direct naar inhoud van Regels
Plan: Burgh-Haamstede
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00120BpaBH-VA01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Burgh-Haamstede met identificatienummer NL.IMRO.1676.00120BpaBH-VA01 van de gemeente Schouwen-Duiveland.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens.

1.6 aaneengebouwd

blokken van meer dan twee-aaneen gebouwde woningen.

1.7 achtererf

gedeelte van het erf tussen de achtergevellijn en de aan de achterzijde van het hoofdgebouw gelegen erfgrens.

1.8 achtergevel van een hoofdgebouw

het meest achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw.

1.9 achtergevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een hoofdgebouw tot aan de bouwperceelgrenzen.

1.10 afgewerkt bouwterrein

de gemiddelde hoogte van de gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, omringende grond; bij hellende terreinen: het hoogste punt van de gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, omringende grond.

1.11 afhaalrestaurant

een horecabedrijf dat zich richt op het verstrekken van maaltijden voor directe consumptie ter plaatse met al dan niet het daarnaast afzonderlijk verstrekken van dranken of kleine etenswaren voor directe consumptie ter plaatse en waarbij tevens de mogelijkheid bestaat dat consumpties ter plaatse afgehaald worden en niet ter plaatse geconsumeerd worden.

1.12 ambulante handel

detailhandel die plaatsvindt vanuit een marktkraam of mobiel verkooppunt en die is gesitueerd op een voor publiek toegankelijke plaats.

1.13 archeologische deskundige

de provinciaal archeoloog van Zeeland, de Rijksarcheoloog van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed of een ander deskundig archeologisch adviesbureau.

1.14 archeologische waarde

de in het kader van dit plan aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak.

1.15 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.16 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.17 bed & breakfast

een nevenactiviteit in een bestaande woning waar logies wordt verstrekt en waar eventueel afzonderlijke maaltijden worden verstrekt aan gasten.

1.18 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.

1.19 bedrijfsmatig gebruik van een woning

het gebruik van een gedeelte van een woning en/of een bijbehorend bouwwerk voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijk bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk en dat is gericht op consumentenverzorging en waarvan de omvang zodanig is dat de woonfunctie behouden blijft.

1.20 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon,

  • wiens huisvesting daar noodzakelijk is gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, of
  • waarvan het hoofdinkomen afkomstig is van een bedrijf waarvan de bedrijfsactiviteiten ter plaatse structureel worden uitgeoefend.
1.21 beroepsmatig gebruik van de woning

het gebruik van een gedeelte van een woning en/of een bijbehorend bouwwerk voor een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, haarverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.

1.22 bestaand

ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan.

1.23 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.24 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.25 bijbehorend bouwwerk
  • een architectonisch ondergeschikte uitbreiding van een hoofdgebouw, en/of
  • een vrijstaand of aangebouwd gebouw dan wel een ander bouwwerk met een dak dat functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw is verbonden.
1.26 boog- en gaaskassen

al dan niet verplaatsbare gebouwen, overtrokken met en omsloten door lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, ten behoeve van de teelt van gewassen.

1.27 bordes (sta)caravan

verhoogd platform met afdak en maximaal 2 wanden voor de ingang van een (sta)caravan bereikbaar via een aantal treden of een trap.

1.28 bordes (woning)

verhoogd platform voor de ingang van een gebouw bereikbaar via een aantal treden of een trap.

1.29 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.30 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.31 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.32 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.33 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.34 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct, hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

1.35 cafetaria/snackbar

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak-alcoholische dranken voor consumptie elders dan ter plaatse en niet-alcoholische dranken voor directe consumptie en consumptie elders dan ter plaatse.

1.36 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleinere etenswaren.

1.37 centrale bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een gezamenlijk beheer en exploitatie van recreatiewoningen, kampeerterreinen en kampeermiddelen, gericht op het bieden van (permanent wisselende) recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden.

1.38 cultureel centrum

een locatie waar activiteiten plaatsvinden op het gebied van kunst, muziek en cultuur.

1.39 dagrecreatie

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport en spel (uitgezonderd speelautomatenhallen en casino's), toerisme en educatie, waarbij geen sprake is van overnachting.

1.40 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop (bijvoorbeeld een showroom), het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.41 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen zoals bijvoorbeeld een makelaarskantoor, uitzendbureau, reisbureau, kapper, schoonheidssalon, fysiotherapeut, belwinkel en internetcafé.

1.42 erf

al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct behoort bij, in functioneel opzicht ten dienste staat van, en in feitelijk opzicht direct aansluit aan een gebouw en dat, blijkens de kadastrale gegevens behoort tot het bouwperceel waarop dat gebouw is geplaatst.

1.43 erfgrens

de grens van het erf.

1.44 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersonen die bedrijfsmatig ,of van omvang alsof zij bedrijfsmatig is, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend.

1.45 explosieve stoffen

stoffen behorende tot klasse 1 van het Accord Européen relatif au transport international des marchandises dangereuses par route (ADR), met uitzondering van consumentenvuurwerk zoals gedefinieerd in artikel 1.1.1 van het Vuurwerkbesluit.

1.46 extensieve dagrecreatie

kleinschalige extensieve recreatieve activiteiten gericht op de beleving van een gebied, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, kanoën, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.47 evenement

een terugkerende activiteit in de openbare ruimte op het gebied van kunst, cultuur, muziek, sport en/of ontspanning die (mede) gericht is op het aantrekken van een groot aantal bezoekers.

1.48 fruitgaardbedrijf

verblijfsrecreatieterrein op een voormalig agrarisch bedrijf dat zich richtte op fruitgaard.

1.49 gastenverblijf

een vrijstaand of aan een woning aangebouwd gebouw, die niet direct vanuit de woning toegankelijk is en die gebruikt wordt om niet-commercieel logies te bieden aan personen die elders hun hoofdverblijf hebben

1.50 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.51 geluidsgevoelige gebouwen

woningen alsmede andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder (Wgh) en artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh).

1.52 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder (Stbl. 1981, 533) rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.

1.53 gestapelde woning

een al dan niet uit meerdere bouwlagen bestaande woning, deel uitmakend van een gebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven dan wel beneden elkaar zijn gesitueerd, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het maaiveld, gewaarborgd is.

1.54 gevellijn

denkbeeldige lijn die strak langs de gevel van een gebouw loopt tot aan de bouwperceelgrenzen, dan wel de aangeduide lijn.

1.55 groepsrisico

een risico als bedoeld in artikel 1.1, onder j van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.56 grondgebonden agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

    • 1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen dier-, fruit- en bollenteelt;
    • 2. bollenteelt: de teelt van bloembollen al dan niet in samenhang met de teelt van bloembollen;
    • 3. sierteelt: de teelt van siergewassen op open grond al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
    • 4. fruitteelt: de teelt van fruit op de open grond;
    • 5. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond waarvoor in de bedrijfsvoering de weidegang essentieel is;
    • 6. paardenfokkerij: het fokken van paarden en het houden van paarden ten behoeve van de vlees en/of melkproductie.
1.57 hobbymatig houden van vee

het houden van vee van minder dan de volgende aantallen dieren:

  • 10 schapen,
  • 5 paarden/pony's,
  • 10 geiten,
  • 25 stuks pluimvee,
  • 25 konijnen, en/of
  • 10 overige landbouwhuisdieren.
1.58 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.59 hoogseizoen

de jaarlijkse periode van 1 juli tot en met 31 augustus van enig jaar.

1.60 horecabedrijf

een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereidde en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodaties.

1.61 horecaterrasoverkapping

een terrasoverkapping bestaande uit een frame met twee of meer staanders en een ligger waaraan aan weerszijden een zogenaamd uitval- of knikarmscherm is bevestigd.

1.62 hotel

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht), maaltijden en dranken ter plaatse en eventueel zaalverhuur voor congressen.

1.63 internetafhaalpunt

een detailhandelsbedrijf dat zich toelegt op de verkoop via internet en dat zich kenmerkt door de afwezigheid van een winkelruimte waar uitstalling van goederen plaatsvindt, maar waar wel een loketfunctie aanwezig is voor de levering van goederen ter plaatse.

1.64 invloedsgebied

een gebied als bedoeld in artikel 1.1, onder k van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.65 kampeerhuisje

een eenvoudig gebouw gelegen op een standplaats met een oppervlakte van maximaal 75 m² en een hoogte van maximaal 5,50 meter, mits sprake is van een beperkte inhoud tot 250 m³, bestemd voor recreatief nachtverblijf voor personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.66 kampeermiddelen

tenten, tentwagen, kampeerhuisjes, caravans, campers, (sta)caravans of hiermee gelijk te stellen mobiele onderkomens op kampeerterreinen bestemd voor recreatief nachtverblijf, waarbij gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.67 kampeerterrein

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, waaronder begrepen dienstgebouwen en andere voorzieningen ten dienste van het kamperen.

1.68 kantoor(ruimte)

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig/bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, ontwerptechnisch of hiermee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.69 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.

1.70 laagseizoen

de jaarlijkse periode van 1 oktober tot en met 31 maart van enig jaar.

1.71 logeergebouw

een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie door meerdere personen in groepsverband.

1.72 mantelzorg

alle vormen van langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Bij de mogelijk hiervoor benodigde extra woonruimte dient er sprake te zijn van bewoning door één huishouden.

1.73 mestbassin

voorziening (dat geen bouwwerk is) ten behoeve van de opslag van mest, zoals mestzakken, foliebassins en daarmee vergelijkbare vormen van mestopslag.

1.74 mestopslagruimte

bouwwerk ten behoeve van de opslag van mest

1.75 milieudeskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake milieu.

1.76 NEN

Door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.77 netto-standplaatsgrootte

De effectieve, vrije standplaatsruimte per kampeerplaats, gemeten zonder beplantingen, wegen, (schouw)paden, sport- en spelvoorzieningen en parkeergelegenheid.

1.78 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut.

1.79 ondergeschikte detailhandelsactiviteiten

gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair is gericht op de verkoop van goederen, maar slechts ter ondersteuning is van de hoofdactiviteit.

1.80 ondergeschikte horeca-activiteiten

gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair is gericht op het verstrekken van consumptieve goederen, maar slechts ter ondersteuning is van de hoofdactiviteit. Deze consumptieve gelegenheid richt zich op het verstrekken van etenswaren voor directe consumptie ter plaatse met daarnaast het afzonderlijk verstrekken van dranken voor directe consumptie ter plaatse.

1.81 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.82 passend in het straat- en bebouwingsbeeld
  • a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
  • c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is, en
  • d. de cultuurhistorische samenhang van de omgeving.
1.83 peil
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;
  • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afwerkte bouwterrein, ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan.
1.84 pension

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met een maximum van 25 slaapplaatsen, met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten.

1.85 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.

1.86 plaatsgebonden risicocontour

de risicocontour als bedoeld in artikel 1.1, onder o van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.87 privé-sanitair

een sanitaire unit (voorzien van douche, toilet en wastafel) slechts voor gebruik door de huurder van een standplaats, waarbij de unit gedurende het gehele jaar op een standplaats aanwezig is.

1.88 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces.

1.89 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.90 raamprostitutie

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.91 recreatief nachtverblijf

recreatie in ruimten die zijn bedoeld zijn voor het overnachten (zoals een recreatiewoning, kampeerhuisje, logeergebouw, pension of kampeermiddel).

1.92 recreatiewoning

een gebouw, geen woonkeet en geen (sta)caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bestemd is voor recreatief nachtverblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.93 restaurant

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.94 risicovolle inrichting

een inrichting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.95 ruimtelijke kwaliteitswinst

ruimtelijke meerwaarde die bestaat uit de inrichting van het erf, landschaps- en/of natuurontwikkeling, herstel of herkenbaar maken van de cultuurhistorische waarden of het vergroten van de toegankelijkheid van het gebied ten behoeve van extensieve recreatie.

1.96 sanitair

een unit (voorzien van douche, toilet en wastafel) voor gebruik door meerdere huurders van een standplaatsen, waarbij de unit voor een ieder toegankelijk is.

1.97 seksautomatenhal

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of live-shows van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven.

1.98 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.99 stacaravan

een kampeermiddel uit één niet-samengesteld geheel, die zelfstandig in zijn geheel over de weg vervoerd kan worden met een maximale oppervlakte van 55 m2 en maximale hoogte van 5 meter hoog.

1.100 standplaats

het gedeelte van een kampeerterrein aangewezen voor recreatief nachtverblijf in één of meerdere kampeermiddelen, waarbij de standplaatsen voor kampeermiddelen nader zijn te onderscheiden in:

  • a. permanente standplaats:

een standplaats bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel en twee bijzettentjes van maximaal acht vierkante meter, dat gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

  • b. niet-permanente standplaats:

een standplaats bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel, niet zijnde een stacaravan of kampeerhuisje, en twee bijzettentjes van maximaal acht vierkante meter gedurende het zomer- en/of winterseizoen.

1.101 straatprostitutie

het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.102 supermarkt

een zelfbedieningszaak die in hoofdzaak is gericht op de verkoop van een grote verscheidenheid aan levensmiddelen.

1.103 teeltondersteunende voorzieningen

bouwwerken ten behoeve van de bescherming van de teeltgewassen en/of de voorkweek van voor het eigen bedrijf benodigd plantenmateriaal en/of de voorkoming van de verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen, ten behoeve van grondgebonden agrarische teelten.

1.104 tuincentrum

een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten en andere siergewassen en in samenhang daarmee de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschappen, tuinmeubilair en tuingrond, alsmede voor aanverwante artikelen ten behoeve van dierenverzorging en lifestyle.

1.105 twee-aaneen

blok van twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen die door middel van één gemeenschappelijke wand met elkaar zijn verbonden.

1.106 vee

landbouwhuisdieren zoals koeien, schapen, paarden/pony's, geiten, pluimvee, konijnen, enzovoorts.

1.107 verblijfsrecreatie

recreatie in ruimten die zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie, logeergebouw, pension of kampeermiddel, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.108 verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

1.109 voor- en naseizoen

de jaarlijkse periode van 1 april tot en met 30 juni en van 1 september tot en met 30 september van enig jaar.

1.110 voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de meest naar de weg zijde gekeerde deel van een hoofdgebouw (voorgevel) tot aan de perceelsgrenzen.

1.111 vrijstaand

een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander gebouw.

1.112 waterbassin

voorziening (die geen bouwwerk is) ten behoeve van de opslag van water, zoals een foliebassin en daarmee vergelijkbare vormen van wateropslag.

