direct naar inhoud van Artikel 12 Maatschappelijk
Plan: Bebouwde kom Bruinisse
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00026BpAwk-va01

Artikel 12 Maatschappelijk

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  • a. educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en hieraan gelieerde kantoren, zorgwoonvormen ten behoeve van sociaal-medische voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandels- en/of horeca-activiteiten uitsluitend ten dienste van deze maatschappelijke voorzieningen;
  • b. en voor:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats', een begraafplaats;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'bibliotheek': een bibliotheek;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'religie': een religieuze instelling;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs: een onderwijsinstelling;
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'sporthal': een sporthal;
    • 7. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling': voor intramurale zorgwoonvormen met zorgvoorzieningen;
    • 8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagopvang': voor kinderopvang en buitenschoolse opvang;
    • 9. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van 'maatschappelijk – gemeentewerf': een gemeentewerf;
    • 10. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – jongerencentrum': een jongerencentrum;
    • 11. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – buurthuis': een buurthuis.
  • c. wegen, parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden, waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen , bruggen, tuinen, speelvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming, waaronder buitenruimten ten behoeve van kinderopvang, buitenschoolse opvang en intramurale zorgwoonvormen.

12.1.2 Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 12.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:
  • a. hoofdgebouwen;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

12.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht, met in achtneming van het op de verbeelding opgenomen bebouwingspercentage daar waar een dergelijk percentage is opgenomen op de verbeelding;
  • b. de afstand tussen vrijstaande gebouwen mag minimaal 5 meter bedragen;
  • c. de goothoogte mag maximaal 6 meter bedragen, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte mag maximaal 10 meter bedragen, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
  • e. bij toepassing van hellende dakvlakken mag de dakhelling maximaal 55° bedragen.

12.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de totale bebouwde oppervlakte van het zij- en achtererf, overkappingen meegerekend, mag maximaal 50% bedragen;
  • c. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag maximaal 3,30 meter en de bouwhoogte maximaal 6 meter bedragen;
  • d. aan- en uitbouwen moeten minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de gevellijn worden gebouwd;
  • e. bijgebouwen mogen uitsluitend achter de achtergevellijn worden gebouwd.

12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat het bouwen van een overkapping niet tot gevolg mag hebben dat het zij- of achtererf voor meer dan 50% wordt bebouwd;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:
    • 1. overkappingen: 3 meter;
    • 2. speeltoestellen: 4 meter;
    • 3. tuin- of erfafscheiding die gebouwd wordt vóór de gevellijn: 1 meter;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 meter.

12.3 Nadere eisen
12.3.1 Het bevoegd gezag mag bij het verlenen van een omgevingsvergunning, nadere eisen stellen ten aanzien van:
  • a. de plaatsing van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
  • b. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
  • c. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

12.3.2 Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

12.4 Afwijken van de bouwregels
12.4.1 Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  • a. lid 12.2.1, sub b. voor een kortere afstand tussen vrijstaande gebouwen tot minimaal 3 meter;
  • b. lid 12.2.1, sub c. en sub d. tot een overschrijding met maximaal 1 meter;
  • c. lid 12.2.1, sub e. tot een steilere dakhelling;
  • d. lid 12.2.3, sub c. onder 3 tot een bouwhoogte van maximaal 2 meter;
  • e. lid 12.2.3, sub c. onder 4 tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

12.4.2 De in lid 12.4.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend, mits:
  • a. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

12.4.3 Nadere eis

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.4.1 kan het bevoegd gezag schriftelijk advies inwinnen bij een stedenbouwkundige.

12.5 Specifieke gebruiksregels
12.5.1 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt gerekend:
  • a. het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als zelfstandige woonruimte;
  • b. het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als gastenverblijf;
  • c. het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of een vrijstaand bijgebouw als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg.

