direct naar inhoud van Regels
Plan: Bedrijventerreinen Zierikzee 2014
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00088BpAbt-va01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Zierikzee 2014 met identificatienummer NL.IMRO.1676.00088BpAbt-va01 van de gemeente Schouwen-Duiveland.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens.

1.6 aaneengebouwd

blokken van meer dan twee-aaneen gebouwde woningen.

1.7 achtererf

gedeelte van het erf tussen de achtergevellijn en de aan de achterzijde van het gebouw gelegen erfgrens.

1.8 achtergevel van een hoofdgebouw

het meest achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw.

1.9 achtergevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een hoofdgebouw tot aan de bouwperceelgrenzen.

1.10 afgewerkt bouwterrein

de gemiddelde hoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, omringende grond; bij hellende terreinen: het hoogste punt van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, omringende grond.

1.11 afhaalrestaurant

een horecabedrijf dat zich richt op het verstrekken van maaltijden voor directe consumptie ter plaatse met al dan niet het daarnaast afzonderlijk verstrekken van dranken of kleine etenswaren voor directe consumptie ter plaatse. Tevens bestaat hierbij de mogelijkheid dat consumpties ter plaatse afgehaald worden en niet ter plaatse geconsumeerd worden.

1.12 archeologische deskundige

de provinciaal archeoloog van Zeeland, de Rijksarcheoloog van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed of een ander deskundig archeologisch adviesbureau.

1.13 archeologische waarde

de in het kader van dit plan aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak.

1.14 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.15 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.16 bed & breakfast

een nevenactiviteit in een bestaande woning waar logies wordt verstrekt en waar eventueel afzonderlijke maaltijden worden verstrekt aan gasten.

1.17 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.

1.18 bedrijfsmatig gebruik van een woning

het gebruik van een gedeelte van een woning en/of een bijbehorend bouwwerk voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijk bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk en dat is gericht op consumentenverzorging en waarvan de omvang zodanig is dat de woonfunctie behouden blijft.

1.19 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon,

  • wiens huisvesting daar noodzakelijk is gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, of
  • waarvan het hoofdinkomen afkomstig is van een bedrijf waarvan de bedrijfsactiviteiten ter plaatse structureel worden uitgeoefend.
1.20 beroepsmatig gebruik van de woning

het gebruik van een gedeelte van een woning en/of een bijbehorend bouwwerk voor een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, haarverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.

1.21 bestaand

ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan.

1.22 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.23 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.24 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.25 bordes

verhoogd platform voor de ingang van een gebouw bereikbaar via een aantal treden of een trap.

1.26 bouwaanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het bebouwen van deze gronden.

1.27 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.28 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.29 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.30 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.31 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.32 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct, hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

1.33 bijbehorend bouwwerk

architectonisch ondergeschikte uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.34 cafetaria/snackbar

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak-alcoholische dranken voor consumptie elders dan ter plaatse en niet-alcoholische dranken voor directe consumptie en consumptie elders dan ter plaatse.

1.35 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleinere etenswaren.

1.36 cultureel centrum

een locatie waar activiteiten plaatsvinden op het gebied van kunst, muziek en cultuur.

1.37 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop (bijvoorbeeld een showroom), het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.38 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in de volgende detailhandelbranches:

  • woninginrichting, inclusief keukens en badkamers;
  • tuincentra, plant- en dierbenodigdheden;
  • bouwmarkten en doe-het-zelf;
  • fietsen en automaterialen.
1.39 detailhandel in volumineuze sportartikelen

detailhandel in grote sportartikelen waaronder in elk geval vallen tenten, kajaks, boten, fitnessapparatuur, campingmeubelen, sportfietsen, tafelvoetbal- en biljarttafels, golfkarretjes en skikoffers.

1.40 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen zoals bijvoorbeeld een kantoor, uitzendbureau, reisbureau, kapper, schoonheidssalon, fysiotherapeut, belwinkel en internetcafé.

1.41 erf

al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct behoort bij, in functioneel opzicht ten dienste staat van, en in feitelijk opzicht direct aansluit aan een gebouw en dat, blijkens de kadastrale gegevens behoort tot het bouwperceel waarop dat gebouw is geplaatst.

1.42 erfgrens

de grens van het erf.

1.43 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersonen die bedrijfsmatig ,of van omvang alsof zij bedrijfsmatig is, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend.

1.44 explosieve stoffen

stoffen behorende tot klasse 1 van het Accord Européen relatif au transport international des marchandises dangereuses par route (ADR), met uitzondering van consumentenvuurwerk zoals gedefinieerd in artikel 1.1.1 van het Vuurwerkbesluit.

1.45 gastenverblijf

een bijbehorend bouwwerk welke ten dienste staat van een woning en welke gebruikt wordt om logies te bieden uitsluitend aan personen die elders hun hoofdverblijf hebben.

1.46 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.47 geluidsgevoelige gebouwen

woningen alsmede andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder (Wgh) en artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh).

1.48 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder (Stbl. 1981, 533) rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.

1.49 gevellijn

denkbeeldige lijn die strak langs de gevel van een gebouw loopt tot aan de bouwperceelgrenzen, dan wel de aangeduide lijn.

1.50 groepsrisico

een risico als bedoeld in artikel 1.1 onder j van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.51 grondgebonden agrarisch bedrijven

akkerbouw, fruitteelt-, en overige tuinbouwbedrijven waaronder bloem- en boomkwekerijen: bedrijven die zich toeleggen op het telen of veredelen van gewassen in of op de open grond (de teelt onder afdekmateriaal en in tijdelijke kweektunnels daarbij begrepen).

1.52 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.53 horecabedrijf

een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereidde en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodaties.

1.54 horecaterrasoverkapping

een terrasoverkapping bestaande uit een frame met twee of meer staanders en een ligger waaraan aan weerszijden een zogenaamd uitval- of knikarmscherm is bevestigd.

1.55 hotel/motel

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht), maaltijden en dranken ter plaatse en zaalverhuur voor congressen.

1.56 internetafhaalpunt

een detailhandelsbedrijf dat zich toelegt op de verkoop via internet en dat zich kenmerkt door de afwezigheid van een winkelruimte waar uitstalling van goederen plaatsvindt, maar waar wel een loketfunctie aanwezig is voor de levering van goederen ter plaatse.

1.57 invloedsgebied

een gebied als bedoeld in artikel 1.1 onder k van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.58 kantoor(ruimte)

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig/bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, ontwerptechnisch of hiermee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.59 mantelzorg

alle vormen van langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Bij de mogelijk hiervoor benodigde extra woonruimte dient er sprake te zijn van bewoning door één huishouden.

1.60 NEN

Door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.61 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut.

1.62 ondergeschikte detailhandelsactiviteiten

gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair gericht op de verkoop van goederen, maar slechts ter ondersteuning is van de hoofdactiviteit.

1.63 ondergeschikte horeca-activiteiten

gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair gericht op het verstrekken van consumptieve goederen, maar slechts ter ondersteuning is van de hoofdactiviteit. Deze consumptieve gelegenheid richt zich op het verstrekken van etenswaren voor directe consumptie ter plaatse met daarnaast het afzonderlijk verstrekken van dranken voor directe consumptie ter plaatse.

1.64 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.65 passend in het straat- en bebouwingsbeeld
  • a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
  • c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is, en
  • d. de cultuurhistorische samenhang van de omgeving.
1.66 peil
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;
  • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afwerkte bouwterrein, ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan.
1.67 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.

1.68 plaatsgebonden risicocontour

de risicocontour als bedoeld in artikel 1.1 onder o van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.69 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces.

1.70 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.71 restaurant

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.72 risicovolle inrichting

een inrichting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.73 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.74 straatprostitutie

het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.75 tuincentrum

een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten en andere siergewassen en in samenhang daarmee de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschappen, tuinmeubilair en tuingrond, alsmede voor aanverwante artikelen ten behoeve van dierenverzorging en lifestyle.

1.76 twee-aaneen

blok van twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen die door middel van één gemeenschappelijke wand met elkaar zijn verbonden.

1.77 verblijfsrecreatie

recreatie in ruimten die zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie, logeergebouw, pension, kampeermiddel of kampeerhuisje, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.78 voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de meest naar de weg zijde gekeerde deel van een hoofdgebouw (voorgevel) tot aan de perceelsgrenzen.

1.79 vrijstaand

een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander gebouw.

1.80 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, (riool)gemalen en inlaten.

1.81 webwinkel

een detailhandelsbedrijf dat zich toelegt op de verkoop via internet en dat zich kenmerkt door de afwezigheid van een winkelruimte waar uitstalling, verkoop en levering van goederen ter plaatse plaatsvindt.

1.82 weg

voor het openbaar verkeer openstaande weg inclusief de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten.

1.83 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.84 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.85 woonwagenstandplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.86 zijerf

gedeelte van het erf tussen een zijgevellijn en de aan die zijde van het gebouw gelegen erfgrens.

1.87 zijgevel

een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of achtergevel is.

1.88 zijgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.6 de brutovloeroppervlakte

de brutovloeroppervlakte volgens NEN 5077.

