direct naar inhoud van Artikel 5 Agrarisch - Grondgebonden Veehouderij
Plan: Sierteeltgebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1672.BPHDsierteelt2010-VG01

Artikel 5 Agrarisch - Grondgebonden Veehouderij

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Grondgebonden Veehouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van grondgebonden veehouderijbedrijven, zoals bedoeld in lid 1.7 sub b;
  • b. behoud en ontwikkeling natuur- en landschapswaarden;

alsmede:

  • c. ter plaatse van de aanduiding 'akker- en vollegrondstuinbouw': akker- en vollegrondstuinbouw zoals bedoeld in lid 1.7 sub a;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'sierteelt': sierteeltbedrijven zoals bedoeld in lid 1.7 sub g;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-1': tevens paardenbakken en tredmolens;
  • f. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt

  • g. de volgende nevenfuncties:
    • 1. verkoop van streekeigen producten, waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
    • 2. overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
    • 3. kinderboerderij, waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing en 1.000 m² gronden in gebruik mogen worden genomen;
    • 4. paardenstalling/paardenpension waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing en 800 m² gronden in gebruik mogen worden genomen;
    • 5. verhuur van fietsen, kano's en roeiboten, waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
    • 6. kleinschalig kampeerterrein waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing en 3.000 m²gronden in gebruik mogen worden genomen en met ten hoogste 15 kampeermiddelen;
    • 7. bed & breakfast waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
    • 8. recreatief nachtverblijf, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
    • 9. kleinschalige horecagelegenheid, waarvoor ten hoogste 100 m²bebouwing in gebruik mag worden genomen;
    • 10. sociale nevenfunctie (resocialisatie, therapie, gehandicaptenzorg), waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  • h. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen.

5.2.1 Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  • a. gebouwen ten dienste van de bestemming en de daarbij behorende bedrijfswoning;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2.2 Vervolgens geldt het volgende:
  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. op de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' mogen geen woningen worden gebouwd;
  • c. algehele herbouw van de woning mag uitsluitend plaatsvinden op bestaande fundamenten;
  • d. de minimale afstand van bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 3 m te bedragen;
  • e. overigens geldt het volgende:
  max. aantal per bouwvlak   max.
inhoud  
max. oppervlak   max. goothoogte   max.
bouw-hoogte  
bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de woonfunctie   één, tenzij middels een maatvoeringaanduiding anders is aangegeven   650 m³     6 m   10 m  
overige gebouwen en overkappingen         6 m   10 m  
terreinafscheidingen op bouwvlakken           2 m  
kassen ter plaatse van de aanduiding 'sierteelt'       300 m²      
silo's           10 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde           3 m  

5.3 Ontheffing van de bouwregels
5.3.1 Ten behoeve van overschrijding agrarische bouwvlakken

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van overschrijding van het bouwvlak van agrarische bedrijven met inachtneming van het volgende:

  • a. een doelmatige bedrijfsvoering moet overschrijding van de maatvoering noodzakelijk maken; deze noodzaak is in ieder geval aanwezig, wanneer overschrijding van het bouwvlak noodzakelijk is om aan milieuvoorschriften te kunnen voldoen;
  • b. het bouwvlak mag niet meer dan 10 m worden overschreden;
  • c. er dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 18 lid 18.6. 'Minimale afstanden landbouwbedrijven'.

5.3.2 Ten behoeve van extra woonruimte

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de voor de bedrijfswoning geldende maximale inhoudsmaat, teneinde het mogelijk te maken dat aan de woning ruimte wordt toegevoegd van maximaal 180 m³, zulks ten behoeve van de huisvesting van een tweede arbeidskracht, met inachtneming van het volgende:

  • a. ontheffing wordt niet verleend indien op het bouwvlak reeds een woning aanwezig is die voor de bedoelde huisvesting geschikt, of geschikt te maken is;
  • b. indien de woning deel uitmaakt van een groter gebouw, vindt uitbreiding van de woning plaats door gebruik te maken van ruimten binnen dat gebouw; alleen indien dit niet mogelijk of doelmatig is, kan ontheffing worden verleend voor uitbreiding van de woning door middel van nieuwbouw in de vorm van een aanbouw.

5.3.3 Ten behoeve van watersilo's buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.2.2 voor het oprichten van een watersilo buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

  • a. het oprichten van een watersilo noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • b. binnen het bouwvlak geen ruimte meer aanwezig is voor het oprichten van een watersilo;
  • c. de watersilo grenzend aan het bouwvlak wordt opgericht.

5.3.4 Ten behoeve van vergroting van de woning die deel uitmaakt van groter hoofd gebouw

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de ingevolge lid 5.2.2 geldende maximale inhoudsmaat van woningen, indien het een woning betreft die deel uitmaakt van een groter gebouw en de afmetingen van dit hoofdgebouw in geen enkel opzicht worden uitgebreid.