12.5.2 Geen strijdig gebruik:
  • a. het beroepsmatig of bedrijfsmatig gebruik van een woning en/of bij deze woning behorende bijgebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. het beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan als nevenfunctie van het wonen;
    • 2. het gebruik voor beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan voor de bewoners van de woning;
    • 3. ten hoogste 25 m² van de woning en/of de bij deze woning behorende bijgebouwen voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep of bedrijf mag worden gebruikt;
    • 4. het gebruik geen horeca mag betreffen;
    • 5. geen afbreuk mag worden gedaan aan het woonkarakter van de omgeving;
    • 6. geen activiteit plaatsvindt betreffende een inrichting als genoemd in artikel 2.1, lid 1, sub e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, tenzij voldoende is aangetoond dat de vestiging van de activiteit geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen, gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het bedrijf ten opzichte van nabijgelegen woningen;
    • 7. geen detailhandel is toegestaan, tenzij het een webwinkel betreft;
    • 8. geen verlichte en/of opvallende reclame-uitingen aan de gevel zichtbaar mogen zijn;
    • 9. het gebruik van (een deel van ) de gebouwen als seksinrichting niet is toegestaan.
  • b. het aanbieden van bed & breakfast in een woning, met dien verstande dat:
    • 1. er aan maximaal vijf personen tegelijkertijd logies mag worden aangeboden;
    • 2. de woning bewoond dient te worden door de hoofdbewoner(s);
    • 3. de woning geschikt moet zijn voor permanente bewoning;
    • 4. de woning het hoofdgebouw van het bouwperceel moet zijn;
    • 5. er geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast mag ontstaan voor de omgeving;
    • 6. er slechts terughoudende reclame-uitingen geplaatst mogen worden;
    • 7. de woning voldoet aan bijlage 3 en 4 van de Bouwverordening.
  • c. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.

12.6 Afwijken van de gebruiksregels
12.6.1 Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.5.2, sub a. voor de uitoefening van beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een woning en/of bij de woning behorende bijgebouwen met een oppervlakte van maximaal 50 m², met dien verstande dat:
  • a. het beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan als nevenfunctie van het wonen;
  • b. ten hoogste 50m² van de woning en/of de bij deze woning behorende bijgebouwen voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep of bedrijf mag worden gebruikt;
  • c. het gebruik geen horeca mag betreffen;
  • d. geen afbreuk mag worden gedaan aan het woonkarakter van de omgeving;
  • e. geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast voor de omgeving ontstaat;
  • f. de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit;
  • g. geen activiteit plaatsvindt betreffende een inrichting als genoemd in artikel 2.1, lid 1, sub e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, tenzij voldoende is aangetoond dat de vestiging van de activiteit geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen, gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het bedrijf ten opzichte van nabijgelegen woningen;
  • h. geen detailhandel is toegestaan tenzij als ondergeschikte nevenactiviteit van de bedrijfsmatige c.q. beroepsmatige activiteit;
  • i. geen verlichte en/of opvallende reclame-uitingen aan de gevel zichtbaar mogen zijn;
  • j. het gebruik van (een deel van) de gebouwen als seksinrichting niet is toegestaan.

12.6.2 Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.5.1, sub b. voor het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als gastenverblijf, met dien verstande dat:
  • a. afwijking uitsluitend wordt verleend voor percelen waarop een woning aanwezig is, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;
  • b. de aanvrager eigenaar en/of bewoner is van het bouwperceel;
  • c. het hoofdgebouw op het bouwperceel permanent wordt bewoond;
  • d. per bouwperceel maximaal 1 aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als gastenverblijf is toegestaan;
  • e. het gastenverblijf uitsluitend voor niet-permanente bewoning wordt gebruikt;
  • f. het gastenverblijf uitsluitend niet-commercieel wordt gebruikt;
  • g. de algemene bebouwingsregels voor een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw in acht worden genomen, met dien verstande dat de minimale afstand van het bijgebouw tot de bouwperceelsgrenzen 1 meter moet bedragen;
  • h. de afwijking niet tot gevolg heeft dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad;
  • i. er aangetoond wordt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het betreffende bijgebouw (veiligheid, milieuhinder);
  • j. op eigen terrein voorzien wordt in parkeerruimte voor minimaal één auto ten behoeve van het gastverblijf.

12.6.3 Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.5.1, sub c. voor het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg, met dien verstande dat:
  • a. afwijking uitsluitend wordt verleend voor percelen waarop een woning aanwezig is, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;
  • b. per bouwperceel maximaal 1 aan- of uitbouw of bijgebouw als mantelzorgwoning is toegestaan;
  • c. er sprake is van mantelzorg waarbij een zorgindicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) of een doktersverklaring als toetsinstrument wordt toegepast;
  • d. de algemene bebouwingsregels voor een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw in acht worden genomen, met dien verstande dat de minimale afstand van het bijgebouw tot de bouwperceelsgrenzen 1 meter moet bedragen;
  • e. de afwijking niet tot gevolg heeft dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad;
  • f. er aangetoond wordt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het betreffende bijgebouw (veiligheid, milieuhinder).