2.7 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk

gemeten in de verticale projectie op het bouwterrein van de grootste buitenwerkse maten van de (denkbeeldige) gevels, exclusief overstekken tot 40 centimeter, boven het afgewerkte maaiveld en eventueel tot het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur.

2.10 de vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

2 Bestemmingsregels

Let op: de gebruiks- en de bouwmogelijkheden die in de enkelbestemmingen zijn opgenomen, kunnen worden beperkt door de dubbelbestemmingen of door de bepalingen uit hoofdstuk 3 (de algemene regels). Als bijvoorbeeld de toelaatbare hoogte van bebouwing volgens de vrijwaringszone- molenbiotoop of vrijwaringszone-zichtlijnen lager is dan de maximum hoogte volgens de enkelbestemming, dan geldt deze (lagere) hoogte van de vrijwaringszone als maximum toelaatbare hoogte!  

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

3.2 Bouwregels
3.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen, overkappingen en bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken
  • a. De gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. het totale oppervlak van de gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage van dat gedeelte van het bouwperceel dat in een bouwvlak valt;
  • c. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bedrijfswoning';
  • d. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', waarbij vrijstaande bijbehorende bouwwerken achter de achtergevellijn worden gebouwd en overige bijbehorende bouwwerken ten minste 3 meter achter de voorgevellijn worden gebouwd;
  • e. de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal 5 meter;
  • f. de oppervlakte, inhoud, goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedragen ten hoogste de volgende maten:
bouwwerk   oppervlakte   inhoud   goothoogte   bouwhoogte  
bedrijfsgebouwen en overkappingen   zie onder b   niet geregeld   6 meter   9 meter  
overkappingen   zie onder b   niet geregeld   3 meter   3 meter  
bedrijfswoningen   zie onder b   750 m³   6 meter   10 meter  
bijbehorend bouwwerk bij bedrijfswoningen   zie onder b, met een maximum van 40 m²   niet geregeld   3,3 meter   6 meter  
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:

bouwwerk   bouwhoogte  
erfafscheidingen vóór de voorgevellijn   1 meter  
erfafscheidingen elders   2 meter  
licht- en vlaggenmasten   8 meter  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   2 meter  
3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een redelijke lichttoetreding en voldoende privacy;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de opslag van goederen, tenzij het de opslag van agrarische producten afkomstig van het eigen agrarisch bedrijf binnen het bouwvlak betreft;
  • b. het huisvesten van seizoensarbeiders;
  • c. het gebruik van paardenbakken;
  • d. fruitteelt ter plaatse van gronden die zijn gelegen binnen 50 meter van percelen bestemd voor het wonen;
  • e. het aanleggen en/of het gebruik van een mestbassin (mestzak of foliebassin) of een waterbassin;
  • f. het gebruik van gronden als opslagplaats voor bagger en specie, met uitzondering van het deponeren van baggerspecie in het kader van normaal onderhoud van waterlopen;
  • g. het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk bij een dienstwoning als zelfstandige woonruimte, als gastenverblijf of als woonruimte voor mantelzorg.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Wijziging naar bestemming Bedrijventerrein - 2 en Groen - Landschappelijk

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming Agrarisch te wijzigen in de bestemmingen:

  • a. Bedrijventerrein - 2 en voorzien van een functieaanduiding als bedoeld in artikel 5.1.2, ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied - 1';
  • b. Groen - Landschappelijk, ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied - 2'.
3.5.2 Voorwaarden toepassing

De wijziging als bedoeld in lid 3.5.1 kan slechts worden toegepast indien:

  • a. de wijziging het volledige gebied omvat waarop de twee aanduidingsvlakken als bedoeld in lid 3.5.1 onder a en b zijn gelegen;
  • b. van de uitgeefbare gronden van het bestemmingsvlak met de bestemming Bedrijventerrein - 2 dat direct grenst aan de oostelijke zijde van de aanduidingsvlakken, ten minste 75% is verkocht;
  • c. in het wijzigingsplan de bepaling wordt opgenomen dat het gebruik van de gronden met de bestemming Bedrijventerrein - 2 conform de bestemming alleen is toegestaan indien de gronden landschappelijk zijn en blijven ingepast door middel van inplanting met streekeigen beplanting - al dan niet in combinatie met de aanleg van een grondwal - ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 3.5.1 onder b;
  • d. wegen binnen de bestemming Bedrijventerrein - 2 ten hoogste 2 rijstroken hebben en worden voorzien van de aanduiding 'weg';
  • e. bouwvlakken binnen de bestemming Bedrijventerrein - 2 worden voorzien van een aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' met een waarde van 70%;
  • f. de afstand tussen de grens van een bouwvlak en
      • a. de aanduiding 'weg' ten minste 10 meter bedraagt;
      • b. de bestemming Groen ten minste 3 meter bedraagt.

Artikel 4 Bedrijventerrein - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven en bedrijfsactiviteiten voor zover deze voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels horende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals verhardingen, voet- en fietspaden, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen.
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend een parkeerterrein.
4.1.2 Nadere detaillering

De voor Bedrijventerrein - 1 aangewezen gronden zijn ook bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt': een supermarkt, uitsluitend op de begane grond;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus': detailhandel in volumineuze goederen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - meubels en woninginrichting': detailhandelsbedrijven in meubels en woninginrichting;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - autos': detailhandel in auto's;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'sport': sport en sportvoorzieningen als bedoeld in de categorieën 1 tot en met 2 van de bij deze regels horende Lijst van toegelaten sportvoorzieningen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenartsenpraktijk': een dierenartsenpraktijk;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - tandprothetische praktijk': een tandprothetische praktijk;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': een geldautomaat;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': een kantoor;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - textieldrukkerij': een textieldrukkerij;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning met bijbehorend erf;
  • l. ter plaatse van de aanduiding ''weg': wegen met ten hoogste 2 rijstroken;
  • m. productiegebonden detailhandel die ondergeschikt is aan én ten dienste staat van de in dit artikel toegelaten bedrijvigheid met dien verstande dat de brutovloeroppervlakte ten behoeve van productiegebonden detailhandel ten hoogste 100 m² bedraagt;
  • n. buitenopslag ten dienste van de in dit artikel toegelaten bedrijvigheid, voor zover gelegen achter de voorgevellijn, en niet hoger dan de toegestane bouwhoogte van bedrijfsgebouwen als bedoeld in lid 4.2.2 onder g.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

4.2.2 Bedrijfsgebouwen en overkappingen en bedrijfswoningen
  • a. de gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. het totale oppervlak van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage van dat gedeelte van het bouwperceel dat in een bouwvlak valt; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100%;
  • c. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'specifieke bouwaanduiding - bedrijfswoning';
    • 2. 'specifieke bouwaanduiding - bovenwoning', waarbij de bedrijfswoning uitsluitend op een bovenverdieping mag worden gebouwd;
  • d. bij een bedrijfswoning mogen uitsluitend functioneel ondergeschikte bijbehorende bouwwerken worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', waarbij vrijstaande bijbehorende bouwwerken achter de achtergevellijn worden gebouwd en overige bijbehorende bouwwerken ten minste 3 meter achter de voorgevellijn worden gebouwd;
  • e. de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal 5 meter;
  • f. de afstand tussen gebouwen en de perceelsgrens bedraagt minimaal 2,5 meter;
  • g. de oppervlakte, inhoud, goot- en bouwhoogte bedragen ten hoogste de volgende maten:
bouwwerk   oppervlakte   inhoud   goothoogte   bouwhoogte  
bedrijfsgebouwen en overkappingen   zie onder b   niet geregeld   niet geregeld   10 meter  
bedrijfswoningen   zie onder b   750 m³   6 meter   10 meter  
bijbehorend bouwwerk bij bedrijfswoningen   zie onder b, met een maximum van 40 m²   niet geregeld   3,3 meter   6 meter  
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:
    bouwwerk   bouwhoogte  
    erfafscheidingen vóór de voorgevellijn   1 meter  
    erfafscheidingen elders   2 meter  
    licht- en vlaggenmasten   8 meter  
    zendmast, ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie'   40 meter  
    overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   2 meter  
  • b. bij bedrijfswoningen mogen binnen de aanduiding 'bedrijfswoning' onoverdekte zwembaden worden gebouwd, mits:
    • 1. het zwembad minimaal 3 meter achter de voorgevellijn van de woning is gelegen;
    • 2. de oppervlakte van het zwembad maximaal 15% van het zij- en achtererf bedraagt met een maximum van 100 m²;
    • 3. het zwembad niet tot gevolg heeft dat het zij- en achtererf voor meer dan 50% wordt bebouwd;
    • 4. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 1 meter bedraagt.
4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de brandveiligheid en bereikbaarheid bij calamiteiten.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijkingsbevoegdheid kortere afstand perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder f voor gebouwen in een bouwvlak op een kortere afstand tot de perceelsgrens, indien op het naastgelegen perceel in een straal van 5 meter rondom het gebouw (gemeten vanaf de gevel) geen andere gebouwen gebouwd zijn of gebouwd mogen worden krachtens een bestemmingsplan en/of verleende omgevingsvergunning.

4.4.2 Afwijkingsbevoegdheid grotere hoogte bouwwerk, geen gebouw zijnde

Het bevoegd gezag kan, met uitzondering van erfafscheidingen vóór de voorgevellijn, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.3 onder a tot een bouwhoogte van ten hoogste 10 meter.