5.3.5 Ten behoeve van afstand zijdelingse perceelsgrens

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.2.2, teneinde gebouwen op de zijdelingse perceelsgrens te kunnen bouwen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 2,5 m te bedragen.

5.3.6 Ten behoeve van een eerste agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven ontheffing verlenen van het maximale aantal toegestane bedrijfswoningen teneinde een eerste agrarische bedrijfswoning toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. ontheffing wordt verleend ten behoeve van de doorgroei naar een duurzaam, volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. ontheffing wordt verleend indien permanent toezicht noodzakelijk is;
  • c. ontheffing wordt uitsluitend verleend indien er nog niet eerder een agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf aanwezig is geweest;
  • d. omtrent het bepaalde in sub a, b en c dient advies te worden gevraagd bij een agrarisch deskundige.

5.3.7 Ten behoeve van de herbouw van woningen buiten bestaande fundamenten

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.2.2 sub c teneinde algehele herbouw van een burgerwoning buiten de bestaande funderingen toe te staan met inachtneming van het volgende:

  • a. de herbouw vindt plaats op het desbetreffende perceel;
  • b. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuomgeving;
  • c. de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
  • d. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels

  • a. met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat voor de teelt van ruwvoedergewassen anders dan gras maximaal 20% van het bedrijfsoppervlak mag worden gebruikt;
  • b. het gebruik van (een deel van) de gebouwen als seksinrichting is niet toegestaan;
  • c. paardenbakken zijn buiten het bouwvlak niet toegestaan;
  • d. bij een paardenbak is een geluidsinstallatie niet toegestaan;
  • e. lichtmasten en lichtreclame zijn niet toegestaan;
  • f. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, tenzij het vloeroppervlak ten behoeve van de laatstbedoelde activiteiten niet meer bedraagt dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en in een omvang van ten hoogste 50 m², is niet toegestaan.

5.5 Ontheffing van de gebruiksregels
5.5.1 Ten behoeve van niet-agrarische nevenfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van de volgende nevenfuncties:

  • a. agrarische loonbedrijven in de categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarvoor ten hoogste 500 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  • b. foeragehandel; handel in zaaizaad en pootgoed, opslag agrarische producten (met uitzondering van opslag van stoffen/producten die gevaar of milieuoverlast kunnen opleveren), waarvoor ten hoogste 500 m² bebouwing in gebruik wordt genomen;
  • c. veehandelsbedrijven/africhtingsbedrijven voor paarden waarvoor ten hoogste 500 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  • d. veearts; hoefsmederij, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  • e. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  • f. hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarvoor ten hoogste 50 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  • g. opslag/stalling van niet agrarische producten in bestaande bebouwing (met uitzondering van opslag van stoffen/producten die gevaar of milieuoverlast kunnen opleveren), waarvoor ten hoogste 500 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  • h. kampeerboerderij, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  • i. museum/tentoonstellingsruimte, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  • j. kunst- of antiekhandel, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen.

De in lid 5.5.1 bedoelde functies zijn alleen toegestaan als de functies te allen tijde ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie, de activiteiten binnen het bouwvlak plaatsvinden en met inachtneming van het volgende:

  • a. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • b. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking, dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gelegen en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden binnen het bouwvlak;
  • c. een verzoek om toepassing van deze ontheffingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder a van deze regel wordt voldaan.

5.6 Aanlegvergunning
5.6.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater;
  • b. aanbrengen opgaande beplantingen;
  • c. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm bij wijze van woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en afgraven dan wel ten behoeve van ontginnen of draineren;
  • d. aanleg kavelpaden;
  • e. aanleg van wandel-, fiets- en ruiterpaden en verhardingen > 100 m² (niet zijnde kavelpaden);
  • f. aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur.

5.6.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 5.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. werken of werkzaamheden die worden aangelegd of uitgevoerd binnen bouwvlakken;
  • b. werken of werkzaamheden in het kader van agrarische bedrijfsvoering;
  • c. werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. werken of werkzaamheden ten behoeve van de realisering van bestemmingen en bouwmogelijkheden op grond van planwijziging of ontheffing.

5.6.3 Voorwaarde voor de aanlegvergunning

Een aanlegvergunning zoals bedoeld in lid 5.6.1 wordt verleend indien:

  • a. het belang dat met de ingreep is gediend, aangetoond wordt;
  • b. daardoor de natuur-, cultuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • c. het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen gewaarborgd wordt.

5.6.4 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 5.6.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Ten behoeve van vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de gronden met de bestemming Agrarisch - Grondgebonden Veehouderij zodanig wijzigen dat de volgende vervolgfuncties zijn toegestaan:

  • a. wonen/hobbyboeren;
  • b. agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • c. intensieve kwekerij;
  • d. veehandelsbedrijf/africhtingbedrijven voor paarden;
  • e. foeragehandel; handel in zaaizaad en pootgoed; opslag agrarische producten;
  • f. veearts, hoefsmederij;
  • g. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten;
  • h. hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • i. opslag/stalling van goederen in bestaande bebouwing;
  • j. overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • k. kinderboerderij;
  • l. paardenstalling/paardenpension;
  • m. kampeerboerderij;
  • n. restaurant;
  • o. sociale nevenfuncties zoals resocialisatie, therapie en gehandicaptenzorg;
  • p. museum/tentoonstellingsruimte;
  • q. kunst- of antiekhandel.