1.113 wateropslagruimte

bouwwerk ten behoeve van de opslag van water, zoals een wateropslagtank en daarmee vergelijke vormen van wateropslag.

1.114 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, (riool)gemalen en inlaten.

1.115 webwinkel

een detailhandelsbedrijf dat zich toelegt op de verkoop via internet en dat zich kenmerkt door de afwezigheid van een winkelruimte waar uitstalling, verkoop en levering van goederen ter plaatse plaatsvindt.

1.116 weg

voor het openbaar verkeer openstaande weg inclusief de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten.

1.117 winterkamperen

het gebruik van kampeermiddelen voor recreatief nachtverblijf in de periode van 16 november tot 1 maart.

1.118 winterseizoen

de jaarlijkse periode van 16 november tot en 1 maart van enig jaar.

1.119 winterstalling

het stallen van kampeermiddelen in de open lucht op een aparte plaats op het kampeerterrein, zodanig dat daarin geen recreatief nachtverblijf kan plaatsvinden, in het winterseizoen.

1.120 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.121 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.122 woonwagenstandplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.123 zijdelingse perceelsgrens

de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

1.124 zijerf

gedeelte van het erf tussen een zijgevellijn en de aan die zijde van het gebouw gelegen erfgrens.

1.125 zijgevel

een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of achtergevel is.

1.126 zijgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen.

1.127 zomerseizoen

de jaarlijkse periode van 1 maart tot en met 15 november van enig jaar.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.6 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

gemeten in de verticale projectie op het bouwterrein van de grootste buitenwerkse maten van de (denkbeeldige) gevels, exclusief overstekken tot 50 centimeter, boven het afgewerkte maaiveld en eventueel tot het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur.

2.8 de vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

2.9 de brutovloeroppervlakte

de brutovloeroppervlakte volgens NEN 2580.

2.10 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de bedrijfsvoering van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat grondgebonden veehouderijen en paardenfokkerijen niet zijn toegestaan;
  • b. het hobbymatig weiden van vee;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning met bijbehorend erf;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping': uitsluitend een minicamping;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': opslag ten behoeve van goederen ten behoeve van agrarische activiteiten en van caravans;
  • f. hierbij horende voorzieningen zoals laad- en losvoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, paden en nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen, overkappingen en bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken
  • a. De gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning worden achter de achtergevellijn worden gebouwd en overige bijbehorende bouwwerken worden ten minste 3 meter achter de voorgevellijn worden gebouwd;
  • c. de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal 5 meter;
  • d. de oppervlakte, inhoud, goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedragen ten hoogste de volgende maten:
bouwwerk   oppervlakte   inhoud   goothoogte   bouwhoogte  
bedrijfsgebouwen   niet geregeld   niet geregeld   zie aanduiding 'maximale goothoogte (m), maximale bouwhoogte (m)'   zie aanduiding 'maximale goothoogte (m), maximale bouwhoogte (m)'  
overkappingen   niet geregeld   niet geregeld   3 meter   3 meter  
bedrijfswoningen inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken   niet geregeld   750 m³   6 meter   9 meter  
vrijstaande bijbehorend bouwwerken bij bedrijfswoningen   40 m²   niet geregeld   3,3 meter   7 meter  
3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen)

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:

bouwwerk   bouwhoogte  
erfafscheidingen vóór de voorgevellijn   1 meter  
erfafscheidingen elders   2 meter  
vlaggenmasten   8 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 meter  
3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een redelijke lichttoetreding en voldoende privacy;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Minicamping

Een minicamping is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping' en onder de volgende voorwaarden:

  • a. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'aantal standplaatsen' aangegeven aantal;
  • b. het aantal permanente standplaatsen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum aantal permanente standplaatsen' aangegeven aantal;
  • c. het stallen van kampeermiddelen in het winterseizoen is niet toegestaan;
  • d. het permanent bewonen of laten bewonen van kampeermiddelen is niet toegestaan;
  • e. het gebruik van de minicamping is uitsluitend toegestaan indien sprake is van een centraal bedrijfsmatige exploitatie;
  • f. het gebruik van de minicamping is daarnaast ook uitsluitend toegestaan indien de minicamping is voorzien van een landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 meter en deze aldus in stand wordt gehouden.
3.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de opslag van goederen, tenzij het de opslag van agrarische producten afkomstig van het eigen agrarisch bedrijf binnen het bouwvlak betreft;
  • b. het huisvesten van seizoensarbeiders, tenzij in een niet-permanent kampeermiddel op een minicamping zoals bedoeld in lid 3.4.1;
  • c. de opslag van dierlijke mest;
  • d. het aanleggen en/of het gebruik van een mestbassin (mestzak of foliebassin) of een waterbassin buiten een bouwvlak;
  • e. het gebruik van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor een aaneengesloten periode van langer dan 10 weken;
  • f. containervelden buiten een bouwvlak;
  • g. fruitteelt, sierteelt en bollenteelt ter plaatse van gronden die zijn gelegen binnen 50 meter van percelen bestemd voor het wonen;
  • h. het aanleggen en/of het gebruik van een mestbassin (mestzak of foliebassin) of een waterbassin;
  • i. het gebruik van gronden als opslagplaats voor bagger en specie, met uitzondering van het deponeren van baggerspecie in het kader van normaal onderhoud van waterlopen;
  • j. het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk bij een dienstwoning als zelfstandige woonruimte, als gastenverblijf of als woonruimte voor mantelzorg.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Bedrijfsbeëindiging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' wijzigen in de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf', met in achtneming van het volgende:

  • a. het agrarisch bedrijf is beëindigd;
  • b. alvorens de wijziging toe te passen kunnen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies vragen van de milieudeskundige.
3.5.2 Afwegingskader

De wijziging als bedoeld in3.5.1 kan slechts worden toegepast, mits:

  • a. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • c. met een onderzoek is aangetoond dat de aanwezige ecologische en natuurwaarden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. met akoestisch onderzoek is aangetoond dat voldaan wordt aan de Wet geluidhinder.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven en bedrijfsactiviteiten voor zover deze voorkomen in categorie 1 van de bij deze regels horende Staat van Bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 1';
  • a. bedrijven en bedrijfsactiviteiten voor zover deze voorkomen in categorie 2 van de bij deze regels horende Staat van Bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend nutsvoorzieningen, waaronder in elk geval worden begrepen transformatorhuisjes en gasdrukregel- en meetstations;
  • c. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals verhardingen, voet- en fietspaden, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen.
4.1.2 Nadere detaillering

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn ook bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bouwbedrijf': een bouwbedrijf;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - tuincentrum en dierbenodigdheden': een tuincentrum en detailhandel in dierbenodigdheden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning met bijbehorend erf;
  • d. productiegebonden detailhandel die ondergeschikt is aan én ten dienste staat van de in dit artikel toegelaten bedrijvigheid met dien verstande dat de brutovloeroppervlakte ten behoeve van productiegebonden detailhandel nooit meer dan 50 m² bedraagt;
  • e. buitenopslag ten dienste van de in dit artikel toegelaten bedrijvigheid, voor zover gelegen achter de voorgevellijn en niet hoger dan de toegestane bouwhoogte van bedrijfsgebouwen als bedoeld in lid 4.2.2, onder c.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

4.2.2 Bedrijfsgebouwen en overkappingen en bedrijfswoningen
  • a. De gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. het totale oppervlak van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage van dat gedeelte van het bouwperceel dat in een bouwvlak valt; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100%;
  • c. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • d. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3 meter;
  • e. de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal 5 meter;
  • f. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', waarbij vrijstaande bijbehorende bouwwerken achter de achtergevellijn worden gebouwd en overige bijbehorende bouwwerken ten minste 3 meter achter de voorgevellijn worden gebouwd;
  • g. de oppervlakte, inhoud, goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bedragen ten hoogste de volgende maten:
bouwwerk   oppervlakte   inhoud   goothoogte   bouwhoogte  
bedrijfswoningen   zie onder b, met een maximum van 200 m²   750 m³   6 meter   10 meter  
bijbehorend bouwwerk bij bedrijfswoningen   zie onder b, met een maximum van 40 m²   niet geregeld   3,3 meter   6 meter  
4.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen)

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:
    bouwwerk   bouwhoogte  
    erfafscheidingen vóór de voorgevellijn   1 meter  
    erfafscheidingen elders   2 meter  
    licht- en vlaggenmasten   8 meter  
    overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 meter  
  • b. bij bedrijfswoningen mogen onoverdekte zwembaden worden gebouwd, mits:
    • 1. het zwembad minimaal 3 meter achter de voorgevellijn van de woning is gelegen;
    • 2. de oppervlakte van het zwembad maximaal 15% van het zij- en achtererf bedraagt met een maximum van 100 m²;
    • 3. het zwembad niet tot gevolg heeft dat het zij- en achtererf voor meer dan 50% wordt bebouwd;
    • 4. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 1 meter bedraagt;
4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de brandveiligheid en bereikbaarheid bij calamiteiten.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. risicovolle inrichtingen;
  • c. zelfstandige horecabedrijven;
  • d. zelfstandige kantoren;
  • e. zelfstandige detailhandelsbedrijven;
  • f. bedrijfswoningen anders dan bedoeld in lid 4.1.2, onder c.
  • g. het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning als zelfstandige woonruimte, als gastenverblijf en/of als woonruimte voor mantelzorg.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijkingsbevoegdheid milieucategorie

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1.1, onder a en onder b door bedrijven en bedrijfsactiviteiten toe te staan die niet zijn opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten dan wel bedrijven of bedrijfsactiviteiten toe te staan uit één milieucategorie hoger, indien:

  • a. de bedrijfsactiviteiten gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving gelijkgesteld kunnen worden met de toegestane milieucategorieën, waarbij in deze beoordeling worden betrokken geluidhinder, geurproductie, stofuitworp en gevaar;
  • b. naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangetoond dat de bedrijfsactiviteiten waarop de aanvraag om omgevingsvergunning betrekking heeft gezien de omvang of inrichting van het perceel zich ook niet kunnen ontwikkelen tot een milieucategorie die ter plaatse niet is toegestaan;
  • c. voldaan wordt aan de voorwaarde zoals opgenomen in artikel 33.1.2, in de gevallen dat de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - natuurgebied'.

Artikel 5 Bedrijventerrein

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven;
  • b. ontsluitingswegen met ten hoogste 2 rijststroken;
  • c. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals verhardingen, voet- en fietspaden, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen.
5.1.2 Bedrijfszonering milieucategorieën

Bedrijven als bedoeld in lid 5.1.1, onder a zijn toegestaan voor zover deze voorkomen op de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': uitsluitend bedrijven en bedrijfsactiviteiten voor zover deze voorkomen tot en met categorie 2 zijn toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': uitsluitend bedrijven en bedrijfsactiviteiten voor zover deze voorkomen tot en met categorie 3.1 zijn toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': uitsluitend bedrijven en bedrijfsactiviteiten voor zover deze voorkomen tot en met categorie 3.2 zijn toegestaan.
5.1.3 Nadere detaillering

De voor Bedrijventerrein aangewezen gronden zijn ook bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt': bouwmarkten en doe-het zelf-zaken;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - autos': detailhandel in auto's;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - motorfietsen: detailhandel in motorfietsen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenartsenpraktijk': een dierenartsenpraktijk;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning met bijbehorend erf;
  • g. productiegebonden detailhandel die ondergeschikt is aan én ten dienste staat van de in dit artikel toegelaten bedrijvigheid met dien verstande dat de brutovloeroppervlakte ten behoeve van productiegebonden detailhandel nooit meer dan 100 m² bedraagt;
  • h. buitenopslag ten dienste van de in dit artikel toegelaten bedrijvigheid, voor zover gelegen achter de voorgevellijn en niet hoger dan de bouwhoogte van de op hetzelfde bouwperceel toegestane bedrijfsgebouwen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.

5.2.2 Bedrijfsgebouwen en overkappingen en bedrijfswoningen
  • a. De gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. het totale oppervlak van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage van dat gedeelte van het bouwperceel dat in het maatvoeringsvlak valt; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100%;
  • c. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bedrijfswoning';
  • d. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning worden uitsluitend opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', waarbij vrijstaande bijbehorende bouwwerken achter de achtergevellijn worden gebouwd en overige bijbehorende bouwwerken ten minste 3 meter achter de voorgevellijn worden gebouwd;
  • e. de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal 5 meter;
  • f. de afstand tussen gebouwen en de perceelsgrens bedraagt minimaal 2,5 meter;
  • g. de oppervlakte, inhoud, goot- en bouwhoogte bedragen ten hoogste de volgende maten:
bouwwerk   oppervlakte   inhoud   goothoogte   bouwhoogte  
bedrijfsgebouwen en overkappingen   zie onder b   niet geregeld   6 meter   10 meter  
bedrijfswoningen   zie onder b   750 m³   6 meter   10 meter  
bijbehorend bouwwerk bij bedrijfswoningen   40 m²   niet geregeld   3,3 meter   6 meter  
5.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen)

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen) , gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:
    bouwwerk   bouwhoogte  
    erfafscheidingen vóór de voorgevellijn   1 meter  
    erfafscheidingen elders   2 meter  
    licht- en vlaggenmasten   8 meter  
    zendmast, ter plaatse van de aanduiding 'zendmast'   20 meter  
    overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 meter  
  • b. bij bedrijfswoningen mogen binnen de aanduiding 'bedrijfswoning' onoverdekte zwembaden worden gebouwd, mits:
    • 1. het zwembad minimaal 3 meter achter de voorgevellijn van de woning is gelegen;
    • 2. de oppervlakte van het zwembad maximaal 15% van het zij- en achtererf bedraagt met een maximum van 100 m²;
    • 3. het zwembad niet tot gevolg heeft dat het zij- en achtererf voor meer dan 50% wordt bebouwd;
    • 4. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 1 meter bedraagt;
5.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de brandveiligheid en bereikbaarheid bij calamiteiten.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijkingsbevoegdheid kortere afstand perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2, onder f voor gebouwen in een bouwvlak op een kortere afstand tot de perceelsgrens, indien op het naastgelegen perceel in een straal van 5 meter rondom het gebouw (gemeten vanaf de gevel) geen andere gebouwen gebouwd mogen worden krachtens een bestemmingsplan en/of verleende omgevingsvergunning en er ook geen gebouwen reeds aanwezig zijn.