4.4.3 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.4.1 en lid 4.4.2 kan slechts verleend worden als:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

Aan de omgevingsvergunning kunnen ook de nadere eisen als bedoeld in lid 4.3 gesteld worden.

4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. risicovolle inrichtingen;
  • c. zelfstandige horecabedrijven;
  • d. de opslag van mosselzaadinvanginstallaties;
  • e. zelfstandige kantoren, anders dan bedoeld in lid 4.1.2 onder i;
  • f. zelfstandige detailhandelsbedrijven, anders dan bedoeld in lid 4.1.2 onder a tot en met d;
  • g. bedrijfswoningen anders dan bedoeld in lid 4.1.2 onder k;
  • h. het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning voor niet-ondergeschikte functies, tenzij het bijbehorend bouwwerk is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bedrijfswoning';
  • i. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen (inclusief LPG).
4.5.2 Toegestaan gebruik

Ter plaatse van de aanduidingen 'detailhandel volumineus' en 'specifieke vorm van detailhandel - meubel- en woninginrichting' mag ten hoogste 10% van de brutovloeroppervlakte met een maximum van 150 m² worden gebruikt ten behoeve van een bijbehorend niet-volumineus assortiment.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijkingsbevoegdheid milieucategorie

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1.1 onder a door bedrijven en bedrijfsactiviteiten toe te staan die niet zijn opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel bedrijven of bedrijfsactiviteiten toe te staan uit één milieucategorie hoger, indien:

  • a. de bedrijfsactiviteiten gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving gelijkgesteld kunnen worden met de toegestane milieucategorieën, waarbij in deze beoordeling worden betrokken geluidhinder, geurproductie, stofuitworp en gevaar;
  • b. naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangetoond dat de bedrijfsactiviteiten waarop de aanvraag om omgevingsvergunning betrekking heeft gezien de omvang of inrichting van het perceel zich ook niet kunnen ontwikkelen tot een milieucategorie die ter plaatse niet is toegestaan.
4.6.2 Afwijkingsbevoegdheid detailhandel in volumineuze goederen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1.2 onder a, c en d, voor de vestiging van detailhandel in volumineuze goederen, indien

  • a. aangetoond is dat de vestiging van detailhandel in volumineuze goederen er niet toe leidt dat leegstand elders in de gemeente dusdanig toeneemt dat er geen sprake meer is van zorgvuldig ruimtegebruik;
  • b. voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn of worden gerealiseerd (op eigen terrein of in een centrale voorziening) conform de parkeernormen uit de CROW publicatie nr. 317 "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" (oktober 2012);
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijzigingsbevoegdheid detailhandel in volumineuze goederen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de aanduiding 'detailhandel volumineus' al dan niet in combinatie met de aanduiding 'parkeerterrein' op te nemen op andere gronden dan bedoeld in lid 4.1.2 onder a tot en met d, indien,

  • a. aangetoond is dat de vestiging van detailhandel in volumineuze goederen er niet toe leidt dat leegstand elders in de gemeente dusdanig toeneemt dat er geen sprake meer is van zorgvuldig ruimtegebruik;
  • b. voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn worden gerealiseerd (op eigen terrein of in een centrale voorziening) conform de parkeernormen uit de CROW publicatie nr. 317 "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" (oktober 2012);
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast.
4.7.2 Wijzigingsbevoegdheid aanduiding 'parkeerterrein'

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de aanduiding 'parkeerterrein' te verwijderen of een bestaand vlak met deze aanduiding te wijzigen indien aangetoond is dat voldoende parkeerplaatsen aanwezig blijven (op eigen terrein of in een centrale voorziening) conform de parkeernormen uit de CROW publicatie nr. 317 "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" (oktober 2012).

Artikel 5 Bedrijventerrein - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijventerrein - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven;
  • b. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals verhardingen, voet- en fietspaden, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen.
5.1.2 Bedrijfszonering milieucategorieën

Bedrijven als bedoeld in lid 5.1.1 onder a zijn toegestaan voor zover deze voorkomen op de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 1': uitsluitend bedrijven en bedrijfsactiviteiten voor zover deze voorkomen in de categorie 1 is toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': uitsluitend bedrijven en bedrijfsactiviteiten voor zover deze voorkomen tot en met categorie 2 zijn toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': uitsluitend bedrijven en bedrijfsactiviteiten voor zover deze voorkomen tot en met categorie 3.1 zijn toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': uitsluitend bedrijven en bedrijfsactiviteiten voor zover deze voorkomen tot en met categorie 3.2 zijn toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1': uitsluitend bedrijven en bedrijfsactiviteiten voor zover deze voorkomen tot en met categorie 4.1 zijn toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2': uitsluitend bedrijven en bedrijfsactiviteiten voor zover deze voorkomen tot en met categorie 4.2 zijn toegestaan.
5.1.3 Nadere detaillering

De voor Bedrijventerrein - 2 aangewezen gronden zijn ook bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaalgieterij': een metaalgieterij als genoemd onder SBI-1993 nummer 2751, 2752;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bakkerijgrondstoffenfabriek': een bakkerijgrondstoffenfabriek;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vuiloverslagstation': een vuiloverslagstation;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - mzi-opslag': de opslag van mosselzaad inzaadvanginstallaties;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - constructiewerkplaats': een constructiewerkplaats als genoemd onder SBI-1993 nummer 281.1a;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - machine- en apparatenfabriek': een machine- en apparatenfabriek als genoemd onder SBI-1993 nummer 29.2;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - electronische apparatenfabriek': een electronische apparatenfabriek;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schildersbedrijf': een schildersbedrijf zoals valt onder SBI-1993 nummer 45.3;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - geluidgezoneerd': geluidzoneringsplichtige bedrijven en bedrijfsactiviteiten voor zover deze voorkomen op de bij deze regels horende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten - Geluidgezoneerd terrein';
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - sierbestrating': een detailhandelsbedrijf in sierbestrating;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - autos': detailhandel in auto's en motorfietsen;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': een kantoor;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning met bijbehorend erf;
  • o. ter plaatse van de aanduiding ''weg': wegen met ten hoogste 2 rijstroken;
  • p. productiegebonden detailhandel die ondergeschikt is aan én ten dienste staat van de in dit artikel toegelaten bedrijvigheid met dien verstande dat de brutovloeroppervlakte ten behoeve van productiegebonden detailhandel ten hoogste 100 m² bedraagt;
  • q. buitenopslag ten dienste van de in dit artikel toegelaten bedrijvigheid, voor zover
    • 1. gelegen achter de voorgevellijn, en
    • 2. niet hoger dan de toegestane bouwhoogte van bedrijfsgebouwen als bedoeld in lid 5.2.2 onder g, tenzij het de opslag van boten betreft bij bedrijven waarvoor deze opslag onderdeel van de bedrijfsvoering is.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

5.2.2 Bedrijfsgebouwen en overkappingen en bedrijfswoningen
  • a. de gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. het totale oppervlak van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage van dat gedeelte van het bouwperceel dat in een bouwvlak valt; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100%;
  • c. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bedrijfswoning';
  • d. bij een bedrijfswoning mogen uitsluitend functioneel ondergeschikte bijbehorende bouwwerken worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', waarbij vrijstaande bijbehorende bouwwerken achter de achtergevellijn worden gebouwd en overige bijbehorende bouwwerken ten minste 3 meter achter de voorgevellijn worden gebouwd;
  • e. de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal 5 meter;
  • f. de afstand tussen gebouwen en de perceelsgrens bedraagt minimaal 2,5 meter;
  • g. de oppervlakte, inhoud, goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en overkappingen bedragen ten hoogste de volgende maten:
bouwwerk   oppervlakte   inhoud   goothoogte   bouwhoogte  
bedrijfsgebouwen en overkappingen   zie onder b   niet geregeld   niet geregeld   11,5 meter, tenzij op de verbeelding een afwijkende maatvoering is opgenomen  
bedrijfswoningen   zie onder b   750 m³   6 meter   10 meter  
bijbehorend bouwwerk bij bedrijfswoningen   zie onder b, met een maximum van 40 m²   niet geregeld   3,3 meter   6 meter  
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:
    bouwwerk   bouwhoogte  
    erfafscheidingen   2 meter  
    licht- en vlaggenmasten   8 meter  
    overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   2 meter  
  • b. Bij bedrijfswoningen mogen binnen de aanduiding 'bedrijfswoning' onoverdekte zwembaden worden gebouwd, mits:
    • 1. het zwembad minimaal 3 meter achter de voorgevellijn van de woning is gelegen;
    • 2. de oppervlakte van het zwembad maximaal 15% van het zij- en achtererf bedraagt met een maximum van 100 m²;
    • 3. het zwembad niet tot gevolg heeft dat het zij- en achtererf voor meer dan 50% wordt bebouwd;
    • 4. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 1 meter bedraagt.
5.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 5.2.2 onder a ten behoeve van de bouw van een fietsenstalling met een oppervlakte van maximaal 50 m² en een bouwhoogte van maximaal 2,5 meter;
  • b. lid 5.2.2 onder f voor gebouwen in een bouwvlak op een kortere afstand tot de perceelsgrens, indien op het naastgelegen perceel in een straal van 5 meter rondom het gebouw (gemeten vanaf de gevel) geen andere gebouwen gebouwd zijn of gebouwd mogen worden krachtens een bestemmingsplan en/of verleende omgevingsvergunning.
  • c. lid 5.2.3 onder a tot een bouwhoogte van ten hoogste 10 meter, tenzij op grond van de aanduiding vrijwaringszone - molenbiotoop en/of 'vrijwaringszone - zichtlijnen' een lagere bouwhoogte is toegestaan: in dat geval geldt deze lagere maat als maximaal toelaatbare bouwhoogte.
5.4.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.4.1 kan slechts verleend worden als:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;

Aan de omgevingsvergunning kunnen ook de nadere eisen als bedoeld in lid 5.3 gesteld worden.