De in lid 5.7.1 bedoelde functies zijn alleen toegestaan als de activiteiten binnen het bouwvlak en binnen de bestaande bebouwing plaatsvinden en met inachtneming van het volgende:

  • a. het agrarisch gebruik is beëindigd en agrarisch hergebruik is aantoonbaar niet mogelijk;
  • b. de vervolgfunctie mag uitsluitend binnen het bouwblok en binnen de bestaande gebouwen plaatsvinden;
  • c. er mogen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid;
  • d. In afwijking van het bovenstaande geldt dat nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd indien en voor zover sloop van bedrijfsgebouwen, die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen, heeft plaatsgevonden; maximaal 50% van de gesloopte gebouwen mag worden teruggebouwd tot een maximum van 150 m²; de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouwvlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht; er dient zekerheid te zijn verkregen dat het (her)inrichtingsplan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd;
  • e. vervolgfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • f. in het wijzigingsplan wordt door middel van een specifieke aanduiding aangegeven dat het hier een vervolgfunctie betreft op een voormalig agrarisch bouwvlak;
  • g. alle gronden die niet voor omzetting in aanmerking komen zijn verkocht.

5.7.2 Ten behoeve van het vergroten van bouwvlakken

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de in lid 5.1 bedoelde gronden wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming Agrarisch-Grondgebonden Veehouderij met inachtneming van het volgende:

  • a. van de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend gebruik mag worden gemaakt, indien de vergroting van het bouwvlak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling noodzakelijk is;
  • b. de bestaande bij het agrarisch bedrijf behorende bebouwing binnen de gewijzigde bouwgrenzen gelegen blijft;
  • c. het bouwvlak mag worden vergroot tot maximaal 2 ha, tenzij vanwege milieuvoorschriften of regelgeving met betrekking tot dierenwelzijn een groter oppervlak noodzakelijk is;
  • d. de vergroting van het bouwvlak geen onevenredige afbreuk doet aan de in lid 5.1 genoemde waarden;
  • e. er dient te worden voldaan aan het bepaalde in lid 18.6 'Minimale afstanden landbouwbedrijven'.

5.7.3 Ten behoeve van samenvoegen bestaande woningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de samenvoeging van twee-aaneengebouwde woningen tot één woning, met dien verstande dat bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid het op de kaart aangegeven aantal woningen met één dient te worden verminderd.

5.7.4 Ten behoeve van de Ruimte-voor-Ruimteregeling

Burgemeester en wethouders zijn in het kader van 'Ruimte-voor-Ruimte' bevoegd ter compensatie van de sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen of kassen, één of meer burgerwoningen toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. voor de sloop van iedere 1.000 m² aan bedrijfsbebouwing of 5.000 m² aan kassen, mag één woning worden teruggebouwd, tot een maximum van drie woningen (exclusief de bestaande bedrijfswoning);
  • b. indien sprake is van sloop op meerdere percelen dient per perceel minimaal 250 m² bebouwing of 1.000 m² kassen te worden gesloopt;
  • c. de inhoud van de woning mag maximaal 650 m³ bedragen;
  • d. uitgangspunt is de sloop van alle bedrijfsbebouwing op het perceel;
  • e. monumenten mogen niet worden gesloopt;
  • f. de regeling is van toepassing op gebouwen die zijn opgericht voor de peildatum van 1 januari 2003;
  • g. de bestemming van de bestaande bedrijfswoning kan gewijzigd worden in de bestemming Wonen;
  • h. indien er sprake is van sloop van bedrijfsgebouwen of kassen op een perceel met een andere bestemming dan Wonen, dient de bestemming van het gehele perceel te worden gewijzigd in de bestemming Wonen of in de bestemming Wonen in combinatie met de bestemming Agrarisch-Grondgebonden Veehouderij;
  • i. de nieuwbouw mag alleen plaatsvinden indien de ruimtelijke kwaliteit van het gebied verbetert en geen aantasting plaatsvindt van bestaande of te ontwikkelen bijzondere landschappelijke, natuurwetenschappelijke of cultuurhistorische waarden op het perceel of in de directe omgeving daarvan;
  • j. de ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven in de omgeving mogen niet worden belemmerd;
  • k. planologisch-juridische medewerking aan de bouw van een compensatiewoning wordt alleen verleend, indien de sloop van de bedrijfsbebouwing voldoende is gewaarborgd;
  • l. er dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 18 lid 18.4, 18.5 en 18.6.