direct naar inhoud van Artikel 11 Kantoor
Plan: Bebouwde kom Bruinisse
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00026BpAwk-va01

Artikel 11 Kantoor

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  • a. kantoren;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'openbare dienstverlening' tevens voor openbare dienstverlening;
  • c. wegen, parkeervoorzieningen, waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

11.1.2 Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 11.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:
  • a. hoofdgebouwen;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

11.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht, met in achtneming van het op de verbeelding opgenomen bebouwingspercentage daar waar een dergelijk percentage is opgenomen op de verbeelding;
  • b. de goothoogte mag maximaal 6 meter bedragen, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte mag maximaal 10 meter bedragen, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
  • d. bij toepassing van hellende dakvlakken mag de dakhelling maximaal 55° bedragen.

11.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de totale bebouwde oppervlakte van het zij- en achtererf, overkappingen meegerekend, mag maximaal 50% bedragen;
  • c. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag maximaal 3 meter en de bouwhoogte maximaal 6 meter bedragen;
  • d. aan- en uitbouwen moeten minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de gevellijn worden gebouwd;
  • e. bijgebouwen mogen uitsluitend achter de achtergevellijn worden gebouwd.
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat het bouwen van een overkapping niet tot gevolg mag hebben dat het zij- of achtererf voor meer dan 50% wordt bebouwd;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:
    • 1. overkappingen: 3 meter;
    • 2. tuin- of erfafscheiding die gebouwd wordt vóór de gevellijn: 1 meter;
    • 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 meter.

11.3 Nadere eisen
11.3.1 Het bevoegd gezag mag bij het verlenen van een omgevingsvergunning, nadere eisen stellen ten aanzien van:
  • a. de plaatsing van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
  • b. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
  • c. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

11.3.2 Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

11.4 Afwijken van de bouwregels
11.4.1 Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  • a. lid 11.2.1, sub b en sub c tot een overschrijding met maximaal 1 meter;
  • b. lid 11.2.1, sub d tot een steilere dakhelling;
  • c. lid 11.2.3, sub c onder 3 tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter;
  • d. lid 11.2.3, sub c onder 2 tot een bouwhoogte van maximaal 2 meter.

11.4.2 De in lid 11.4.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend, mits:
  • a. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

11.4.3 Nadere eis

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.4.1 kan het bevoegd gezag schriftelijk advies inwinnen bij een stedenbouwkundige.