5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen, anders dan bedoeld in lid 5.1.3 onder j;
  • b. risicovolle inrichtingen;
  • c. zelfstandige horecabedrijven;
  • d. zelfstandige kantoren;
  • e. zelfstandige detailhandelsbedrijven, anders dan die op grond van lid 5.1.2 en lid 5.1.3 zijn toegestaan;
  • f. bedrijfswoningen, anders dan bedoeld in lid 5.1.3 onder n;
  • g. het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning voor niet-ondergeschikte functies, tenzij het bijbehorend bouwwerk is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bedrijfswoning;
  • h. de opslag van mosselzaadinvanginstallaties, anders dan bedoeld in lid 5.1.3 onder d;
  • i. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen (inclusief LPG), anders dan bedoeld in lid 5.1.3 onder i, met dien verstande dat opslag van motorbrandstoffen voor eigen gebruik wel is toegestaan.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Afwijkingsbevoegdheid toegestane bedrijven en bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1.2 sub a tot en met f door bedrijven en bedrijfsactiviteiten toe te staan die niet zijn opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel bedrijven of bedrijfsactiviteiten toe te staan uit één milieucategorie hoger, indien:

  • a. de bedrijfsactiviteiten gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving gelijkgesteld kunnen worden met de toegestane milieucategorieën, waarbij in deze beoordeling worden betrokken geluidhinder, geurproductie, stofuitworp en gevaar;
  • b. naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangetoond dat de bedrijfsactiviteiten waarop de aanvraag om omgevingsvergunning betrekking heeft gezien de omvang of inrichting van het perceel zich ook niet kunnen ontwikkelen tot een milieucategorie die ter plaatse niet is toegestaan.
5.6.2 Afwijkingsbevoegdheid risicovolle inrichtingen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.5 door uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - afwijkingsgebied' risicovolle inrichtingen toe te staan, onder de volgende voorwaarden:

  • a. in het geval dat de plaatsgebonden risicocontour binnen de eigen bedrijfsperceelsgrenzen van de risicovolle inrichting blijft en/of op gronden met de bestemming verkeer, groen, groen-landschappelijk of water valt: het invloedsgebied binnen de begrenzing van het aanduidingsvlak 'wetgevingszone - afwijkingsgebied' blijft en/of op gronden met de bestemming verkeer, groen, groen-landschappelijk of water valt;
  • b. in het geval dat de plaatsgebonden risicocontour ook over andere percelen met de bestemming bedrijventerrein - 2 valt:
    • 1. het invloedsgebied binnen de begrenzing van het aanduidingsvlak 'wetgevingszone - afwijkingsgebied' blijft en/of op gronden met de bestemming verkeer, groen, groen-landschappelijk of water valt;
    • 2. geen sprake is van een onevenredige inbreuk op de ontwikkelmogelijkheden van die omliggende bedrijven die in de plaatsgebonden risicocontour komen te vallen.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen specifieke aanduiding

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de specifieke aanduidingen als bedoeld in lid 5.1.3 onder a tot en met c en e tot en met l te verwijderen, indien de betreffende bedrijfsactiviteiten gedurende één jaar zijn beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteiten op korte termijn worden voortgezet.

5.7.2 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen aanduiding bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de aanduidingen als bedoeld in lid 5.1.3 onder n en in lid 5.2.2 onder c te verwijderen, indien het gebruik als dienstwoning is beëindigd en de gronden en/of bouwwerken gedurende ten minste één jaar feitelijk voor een andere functie dan bedrijfswoning in gebruik zijn genomen.

Artikel 6 Cultuur en ontspanning

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - cultureel centrum': uitsluitend een cultureel centrum;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'museum': uitsluitend een museum en een scheepswerf voor historische schepen;
  • c. ondergeschikte detailhandelsactiviteiten en ondergeschikte horeca-activiteiten uitsluitend ten dienste van de onder a en b genoemde functies;
  • d. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals verhardingen, voet- en fietspaden, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en groenvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

6.2.2 Gebouwen en overkappingen
  • a. De hoofdgebouwen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. het totale oppervlak van gebouwen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage van dat gedeelte van het bouwperceel dat in een bouwvlak valt; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100%;
  • c. bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden ten minste 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw gebouwd;
  • d. het totale oppervlak van bijbehorende bouwwerken en overkappingen buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 100 m²;
  • e. de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt ten minste 5 meter;
  • f. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 11,5 meter;
  • g. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 5 meter;
  • h. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 meter.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:

bouwwerk   bouwhoogte  
erfafscheidingen vóór de voorgevellijn   1 meter  
erfafscheidingen elders   2 meter  
licht- en vlaggenmasten   8 meter  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   2 meter  
6.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan, met uitzondering van erfafscheidingen, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.3 tot een bouwhoogte van ten hoogste 10 meter, tenzij op grond van de aanduiding 'vrijwaringszone - zichtlijnen' een lagere bouwhoogte is toegestaan: in dat geval geldt deze lagere maat als maximaal toelaatbare bouwhoogte.

6.4.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.4.1 kan slechts verleend worden als:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

Aan de omgevingsvergunning kunnen ook de nadere eisen als bedoeld in lid 6.3 gesteld worden.

6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. zelfstandige horecabedrijven;
  • b. zelfstandige kantoren;
  • c. zelfstandige detailhandelsbedrijven;
  • d. seksinrichtingen.
6.5.2 Toegestaan gebruik

Buitenopslag ten dienste van de bestemming is toegestaan voor zover gelegen op het achtererf en met een stapelhoogte van maximaal 3 meter.

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied - 3' de bestemming Cultuur en ontspanning te wijzigen in de bestemming Bedrijventerrein - 2 met de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', indien:

  • a. het gebruik van de gronden als cultureel centrum is gestaakt;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 7 Gemengd

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven en bedrijfsactiviteiten voor zover deze voorkomen tot en met categorie 2 van de bij deze regels horende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. uitoefening van het openbaar bestuur, de dienstverlening van overheidswege, het sociale en culturele leven en de gezondheidszorg;
  • c. kleinschalige zelfstandige kantoorfuncties;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend een parkeerterrein;
  • e. productiegebonden detailhandel die ondergeschikt is aan én ten dienste staat van de doeleinden als genoemd onder a met dien verstande dat de brutovloeroppervlakte ten behoeve van productiegebonden detailhandel ten hoogste 100 m² bedraagt;
  • f. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals verhardingen, voet- en fietspaden, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen.
7.1.2 Nadere detaillering

De voor Gemengd aangewezen gronden zijn ook bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - dranken': detailhandel uitsluitend in de vorm van dranken als onderdeel van de bedrijfsvoering van een groothandel in dranken, waarbij ten hoogste 30% van het brutovloeroppervlak voor detailhandel wordt gebruikt;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus': detailhandel in volumineuze goederen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - volumineuze sportartikelen': detailhandel in volumineuze sportartikelen, waarbij tot een winkelvloeroppervlakte van maximaal 28% ook verkoop van kleinschalige sportartikelen is toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': een kantoor;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'weg': wegen met ten hoogste 2 rijstroken;
  • f. buitenopslag ten dienste van de doeleinden als genoemd in lid 7.1.1 onder a en b en lid 7.1.2 onder a tot en met c, voor zover gelegen achter de voorgevellijn en niet hoger dan de toegestane bouwhoogte van bedrijfsgebouwen als bedoeld in lid 7.2.2 onder e.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

7.2.2 Gebouwen en overkappingen
  • a. de gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. het totale oppervlak van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage van dat gedeelte van het bouwperceel dat in een bouwvlak valt; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100%;
  • c. de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal 5 meter;
  • d. de afstand tussen vrijstaande gebouwen en de perceelsgrens bedraagt minimaal 2,5 meter;
  • e. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 10 meter.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:

bouwwerk   bouwhoogte  
erfafscheidingen vóór voorgevellijn   1 meter  
erfafscheidingen elders   2 meter  
licht- en vlaggenmasten   8 meter  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   2 meter  
7.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Afwijkingsbevoegdheid bouwwerken, geen gebouw zijnde

Het bevoegd gezag kan, met uitzondering van erfafscheidingen, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.3 tot een bouwhoogte van ten hoogste 10 meter.

7.4.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.4.1 kan slechts verleend worden als:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

Aan de omgevingsvergunning kunnen ook de nadere eisen als bedoeld in lid 7.3 gesteld worden.

