Plan: | Bestemmingsplan Nuland Oost |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1671.BPKM2011DN000044-01VA |
Beleid
Externe veiligheid beschrijft risico's die ontstaan als gevolg van opslag van, of handelingen met, gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of op transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid betreffende inrichtingen staat beschreven in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), dat op 27 oktober 2004 van kracht is geworden.
Binnen het beleidskader externe veiligheid staan twee begrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar op het overlijden van een onbeschermd individu op een bepaalde locatie naar aanleiding van een incident met gevaarlijke stoffen. Voor het PR zijn getalsnormen vastgesteld. Voor nieuwe situaties is de maximaal toelaatbare overlijdenskans van een persoon 1 op miljoen per jaar, ofwel PR 10-6/jaar. De PR 10-6 kan door middel van een contour (de PR 10-6-contour) ruimtelijk weergegeven worden. Bij nieuwe situaties wordt de grenswaarde overschreden als zich kwetsbare objecten bevinden tussen de PR 10-6 contour en de risicobron. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de PR 10-6 contour als richtwaarde.
Het GR is de cumulatieve kans per jaar dat tenminste tien mensen slachtoffer worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Hiervoor geldt geen vaste norm, maar een oriëntatiewaarde. Het GR is niet ruimtelijk weer te geven in contouren, maar in een grafiek. Hierin wordt het aantal slachtoffers uitgezet tegen de cumulatieve kans dat een groep slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen: de f/N-curve. Het GR wordt bepaald door het invloedsgebied van een risicobron. Dit invloedsgebied wordt, tenzij anders bepaald, begrensd door de 1% letaliteitgrens [2]. Dit is de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen.
Risico-inventarisatie
Er is geïnventariseerd welke risicobronnen zich bevinden binnen het plangebied of in de omgeving van het plangebied. Hierbij is gekeken naar risicobronnen binnen een straal van circa één kilometer vanaf het plangebied.
Bij de inventarisatie is gekeken naar de aanwezigheid van de volgende risicobronnen:
Uit de risico-inventarisatie blijkt het volgende:
Ten aanzien van hetgeen hiervoor onder sub c is opgenomen is nader onderzoek gedaan. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in 'Onderzoek externe veiligheid voor Nuland Oost, gemeente Maasdonk – RBM II berekeningen van de A59' (Grontmij, 14 april 2011). Hieruit blijkt dat het plaatsgebonden risico in de toekomst gelijk is ten opzichte van de autonome situatie. Voor de A59 is het plaatsgebonden risico te klein voor het weergeven van de PR 10-6-contour. Er wordt in alle situaties voldaan aan de normstelling, de grenswaarde voor de kwetsbare objecten en de richtwaarde voor beperkte kwetsbare objecten. Dit is conform het gestelde in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen'. Ten aanzien van het groepsrisico wordt geconcludeerd dat in de toekomstige situatie het berekende groepsrisico gelijk is aan het berekende groepsrisico in de autonome situatie. Daarnaast blijkt dat bij de berekening met de maximale vervoerscapaciteit volgens het Basisnet Weg de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt overschreden. Dit geldt voor de autonome en toekomstige situatie. Aangezien er sprake is van overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico dient het groepsrisico verantwoord te worden.
Verantwoordingsplicht
Het groepsrisico is verantwoord in het rapport 'Bestemmingsplan Nuland Oost te Nuland, Externe veiligheidsrapportage, verantwoordingsplicht groepsrisico' (Grontmij, 14 april 2011). Conform het Bevi moet het bevoegd gezag verantwoording afleggen bij elke overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of een relevante verandering van het groepsrisico ten gevolge van de ruimtelijke ontwikkeling. In de te ontwikkelen situatie van het bestemmingsplan neemt het groepsrisico niet toe. In de onderzochte situatie van het bestemmingsplan ligt als gevolg van de geplande ontwikkelingen het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde en is rekenkundig geen toename van de hoogte van het groepsrisico vastgesteld.
De verantwoording van het externe veiligheidsrisico voor de actualisatie van het bestemmingsplan dient door het bevoegd gezag ingevuld te worden. In dit rapport zijn elementen aangereikt die Grontmij waardevol acht bij het invullen van deze verantwoording. Dit rapport dient samen met het advies van de veiligheidsregio te worden meegenomen ter bepaling van de aanvaardbaarheid van het restrisico.
Het is aan het bevoegd gezag te bepalen in welke mate deze elementen worden overgenomen en welke veiligheidsverhogende maatregelen worden genomen.
In het te nemen ruimtelijk besluit kunnen formeel gezien alleen die veiligheidsverhogende maatregelen betrokken worden, waarvan de uitvoering verankerd is in dit ruimtelijk besluit. De gemeente dient te beslissen of ze de volgende maatregelen wil treffen:
Daarnaast worden de volgende maatregelen met de grootste veiligheidsverhogende werking geadviseerd:
Ondanks de maatregelen ter verhoging van de veiligheid kunnen risico's nooit voor 100% weggenomen worden. Ook na het nemen van veiligheidsverhogende maatregelen zal een restrisico blijven bestaan.
Conclusie
Nabij het plangebied bevindt zich de A59 waarover gevaarlijke stoffen worden gevoerd. De snelweg wordt aangemerkt als risicobron in het kader van externe veiligheid. Het plaatsgebonden risico wordt niet overschreden in de autonome en toekomstige situatie. Er is sprake van een overschrijding de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico in de autonome en toekomstige situatie. Dit risico kan verkleind worden door het treffen van veiligheidsverhogende maatregelen. Maar er zal altijd sprake zijn van een restrisico. Door het vaststellen van het bestemmingsplan wordt dit restrisico geaccepteerd.