5.4.2 Afwijkingsbevoegdheid grotere hoogte bouwwerk, geen gebouw zijnde

Het bevoegd gezag kan, met uitzondering van erfafscheidingen vóór de voorgevellijn, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.3, onder a tot een bouwhoogte van ten hoogste 10 meter.

5.4.3 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.4.1 en lid 5.4.2 kan slechts verleend worden als:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

Aan de omgevingsvergunning kunnen ook de nadere eisen als bedoeld in lid 5.3 gesteld worden.

5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. zelfstandige horecabedrijven;
  • c. zelfstandige detailhandelsbedrijven, anders dan bedoeld in lid 5.1.3, onder a tot en met d;
  • d. zelfstandige kantoren;
  • e. bedrijfswoningen anders dan bedoeld in lid 5.1.3, onder f;
  • f. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen, anders dan bedoeld in lid 5.1.3, onder a;
  • g. het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning als zelfstandige woonruimte, als gastenverblijf en/of als woonruimte voor mantelzorg.
5.5.2 Risicovolle inrichtingen

Een risicovolle inrichting is uitsluitend toegestaan indien de plaatsgebonden risicocontour binnen de eigen bedrijfsperceelsgrenzen van de risicovolle inrichting en aangrenzende gronden met de bestemming verkeer, groen, groen-landschappelijk of water blijft.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Afwijkingsbevoegdheid milieucategorie

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1.2 door bedrijven en bedrijfsactiviteiten toe te staan, die niet zijn opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel bedrijven of bedrijfsactiviteiten toe te staan uit één milieucategorie hoger, indien:

  • a. de bedrijfsactiviteiten gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving gelijkgesteld kunnen worden met de toegestane milieucategorieën, waarbij in deze beoordeling worden betrokken geluidhinder, geurproductie, stofuitworp en gevaar;
  • b. naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangetoond dat de bedrijfsactiviteiten waarop de aanvraag om omgevingsvergunning betrekking heeft gezien de omvang of inrichting van het perceel zich ook niet kunnen ontwikkelen tot een milieucategorie die ter plaatse niet is toegestaan.

Artikel 6 Centrum

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Centrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel tot een maximum verkoopvloeroppervlakte van 400 m² per detailhandelsbedrijf;
  • b. kleinschalige kantoren met een publieksfunctie of met een lokale of regionale functie;
  • c. dienstverlening;
  • d. bedrijven en bedrijfsactiviteiten voor zover deze voorkomen in categorie 1 van de bij deze regels horende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • e. culturele centra zoals een museum;
  • f. voorzieningen op het gebied van onderwijs, welzijns- en gezondheidszorg, levensbeschouwing, openbare dienstverlening en kinder- en jeugddagopvang;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt': tevens voor een supermarkt op de begane grond, met een verkoopvloeroppervlakte groter dan 400 m²;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'casino': tevens voor een casino;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houtbewerkingsbedrijf': tevens voor een houtbewerkingsbedrijf;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens voor horecabedrijven voor zover die voorkomen in categorie 1 en 2 van de bij deze regels horende Staat van Horeca-activiteiten;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'wonen'; tevens voor het wonen in woningen;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens voor één bedrijfswoning met bijbehorend erf;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom': de instandhouding van monumentale en waardevolle bomen;
  • n. ondergeschikte horeca-activiteiten, uitsluitend ten dienste van:
    • 1. de in dit lid onder a en g genoemde functies tot een oppervlakte van ten hoogste 25% van de verkoopvloeroppervlakte met een maximum van 50 m²;
    • 2. de in dit lid onder e, f en h genoemde functies tot een oppervlakte van ten hoogste 10% van de voor publiek toegankelijke vloeroppervlakte;
  • o. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals verhardingen, voet- en fietspaden, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en groenvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • b. gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • c. bij toepassing van hellende dakvlakken mag de dakhelling maximaal 60° bedragen.
6.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. Hoofdgebouwen worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw';
  • b. hoofdgebouwen worden met de voorgevel en de zijgevel in de gevellijn gebouwd, daar waar op de verbeelding een gevellijn is opgenomen;
  • c. de breedte van een hoofdgebouw bedraagt minimaal 5 meter;
  • d. het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'wonen' bedraagt maximaal het met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal; indien geen aantal is aangegeven bedraagt het aantal woningen maximaal 1;
  • e. het aantal bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' bedraagt maximaal één;
  • f. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte.
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen
  • a. Bij hoofdgebouwen mogen bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden gebouwd;
  • b. de totale bebouwde oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen, gelegen buiten het bouwaanduidingsvlak 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' bedraagt maximaal 50% van het zij- en achtererf gelegen buiten het bouwaanduidingsvlak, met een maximum van 40 m²;
  • c. indien het achtererf gelegen buiten het aanduidingsvlak 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' groter is dan 240 m² bedraagt de totale bebouwde oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen ten hoogste 1/6 deel van het zij- en achtererf gelegen buiten het bouwaanduidingsvlak, met een maximum van 100 m²;
  • d. de goot- en bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken, voor zover deze vallen binnen het aanduidingsvlak 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • e. de goothoogte van overige bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,3 meter en de bouwhoogte maximaal 6 meter;
  • f. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • g. aangebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevellijn gebouwd;
  • h. horecaterrasoverkappingen op een terras van toegelaten horeca-activiteiten zijn ook buiten een bouwvlak toegestaan waarbij de hoogte maximaal 4 meter bedraagt;
  • i. vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden uitsluitend achter de achtergevellijn gebouwd.
6.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen)
  • a. De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen), bedraagt ten hoogste de volgende maten:
    Bouwwerk   bouwhoogte  
    erfafscheidingen vóór de voorgevellijn   1 meter  
    erfafscheidingen elders   2 meter  
    licht- en vlaggenmasten   8 meter  
    parasols bij toegelaten horeca-activiteiten   5 meter  
    terrasschermen bij toegelaten horeca-activiteiten   1,5 meter  
    overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 meter  
  • b. bij woningen als bedoeld in lid 6.1, onder k en onder l mogen onoverdekte zwembaden mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. het zwembad minimaal 3 meter achter de voorgevellijn van de woning is gelegen;
    • 2. de oppervlakte van het zwembad maximaal 15% van het zij- en achtererf bedraagt met een maximum van 100 m²;
    • 3. het bouwen van een zwembad niet tot gevolg heeft dat het zij- of achtererf voor meer dan 50% wordt bebouwd;
    • 4. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 1 meter bedraagt;
    • 5. het zwembad ten dienste staat van de woning.
6.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijkingsbevoegdheid bouwen in voorgevellijn

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2, onder b voor het oprichten van een deel van de voorgevel achter de op de verbeelding opgenomen gevellijn, mits ten minste 50% van de voorgevelbreedte van het hoofdgebouw wel in de gevellijn is gelegen.

6.4.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in het vorige lid kan slechts verleend worden indien:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • d. voldaan wordt aan de voorwaarde zoals opgenomen in artikel 33.1.2, in de gevallen dat de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - natuurgebied'.

Aan de omgevingsvergunning kunnen ook de nadere eisen als bedoeld in lid 6.3 gesteld worden.

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in elk geval gerekend:

  • a. een supermarkt, anders dan bedoeld in lid 6.1, onder g;
  • b. het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk voor zover gelegen buiten het aanduidingsvlak 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' als verkoopvloeroppervlakte van detailhandelsbedrijven;
  • c. kantoren met een brutovloeroppervlakte van meer dan 1.000 m²;
  • d. het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woonruimte, als gastenverblijf en/of als woonruimte voor mantelzorg.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Milieucategorie bedrijven en bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1, onder d door bedrijven en bedrijfsactiviteiten toe te staan die niet zijn opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten dan wel bedrijven of bedrijfsactiviteiten toe te staan uit één milieucategorie hoger, indien:

  • a. de bedrijfsactiviteiten gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving gelijkgesteld kunnen worden met de toegestane milieucategorieën, waarbij in deze beoordeling worden betrokken geluidhinder, geurproductie, stofuitworp en gevaar;
  • b. naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangetoond dat de bedrijfsactiviteiten waarop de aanvraag om omgevingsvergunning betrekking heeft gezien de omvang of inrichting van het perceel zich ook niet kunnen ontwikkelen tot een milieucategorie die ter plaatse niet is toegestaan;
  • c. voldaan wordt aan de voorwaarde zoals opgenomen in artikel 33.1.2, in de gevallen dat de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - natuurgebied'.
6.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.7.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is binnen gronden met de aanduiding 'monumentale boom' verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • c. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het verwijderen, kappen of rooien van bomen.
6.7.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het in lid 6.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering dan wel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

6.7.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.7.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. in de gevallen zoals bedoeld in lid 6.7.1, onder a tot en met c: de te verwachten gevolgen voor de monumentale boom niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel het herstel de mogelijkheden voor het herstel van die boom niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. in het geval van het verwijderen, kappen of rooien van bomen zoals bedoeld in lid 6.7.1, onder d: de instandhouding van de betreffende boom direct of indirect een gevaar oplevert voor de omgeving.
6.8 Wijzigingsbevoegdheid
6.8.1 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen specifieke aanduiding

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de specifieke aanduiding als bedoeld in lid 6.1, onder h en onder i te verwijderen, indien de betreffende bedrijfsactiviteiten gedurende één jaar zijn beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteiten op korte termijn worden voortgezet.

6.8.2 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen onbenutte bouwmogelijkheid woning

Burgemeester en wethouders kunnen met ingang van 1 april 2016 ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone – wijzigingsgebied - 2' het bestemmingsplan wijzigen door:

  • a. het maatvoeringsvlak 'maximum aantal wooneenheden' van de verbeelding te verwijderen dan wel het aantal zoals opgenomen in het maatvoeringsvlak te verminderen, in de gevallen dat een dergelijk vlak is opgenomen, of
  • b. het aanduidingsvlak 'wonen' van de verbeelding te verwijderen in de gevallen dat geen maatvoeringsvlak 'maximum aantal wooneenheden' is opgenomen.
6.8.3 Voorwaarden wijzigingsbevoegdheid verwijderen onbenutte bouwmogelijkheid woning

Een wijziging als bedoeld in lid 6.8.2 kan slechts worden toegepast:

  • a. ten aanzien van een perceel(sgedeelte) waarvan geconstateerd kan worden dat er plaatse van de functieaanduidings- dan wel maatvoeringsvlakken geen woning is opgericht, noch in oprichting is;
  • b. indien een toegekende omgevingsvergunning voor de bouw van een woning op het betreffende perceel(sgedeelte) niet is ingetrokken.

Artikel 7 Cultuur en ontspanning

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. culturele centra zoals een museum;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend een parkeerterrein;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': uitsluitend een bedrijfswoning;
  • d. ondergeschikte horeca-activiteiten en ondergeschikte detailhandelsactiviteiten uitsluitend ten dienste van een cultureel centrum met een oppervlakte van ten hoogste 10% van de voor publiek toegankelijke vloeroppervlakte;
  • e. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals verhardingen, voet- en fietspaden, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en groenvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

7.2.2 Gebouwen en overkappingen
  • a. De gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. hoofdgebouwen worden met de voorgevel en de zijgevel in de gevellijn gebouwd, daar waar op de verbeelding een gevellijn is opgenomen;
  • c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • d. de oppervlakte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 125 m², waarbij de goothoogte maximaal 3,3 meter bedraagt en de bouwhoogte maximaal 6 meter;
  • e. bij een bedrijfswoning zijn bijbehorende bouwwerken toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 40 m², waarbij de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt en de bouwhoogte maximaal 6 meter;
  • f. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • g. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling van gebouwen maximaal 60°.
7.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen)

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen), bedraagt ten hoogste de volgende maten:

bouwwerk   bouwhoogte  
erfafscheidingen vóór de voorgevellijn   1 meter  
erfafscheidingen elders   2 meter  
vlaggenmasten   8 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 meter  
7.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het inrichten en/of gebruiken van een gebouw ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

Artikel 8 Detailhandel

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel tot een maximum verkoopvloeroppervlakte van 400 m² per detailhandelsbedrijf;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt': tevens een supermarkt op de begane grond, met een verkoopvloeroppervlakte groter dan 400 m²;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': tevens voor dienstverlening;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens voor het wonen in woningen;
  • e. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen, zoals paden, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd: gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • b. gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • c. bij toepassing van hellende dakvlakken mag de dakhelling maximaal 60° bedragen.
8.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw';
  • b. hoofdgebouwen worden met de voorgevel en/of de zijgevel in de gevellijn gebouwd, daar waar op de verbeelding een gevellijn is opgenomen;
  • c. de breedte van een hoofdgebouw dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • d. het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'wonen' bedraagt maximaal het met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal; indien geen aantal is aangegeven bedraagt het aantal woningen maximaal 1;
  • e. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte.
8.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen
  • a. Bij hoofdgebouwen mogen bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden gebouwd;
  • b. de totale bebouwde oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen, gelegen buiten het bouwaanduidingsvlak 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf gelegen buiten het bouwaanduidingsvlak, met een maximum van 40 m²;
  • c. indien het achtererf gelegen buiten het aanduidingsvlak 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' groter is dan 240 m² bedraagt de totale bebouwde oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen ten hoogste 1/6 deel van het zij- en achtererf gelegen buiten het bouwaanduidingsvlak, een maximum van 100 m²;
  • d. de goot- en bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken, voor zover deze vallen binnen het aanduidingsvlak 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • e. de goothoogte van overige bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,3 meter en de bouwhoogte maximaal 6 meter;
  • f. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • g. aangebouwde bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevellijn gebouwd;
  • h. vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overkapingen mogen uitsluitend achter de achtergevellijn worden gebouwd.
8.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen)
  • a. De bouwhoogte van een erfafscheiding die gebouwd wordt vóór de voorgevellijn bedraagt maximaal 1 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
8.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een redelijke lichttoetreding en voldoende privacy;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 8.2.2, onder b voor bouwen van een deel van de voorgevel achter de op de verbeelding opgenomen gevellijn, mits ten minste 50% van de voorgevelbreedte van het hoofdgebouw wel in de gevellijn is gelegen;
  • b. lid 8.2.2, onder e tot een overschrijding met maximaal 1 meter.
8.4.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in 8.4.1 kan slechts worden verleend, indien:

8.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. een supermarkt, anders dan bedoeld in lid 8.1, onder b;
  • b. het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk voor zover gelegen buiten het aanduidingsvlak 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' als verkoopvloeroppervlakte van detailhandelsbedrijven;
  • c. horeca-activiteiten, uitgezonderd ondergeschikte horeca-activiteiten ten dienste van een detailhandelsbedrijf met inachtneming van het volgende:
    • 1. de oppervlakte van de horeca-activiteiten in een gebouw bedraagt ten hoogste 25% van de verkoopvloeroppervlakte met een maximum van 50 m²;
    • 2. een terras is toegestaan met een oppervlakte die ten hoogste die de helft bedraagt van de gerealiseerde oppervlakte aan horeca al s bedoeld onder 1; indien de gerealiseerde oppervlakte aan horeca minder bedraagt dan 20 m² is desondanks een terras van ten hoogste 10 m² toegestaan;
  • d. de opslag en/of verkoop van motorbrandstoffen;
  • e. de opslag en/of verkoop van 10.000 kilogram of meer aan consumentenvuurwerk;
  • a. het inrichten en/of gebruiken van een gebouw als zelfstandige woonruimte, anders dan bedoeld in lid 8.1, onder d;
  • b. het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk als gastenverblijf of als als woonruimte voor mantelzorg.