7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Zelfstandige kantoorfuncties

Zelfstandige kantoorfuncties als bedoeld in lid 7.1.1 onder c zijn uitsluitend toegestaan indien:

  • 1. de oppervlakte van zelfstandige kantoorfuncties gelegen buiten de aanduiding 'kantoor' ten hoogste 35% van de brutovloeroppervlakte met een maximum van 1.000 m² per gebouw bedraagt, en
  • 2. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte van alle zelfstandige kantoorfuncties binnen de bestemming 'gemengd' (inclusief de gronden met de aanduiding 'kantoor') ten hoogste 2.100 m² bedraagt;
7.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. zelfstandige detailhandelsbedrijven, anders dan bedoeld in lid 7.1.2;
  • a. het gebruik ten behoeve van een bijbehorend niet-volumineus assortiment bij detailhandelsbedrijven in volumineuze goederen tenzij dit ten hoogste 10% van het winkelvloeroppervlakte beslaat met een maximum van 150 m²;
  • b. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • c. zelfstandige horecabedrijven;
  • d. bedrijfswoningen;
  • e. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen (inclusief LPG).
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
7.6.1 Afwijkingsbevoegdheid milieucategorie

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1.1 onder a door bedrijven en bedrijfsactiviteiten toe te staan die niet zijn opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel bedrijven of bedrijfsactiviteiten toe te staan uit één milieucategorie hoger, indien:

  • a. de bedrijfsactiviteiten gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving gelijkgesteld kunnen worden met de toegestane milieucategorieën, waarbij in deze beoordeling worden betrokken geluidhinder, geurproductie, stofuitworp en gevaar;
  • b. naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangetoond dat de bedrijfsactiviteiten waarop de aanvraag om omgevingsvergunning betrekking heeft gezien de omvang of inrichting van het perceel zich ook niet kunnen ontwikkelen tot een milieucategorie die ter plaatse niet is toegestaan.
7.6.2 Afwijkingsbevoegdheid detailhandel in volumineuze goederen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1.2 onder c voor de vestiging van detailhandel in volumineuze goederen, indien:

  • a. aangetoond is dat de vestiging van detailhandel in volumineuze goederen er niet toe leidt dat leegstand elders in de gemeente dusdanig toeneemt dat er geen sprake meer is van zorgvuldig ruimtegebruik;
  • b. voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd (op eigen terrein of in een centrale voorziening) conform de parkeernormen uit de CROW publicatie nr. 317 "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" (oktober 2012);
  • c. aangetoond is dat de vestiging in het centrumgebied niet mogelijk is of bij bedrijfsverplaatsing niet langer wenselijk is vanwege milieuhygiënische of ruimtelijke bezwaren;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast.
7.7 Wijzigingsbevoegdheid
7.7.1 Wijzigingsbevoegdheid detailhandel in volumineuze goederen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de aanduiding 'detailhandel volumineus' al dan niet in combinatie met de aanduiding 'parkeerterrein' op te nemen, indien

  • a. aangetoond is dat de vestiging van detailhandel in volumineuze goederen er niet toe leidt dat leegstand elders in de gemeente dusdanig toeneemt dat er geen sprake meer is van zorgvuldig ruimtegebruik;
  • b. voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd (op eigen terrein of in een centrale voorziening) conform de parkeernormen uit de CROW publicatie nr. 317 "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" (oktober 2012);
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast.
7.7.2 Wijzigingsbevoegdheid aanduiding 'parkeerterrein'

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de aanduiding 'parkeerterrein' te verwijderen of een bestaand vlak met deze aanduiding te wijzigen indien aangetoond is dat voldoende parkeerplaatsen aanwezig blijven (op eigen terrein of in een centrale voorziening) conform de parkeernormen uit de CROW publicatie nr. 317 "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" (oktober 2012).

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals bermstroken, bermsloten, waterpartijen, taluds, oevers en waterhuishoudkundige voorzieningen, verhardingen, voet- en fietspaden, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

8.2.2 Gebouwen
  • a. de oppervlakte van gebouwen mag maximaal 20 m2 bedragen;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag maximaal 3,50 meter bedragen.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:

bouwwerk   bouwhoogte  
antennes   5 meter  
speelvoorzieningen   4 meter  
licht- en vlaggenmasten   8 meter  
openbare nutsvoorzieningen   3,5 meter  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   2 meter  
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan, met uitzondering van overkappingen en erfafscheidingen, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.3 tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter, tenzij op grond van de aanduiding vrijwaringszone - molenbiotoop en/of 'vrijwaringszone - zichtlijnen' een lagere bouwhoogte is toegestaan: in dat geval geldt deze lagere maat als maximaal toelaatbare bouwhoogte.

8.3.2 Afwegingskader

De in lid 8.3.1 genoemde afwijking kan slechts worden verleend, mits

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen substantiële afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. geen substantiële afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 9 Groen - Landschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. landschappelijke afscherming van bedrijventerreinen of andere achterliggende percelen door opgaande beplanting en/of door dijklichamen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'weg': tevens voor wegen met ten hoogste 2 rijstroken en voor parkeervoorzieningen;
  • c. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals waterpartijen, taluds, oevers, nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen met uitzondering van de bouwhoogte van openbare nutsvoorzieningen die ten hoogste 3,50 meter mogen bedragen.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2, onder b ten behoeve van een geluidscherm dat wordt gebouwd op een geluidwerende grondwal tot een bouwhoogte van maximaal 2 meter ten opzichte van het hoogste punt van de grondwal.

9.3.2 Afwegingskader

De in lid 9.3.1 genoemde afwijking kan slechts worden verleend, mits dit noodzakelijk is vanuit het oogpunt van geluidhinder en het belang van een goede landschappelijke inpassing niet onevenredig wordt geschaad.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
  • b. het afgraven van dijklichamen;
  • c. het aanbrengen van verharde wegen en/of paden en andere oppervlakteverhardingen.
9.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het in lid 9.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen, waaronder in ieder geval verstaan ploegen, eggen, het uitbaggeren van sloten en greppels;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer;
  • c. reeds in uitvoering dan wel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
9.4.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.4.1 wordt slechts verleend indien de werken of werkzaamheden, direct of indirect, geen onevenredige aantasting van de landschappelijke inpassing tot gevolg hebben.

Artikel 10 Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven voor zover die voorkomen in categorie 1a en 1b van de bij deze regels horende Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals terrassen, verhardingen, voet- en fietspaden, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en groenvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

10.2.2 Gebouwen en overkappingen
  • a. De gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal 5 meter;
  • c. de afstand tussen vrijstaande gebouwen en de perceelsgrens bedraagt minimaal 2,5 meter;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 11,5 meter;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 meter.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:
    bouwwerk   bouwhoogte  
    erfafscheidingen vóór de voorgevellijn   1 meter  
    erfafscheidingen elders   2 meter  
    licht- en vlaggenmasten   8 meter  
    terrasschermen   1,5 meter  
    parasols   5 meter  
    horecaterrasoverkappingen   4 meter  
    overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   2 meter  
  • b. de uitvalschermen van horecaterrasoverkappingen dienen onder een hellingshoek van ten minste 20 graden te worden gemonteerd.
10.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
10.4 Afwijken van de bouwregels
10.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan, met uitzondering van erfafscheidingen, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.3 voor een grotere bouwhoogte van de in de tabel genoemde categorie 'overige bouwwerken, geen gebouw zijnde' tot een bouwhoogte van ten hoogste 10 meter.

10.4.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.4.1 kan slechts verleend worden als:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

Aan de omgevingsvergunning kunnen ook de nadere eisen als bedoeld in lid 10.3 gesteld worden.

10.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend de buitenopslag van goederen.

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een bibliotheek;
  • b. ondergeschikte detailhandels- en/of horeca-activiteiten uitsluitend ten dienste van een bibliotheek;
  • c. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals verhardingen, voet- en fietspaden, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

11.2.2 Gebouwen en overkappingen
  • a. De gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal 5 meter;
  • c. de afstand tussen vrijstaande gebouwen en de perceelsgrens bedraagt minimaal 2,5 meter;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 10 meter;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 meter.
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:

bouwwerk   bouwhoogte  
erfafscheidingen vóór de voorgevellijn   1 meter  
erfafscheidingen elders   2 meter  
licht- en vlaggenmasten   8 meter  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   2 meter  
11.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
11.4 Afwijken van de bouwregels
11.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan, met uitzondering van erfafscheidingen, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2.3 tot een bouwhoogte van ten hoogste 10 meter.

11.4.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.4.1 kan slechts verleend worden als:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

Aan de omgevingsvergunning kunnen ook de nadere eisen als bedoeld in lid 11.3 gesteld worden.

11.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend de buitenopslag van goederen.

