschikking wordt verstrekt. De bewijslast voor de bewoners om aan te tonen dat zij voor de peildatum reeds woonachtig waren in de recreatiewoning, is in 2004 nader uitgewerkt.
Gedoogbeschikkingen werden slechts afgegeven wanneer zeker was dat de permanente bewoning eindig is. Om zeker te stellen dat de gedoogsituatie slechts van tijdelijke aard is, werden alleen objectgebonden gedoogbeschikkingen afgegeven in combinatie met persoonsgebondenheid. Zodra de bewoners overlijden, verhuizen of wanneer de woning is verkocht, vervalt de gedoogbeschikking. Met deze constructie wordt bereikt dat aan het onrechtmatig gebruik een einde komt.
De uitvoering van het handhavingsbeleid is vastgelegd in de hiertoe relevante handhavingsprotocollen, het handhavingsplan en het daaruit voortvloeiende jaarprogramma. Daar waar een overtreding wordt geconstateerd en legalisatie niet mogelijk is, moet in eerste instantie toepassing worden gegeven aan de bestuursrechtelijke handhaving om tot herstel van de rechtsorde te komen. Het proces van bestuursrechtelijke handhaving is vastgelegd in een stappenplan, waarin de verschillende stadia van de besluitvorming en procedures tot uitdrukking komen.
Naast de bestuursrechtelijke mogelijkheden van handhaving wordt een taak gezien voor de strafrechtelijke handhaving. De uitvoering en voortgang van de handhaving wordt jaarlijks vastgelegd in een verslag, dat bestuurlijk wordt vastgesteld.
In dit hoofdstuk wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond. Er wordt nader ingegaan op de grondexploitatie, de koppeling met het exploitatieplan en eventuele inschatting tegemoetkoming in planschade.
De Wet ruimtelijke ordening maakt het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten wanneer de bouw planologisch mogelijk wordt gemaakt in een bestemmingsplan, een wijziging van een bestemmingsplan, een projectbesluit of een projectafwijkingsbesluit. De bouwplannen waarbij een exploitatieplan verplicht is staan in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening:
Bovendien is een exploitatieplan nodig als locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningcategorieën) gesteld moeten worden en/of het bepalen van een tijdvak of fasering noodzakelijk is.
Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is én er geen fasering of tijdvak behoeft te worden vastgelegd én geen locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningbouwcategorieën) hoeven te worden vastgesteld. Tevens is wettelijk geregeld dat voor onbenutte bouwruimte die al opgenomen was in een bestemmingsplan dat nog op basis van de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening was opgesteld en vastgesteld en bij de herziening van dat bestemmingsplan na 1 juli 2008 geen andere bestemmingsregeling is vastgesteld, geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld.
Door als gemeente alle gronden en opstallen in eigendom te hebben, zelf de grondexploitatie te voeren en de bouwgrond uiteindelijk bouwrijp tegen een marktconforme prijs te leveren wordt ook voldaan aan de eis van verplichte kostenverhaal. De kosten van grondexploitatie worden in dat geval verhaald via de gronduitgifteprijs.
Onderhavig bestemmingsplan betreft een beheersplan waarin de bestaande situatie is vastgelegd. Slechts enkele nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen vinden plaats; het kostenverhaal hiervoor is anterieur verzekerd. Een exploitatieplan is dan ook niet benodigd, waardoor de economische uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd.
Gedurende de voorbereiding van bestemmingsplannen wordt het plan één of meerdere keren ter inzage gelegd. Tijdens de periode van ter inzage legging kunnen bewoners, bedrijven, dorps- en stadsraden en andere geïnteresseerden of belanghebbenden reageren op het plan. In dezelfde periode wordt ook overleg gevoerd met andere overheden over het plan. De resultaten van de ter inzage legging kunnen leiden tot aanpassingen, verbeteringen of wijzigingen van het plan. In dit hoofdstuk wordt beschreven wat de resultaten zijn van deze maatschappelijke consultaties.
Tijdens de ter inzage legging zijn er 22 inspraakreacties en 5 vooroverlegreacties ingediend. Ook zijn er ambtelijke opmerkingen op het plan gemaakt. Een volledig overzicht van deze reacties en de bijbehorende beantwoording door het college vindt u in bijlage 3 Antwoordnotitie inspraak en vooroverleg.
Tijdens de ter inzage legging zijn 31 zienswijzen ingediend. Ook zijn er ambtelijke opmerkingen op het plan gemaakt. Een volledig overzicht van deze reacties en de bijbehorende beantwoording door de gemeenteraad vindt u in bijlage 4 Antwoordnotitie zienswijzen. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan zijn ook nog amendenten aangenomen. Deze zijn in Bijlage 5 en Bijlage 6 opgenomen.