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'natuurontwikkelingsgebied': tevens voor het beschermen van natuurbelangen en / of het ontwikkelen van nieuwe natuur;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'houtwal': het behoud en het herstel van een houtwal of van houtsingels;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom': de instandhouding van monumentale en waardevolle bomen;
  • e. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals bermstroken, bermsloten, waterpartijen, taluds, oevers en waterhuishoudkundige voorzieningen, verhardingen, voet- en fietspaden, inritten, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en nutsvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Toelaatbare bebouwing
  • a. Op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. op gronden ter plaatse van de aanduiding 'natuurontwikkelingsgebied' zijn geen gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde toegestaan.
9.2.2 Gebouwen
  • a. de oppervlakte van gebouwen mag maximaal 15 m2 bedragen;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag maximaal 3,50 meter bedragen.
9.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:

bouwwerk   bouwhoogte  
antennes   5 meter  
speelvoorzieningen   4 meter  
licht- en vlaggenmasten   8 meter  
openbare nutsvoorzieningen   3,5 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 meter  
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning 'houtwal'

Het is verboden op of in de in lid 9.1 bedoelde gronden met de aanduiding 'houtwal' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
  • f. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • h. het beplanten van gronden met houtgewassen.
9.3.2 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning 'monumentale boom'

Het is binnen gronden met de aanduiding 'monumentale boom' verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • c. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het verwijderen, kappen of rooien van bomen.
9.3.3 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het in lid 9.3.1 en 9.3.2 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering dan wel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
9.3.4 Toelaatbaarheid
  • a. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.3.1 (ter plaatse van aanduiding 'houtwal') wordt slechts verleend indien daardoor de waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Hiertoe dient vooraf een inrichtingsplan te worden opgesteld, dat door bevoegd gezag wordt betrokken bij haar besluit;
  • b. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.3.2 (ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom') wordt slechts verleend indien:
    • 1. in de gevallen zoals bedoeld in lid 9.3.2, onder a tot en met c: de te verwachten gevolgen voor de monumentale boom niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel het herstel de mogelijkheden voor het herstel van die boom niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
    • 2. in het geval van het verwijderen, kappen of rooien van bomen zoals bedoeld in lid 9.3.2, onder d: de instandhouding van de betreffende boom direct of indirect een gevaar oplevert voor de omgeving.

Artikel 10 Groen - Landschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. landschappelijke inpassing door opgaande beplanting van bedrijventerreinen en recreatieterreinen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'houtwal': het behoud en het herstel van een houtwal of van houtsingels;
  • c. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals waterpartijen, taluds, oevers, nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen met uitzondering van de bouwhoogte van openbare nutsvoorzieningen die ten hoogste 3,50 meter mogen bedragen.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
  • b. het afgraven van dijklichamen;
  • c. het aanbrengen van verharde wegen en/of paden en andere oppervlakteverhardingen;

en ter plaatse van de aanduiding 'houtwal' bovendien voor:

  • d. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • e. het aanleggen van dijken of andere taluds;
  • f. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • g. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
  • h. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • i. het verwijderen van oevervegetaties;
  • j. het beplanten van gronden met houtgewassen.
10.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het in lid 10.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen, waaronder in ieder geval verstaan ploegen, eggen, het uitbaggeren van sloten en greppels;
  • b. reeds in uitvoering dan wel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
10.3.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.3.1 wordt slechts verleend indien:

  • de werken of werkzaamheden, direct of indirect, geen onevenredige aantasting van de landschappelijke inpassing tot gevolg hebben;
  • ter plaatse van de aanduiding 'houtwal' bovendien: indien daardoor de waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Hiertoe dient vooraf een inrichtingsplan te worden opgesteld, dat door bevoegd gezag wordt betrokken bij haar besluit.

Artikel 11 Groen - Weidegrond

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Weidegrond' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het hobbymatig weiden van vee;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'natuur en landschap: tevens voor het behoud en herstel van de aan de gronden eigen natuur- en landschapswaarden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'natuurontwikkelingsgebied': tevens voor het beschermen van natuurbelangen en / of het ontwikkelen van nieuwe natuur;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'houtwal': het behoud en het herstel van een houtwal of van houtsingels;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals natuurvriendelijke oevers, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Toelaatbare bebouwing
  • a. Op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. op gronden ter plaatse van de aanduiding 'natuurontwikkelingsgebied' zijn geen gebouwen toegestaan.
11.2.2 Gebouwen
  • a. Gebouwen worden gebouwd in een bouwvlak;
  • b. buiten een bouwvlak is per bouwperceel is ten hoogste één schuilgelegenheid toegestaan ten behoeve van het hobbymatig houden van vee met een maximale oppervlakte van 15 m²;
  • c. de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal 3,3 meter en de bouwhoogte maximaal 6 meter.
11.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt 1,5 meter.

11.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het behoud van de landschappelijke waarden van de gronden;
  • c. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
11.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.2, onder a voor een grotere oppervlakte van een gebouw tot maximaal 30 m², indien:

  • a. de oppervlakte van het bouwperceel ten minste 2.500 m² bedraagt;
  • b. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • c. de landschappelijke waarden van de gronden niet onevenredig worden aangetast;
  • d. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • e. voldaan wordt aan de voorwaarde zoals opgenomen in artikel 33.1.2, in de gevallen dat de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - natuurgebied';
  • f. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'natuurontwikkelingsgebied';
11.5 Specifieke gebruiksregels
11.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de opslag en het aanwenden van dierlijke mest en het aanleggen van een mestbassin (mestzak of foliebassin) of een waterbassin;
  • b. het gebruik van gronden als opslagplaats voor bagger en specie, behoudens het deponeren van baggerspecie in het kader van normaal onderhoud van waterlopen;
  • c. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, stand-, of ligplaats voor kampeermiddelen.
11.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.6.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is binnen gronden met de aanduiding 'natuur en landschap' en/of de aanduiding 'houtwal' verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
  • b. het aanleggen van bos, boomgaard, fruitgaard en bomenrij;
  • c. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de grond;
  • d. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • e. het aanbrengen van verharde wegen en/of paden en andere oppervlakteverhardingen;

en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'houtwal' tevens voor:

  • f. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • g. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
  • h. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • i. het verwijderen van oevervegetaties;
  • j. het beplanten van gronden met houtgewassen.
11.6.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het in lid 11.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen, waaronder in ieder geval verstaan ploegen, eggen, het uitbaggeren van sloten en greppels;
  • b. reeds in uitvoering dan wel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
11.6.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.6.1 wordt slechts verleend indien daardoor de waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Ter plaatse van de aanduiding 'houtwal' dient daarbij vooraf een inrichtingsplan te worden opgesteld, dat door bevoegd gezag wordt betrokken bij haar besluit.

Artikel 12 Horeca

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven voor zover die voorkomen in categorie 1 en 2 van de bij deze regels horende Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens voor één bedrijfswoning met bijbehorend erf;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend een parkeerterrein;
  • d. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals terrassen, verhardingen, voet- en fietspaden, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en groenvoorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • b. gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • c. bij toepassing van hellende dakvlakken mag de dakhelling van gebouwen maximaal 60° bedragen.
12.2.2 Bedrijfsgebouwen en overkappingen
  • a. De bedrijfsgebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. hoofdgebouwen worden met de voorgevel en de zijgevel in de gevellijn gebouwd, daar waar op de verbeelding een gevellijn is opgenomen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - molen' mag uitsluitend een molen worden gebouwd;
  • d. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 meter.
12.2.3 Bedrijfswoningen
  • a. De oppervlakte, inhoud, goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bedragen ten hoogste de volgende maten:
    bouwwerk   oppervlakte   inhoud   goothoogte   bouwhoogte  
    bedrijfswoning   200 m²   750 m³   6 meter   10 meter  
    bijbehorend bouwwerk bij bedrijfswoning   40 m²   niet geregeld   3,3 meter   6 meter  
  • b. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning worden uitsluitend opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', waarbij vrijstaande bijbehorende bouwwerken achter de achtergevellijn worden gebouwd en overige bijbehorende bouwwerken ten minste 3 meter achter de voorgevellijn worden gebouwd.
12.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen)
  • a. De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen), bedraagt ten hoogste de volgende maten:
    bouwwerk   bouwhoogte  
    erfafscheidingen vóór de voorgevellijn   1 meter  
    erfafscheidingen elders   2 meter  
    licht- en vlaggenmasten   8 meter  
    terrasschermen   1,5 meter  
    parasols   5 meter  
    horecaterrasoverkappingen   4 meter  
    overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 meter  
  • b. de uitvalschermen van horecaterrasoverkappingen worden onder een hellingshoek van ten minste 20 graden gemonteerd.
12.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
12.4 Afwijken van de bouwregels
12.4.1 Afwijkingsbevoegdheid bouwen in voorgevellijn

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2.2, onder b voor het oprichten van een deel van de voorgevel achter de op de verbeelding opgenomen gevellijn, mits ten minste 50% van de voorgevelbreedte van het hoofdgebouw wel in de gevellijn is gelegen.

12.4.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in het vorige lid kan slechts verleend worden indien:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • d. voldaan wordt aan de voorwaarde zoals opgenomen in artikel 33.1.2, in de gevallen dat de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - natuurgebied'.

Aan de omgevingsvergunning kunnen ook de nadere eisen als bedoeld in lid 12.3 gesteld worden.

12.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Gronden gelegen buiten een bouwvlak mogen alleen worden gebruikt voor ondersteunende voorzieningen aan de horecabedrijven zoals terrassen, verhardingen, voet- en fietspaden, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en groenvoorzieningen;
  • b. de buitenopslag van goederen voor de voorgevellijn en buiten een bouwvlak is niet toegestaan;
  • c. het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woonruimte, als gastenverblijf of als mantelzorgwoning is niet toegestaan.

Artikel 13 Kantoor

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kleinschalige kantoren;
  • b. het wonen in woningen met een maximum van één woning per bestemmingsvlak;
  • c. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals verhardingen, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

13.2.2 Gebouwen en overkappingen
  • a. Gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. de breedte van een hoofdgebouw bedraagt ten minste 5 meter;
  • c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • d. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • e. bij toepassing van hellende dakvlakken mag bedraagt de dakhelling ten hoogste 60°.
13.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen)

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen), bedraagt ten hoogste de volgende maten:

bouwwerk   bouwhoogte  
erfafscheidingen vóór de voorgevellijn   1 meter  
erfafscheidingen elders   2 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 meter  
13.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
13.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Buitenopslag van goederen is niet toegestaan;
  • b. het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woonruimte, als gastenverblijf of als mantelzorgwoning is niet toegestaan.

Artikel 14 Maatschappelijk

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen op het gebied van onderwijs, welzijns- en gezondheidszorg, levensbeschouwing, openbare dienstverlening en kinder- en jeugddagopvang;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens voor het wonen in woningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens voor één bedrijfswoning met bijbehorend erf;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': uitsluitend een begraafplaats;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenartsenpraktijk': uitsluitend een dierenartsenpraktijk;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom': de instandhouding van monumentale en waardevolle bomen;
  • g. ondergeschikte horeca-activiteiten uitsluitend ten dienste van maatschappelijke voorzieningen met een oppervlakte van ten hoogste 10% van de voor publiek toegankelijke vloeroppervlakte;
  • h. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals verhardingen, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

14.2.2 Gebouwen en overkappingen
  • a. De gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal 5 meter;
  • c. het totale oppervlak van alle gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage van dat gedeelte van het bouwperceel dat in een bouwvlak valt; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100%;
  • d. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' bedraagt het aantal woningen ten hoogste het met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  • f. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • g. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning worden uitsluitend opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', waarbij vrijstaande bijbehorende bouwwerken achter de achtergevellijn worden gebouwd en overige bijbehorende bouwwerken ten minste 3 meter achter de voorgevellijn worden gebouwd;
  • h. de oppervlakte, inhoud, goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bedragen ten hoogste de volgende maten:
    bouwwerk   oppervlakte   inhoud   goothoogte   bouwhoogte  
    bedrijfswoningen   zie onder b, met een maximum van 200 m²   750 m³   6 meter   10 meter  
    bijbehorend bouwwerk bij bedrijfswoningen   zie onder b, met een maximum van 40 m²   niet geregeld   3,3 meter   6 meter  
  • i. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling van gebouwen ten hoogste 60°.
14.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen)

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen), bedraagt ten hoogste de volgende maten:

bouwwerk   bouwhoogte  
erfafscheidingen vóór de voorgevellijn   1 meter  
erfafscheidingen elders   2 meter  
licht- en vlaggenmasten   8 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 meter  
14.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
14.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. buitenopslag van goederen;
  • b. crematoria;
  • c. dierenasiels en dierenpensions;
  • d. het inrichten en/of gebruiken van een gebouw als zelfstandige woonruimte, anders dan bedoeld in lid 14.1, onder b en onder c;
  • e. het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning als gastenverblijf of als woonruimte voor mantelzorg.
14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is binnen gronden met de aanduiding 'monumentale boom' verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • c. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het verwijderen, kappen of rooien van bomen.
14.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het in lid 14.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering dan wel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

14.5.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.5.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. in de gevallen zoals bedoeld in lid 14.5.1, onder a tot en met c: de te verwachten gevolgen voor de monumentale boom niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel het herstel de mogelijkheden voor het herstel van die boom niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. in het geval van het verwijderen, kappen of rooien van bomen zoals bedoeld in lid 14.5.1, onder d: de instandhouding van de betreffende boom direct of indirect een gevaar oplevert voor de omgeving.