11.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming Maatschappelijk te wijzigen in de bestemming Bedrijventerrein - 1, waarbij een bouwvlak, al dan niet voorzien van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' kan worden opgenomen gelijk aan het bouwvlak zoals opgenomen in dit plan, indien de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 12 Recreatie

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een motorrijdersvereniging;
  • b. ondergeschikte horeca-activiteiten, uitsluitend ten dienste van een motorrijdersvereniging;
  • c. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals verhardingen, voet- en fietspaden, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

12.2.2 Gebouwen en overkappingen
  • a. de gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal 5 meter;
  • c. de afstand tussen vrijstaande gebouwen en de perceelsgrens bedraagt minimaal 2,5 meter;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 10,5 meter;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 meter.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:

bouwwerk   bouwhoogte  
erfafscheidingen vóór de voorgevellijn   1 meter  
erfafscheidingen elders   2 meter  
licht- en vlaggenmasten   8 meter  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   2 meter  
12.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
12.4 Afwijken van de bouwregels
12.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan, met uitzondering van erfafscheidingen, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2.3 tot een bouwhoogte van ten hoogste 10 meter.

12.4.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.4.1 kan slechts verleend worden als:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

Aan de omgevingsvergunning kunnen ook de nadere eisen als bedoeld in lid 12.3 gesteld worden.

12.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, standplaats van kampeermiddelen;
  • b. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als winterstalling voor of ligplaats van kampeermiddelen;
  • c. overnachting en/ of het uitoefenen van verblijfsrecreatie.
12.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming Recreatie te wijzigen in de bestemming Bedrijventerrein - 2 met de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1' waarbij een bouwvlak gelijk aan het bouwvlak zoals opgenomen in dit plan kan worden opgenomen, indien

  • a. het gebruik van de gronden ten behoeve van een motorrijdersvereniging is gestaakt;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 13 Sport

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sport en sportvoorzieningen als bedoeld in de categorieën 1 tot en met 2 van de Lijst van toegelaten sportvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum': tevens voor sportvoorzieningen als bedoeld in categorie 3.1 van de Lijst van toegelaten sportvoorzieningen;
  • c. ondergeschikte detailhandels- en/of horeca-activiteiten uitsluitend ten dienste van de sport en sportvoorzieningen;
  • d. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals verhardingen, voet- en fietspaden, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en groenvoorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

13.2.2 Gebouwen en overkappingen
  • a. de gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal 5 meter;
  • c. de afstand tussen vrijstaande gebouwen en de perceelsgrens bedraagt minimaal 2,5 meter;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum' ten hoogste 11,5 meter, elders bedraagt de bouwhoogte ten hoogste 4 meter;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 meter.
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:

bouwwerk   bouwhoogte  
erfafscheidingen vóór de voorgevellijn   1 meter  
erfafscheidingen elders   2 meter  
licht- en vlaggenmasten   8 meter  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   2 meter  
13.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
13.4 Afwijken van de bouwregels
13.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan, met uitzondering van erfafscheidingen, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2.3 tot een bouwhoogte van ten hoogste 10 meter, tenzij op grond van de aanduiding vrijwaringszone - molenbiotoop en/of 'vrijwaringszone - zichtlijnen' een lagere bouwhoogte is toegestaan: in dat geval geldt deze lagere maat als maximaal toelaatbare bouwhoogte .

13.4.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.4.1 kan slechts verleend worden als:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

Aan de omgevingsvergunning kunnen ook de nadere eisen als bedoeld in lid 13.3 gesteld worden.

13.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, standplaats van kampeermiddelen.

Artikel 14 Verkeer

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2 rijstroken en voet- en fietspaden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats' zijn de gronden ook bestemd voor de op- en overslag van stuksgoederen vanaf schepen op een laad- en losplaats;
  • c. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals uitvoegstroken, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, straatmeubilair, bruggen, afvalverzamelvoorzieningen, speelvoorzieningen en groenvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

14.2.2 Gebouwen
  • a. uitsluitend gebouwen ten dienste van openbare nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 meter;
  • c. de oppervlakte van gebouwen bedraagt ten hoogste 15 m².
14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:

bouwwerk   bouwhoogte  
antennes   5 meter  
speelvoorzieningen   4 meter  
licht- en vlaggenmasten   8 meter  
openbare nutsvoorzieningen   3,5 meter  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   3 meter  
14.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
14.4 Afwijken van de bouwregels
14.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning, met uitzondering van erfafscheidingen en overkappingen, afwijken van het bepaalde in lid 14.2.3 tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter, tenzij op grond van de aanduiding vrijwaringszone - molenbiotoop en/of 'vrijwaringszone - zichtlijnen' een lagere bouwhoogte is toegestaan: in dat geval geldt deze lagere maat als maximaal toelaatbare bouwhoogte.

14.4.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in 14.4.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

Aan de omgevingsvergunning kunnen ook de nadere eisen als bedoeld in lid 14.3 gesteld worden.

Artikel 15 Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. taluds en oevers;
  • c. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals duikers en bruggen ter ontsluiting van percelen, nutsvoorzieningen en ondergeschikte groenvoorzieningen.
15.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 15.2 tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter, tenzij op grond van de aanduiding vrijwaringszone - molenbiotoop en/of 'vrijwaringszone - zichtlijnen' een lagere bouwhoogte is toegestaan: in dat geval geldt deze lagere maat als maximaal toelaatbare bouwhoogte.

15.3.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in 15.3.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. dit geen nadelige gevolgen heeft voor de waterberging;
  • b. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • c. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

Artikel 16 Waterstaatswerk

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaatswerk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterstaatkundige voorzieningen, dijken, sluizen, bruggen en duikers daaronder begrepen;
  • b. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals nutsvoorzieningen, verhardingen, voet- en fietspaden, picknickplaatsen en groenvoorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming toegestaan:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de verkeersregeling, nautisch verkeer daaronder begrepen, verkeersaanduiding, wegaanduiding of verlichting en terreinafscheidingen.
16.2.2 Gebouwen en overkappingen
  • a. gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 5 meter.
16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste de navolgende maten:

bouwwerk   bouwhoogte  
erfafscheidingen   2 m  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   5 m  
16.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. de bereikbaarheid bij calamiteiten.

Artikel 17 Wonen

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox': een huishoudelijke berg- of werkruimte of een opslagruimte ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis;
  • c. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen, zoals voet- en fietspaden, inritten, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en tuinen.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

17.2.2 Algemeen
  • a. Gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduidingen 'aaneengebouwd' en 'vrijstaand', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'aaneengebouwd': uitsluitend aaneen gebouwde woningen mogen worden gebouwd;
    • 2. 'vrijstaand': uitsluitend vrijstaande woningen mogen worden gebouwd.
17.2.3 Hoofdgebouwen
  • a. Het aantal woningen per bouwvlak bedraagt maximaal het middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal; indien geen aantal is aangegeven middels een aanduiding bedraagt het aantal woningen maximaal 1;
  • b. de goot- en bouwhoogte bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte. Indien geen maatvoering is aangegeven geldt een goothoogte van 6 meter en een bouwhoogte van maximaal 10 meter;
  • c. de afstand tussen het hoofdgebouw - een bijbehorend bouwwerk niet meegerekend - en de zijdelingse bouwperceelgrens ter plaatse van de genoemde bouwaanduidingsvlakken mag niet minder bedragen dan aangegeven in onderstaande tabel:
    bouwaanduidingsvlak   afstand  
    vrijstaand   3 meter  
    aaneengebouwd   niet nader bepaald  
  • d. de breedte van een woning, bijbehorende bouwwerken niet meegerekend, bedraagt ten minste 5 meter en ten hoogste 14 meter;
  • e. bij toepassing van hellende dakvlakken mag de dakhelling maximaal 60° bedragen.
17.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Bij iedere woning mogen binnen het bouwvlak bijbehorende bouwwerken (inclusief overkappingen) worden gebouwd, met inachtneming van het volgende:

  • a. de totale bebouwde oppervlakte van het zij- en achtererf gelegen buiten het bouwaanduidingsvlak, overkappingen meegerekend, bedraagt maximaal 50% met een maximum van 40 m², tenzij anders op de verbeelding aangeduid;
  • b. indien het achtererf, gelegen buiten het bouwaanduidingsvlak, groter is dan 360 m² mag aan bijbehorende bouwwerken in totaal maximaal 1/6 deel van het zij- en achtererf buiten het bouwaanduidingsvlak worden gebouwd tot maximaal 100 m²;
  • c. de hoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3 meter;
  • d. de goothoogte van overige bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,30 meter en de bouwhoogte maximaal 6 meter;
  • e. vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden achter (het verlengde van) de achtergevellijn gebouwd, overige bijbehorende bouwwerken worden ten minste 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw gebouwd;
  • f. de afstand tussen bijbehorende bouwwerken en de zijdelingse bouwperceelgrens ter plaatse van de genoemde bouwaanduidingsvlakken mag niet minder bedragen dan aangegeven in onderstaande tabel:
bouwaanduidingsvlak   bijbehorend bouwwerk aan de zij- of achtergevel   vrijstaand bijbehorend bouwwerk  
vrijstaand   3 meter   3 meter (aan één zijde)  
aaneengebouwd   niet nader bepaald   niet nader bepaald  
17.2.5 Huishoudelijke berg- en werkruimten ter plaatse van de aanduiding 'garagebox'

Ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' mogen berg- en werkruimten worden gebouwd ten behoeve van (elders gelegen) woningen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de goothoogte bedraagt maximaal 6 meter
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 meter;
17.2.6 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt ten hoogste de volgende maten:

Bouwwerk   Bouwhoogte  
lichtmasten en overige masten   8 meter  
erfafscheidingen voor de voorgevellijn   1 meter  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   2 meter  
17.2.7 Zwembaden

