direct naar inhoud van 4.3 Bodemkwaliteit
Plan: Recreatieterreinen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00007BpArg-vast

4.3 Bodemkwaliteit

4.3.1 Beleid en normstelling

Het beleid van de provincie Zeeland gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit.

Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek (historisch bodemonderzoek) te worden verricht. Indien op grond van historische informatie blijkt dat in het verleden activiteiten hebben plaatsgevonden met een verhoogd risico op bodemverontreiniging, dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van geconstateerde belemmeringen uit dit onderzoek, kan vervolgens worden nagegaan welke maatregelen moeten worden genomen om die belemmeringen weg te nemen (functiegericht saneren).

4.3.2 Toetsing

Gelet op het doel van voorliggend bestemmingsplan, actualisering van de bestemmingsregeling voor de recreatieterreinen, is geen bodemonderzoek verricht. Van belang daarbij is dat het bestemmingsplan vrijwel geen functiewijziging mogelijk maakt en dat in geval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen aangetoond dient te worden dat niet wordt gebouwd op verontreinigde grond. Voor zover nieuwe functies wel gewenst zijn, zal hiervoor een aparte planologische procedure worden gevoerd.

4.3.3 Conclusie

Vanuit het aspect bodemkwaliteit bestaan er geen belemmeringen voor onderhavig bestemmingsplan.