Artikel 15 Natuur

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom': de instandhouding van monumentale en waardevolle bomen;
  • c. ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende recreatieve fiets, en wandel- en ruiterpaden en voorzieningen;
  • d. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals water, taluds en waterhuishoudkundige voorzieningen.
15.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 2 meter.

15.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, stand-, of ligplaats voor kampeermiddelen.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is binnen deze bestemming verboden gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden), de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
  • f. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • h. het beplanten van gronden met houtgewassen.
15.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het in lid 15.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering dan wel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. passen binnen het beheerplan Natura 2000 Kop van Schouwen.
15.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien daardoor de waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Hiertoe dient vooraf een inrichtingsplan te worden opgesteld, dat door bevoegd gezag wordt betrokken bij haar besluit;
  • b. naast het bepaalde in lid a wordt een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 15.4.1 voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' bovendien slechts verleend indien:
    • 1. in het geval van het verwijderen, kappen of rooien van bomen zoals bedoeld in lid 15.4.1, onder g: de instandhouding van de betreffende boom direct of indirect een gevaar oplevert voor de omgeving;
    • 2. in de overige gevallen zoals bedoeld in lid 15.4.1, onder a tot en met h: de te verwachten gevolgen voor de monumentale boom niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel het herstel de mogelijkheden voor het herstel van die boom niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 16 Recreatie - Dagrecreatie

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatieve voorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': uitsluitend volkstuinen;
  • c. hierbij horende voorzieningen zoals speelvoorzieningen, verhardingen, parkeervoorzieningen, inritten, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

16.2.2 Gebouwen en overkappingen
  • a. De gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' zijn uitsluitend tuinhuisjes en kweekkasjes toegestaan, waarbij de maximale gezamenlijke bebouwde oppervlakte ten hoogste 3% van het aanduidingsvlak bedraagt en de volgende maximale maten gelden:
bouwwerk   maximum hoogte   maximum oppervlakte  
tuinhuisje   3 m   9 m²  
kweekkas   2,5 m   5 m²  
16.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen)

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen), bedraagt ten hoogste de volgende maten:

bouwwerk   bouwhoogte  
speelvoorzieningen   4 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 meter  
16.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, standplaats van kampeermiddelen;
  • b. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als winterstalling voor of ligplaats van kampeermiddelen;
  • c. het uitoefenen van verblijfsrecreatie.

Artikel 17 Recreatie - Kampeerterrein

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Kampeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het kamperen en voor recreatief nachtverblijf in kampeermiddelen en recreatiewoningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - fruitgaardbedrijf': een fruitgaardbedrijf;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden': tevens voor het behoud, herstel en ontwikkeling van het landschap;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens voor één bedrijfswoning met bijbehorend erf;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': tevens voor de opslag van kampeermiddelen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens voor de verkoop van kampeermiddelen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend een parkeerterrein;
  • h. hierbij horende voorzieningen zoals speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, wegen, parkeerruimte en groenvoorzieningen.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming bouwwerken geen gebouw zijnde en de volgende gebouwen toegestaan: kampeermiddelen, sanitairgebouwen, recreatie- en bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken en overige gebouwen, waarbij de overige gebouwen uitsluitend in een bouwvlak mogen worden gebouwd.

17.2.2 Algemeen
  • a. Sanitairgebouwen zijn toegestaan tot een gezamenlijke oppervlakte van 180 m² per bestemmingsvlak waarbij de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
  • b. stacaravans zijn uitsluitend toegestaan op permanente standplaatsen, met dien verstande dat de netto standplaatsgrootte ten minste 150 m² bedraagt;
  • c. uitsluitend op permanente standplaatsen mogen vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. ten hoogste één vrijstaand bijbehorend bouwwerk is toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 9 m² en een hoogte van maximaal 3,5 meter;
    • 2. ten hoogste één bordes per standplaats is toegestaan, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de stacaravan en het bordes ten hoogste 55 m² bedraagt en waarbij de hoogte van een bordes de hoogte van de stacaravan niet overschrijdt;
    • 3. aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet zijn toegestaan;
    • 4. privé-sanitair op een standplaats niet is toegestaan;
  • d. het aantal recreatiewoningen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen' aangegeven aantal;
  • e. de oppervlakte van een recreatiewoning bedraagt ten hoogste 75 m²;
  • f. de goothoogte van recreatiewoningen bedraagt maximaal 3,5 meter en de bouwhoogte maximaal 7,5 meter;
  • g. bij een recreatiewoning is één bijbehorend bouwwerk of overkapping toegestaan met een oppervlakte van te hoogste 13 m² en met een goothoogte van maximaal 2,5 meter en een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter;
  • h. overige gebouwen zijn uitsluitend in een bouwvlak toegestaan, waarbij de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
  • i. de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt ten minste 3 meter;
  • j. de hoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 2 meter.
17.2.3 Bedrijfswoningen
  • a. Een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden achter de achtergevellijn gebouwd en overige bijbehorende bouwwerken worden ten minste 3 meter achter de voorgevellijn gebouwd;
  • c. de oppervlakte, inhoud, goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedragen ten hoogste de volgende maten:
bouwwerk   oppervlakte   inhoud   goothoogte   bouwhoogte  
bedrijfswoningen   200 m²   750 m³   6 meter   10 meter  
bijbehorend bouwwerk bij bedrijfswoningen   40 m² (gezamenlijk oppervlak bijbehorende bouwwerken en overkappingen)   niet geregeld   3,3 meter   6 meter  
overkapping       niet geregeld   3 meter  
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Afwijken privé-sanitair

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2 om privé-sanitair te kunnen toestaan, met inachtneming van het volgende:

  • a. privé-sanitair is uitsluitend toegestaan op een niet-permanente standplaats;
  • b. per niet-permanente standplaats is ten hoogste één privé-sanitair toegestaan;
  • c. de totale hoogte van privé-sanitair bedraagt ten hoogste 3,50 meter;
  • d. per standplaats bedraagt de oppervlakte van een privé-sanitair ten hoogste 6 m2;
  • e. privé-sanitair mag aaneen worden gebouwd, met dien verstande dat ten hoogste 4 sanitaire eenheden worden gecombineerd in één gebouw van ten hoogste 24 m2;
  • f. het kampeerterrein is rondom voorzien van een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van 10 meter of van ten minste 5 meter plus een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 meter hoog, gemeten vanaf het maaiveld;
  • g. afwijken is slechts toelaatbaar als:
    • 1. voor de landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst een beheersplan is opgesteld en goedgekeurd door het bevoegd gezag;
    • 2. als realisatie, beheer en onderhoud van de landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst zijn verzekerd.
17.3.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in 17.3.1 kan slechts worden verleend, indien :

  • a. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • c. voldaan wordt aan de voorwaarde zoals opgenomen in artikel 33.1.2, in de gevallen dat de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - natuurgebied'.
17.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden gelden in ieder geval de volgende regels:

  • a. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'aantal standplaatsen' aangegeven aantal;
  • b. het aantal permanente standplaatsen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum aantal permanente standplaatsen' aangegeven aantal;
  • c. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als winterstalling voor kampeermiddelen is niet toegestaan;
  • d. verblijfsrecreatie zonder een centrale bedrijfsmatige exploitatie is niet toegestaan;
  • e. winterkamperen is niet toegestaan;
  • f. recreatief nachtverblijf in bijbehorende bouwwerken is niet toegestaan;
  • g. de netto-standplaatsgrootte voor een permanente standplaats bedraagt ten minste 150 m²;
  • h. de netto-standplaatsgrootte voor een niet-permanente standplaats bedraagt ten minste 100 m²;
  • i. op een permanente standplaats mogen gedurende het gehele jaar ten hoogste worden geplaatst:
    • 1. één kampeermiddel, en;
    • 2. twee bijzettentjes van elk ten hoogste 8 m2;
  • j. op een niet-permanente standplaats mogen kampeermiddelen worden geplaatst met inachtneming van het volgende:
    • 1. plaatsing is uitsluitend toegestaan gedurende het zomerseizoen;
    • 2. uitsluitend zijn toegestaan: één kampeermiddel, niet zijnde een stacaravan, met ten hoogste twee bijzettentjes van elk ten hoogste 8 m2;
  • k. horeca is niet toegestaan, met uitzondering van ondersteunende horeca, voor zover dit een ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening;
  • l. het gebruik van niet-permanente standplaatsen in het winterseizoen als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats is niet toegestaan;
  • m. ten minste 2% van de gronden met de bestemming Recreatie - Kampeerterrein zijn bedoeld ten behoeve van sport- en spelvoorzieningen;
  • n. het aantal parkeerplaatsen bedraagt ten minste 120% van het aantal standplaatsen en recreatiewoningen, met dien verstande dat ten minste 20% van het aantal parkeerplaatsen wordt gesitueerd op een centrale parkeerplaats nabij de ingang van het kampeerterrein;
  • o. het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning als zelfstandige woonruimte, als gastenverblijf en/of als woonruimte voor mantelzorg is niet toegestaan.
17.5 Afwijken van de gebruiksregels
17.5.1 Afwijken winterkamperen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.4 onder e voor het gebruik van standplaatsen voor winterkamperen met inachtneming van het volgende:

  • a. het kampeerterrein is rondom voorzien van een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 10 meter of van ten minste 5 meter plus een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 meter hoog, gemeten vanaf het maaiveld;
  • b. afwijken is slechts toelaatbaar als:
    • 1. voor de landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst een beheersplan is opgesteld en goedgekeurd door het bevoegd gezag;
    • 2. als realisatie, beheer en onderhoud van de landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst zijn verzekerd.
17.5.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in 17.5.1 kan slechts worden verleend, indien:

  • a. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • c. voldaan wordt aan de voorwaarde zoals opgenomen in artikel 33.1.2, in de gevallen dat de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - natuurgebied'.
17.6 Wijzigingsbevoegdheid
17.6.1 Aantal permanente standplaatsen

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door het aantal permanente standplaatsen als bedoeld in lid 17.4 te vergroten, met inachtneming van het volgende:

  • a. het totaal aantal standplaatsen mag niet worden vergroot;
  • b. toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is noodzakelijk in verband met kwaliteitsverbetering en/of productdifferentiatie of in het kader van wettelijke eisen omtrent veiligheid;
  • c. de gemiddelde netto-oppervlakte van de standplaatsen voor kampeermiddelen wordt niet verkleind;
  • d. het aantal parkeerplaatsen bedraagt ten minste 120% van het aantal standplaatsen, met dien verstande dat ten minste 20% hiervan zal worden gesitueerd op een centrale parkeerplaats nabij de ingang van het kampeerterrein;
  • e. van het totale oppervlak van een kampeerterrein wordt ten minste 2% benut ten behoeve van sport- en spelvoorzieningen;
  • f. rondom het kampeerterrein wordt voorzien in een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 10 meter of van ten minste 5 meter plus een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 meter hoog, gemeten vanaf het maaiveld;
  • g. wijziging vindt slechts plaats als:
    • 1. voor de landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst een beheersplan is opgesteld en goedgekeurd door het bevoegd gezag;
    • 2. als realisatie, beheer en onderhoud van de landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst zijn verzekerd;
  • h. de lichtuitstraling naar de omgeving van de camping dient te worden beperkt zoveel als technisch mogelijk.
17.6.2 Kampeerhuisjes

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de bouw van kampeerhuisjes, met inachtneming van het volgende:

  • a. op ten hoogste 30% van het aantal permanente standplaatsen voor kampeermiddelen zoals weergegeven met de aanduiding 'maximum aantal permanente standplaatsen' mag een kampeerhuisje worden gebouwd, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - fruitgaardbedrijf' bovendien in totaal niet meer dan 3 kampeerhuisjes zijn toegestaan; op de verbeelding wordt hiertoe de aanduiding 'maximum aantal kampeerhuisjes' opgenomen;
  • b. per standplaats ten hoogste één kampeerhuisje mag worden geplaatst;
  • c. de netto-standplaatsgrootte van een permanente standplaats bedraagt ten minste vier maal de oppervlakte van het kampeerhuisje;
  • d. de oppervlakte, inhoud en bouwhoogte van kampeerhuisjes bedragen ten hoogste de volgende maten:
    Gebouw   oppervlakte (m²)   inhoud (m³)   bouwhoogte (m)  
    kampeerhuisje   75 m²   250 m³   5,50 meter  
  • e. nieuwe kampeerhuisjes zijn uitsluitend toegestaan indien sprake is van een centraal bedrijfsmatige exploitatie;
  • f. de lichtuitstraling naar de omgeving van de camping dient te worden beperkt zoveel als technisch mogelijk is;
  • g. wijziging wordt toegepast met inachtneming van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ingevolge de Wet geluidhinder ten aanzien van wegverkeerslawaai;
  • h. rondom het terrein is voorzien in een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 10 meter of van ten minste 5 meter plus een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 meter hoog, gemeten vanaf het maaiveld;
  • i. wijziging vindt slechts plaats als:
    • 1. voor de landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst een beheersplan is opgesteld en goedgekeurd door het bevoegd gezag;
    • 2. als realisatie, beheer en onderhoud van de landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst zijn verzekerd;
  • j. tenminste 2% van de gronden met de bestemming Recreatie - Kampeerterrein zijn ingericht met sport en spelvoorzieningen;
  • k. het aantal parkeerplaatsen ten minste 120% van het aantal standplaatsen bedraagt, met dien verstande dat ten minste 20% hiervan zal worden gesitueerd op een centrale parkeerplaats nabij de ingang van het kampeerterrein.
17.6.3 Afwegingskader

De wijziging als bedoeld in lid 17.6.1 en 17.6.2 kan slechts worden toegepast, indien:

  • a. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • c. met een onderzoek is aangetoond dat de aanwezige ecologische en natuurwaarden niet onevenredig worden geschaad.
17.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.7.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is binnen gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - fruitgaardbedrijf' ' verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) bomen of andere opgaande beplanting te verwijderen, kappen of rooien.

17.7.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het in lid 17.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering dan wel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
17.7.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.7.1 wordt slechts verleend indien de werken of werkzaamheden, direct of indirect, geen onevenredige aantasting van de waarden tot gevolg hebben. Hiertoe dient vooraf een inrichtingsplan te worden opgesteld dat door het bevoegd gezag wordt betrokken bij haar besluit.