Bij woningen mogen onoverdekte zwembaden worden gebouwd, mits:

  • a. het zwembad minimaal 3 meter achter de voorgevellijn van de woning is gelegen;
  • b. de oppervlakte van het zwembad maximaal 15% van het zij- en achtererf bedraagt met een maximum van 100 m²;
  • c. het zwembad niet tot gevolg heeft dat het zij- en achtererf voor meer dan 50% wordt bebouwd;
  • d. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 1 meter bedraagt.
17.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een redelijke lichttoetreding en voldoende privacy;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
17.4 Afwijken van de bouwregels
17.4.1 Afwijkingsbevoegdheid woningcategorie

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.2 voor de bouw van een vrijstaande woning en voor twee-aaneen gebouwde woningen ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd', mits:

17.4.2 Afwijkingsbevoegdheid afstand en hoogte

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 17.2.3 onder b voor een hogere goothoogte tot een overschrijding met maximaal 1 meter;
  • b. lid 17.2.3 onder c voor een kortere afstand van het hoofdgebouw tot minimaal 1 meter van de zijdelingse perceelsgrens;
  • c. lid 17.2.4 onder e voor een kortere afstand van een bijbehorend bouwwerk tot minimaal 1 meter van de zijdelingse perceelsgrens;
  • d. lid 17.2.6 onder b voor een grotere bouwhoogte van de in de tabel genoemde categorie 'overige bouwwerken, geen gebouw zijnde' tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter, tenzij op grond van de aanduiding vrijwaringszone - molenbiotoop en/of 'vrijwaringszone - zichtlijnen' een lagere bouwhoogte is toegestaan: in dat geval geldt deze lagere maat als maximaal toelaatbare bouwhoogte.
17.4.3 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.4.2 kan slechts worden verleend, indien:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

Aan de omgevingsvergunning kunnen ook de nadere eisen als bedoeld in lid 17.3 gesteld worden.

17.5 Specifieke gebruiksregels
17.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in elk geval gerekend het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk of een huishoudelijke berg- of werkruimte als:

17.5.2 Bed & breakfast

Het aanbieden van bed & breakfast in een woning is toegestaan als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • 1. bed & breakfast mag uit maximaal vijf slaapplaatsen bestaan;
  • 2. de woning dient bewoond te zijn door de hoofdbewoner(s);
  • 3. de woning is geschikt voor permanente bewoning;
  • 4. er mag geen onevenredige verkeers- of parkeeroverlast ontstaan voor de omgeving;
  • 5. er mogen alleen terughoudende reclame-uitingen geplaatst worden, neonreclame is niet toegestaan.
17.5.3 Beroep of bedrijf aan huis

Het beroepsmatig of bedrijfsmatig gebruik van een woning en bijbehorende bouwwerken is toegestaan als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • 1. het beroep of bedrijf is een nevenfunctie van het wonen, waarbij ten hoogste 25 m² vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep of bedrijf;
  • 2. het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning;
  • 3. het beroep of bedrijf mag geen inrichting zijn als genoemd in artikel 2.1, lid 1, sub e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, tenzij voldoende is aangetoond dat de vestiging van de activiteit geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het beroep of bedrijf ten opzichte van nabijgelegen gevoelige bestemmingen;
  • 4. aan het (woon)karakter van de omgeving mag geen afbreuk worden gedaan;
  • 5. horeca is niet toegestaan;
  • 6. uitsluitend ondergeschikte detailhandel is toegestaan;
  • 7. een webwinkel (zonder showroom en zonder afhaalmogelijkheden voor consumenten) is toegestaan;
  • 8. een seksinrichting is niet toegestaan;
  • 9. verlichte en/of opvallende reclame-uitingen die zichtbaar zijn aan de gevel, zijn niet toegestaan.
17.6 Afwijken van de gebruiksregels
17.6.1 Beroep of bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.5.2 onder b voor beroepsmatig of bedrijfsmatig gebruik van een woning en bijbehorende bouwwerken tot een oppervlakte van ten hoogste 50 m² als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het beroep of bedrijf is een nevenfunctie van het wonen;
  • b. het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning;
  • c. het beroep of bedrijf mag geen inrichting zijn als genoemd in artikel 2.1, lid 1, sub e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, tenzij voldoende is aangetoond dat de vestiging van de activiteit geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het beroep of bedrijf ten opzichte van nabijgelegen gevoelige bestemmingen;
  • d. aan het (woon)karakter van de omgeving mag geen afbreuk worden gedaan;
  • e. er mag geen onevenredige verkeers- of parkeeroverlast ontstaan voor de omgeving;
  • f. de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit;
  • g. horeca is niet toegestaan;
  • h. uitsluitend ondergeschikte detailhandel is toegestaan;
  • i. een webwinkel is toegestaan;
  • j. een seksinrichting is niet toegestaan;
  • k. verlichte en/of opvallende reclame-uitingen die zichtbaar zijn aan de gevel, zijn niet toegestaan.

Artikel 18 Waarde - Archeologie - 6

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Toelaatbare bebouwing waarde - archeologie

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 18.1 genoemde bestemming worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van maximaal 2 meter.

18.2.2 Toelaatbare bebouwing andere bestemmingen
  • a. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en waarbij bovendien grond- of graafwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld plaatsvinden;
  • b. in aanvulling op het bepaalde in lid 18.2.2, onder a mag ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) ook worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2.2, onder a ten behoeve van het bouwen groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,50 meter, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld.

18.3.2 Afwegingskader

Indien uit het onder lid 18.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
18.3.3 Advies

Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen, vraagt het bevoegd gezag aan de archeologisch deskundige advies over het criterium als bedoeld in lid 18.3.1. Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het omzetten van grasland in bouwland;
  • f. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 meter;
  • h. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • i. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft.
18.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het in lid 18.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. genoemd onder a tot en met f die niet dieper gaan dan 0,5 meter;
  • b. die een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m²;
  • c. die het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • d. die reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan, of
  • e. die ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
18.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 18.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  • b. voor zover de in lid 18.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de omgevingsvergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • d. alvorens de gevraagde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te verlenen, vraagt het bevoegd gezag aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in lid 18.4.3, onder a, b en c. Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
18.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
18.5.1 Uitvoeringsverbod zonder sloopvergunning

Het is verboden binnen deze bestemming zonder, of in afwijking van een omgevingsvergunning een bouwwerk te slopen.

18.5.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod zonder sloopvergunning

Het verbod als bedoeld in lid 18.5.1 is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 18.2.2, onder b in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte hebben van minder dan 2.500 m² en/of de grondlagen dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld niet verstoren, of die
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
18.5.3 Regels

In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.

18.5.4 Voorschrift

Aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk voor de gronden, als bedoeld in lid 18.5.1, kan het bevoegd gezag het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 0,30 meter boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 2.500 m² en de verstoringsdiepte meer is dan 0,50 meter.

18.5.5 Melding

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kan verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.

18.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 6', als bedoeld in lid 18.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 19 Waarde - Archeologie - 7

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 7' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Toelaatbare bebouwing waarde - archeologie

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 19.1 genoemde bestemming worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van maximaal 2 meter.

19.2.2 Toelaatbare bebouwing andere bestemmingen
  • a. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 5.000 m² en waarbij bovendien grond- of graafwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld plaatsvinden;
  • b. in aanvulling op het bepaalde in lid 19.2.2, onder a mag ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) ook worden gebouw indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2.2, onder a ten behoeve van het bouwen groter dan 5.000 m² en dieper dan 0,50 meter, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld.

19.3.2 Afwegingskader

Indien uit het onder lid 19.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
19.3.3 Advies

Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen, vraagt het bevoegd gezag aan de archeologisch deskundige advies over het criterium als bedoeld in lid 19.3.1. Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het omzetten van grasland in bouwland;
  • f. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 meter;
  • h. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • i. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft.
19.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het in lid 19.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. genoemd onder a tot en met f die niet dieper gaan dan 0,5 meter;
  • b. die een oppervlakte beslaan van ten hoogste 5.000 m²;
  • c. die het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • d. die reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan, of
  • e. die ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
19.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 19.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  • b. voor zover de in lid 19.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de omgevingsvergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • d. alvorens de gevraagde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te verlenen, vraagt het bevoegd gezag aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in lid 19.4.3, onder a, b en c. Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
19.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
19.5.1 Uitvoeringsverbod zonder sloopvergunning

Het is verboden binnen deze bestemming zonder, of in afwijking van een omgevingsvergunning een bouwwerk te slopen.

19.5.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod zonder sloopvergunning

Het verbod als bedoeld in lid 19.5.1 is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 19.2.2, onder b in acht is genomen;
  • b. die een oppervlakte hebben van minder dan 5.000 m² en/of de grondlagen dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld niet verstoren, of
  • c. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
19.5.3 Regels

In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.

19.5.4 Voorschrift

Aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk voor de gronden, als bedoeld in lid 19.5.1, kan het bevoegd gezag het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 0,30 meter boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 5.000 m² en de verstoringsdiepte meer is dan 0,50 meter.

19.5.5 Melding

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kan verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.