Artikel 18 Recreatie - Verblijfsrecreatie

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': recreatief nachtverblijf in recreatiewoningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - logeergebouw': recreatief nachtverblijf in een logeergebouw;
  • c. hierbij horende voorzieningen zoals speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, wegen, parkeerruimte en groenvoorzieningen.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

18.2.2 Recreatiewoningen

Ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' gelden de volgende specifieke bouwregels.

  • a. gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. per bouwvlak is ten hoogte één recreatiewoning toegestaan;
  • c. de oppervlakte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 75 m², tenzij op de verbeelding middels de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)' een andere maximale oppervlakte is aangegeven;
  • d. de goot- en bouwhoogte van recreatiewoningen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • e. de hoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3 meter;
  • f. bij een recreatiewoning is één vrijstaande bijbehorend bouwwerk of overkapping toegestaan met een oppervlakte van te hoogste 13 m² en met een goothoogte van maximaal 2,5 meter en een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder f. zijn bij een recreatiewoning waarbij in het bestemmingsvlak ook de aanduiding 'garagebox' is opgenomen, bijbehorende bouwwerken of overkappingen uitsluitend toegestaan binnen het gedeelte ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
  • h. op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' zijn bijbehorende bouwwerken en overkappingen toegestaan tot een oppervlakte van 100% van het aanduidingsvlak, waarbij de goothoogte van bijbehorende bouwwerken maximaal 3,3 meter en de bouwhoogte maximaal 6 meter bedraagt en de bouwhoogte van overkappingen maximaal 3 meter bedraagt;
  • i. bij toepassing van hellende dakvlakken mag de dakhelling van gebouwen maximaal 60° bedragen.
18.2.3 Logeergebouwen

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - logeergebouw' gelden de volgende specifieke bouwregels:

  • a. gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • c. de hoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3 meter.
18.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen)

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen), bedraagt ten hoogste de volgende maten:

bouwwerk   bouwhoogte  
speelvoorzieningen   4 meter  
erfafscheidingen voor de voorgevellijn   1 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 meter  
18.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een redelijke lichttoetreding en voldoende privacy;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
18.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden gelden in ieder geval de volgende regels:

  • f. recreatief nachtverblijf in bijbehorende bouwwerken is niet toegestaan;
  • g. detailhandel is niet toegestaan;
  • h. horeca is niet toegestaan.

Artikel 19 Sport

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. veldsportcomplexen en tennisbanen;
  • b. ondergeschikte detailhandels- en horeca-activiteiten uitsluitend ten dienste van de toegestane sport- en sportvoorzieningen;
  • c. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals verhardingen, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en groenvoorzieningen.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

19.2.2 Gebouwen en overkappingen
  • a. De gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal 5 meter;
  • c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • d. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • e. bij toepassing van hellende dakvlakken mag de dakhelling maximaal 60° bedragen.
19.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen)

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen), bedraagt ten hoogste de volgende maten:

bouwwerk   bouwhoogte  
vlaggenmasten   8 meter  
ballenvangers   6 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 meter  
19.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
19.4 Afwijken van de bouwregels
19.4.1 Afwijkingsbevoegdheid lichtmasten

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2.3 ten behoeve van lichtmasten als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de hoogte van de lichtmasten bedraagt maximaal 15 meter;
  • b. indien de afstand van de lichtmasten tot de gevel van de dichtstbijzijnde woningen en/of andere licht- en geluidgevoelige functies zoals (recreatie)woningen, kampeerterreinen en mantelzorgwoningen minder dan 30 meter bedraagt, moet worden aangetoond dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat voor de betreffende functies.
19.4.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.4.1 kan slechts verleend worden indien:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • d. voldaan wordt aan de voorwaarde zoals opgenomen in artikel 33.1.2, in de gevallen dat de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - natuurgebied'.

Aan de omgevingsvergunning kunnen ook de nadere eisen als bedoeld in lid 19.3 gesteld worden.

Artikel 20 Verkeer

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2 rijstroken en voet- en fietspaden;
  • b. verkooppunten voor ambulante handel;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'terras': een horecaterras ten behoeve van horeca-activiteiten op een aangrenzende bestemming;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom': de instandhouding van monumentale en waardevolle bomen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend een parkeerterrein;
  • f. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals uitvoegstroken, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, straatmeubilair, bruggen, afvalverzamelvoorzieningen, speelvoorzieningen en groenvoorzieningen.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

20.2.2 Gebouwen
  • a. Uitsluitend gebouwen ten dienste van openbare nutsvoorzieningen zijn toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 meter;
  • c. de oppervlakte van gebouwen bedraagt ten hoogste 15 m².
20.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:

bouwwerk   bouwhoogte  
antennes   5 meter  
speelvoorzieningen   4 meter  
licht- en vlaggenmasten   8 meter  
openbare nutsvoorzieningen   3,5 meter  
horecaterrasoverkappingen waarbij de uitvalschermen onder een hellingshoek van 20° gemonteerd dienen te worden, ter plaatse van de aanduiding 'terras'   4 meter  
horecaterrasschermen ter plaatse van de aanduiding 'terras'   1,5 meter  
parasols ter plaatse van de aanduiding 'terras'   5 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   3 meter  
20.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
20.4 Specifieke gebruiksregels

Een verkooppunt voor ambulante handel is uitsluitend toegestaan, indien

  • a. niet meer dan 2 verkooppunten tegelijkertijd aanwezig zijn op de gronden bestemd als Verkeer gelegen in het plangebied van dit plan;
  • b. het verkooppunt niet is gesitueerd op de openbare rijbaan;
  • c. de afstand tot percelen bestemd voor het wonen ten minste 10 meter bedraagt.
20.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is binnen gronden met de aanduiding 'monumentale boom' verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren :

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • c. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het verwijderen, kappen of rooien van bomen.
20.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het in lid 20.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering dan wel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

20.5.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 20.5.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. in de gevallen zoals bedoeld in lid 20.5.1, onder a tot en met c: de te verwachten gevolgen voor de monumentale boom niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel het herstel de mogelijkheden voor het herstel van die boom niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. in het geval van het verwijderen, kappen of rooien van bomen zoals bedoeld in lid 20.5.1, onder d: de instandhouding van de betreffende boom direct of indirect een gevaar oplevert voor de omgeving.
20.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en een nieuw horecaterras toestaan, dan wel een bestaand terras verplaatsen door de aanduiding 'terras' toe te voegen dan wel te verplaatsen, met in achtneming van het volgende:

  • a. het terras gelegen is binnen (het verlengde van) de perceelsgrenzen van de inrichting waar het terras bij hoort;
  • b. de afstand van het terras tot de rijbaan ten minste 1,5 meter is;
  • c. er op een trottoir een loopstrook resteert van ten minste 2 meter;
  • d. de volgende bouwregels in acht worden genomen:
    • 1. de bouwhoogte van een horecaterrasscherm bedraagt maximaal 1,50 meter;
    • 2. de bouwhoogte van een horecaterrasoverkapping bedraagt maximaal 4 meter, waarbij de uitvalschermen onder een hellingshoek van 20° gemonteerd dienen te worden;
    • 3. de hoogte van parasols bedraagt maximaal 5 meter.

Van het bepaalde onder a, b en c kan worden afgeweken wanneer de inrichting of het gebruik van de openbare ruimte ter plaatse hier aanleiding toe geeft.

Artikel 21 Water

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. taluds en oevers;
  • c. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals duikers en bruggen ter ontsluiting van percelen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen.
21.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

Artikel 22 Wonen

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in woningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox': uitsluitend een huishoudelijke berg- of werkruimte of een opslagruimte ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'pension': tevens voor een pension met ten hoogste 25 slaapplaatsen, in of behorend bij een woning;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gastenverblijf': tevens voor een gastenverblijf;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschap' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor het behoud en/of versterking van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom': de instandhouding van monumentale en waardevolle bomen;
  • g. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen, zoals voet- en fietspaden, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en tuinen.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

22.2.2 Algemeen
  • a. Gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. woningen worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduidingen 'aaneengebouwd', 'twee-aaneen', 'gestapeld', 'vrijstaand' en 'specifieke bouwaanduiding - geschakeld', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'aaneengebouwd': uitsluitend aaneen gebouwde woningen worden gebouwd;
    • 2. 'twee-aaneen': uitsluitend twee-aaneen gebouwde woningen worden gebouwd;
    • 3. 'vrijstaand': uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd;
    • 4. 'specifieke bouwaanduiding - geschakeld': uitsluitend geschakelde woningen worden gebouwd;
    • 5. 'gestapeld': uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd;
    • 6. 'specifieke bouwaanduiding - lintbebouwing': uitsluitend vrijstaande of twee aaneengebouwde woningen worden gebouwd.
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is een ondergrondse parkeergarage ten behoeve van de omliggende woningen toegestaan.
22.2.3 Woningen
  • a. Het aantal woningen per aanduidingsvlak bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal; indien geen aantal is aangegeven bedraagt het aantal woningen maximaal 1;
  • b. de goot- en bouwhoogte bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte. Indien geen maatvoering is aangegeven geldt een goothoogte van 6 meter en een bouwhoogte van maximaal 10 meter;
  • c. woningen moeten met de voorgevel in de gevellijn worden gebouwd, daar waar op de verbeelding een gevellijn is opgenomen;
  • d. de breedte van een woning en de afstand tussen de woning en de zijdelingse bouwperceelgrens - in beide gevallen een bijbehorend bouwwerk niet meegerekend - bedraagt ter plaatse van de genoemde bouwaanduidingsvlakken niet minder dan aangegeven in onderstaande tabel:
    bouwaanduidingsvlak   breedte woning
    minimaal-maximaal  
    afstand bouwperceelsgrens  
    vrijstaand   6 meter - 20 meter   3 meter  
    twee-aaneen   5 meter - 15 meter   3 meter (aan één zijde)  
    lintbebouwing   4 meter - 20 meter   0,5 meter (aan één zijde)  
    geschakeld en gestapeld   niet nader bepaald   niet nader bepaald  
    aaneengebouwd   4 meter - 10 meter   niet nader bepaald  
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' bedraagt de totale bebouwde oppervlakte van woningen, inclusief bijbehorende bouwwerken en overkappingen ten hoogste het aangegeven percentage, berekent over dat gedeelte van het bouwperceel dat in het maatvoeringsvlak valt;
  • f. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling maximaal 60°.
22.2.4 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen
  • a. De totale bebouwde oppervlakte van het zij- en achtererf gelegen buiten het bouwaanduidingsvlak, overkappingen meegerekend, bedraagt maximaal 50% met een maximum van 40 m², tenzij op de verbeelding anders is aangeduid;
  • b. indien het achtererf gelegen buiten het bouwaanduidingsvlak groter is dan 240 m², bedraagt het totale bebouwde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken - overkappingen meegerekend - ten hoogste 1/6 deel van het zij- en achtererf buiten het bouwaanduidingsvlak, met een maximum van 100 m²;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a. bedraagt ter plaatse van de percelen Hogezoom 5 tot en met Hogezoom 5d de totale bebouwde oppervlakte van het achtererf en het voorerf, gelegen buiten het bouwaanduidingsvlak maximaal 50% met een maximum van 40 m²;
  • d. de hoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3 meter;
  • e. de goothoogte van overige bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,30 meter en de bouwhoogte maximaal 6 meter;
  • f. vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden achter (het verlengde van) de achtergevellijn gebouwd, overige bijbehorende bouwwerken worden ten minste 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw gebouwd;
  • g. de afstand tussen bijbehorende bouwwerken en de zijdelingse bouwperceelgrens ter plaatse van de genoemde bouwaanduidingsvlakken bedraagt niet minder dan aangegeven in onderstaande tabel:
bouwaanduidingsvlak   bijbehorend bouwwerk aan de zij- of achtergevel   vrijstaand bijbehorend bouwwerk  
vrijstaand   3 meter   3 meter (aan één zijde)  
overige   niet nader bepaald   niet nader bepaald  
22.2.5 Huishoudelijke berg- en werkruimten ter plaatse van de aanduiding 'garagebox'

Ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' gelden, onverminderd eventuele bouwmogelijkheden uit het vorige lid, de volgende bouwregels:

  • a. de goothoogte bedraagt maximaal 3,30 meter, tenzij op de verbeelding een afwijkende maat is opgenomen;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 meter, tenzij op de verbeelding een afwijkende maat is opgenomen;
  • c. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling maximaal 60°.
22.2.6 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen)

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen), bedraagt ten hoogste de volgende maten:

Bouwwerk   Bouwhoogte  
vlaggenmasten en overige masten   8 meter  
erfafscheidingen voor de voorgevellijn   1 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 meter  
22.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een redelijke lichttoetreding en voldoende privacy;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
22.4 Afwijken van de bouwregels
22.4.1 Woningcategorie

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.2 voor de bouw van een vrijstaande woning en voor twee-aaneen gebouwde woningen ter plaatse van de aanduidingen 'aaneengebouwd' en 'geschakeld' en voor de bouw van een vrijstaande woning ter plaatse van de aanduidingen 'twee-aaneen' en 'geschakeld', mits:

22.4.2 Afstand en hoogte

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 22.2.3, onder b en lid 22.2.5, onder b voor een hogere goothoogte tot een overschrijding met maximaal 1 meter;
  • b. lid 22.2.3, onder d voor een kortere afstand van het hoofdgebouw tot minimaal 1 meter van de zijdelingse perceelsgrens;
  • c. lid 22.2.4, onder f voor een kortere afstand van een bijbehorend bouwwerk tot minimaal 1 meter van de zijdelingse perceelsgrens.
22.4.3 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 22.4.2 kan slechts worden verleend, indien:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • d. voldaan wordt aan de voorwaarde zoals opgenomen in artikel 33.1.2, in de gevallen dat de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - natuurgebied'.

Aan de omgevingsvergunning kunnen ook de nadere eisen als bedoeld in lid 22.3 gesteld worden.

22.5 Specifieke gebruiksregels
22.5.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeren' dient per woning ten minste één parkeerplaats aanwezig te zijn.

22.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in elk geval gerekend het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk bij een woning of van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' als

22.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.6.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning 'landschap'

Het is binnen gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschap' verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
  • b. het afgraven of ophogen van gronden;
  • c. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanbrengen van verharde wegen en/of paden en andere oppervlakteverhardingen.
22.6.2 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning 'monumentale boom'

Het is binnen gronden met de aanduiding 'monumentale boom' verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • c. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het verwijderen, kappen of rooien van bomen.
22.6.3 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het in lid 22.6.1 en lid 22.6.2 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering dan wel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
22.6.4 Toelaatbaarheid
  • a. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 22.6.1 (ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschap') wordt slechts verleend indien de werken of werkzaamheden, direct of indirect, geen onevenredige aantasting van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden tot gevolg hebben;
  • b. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 22.6.2 (ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom') wordt slechts verleend indien:
    • 1. in de gevallen zoals bedoeld in lid 22.6.2, onder a tot en met c: de te verwachten gevolgen voor de monumentale boom niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel het herstel de mogelijkheden voor het herstel van die boom niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
    • 2. in het geval van het verwijderen, kappen of rooien van bomen zoals bedoeld in lid 22.6.2, onder d: de instandhouding van de betreffende boom direct of indirect een gevaar oplevert voor de omgeving.
22.7 Wijzigingsbevoegdheid
22.7.1 Verwijderen onbenutte bouwmogelijkheid woning

Burgemeester en wethouders kunnen met ingang van 22 oktober 2025 ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone – wijzigingsgebied - 1' het bestemmingsplan wijzigen door:

  • a. het maatvoeringsvlak 'maximum aantal wooneenheden' van de verbeelding te verwijderen dan wel het aantal te verminderen, in de gevallen dat een dergelijk maatvoeringsvlak is opgenomen, of
  • b. het aanduidingsvlak 'vrijstaand' en het bouwvlak van de verbeelding te verwijderen in de gevallen dat geen maatvoeringsvlak 'maximum aantal wooneenheden' is opgenomen, of
  • c. de aanduiding 'twee-aaneen' te wijzigen in de aanduiding 'geschakeld' en het maatvoeringsvlak 'maximum aantal wooneenheden' van de verbeelding te verwijderen.
22.7.2 Voorwaarden wijzigingsbevoegdheid
  • a. Het opstarten van een procedure is slechts toegestaan ten aanzien van een perceel(sgedeelte) waarvan geconstateerd kan worden dat er plaatse van de bouwaanduidings- dan wel maatvoeringsvlakken geen woning is opgericht, noch in oprichting is;
  • b. het opstarten van een procedure is niet toegestaan indien een toegekende omgevingsvergunning voor de bouw van een woning op het betreffende perceel(sgedeelte) niet is ingetrokken.

Artikel 23 Waarde - Archeologie - 1

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

23.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels.

23.2.1 Bouwen ten behoeve van de dubbelbestemming

Het bepaalde in de Monumentenwet 1988 is van toepassing.

23.2.2 Bouwen ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en)

Het bepaalde in de Monumentenwet 1988 is van toepassing.

23.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1', als bedoeld in lid 23.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, nadat de aanwijzing als beschermd rijksmonument op grond van de Monumentenwet 1988 is ingetrokken.

Artikel 24 Waarde - Archeologie - 3

24.1 Bestemmingsomschrijving
24.1.1 Bestemming

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.

24.1.2 Gebruik

Op of in deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 24.1.1 genoemde bestemming bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

24.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels.

24.2.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel: de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 meter.

24.2.2 Andere bestemmingen
  • a. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 30 m² en waarbij bovendien grond- of graafwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld plaatsvinden;
  • b. het bepaalde in lid 24.2.2, onder a is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
24.3 Afwijken van de bouwregels
24.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.2.2, onder a ten behoeve van het bouwen groter dan 30 m² en dieper dan 0,50 meter, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld.

24.3.2 Voorwaarden

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.2.2, onder a ten behoeve van het bouwen groter dan 30 m² en dieper dan 0,50 meter, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld.

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 meter, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 meter;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • d. het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 meter;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • f. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • h. het omzetten van grasland in bouwland;
  • i. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 0,50 meter.
24.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 24.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 30 m²;
  • b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. worden uitgevoerd ten dienste van de bestemming Waterstaat - Waterkering op de gronden die mede zijn voorzien van de bestemming Waterstaat - Waterkering.
24.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 24.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  • b. voor zover de in lid 24.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden;
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de vergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • d. alvorens de gevraagde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te verlenen, vraagt het bevoegd gezag aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in lid 24.4.3, onder a, b en c. Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
24.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
24.5.1 Verbod

Het is verboden bouwwerken die zich op gronden met deze dubbelbestemming bevinden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk) te slopen.

24.5.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in lid 24.5.1 is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 24.2.2, onder b in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte hebben van minder dan 30 m² en/of de grondlagen dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld niet verstoren;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
24.5.3 Regels

In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk op of in gronden ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 3'.

24.5.4 Voorschrift

Aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk voor de gronden, als bedoeld in lid 24.5.1, kan het bevoegd gezag het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 0,30 meter boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 30 m² en de verstoringsdiepte meer is dan 0,50 meter.

24.5.5 Melding

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.

24.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 3', als bedoeld in lid 24.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 25 Waarde - Archeologie - 4

25.1 Bestemmingsomschrijving
25.1.1 Bestemming

De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.

25.1.2 Gebruik

Op of in deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 25.1.1 genoemde bestemming bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

25.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels.

25.2.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel: de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 meter.

25.2.2 Andere bestemmingen
  • a. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 50 m² en waarbij bovendien grond- of graafwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld plaatsvinden;
  • b. het bepaalde in lid 25.2.2, onder a is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
25.3 Afwijken van de bouwregels
25.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.2.2, onder a ten behoeve van het bouwen groter dan 50 m² en dieper dan 0,50 meter, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate worden veiliggesteld.

25.3.2 Voorwaarden

Indien uit het in lid 25.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 meter, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 meter;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 0,50 meter bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • f. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • h. het omzetten van grasland in bouwland;
  • i. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 0,50 meter.
25.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 25.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 50 m²;
  • b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. worden uitgevoerd ten dienste van de bestemming Waterstaat - Waterkering op de gronden die mede zijn voorzien van de bestemming Waterstaat - Waterkering.
25.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 25.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  • b. voor zover de in lid 25.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de vergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • d. alvorens de gevraagde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te verlenen, vraagt het bevoegd gezag aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in lid 25.4.3, onder a, b en c. Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
25.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
25.5.1 Verbod

Het is verboden bouwwerken die zich op gronden met deze dubbelbestemming bevinden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk) te slopen.

25.5.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in lid 25.5.1 is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 25.2.2, onder b in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte hebben van minder dan 50 m² en/of de grondlagen dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld niet verstoren;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
25.5.3 Regels

In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk op of in gronden ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 4'.

25.5.4 Voorschrift

Aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk voor de gronden, als bedoeld in lid 25.5.1, kan het bevoegd gezag het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 0,30 meter boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 50 m² en de verstoringsdiepte meer is dan 0,50 meter.

25.5.5 Melding

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.

25.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 4', als bedoeld in lid 25.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 26 Waarde - Archeologie - 5

26.1 Bestemmingsomschrijving
26.1.1 Bestemming

De voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.

26.1.2 Gebruik

Op of in deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 26.1.1 genoemde bestemming bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

26.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels.

26.2.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel: de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 meter.

26.2.2 Andere bestemmingen
  • a. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 250 m² en waarbij bovendien grond- of graafwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld plaatsvinden;
  • b. het bepaalde in lid 26.2.2, onder a is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
26.3 Afwijken van de bouwregels
26.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2.2, onder a ten behoeve van het bouwen groter dan 250 m² en dieper dan 0,50 meter, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld.

26.3.2 Voorwaarden

Indien uit het in lid 26.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 meter, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 meter;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 0,50 meter bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • f. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • h. het omzetten van grasland in bouwland;
  • i. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 0,50 meter.
26.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 26.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 250 m²;
  • b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. worden uitgevoerd ten dienste van de bestemming Waterstaat - Waterkering op de gronden die mede zijn voorzien van de bestemming Waterstaat - Waterkering.
26.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 26.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  • b. voor zover de in lid 26.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de vergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • d. alvorens de gevraagde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te verlenen, vraagt het bevoegd gezag aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in lid 26.4.3, onder a, b en c. Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
26.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
26.5.1 Verbod

Het is verboden bouwwerken die zich op gronden met deze dubbelbestemming bevinden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk) te slopen.

26.5.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in lid 26.5.1 is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 26.2.2, onder b in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte hebben van minder dan 250 m² en/of de grondlagen dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld niet verstoren;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
26.5.3 Regels

In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk op of in gronden ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 5'.

26.5.4 Voorschrift

Aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk voor de gronden, als bedoeld in lid 26.5.1, kan het bevoegd gezag het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 0,30 meter boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 250 m² en de verstoringsdiepte meer is dan 0,50 meter.

26.5.5 Melding

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kan verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.

26.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 5', als bedoeld in lid 26.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 27 Waarde - Archeologie - 6

27.1 Bestemmingsomschrijving
27.1.1 Bestemming

De voor 'Waarde - Archeologie - 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.

27.1.2 Gebruik

Op of in deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 27.1.1 genoemde bestemming bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

27.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels.

27.2.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel: de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 meter.

27.2.2 Andere bestemmingen
  • a. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en waarbij bovendien grond- of graafwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld plaatsvinden;
  • b. het bepaalde in lid 27.2.2, onder a is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
27.3 Afwijken van de bouwregels
27.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.2.2, onder a ten behoeve van het bouwen groter dan 2500 m² en dieper dan 0,50 meter, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld.

27.3.2 Voorwaarden

Indien uit het in lid 27.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 meter, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 meter;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 0,50 meter bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • f. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • h. het omzetten van grasland in bouwland;
  • i. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 0,50 meter.
27.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 27.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m²;
  • b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. worden uitgevoerd ten dienste van de bestemming Waterstaat - Waterkering op de gronden die mede zijn voorzien van de bestemming Waterstaat - Waterkering.
27.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 27.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  • b. voor zover de in lid 27.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de vergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • d. alvorens de gevraagde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te verlenen, vraagt het bevoegd gezag aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in lid 27.4.3, onder a, b en c. Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
27.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
27.5.1 Verbod

Het is verboden bouwwerken die zich op gronden met deze dubbelbestemming bevinden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk) te slopen.

27.5.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in lid 27.5.1 is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 27.2.2, onder b in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte hebben van minder dan 2.500 m² en/of de grondlagen dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld niet verstoren;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
27.5.3 Regels

In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk op of in gronden ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 6'.

27.5.4 Voorschrift

Aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk voor de gronden, als bedoeld in lid 27.5.1, kan het bevoegd gezag het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 0,30 meter boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 2.500 m² en de verstoringsdiepte meer is dan 0,50 meter.

27.5.5 Melding

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kan verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.

27.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 6', als bedoeld in lid 27.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 28 Waterstaat - Waterkering

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor de waterkering.

28.2 Bouwregels
28.2.1 Toelaatbare bebouwing bestemming 'Waterstaat - Waterkering'

Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de in lid 28.1 genoemde bestemming toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter.

28.2.2 Toelaatbare bebouwing andere bestemmingen

Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met in achtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het peil, niet wordt uitgebreid.

28.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 28.2.2 met inachtneming van het volgende:

  • a. vergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken andere bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de waterkering door bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. alvorens omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de waterkering.

3 Algemene regels

Artikel 29 Algemene bouwregels

29.1 Bestaande afwijkende maatvoering

Voor bouwwerken die op het tijdstip van vaststelling van het plan niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven aantallen, afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings- en/of oppervlaktematen, terwijl het bouwwerk krachtens een omgevingsvergunning aanwezig is of gebouwd kan worden, gelden deze afwijkende maten als vervangende regel. Bij vervangende nieuwbouw dient de bebouwing op dezelfde plaats te worden herbouwd.

29.2 Parkeren en laad- en losruimte

Een omgevingsvergunning voor het bouwen of verbouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien ten behoeve van de betreffende functie voldoende parkeergelegenheid voor auto's worden gerealiseerd en indien in de aanvraag aangetoond is dat voldoende ruimte aanwezig is voor het laden of lossen van goederen in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien voldaan wordt aan de parkeerkencijfers van de CROW publicatie nr. 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'.

29.3 Ruimte tussen bouwwerken

De zijdelingse begrenzing van een bouwwerk moet ten opzichte van de zijdelingse grens van het erf zodanig zijn gelegen dat tussen dat bouwwerk en de op het aangrenzende erf aanwezige bebouwing geen tussenruimten ontstaan die:

  • a. vanaf de hoogte van het erf tot 2,2 meter daarboven minder dan 1 meter breed zijn;
  • b. niet toegankelijk zijn.
29.4 Afwijkingsbevoegdheid Parkeren en Ruimte tussen bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 29.2 indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren leidt of voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;
  • b. lid 29.3 indien voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte.
29.5 Vlaggenmasten

Het aantal toegestane vlaggenmasten bedraagt maximaal 3 per bouwperceel.

29.6 Verlichte reclame-uitingen

Verlichte reclame-uitingen, waaronder skybeamers worden begrepen, mogen geen licht naar boven uitstralen.

29.7 Onoverdekte zwembaden

Bij een (bedrijfs)woning mag een onoverdekt zwembad worden gebouwd, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het zwembad minimaal 3 meter achter de voorgevellijn van de woning is gelegen;
  • b. de oppervlakte van het zwembad maximaal 15% bedraagt van het zij- en achtererf, met een maximum van 100 m²;
  • c. het zwembad niet tot gevolg heeft dat het zij- en achtererf voor meer dan 50% wordt bebouwd;
  • d. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 1 meter bedraagt.

Artikel 30 Algemene gebruiksregels

30.1 Verbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen of laten gebruiken voor een doel of op een wijze, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming(en).