19.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 7, als bedoeld in lid 19.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 20 Waarde - Landschappelijk waardevolle dijk

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landschappelijk waardevolle dijk' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van landschappelijke en/of cultuurhistorische waarde van de dijk.

20.2 Bouwregels

Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met in achtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien de omgevingsvergunning betrekking heeft op vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het peil, niet wordt uitgebreid.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2, indien de bij de betrokken andere bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van de dijk niet substantieel wordt geschaad.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het beplanten van gronden met bomen of andere opgaande beplanting;
  • d. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
20.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod als bedoeld in lid 20.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. niet dieper gaan dan 0,3 meter beneden maaiveld;
  • b. het normale onderhoud betreffen;
  • c. op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden, of die
  • d. krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk mogen worden uitgevoerd.
20.4.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 20.4.1 wordt slechts verleend indien door de werken of werkzaamheden de landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet substantieel worden geschaad.

Artikel 21 Waarde - Stads- en dorpsgezicht

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Stads- en dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van het historisch en ruimtelijk karakter van het beschermd stadsgezicht Zierikzee.

21.2 Bouwregels

Gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de bepalingen die gelden op grond van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en).

21.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de vormgeving, kleurstelling en het materiaalgebruik voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  • ter waarborging van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, en
  • ten behoeve van een rustige vormgeving, zodat grote contrasten met de oude bebouwing binnen de het beschermd stadsgezicht Zierikzee worden voorkomen.
21.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
21.4.1 Uitvoeringsverbod zonder sloopvergunning

Het is verboden bouwwerken die zich op gronden met de dubbelbestemming Waarde - Stads- en dorpsgezicht bevinden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk) te slopen.

21.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod zonder sloopvergunning

Het verbod als bedoeld in lid 21.4.1 is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden:

  • a. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • b. het normale onderhoud betreffen.
21.4.3 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 21.4.1 kan slechts worden verleend, indien:

  • a. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarde van de bebouwing;
  • b. grote contrasten met de oude bebouwing binnen het beschermd stadsgezicht Zierikzee worden voorkomen;
  • c. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

Artikel 22 Waterstaat - Waterkering

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor de waterkering.

22.2 Bouwregels
22.2.1 Toelaatbare bebouwing bestemming 'Waterstaat - Waterkering'

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 22.1 genoemde bestemming worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter.

22.2.2 Toelaatbare bebouwing andere bestemmingen

Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met in achtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien de omgevingsvergunning betrekking heeft op vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het peil, niet wordt uitgebreid.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2.2 met inachtneming van het volgende:

  • a. vergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken andere bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de waterkering door bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. alvorens omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de waterkering.

3 Algemene regels

Artikel 23 Algemene bouwregels

23.1 Bestaande afwijkende maatvoering

Voor bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings- en/of oppervlaktematen, terwijl het bouwwerk krachtens een omgevingsvergunning aanwezig is of gebouwd kan worden, gelden deze afwijkende maten als vervangende regel. Bij vervangende nieuwbouw dient de bebouwing op dezelfde plaats te worden herbouwd.

23.2 Vlaggenmasten

Het aantal toegestane vlaggenmasten bedraagt maximaal 3 per bouwperceel.

23.3 Verlichte reclame-uitingen

Verlichte reclame-uitingen, waaronder skybeamers worden begrepen, mogen geen licht naar boven uitstralen.

Artikel 24 Algemene gebruiksregels

24.1 Verbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen of laten gebruiken voor een doel of op een wijze, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming(en).

24.2 Strijdig gebruik

Als een gebruik in strijd met het bestemmingsplan, geldt in ieder geval het gebruik van gronden en bouwwerken:

  • a. ten behoeve van een seksinrichting of straatprostitutie;
  • b. voor de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, schroot- en afbraak- en bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. voor de opslag en het be- en verwerken van explosieve stoffen;
  • d. als woonwagenstandplaats.
24.3 Afwijken van algemene gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.1 wanneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 25 Algemene aanduidingsregels

25.1 geluidzone - industrie
25.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn de gronden, naast de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op nieuwe geluidsgevoelige bebouwing als gevolg van industrielawaai.

25.1.2 Bouwregels

Het is - met uitzondering van herbouw ten behoeve van een bestaande geluidsgevoelige functie - niet toegestaan om gebouwen ten behoeve geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder te bouwen dan wel het gebruik van gebouwen om te zetten ten behoeve van geluidsgevoelige functies.

25.2 vrijwaringszone - leiding
25.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - leiding' zijn de gronden, naast de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van ondergrondse rioolleidingen.

25.2.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bouwregels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de bestemming(en) worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
25.2.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.2.2 onder a en b ten behoeve van bebouwing als toegestaan volgens de andere voorkomende bestemmingen, mits door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de leiding en nadat advies is gevraagd aan de betreffende leidingbeheerder.

25.2.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en het ophogen van gronden;
  • b. het graven of dempen van waterpartijen en watergangen;
  • c. het aanbrengen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven;
  • d. het aanbrengen of rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd.
25.2.5 Uitzonderingen op de omgevingsvergunningplicht

Het verbod als bedoeld 25.2.4 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. niet dieper gaan dan 0,3 meter beneden maaiveld;
  • b. het normale onderhoud betreffen;
  • c. die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden, of
  • d. die krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk mogen worden uitgevoerd.
25.2.6 Afwegingskader omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 25.2.4 wordt slechts verleend indien het belang van bescherming van de leiding(en) door de werken niet onevenredig worden geschaad en er door de werken en/of werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan. Alvorens de vergunning te verlenen, vraagt het bevoegd gezag advies aan de betreffende leidingbeheerder.

25.3 vrijwaringszone - molenbiotoop
25.3.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn de gronden, naast de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het in stand houden van de cultuurhistorische belangen van molens als werktuig en als beeldbepalend element door het beschermen van de windvang van de molens.

25.3.2 Bouwregels

De bouwhoogte van bouwwerken bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven maat, tenzij op grond van de geldende bestemming(en) van de betreffende gronden voor het betreffende bouwwerk reeds een lagere maximale hoogte is toegestaan.

25.3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het vorige lid, ten behoeve van een bouwwerk dat is toegelaten op grond van de overige regels van dit bestemmingsplan, indien

  • a. het bouwwerk dient ter vervanging van aanwezige, legale bebouwing met eenzelfde massa en vorm, of
  • b. uit onderzoek blijkt dat de toevoeging van bebouwing geen nadelige invloed heeft op de windvang van de betreffende molen; het bevoegd gezag kan hierbij advies inwinnen van een molendeskundige.
25.3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
    • 1. het beplanten met bomen, heesters en andere hoog opgaande beplanting;
    • 2. het ophogen van gronden;
  • b. het in het vorige lid opgenomen verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering dan wel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien is gebleken dat werken of werkzaamheden geen nadelige invloed heeft op de windvang van de betreffende molen; het bevoegd gezag kan hierbij advies inwinnen van een molendeskundige.
25.4 vrijwaringszone - zichtlijnen
25.4.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - zichtlijnen' zijn de gronden, naast de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de zichtlijn op de binnenstad van Zierikzee.

25.4.2 Bouwregels

De bouwhoogte van bouwwerken bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven maat, tenzij op grond van de geldende bestemming(en) van de betreffende gronden voor het betreffende bouwwerk reeds een lagere maximale hoogte is toegestaan.

Artikel 26 Algemene afwijkingsregels

26.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan voor het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens, alsmede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens bepaalde minimumafstand door:

    • 1. erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;
    • 2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;

Deze regel is van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze niet leiden tot wijziging van bestemmingen.

26.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 26.1 kan slechts worden verleend, indien:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • d. op het betreffende bouwperceel niet eerder voor eenzelfde bouwwerk toepassing is gegeven aan de algemene afwijkingsbevoegdheid.

Artikel 27 Algemene wijzigingsregels

27.1 Wijzigingsbevoegdheid geringe afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van:

  • a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,50 meter;
  • b. het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens, zomede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens bepaalde minimumafstand door:
    • 1. erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;
    • 2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;

Deze regel is van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze leiden tot wijziging van bestemmingen;

  • c. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding bedraagt ten hoogste 3 meter.
27.2 Wijzigingsbevoegdheid Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de bij deze regels horende Staat van Bedrijfsactiviteiten wijzigen door de categorie-indeling van bedrijfsactiviteiten te wijzigen indien technologische ontwikkelingen binnen de betreffende bedrijfsactiviteiten daartoe aanleiding geeft.

27.3 Afwegingskader

De wijziging als bedoeld in 27.1 kan slechts worden toegepast, mits:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • c. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid op grond van lid 27.1 onder b, deze wijziging niet eerder is toegepast voor eenzelfde bouwwerk op het betreffende bouwperceel.

Artikel 28 Overige regels

28.1 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

28.2 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van stedenbouwkundige aard en bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de Bouwverordening van de gemeente Schouwen-Duiveland blijven buiten toepassing, behalve ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de ruimte tussen bouwwerken;
  • b. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
28.3 Wettelijke regelingen

Wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 29 Overgangsrecht

29.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van lid 29.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 29.1 met maximaal 2%;
  • c. het bepaalde in lid 29.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
29.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 29.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in lid 29.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het in lid 29.2 onder a bepaalde is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 30 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Zierikzee 2014.