30.2 Strijdig gebruik

Als een gebruik in strijd met het bestemmingsplan, geldt in ieder geval het gebruik van gronden en bouwwerken:

  • a. ten behoeve van een seksinrichting of straatprostitutie;
  • b. voor de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, schroot- en afbraak- en bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. voor de opslag en het be- en verwerken van explosieve stoffen;
  • d. als woonwagenstandplaats.
30.3 Toegestaan gebruik
30.3.1 Bed & Breakfast

Het aanbieden van bed & breakfast in een (bedrijfs)woning is toegestaan als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. bed & breakfast bestaat uit maximaal vijf slaapplaatsen;
  • b. de woning wordt bewoond door de hoofdbewoner(s);
  • c. de woning is geschikt voor permanente bewoning;
  • d. er mag geen onevenredige verkeers- of parkeeroverlast ontstaan voor de omgeving;
  • e. er mogen alleen terughoudende reclame-uitingen geplaatst worden, neonreclame is niet toegestaan;
  • f. er is geen sprake van een bedrijfswoning binnen de bestemming Bedrijventerrein.
30.3.2 Beroep of bedrijf aan huis

Het beroepsmatig of bedrijfsmatig gebruik van een (bedrijfs)woning en bijbehorende bouwwerken is toegestaan als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het beroep of bedrijf is een nevenfunctie van het wonen, waarbij ten hoogste 25 m² vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt ten behoeve van het beroep of bedrijf;
  • b. het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning;
  • c. het beroep of bedrijf mag bedrijvigheid betreffen die voor de activiteit milieu omgevingsvergunningplichtig is als genoemd in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, tenzij voldoende is aangetoond dat de vestiging van de activiteit geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het beroep of bedrijf ten opzichte van nabijgelegen gevoelige bestemmingen;
  • d. aan het (woon)karakter van de omgeving wordt geen afbreuk gedaan;
  • e. horeca is niet toegestaan;
  • f. uitsluitend ondergeschikte detailhandel is toegestaan;
  • g. een webwinkel (zonder showroom en zonder afhaalmogelijkheden voor consumenten) is toegestaan;
  • h. een seksinrichting is niet toegestaan;
  • i. verlichte en/of opvallende reclame-uitingen die zichtbaar zijn aan de gevel, zijn niet toegestaan.

Artikel 31 Algemene afwijkingsregels

31.1 Afwijkingsbevoegdheid overschrijding grenzen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan voor het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens, alsmede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens bepaalde minimumafstand door:

  • 1. erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;
  • 2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;

Deze regel is van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze niet leiden tot wijziging van bestemmingen.

31.2 Afwijkingsbevoegdheid bouwwerken geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van ten hoogste 10 meter. Deze afwijkingsbevoegdheid geldt niet voor:

  • a. gronden met de bestemming Groen - Landschappelijk, Groen - Weidegrond en Natuur en voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'natuurontwikkelingsgebied';
  • b. erfafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevellijn;
  • c. overkappingen.
31.3 Afwijkingsbevoegdheid gastenverblijf

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan voor het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk bij een (bedrijfs)woning als gastenverblijf, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor percelen waarop een (bedrijfs)woning aanwezig is, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;
  • b. per bouwperceel maximaal 1 bijbehorend bouwwerk als gastenverblijf is toegestaan;
  • c. het gastenverblijf uitsluitend voor niet-permanente bewoning wordt gebruikt;
  • d. het gastenverblijf uitsluitend niet-commercieel wordt gebruikt;
  • e. de algemene bebouwingsregels voor een bijbehorend bouwwerk in acht worden genomen, met dien verstande dat de afstand van het gastenverblijf tot de bouwperceelsgrenzen ten minste 1 meter bedraagt;
  • f. de omgevingsvergunning niet tot gevolg heeft dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad;
  • g. er aangetoond wordt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het betreffende gebouw (veiligheid, milieuhinder);
  • h. op eigen terrein voorzien wordt in parkeerruimte voor minimaal één auto;
  • i. er geen sprake is van een bedrijfswoning binnen de bestemming Bedrijventerrein.
31.4 Afwijkingsbevoegdheid mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan voor het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor percelen waarop een (bedrijfs)woning aanwezig is, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;
  • b. per bouwperceel maximaal 1 bijbehorend bouwwerk als mantelzorgwoning is toegestaan;
  • c. er sprake is van mantelzorg waarbij een zorgindicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) of een doktersverklaring als toetsinstrument wordt toegepast;
  • d. de algemene bebouwingsregels voor een bijbehorend bouwwerk in acht worden genomen, met dien verstande dat de afstand van het bijbehorend bouwwerk tot de bouwperceelsgrenzen ten minste 1 meter bedraagt;
  • e. de omgevingsvergunning niet tot gevolg heeft dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad;
  • f. er aangetoond wordt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het betreffende gebouw (veiligheid, milieuhinder);
  • g. er geen sprake is van een bedrijfswoning binnen de bestemming Bedrijventerrein.
31.5 Afwijkingsbevoegdheid beroep aan huis

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 30.3.2 ten behoeve van een grotere oppervlakte van het beroepsmatig of bedrijfsmatig gebruik van een (bedrijfs)woning en bijbehorende bouwwerken als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte ten behoeve van het beroep aan huis bedraagt ten hoogste 50 m²;
  • b. het beroep of bedrijf is een nevenfunctie van het wonen;
  • c. de bewoners(s) van de woning oefenen het beroep of bedrijf uit;
  • d. het beroep of bedrijf mag geen inrichting zijn als genoemd in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, tenzij voldoende is aangetoond dat de vestiging van de activiteit geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het beroep of bedrijf ten opzichte van nabijgelegen gevoelige bestemmingen;
  • e. aan het (woon)karakter van de omgeving wordt geen afbreuk gedaan;
  • f. er mag geen onevenredige verkeers- of parkeeroverlast ontstaan voor de omgeving;
  • g. de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit;
  • h. horeca is niet toegestaan;
  • i. uitsluitend ondergeschikte detailhandel is toegestaan;
  • j. een webwinkel is toegestaan;
  • k. een seksinrichting is niet toegestaan;
  • l. verlichte en/of opvallende reclame-uitingen die zichtbaar zijn aan de gevel, zijn niet toegestaan.
31.6 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 31.1 tot en met 31.5 kan slechts worden verleend, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • d. op gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - natuurgebied' moet voldaan worden aan de voorwaarde als bedoeld in artikel 33.1.2;
  • e. in het geval van toepassing van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 31.1, op het betreffende bouwperceel niet eerder voor eenzelfde bouwwerk middels omgevingsvergunning is afgeweken.

Artikel 32 Algemene wijzigingsregels

32.1 Geringe afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van:

  • a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,50 meter;
  • b. het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens, zomede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens bepaalde minimumafstand door:
    • 1. erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;
    • 2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;

Deze regels zijn van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze leiden tot wijziging van bestemmingen;

  • c. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding bedraagt ten hoogste 3 meter.
32.2 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de bij deze regels horende Staat van Bedrijfsactiviteiten wijzigen door de categorie-indeling van bedrijfsactiviteiten te wijzigen indien technologische ontwikkelingen binnen de betreffende bedrijfsactiviteiten daartoe aanleiding geeft.

32.3 Natuur

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de aanduiding 'natuurontwikkelingsgebied' wijzigen in de bestemming Natuur indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de gronden zijn gebruiksvrij verworven door de natuurbeheerder;
  • b. aangetoond is dat de omliggende gronden met een agrarische bodemexploitatie doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden.
32.4 Afwegingskader

Een wijziging als bedoeld in lid 32.1 kan slechts worden toegepast, indien:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • c. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid op grond van lid 32.1, onder b, deze wijziging niet eerder is toegepast voor eenzelfde bouwwerk op het betreffende bouwperceel.

Artikel 33 Algemene aanduidingsregels

33.1 wetgevingzone - natuurgebied
33.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - natuurgebied' zijn de gronden, naast de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd als afwegingszone van de aangrenzende natuurgebieden, zoals opgenomen in artikel 2.16 van de Verordening ruimte provincie Zeeland.

33.1.2 Voorwaarde toepassing afwijkingsbevoegdheid

Indien het bevoegd gezag op grond van de andere ter plaatse geldende bestemming(en) toepassing geeft aan een afwijkingsbevoegdheid van de bouwregels of van de gebruiksregels, geldt naast de in het betreffende artikel genoemde voorwaarden ook de voorwaarde dat de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien:

  • geen onevenredige aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het aangrenzende natuurgebied plaatsvindt.
33.2 vrijwaringszone - molenbiotoop
33.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn de gronden, naast de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de vrije windvang van molen 'De Graanhalm' en voor de bescherming van de waarde van de molen als beeldbepalend element.

33.2.2 Bouwregels

De bouwhoogte van bouwwerken bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'bouwhoogte molenbiotoop' aangegeven maat, tenzij op grond van de geldende bestemming(en) van de gronden voor het betreffende bouwwerk reeds een lagere maximale hoogte is toegestaan.

33.2.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het vorige lid, ten behoeve van een bouwwerk dat is toegelaten op grond van de overige regels van dit bestemmingsplan, indien

  • a. het bouwwerk dient ter vervanging van aanwezige, legale bebouwing met eenzelfde massa en vorm, of,
  • b. uit onderzoek blijkt dat de toevoeging van bebouwing geen nadelige invloed heeft op de windvang van de betreffende molen en de waarde van de molen als beeldbepalend element; het bevoegd gezag kan hierbij advies inwinnen van een molendeskundige.
33.2.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing ter bescherming van de vrije windvang en de waarde van de molen als beeldbepalend element.

33.2.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is binnen de aanduiding vrijwaringszone - molenbiotoop verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
    • 1. het beplanten met bomen, heesters en andere hoog opgaande beplanting;
    • 2. het ophogen van gronden;
  • b. het in het vorige lid opgenomen verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering dan wel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien is gebleken dat werken of werkzaamheden geen nadelige invloed heeft op de windvang van de molen en geen substantieel negatief effect heeft op het waarde van de molen als beeldbepalend element; het bevoegd gezag kan hierbij advies inwinnen van een molendeskundige.
33.3 vrijwaringszone - leiding
33.3.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - leiding' zijn de gronden, naast de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van ondergrondse transport(afval)waterleidingen.

33.3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bouwregels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de bestemming(en) worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
33.3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 33.3.2, onder a en onder b ten behoeve van bebouwing als toegestaan volgens de andere voorkomende bestemmingen, mits door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de leiding en nadat advies is gevraagd aan de betreffende leidingbeheerder.

33.3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te doen dan wel te laten uitvoeren:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en het ophogen van gronden;
  • b. het graven of dempen van waterpartijen en watergangen;
  • c. het aanbrengen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven;
  • d. het aanbrengen of rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd.
33.3.5 Uitzonderingen op de omgevingsvergunningplicht

Het verbod als bedoeld 33.3.4 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. niet dieper gaan dan 0,3 meter beneden maaiveld;
  • b. het normale onderhoud betreffen;
  • c. die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden, of
  • d. die krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk mogen worden uitgevoerd.
33.3.6 Afwegingskader omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 33.3.4 wordt slechts verleend indien het belang van bescherming van de leiding(en) door de werken niet onevenredig worden geschaad en er door de werken en/of werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan. Alvorens de vergunning te verlenen, vraagt het bevoegd gezag advies aan de betreffende leidingbeheerder.

33.4 overige zone - evenemententerrein 1
33.4.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - evenemententerrein 1' zijn de gronden, naast de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor evenementen.

33.4.2 Specifieke gebruiksregels

Uitsluitend evenementen uit categorie B van de Lijst van toegelaten evenementen zijn toegestaan met een maximum van 1 per jaar.

33.5 overige zone - evenemententerrein 2
33.5.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - evenemententerrein 2' zijn de gronden, naast de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor evenementen.

33.5.2 Specifieke gebruiksregels

Uitsluitend de volgende evenementen uit de Lijst van toegelaten evenementen zijn toegestaan:

  • a. evenementen uit categorie A tot een maximum van 2 per week, en
  • b. evenementen uit categorie B tot een maximum van:
    • 1. 2 evenementen per week in het hoogseizoen;
    • 2. 1 evenement per week in het voor- en naseizoen;
    • 3. 1 evenement per maand in het laagseizoen;
  • c. evenementen uit categorie D tot een maximum van:
    • 1. 4 evenementen per week in het hoogseizoen;
    • 2. 1 evenement per maand in het voor- en naseizoen.
33.6 overige zone - evenemententerrein 3
33.6.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - evenemententerrein 3' zijn de gronden, naast de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor evenementen.

33.6.2 Specifieke gebruiksregels

Uitsluitend de volgende evenementen uit de Lijst van toegelaten evenementen zijn toegestaan:

  • a. evenementen uit categorie A tot een maximum van 2 per week, en
  • b. evenementen uit categorie B tot een maximum van:
    • 1. 2 evenementen per week in het hoogseizoen;
    • 2. 1 evenement per week in het voor- en naseizoen;
    • 3. 1 evenement per maand in het laagseizoen.
33.7 overige zone - evenemententerrein 4
33.7.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - evenemententerrein 4' zijn de gronden, naast de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor evenementen.

33.7.2 Specifieke gebruiksregels

Uitsluitend de volgende evenementen uit de Lijst van toegelaten evenementen zijn toegestaan:

  • a. evenementen uit categorie A tot een maximum van 2 per week, en
  • b. evenementen uit categorie C tot een maximum van 2 per jaar;
  • c. evenementen uit categorie F tot een maximum van 1 per jaar.
33.8 overige zone - evenemententerrein 5
33.8.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - evenemententerrein 5' zijn de gronden, naast de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor evenementen.

33.8.2 Specifieke gebruiksregels

Uitsluitend is toegestaan maximaal één evenement uit categorie B uit de Lijst van toegelaten evenementen in het voor- en naseizoen.

33.9 afwijkingsbevoegdheid overige zone - evenemententerrein 1, 2, 3 en 4
33.9.1 Afwijking voor groter aantal evenementen of evenementen uit hogere categorie

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bepaalde in lid 33.4 tot en met lid 33.7 voor:

  • a. het toestaan van meer evenementen dan in de regels voor de betreffende categorie maximaal is toegestaan, of
  • b. het toestaan van een evenement uit een categorie van de Lijst van toegelaten evenementen die niet rechtstreeks zijn toegelaten.
33.9.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in het vorige lid kan slechts verleend worden indien:

  • a. de geluidbelasting op de gevels van geluidsgevoelige bestemmingen ten hoogste 65 dB(A) bedraagt;
  • b. de verkeersafwikkeling gewaarborgd wordt en de verkeersveiligheid niet in het geding komt;
  • c. voorzien is in voldoende parkeergelegenheid.

Artikel 34 Overige regels

34.1 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

34.2 Wettelijke regelingen

Wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

34.3 Voorrangsregeling (dubbel)bestemmingen
  • a. Voor zover gronden met een (enkelvoudige) bestemming samenvallen met een dubbelbestemming, geldt primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemming;
  • b. Indien twee of meer dubbelbestemmingen samenvallen, dan geldt de volgende prioriteitenvolgorde:

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 35 Overgangsrecht

35.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 35.1, onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 2%;
  • c. lid 35.1, onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
35.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 35.2, onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in lid 35.2, onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. lid 35.2, onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 36 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Burgh-Haamstede.