direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein
Plan: Bestemmingsplan Nuland Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1671.BPKM2011DN000044-01VA

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven in de categorie 2 en 3.1, zoals vermeld in de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande, dat op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 1' en ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven van categorie 3.1 uitgesloten' alleen bedrijven in de categorie 2, zoals vermeld in de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, zijn toegestaan;

met dien verstande dat uitsluitend voor bedrijven die op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan reeds tot een lagere of een hogere milieucategorie behoren dan blijkens hetgeen hiervoor is opgenomen is toegestaan, die lagere respectievelijk hogere milieucategorie eveneens als toelaatbaar geldt;

  • b. een garagebedrijf met bijbehorende bedrijfsgebouwen, zoals werkplaatsen, showroom en opslagruimte, en één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van - 2';
  • c. bestaande bedrijfswoning op de volgende locaties, plaatselijk bekend als:
    • 1. Ambachtsstraat 2;
    • 2. Ambachtsstraat 3;
    • 3. Ambachtsstraat 4;
    • 4. Ambachtsstraat 5;
    • 5. Ambachtsstraat 6;
    • 6. Ambachtsstraat 7;
    • 7. Ambachtsstraat 8A;
    • 8. Ambachtsstraat 9;
    • 9. Ambachtsstraat 17;
    • 10. Industriestraat 2;
    • 11. Rijksweg 33;
    • 12. Rijksweg 35;
    • 13. Rijksweg 47;
    • 14. Rijksweg 55A;
    • 15. Nijverheidsstraat 1;
    • 16. Nijverheidsstraat 2;
    • 17. Nijverheidsstraat 5;
  • d. één bedrijfswoning per bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van - 1';
  • e. wegen en paden;
  • f. erven;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen,

alsmede voor:

  • k. de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied',
  • l. waarde, ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'archeologische waarden' en 'specifieke vorm van waarde - noord';

met uitzondering van:

  • m. risicovolle inrichtingen;
  • n. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • o. detailhandel dan wel detailhandel in volumineuze goederen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus' deze bestemming is toegestaan, met dien verstande dat het verkoopvloeroppervlak binnen aanduiding 'detailhandel volumineus' niet meer mag bedragen dan het verkoopvloeroppervlak dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan ter plaatse aanwezig is.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bedrijfswoningen uitsluitend ter plaatse van de locatie zoals opgenomen in artikel 3.1onder c en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 1' en 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 2' ;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen worden gebouwd op een afstand van niet minder dan 5 meter van de naar openbare weg gerichte perceelsgrens of grenzen met dien verstande dat voor gebouwen aan de (oude) Rijksweg geldt dat de voorgevel van het gebouw moet staan op een afstand van 5 meter van de naar de openbare weg gerichte perceelsgrens;
  • b. de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt niet meer dan 5.000 m2;
  • c. ondergronds bouwen is toegestaan onder gebouwen tot een maximale diepte van 3 m beneden peil;
  • d. de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelgrens bedraagt minimaal 5 m;
  • e. de goothoogte bedraagt maximaal 4,5 m;
  • f. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m;
  • g. bij platte daken bedraagt de bouwhoogte maximaal 6 m, met dien verstande dat platte daken niet zijn toegestaan binnen een afstand van 15 meter vanuit de voorste perceelgrens grenzend aan de (oude) Rijksweg en de westelijke hoofdontsluitingsweg van het bedrijventerrein.
3.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. per bedrijf is slechts één bedrijfswoning toegestaan op de locatie, zoals opgenomen in artikel 3.1 onder c en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 1';
  • b. de bedrijfswoning mag worden opgericht als vrijstaande woning of mag worden bij- of aangebouwd aan een bedrijfsgebouw;
  • c. een bedrijfswoning mag binnen het bouwperceel worden gebouwd en moet worden gericht op de openbare weg waaruit de woning wordt ontsloten, waarbij de afstand tot de openbare weg gerichte perceelsgrens of grenzen niet minder dan 5 m bedraagt;
  • d. ondergronds bouwen is toegestaan onder de bedrijfswoning tot een maximale diepte van 3 m beneden peil;
  • e. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 550 m3;
  • f. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 4,5 m;
  • g. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 10 m;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 70 m2;
  • i. aanbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend achter de naar de openbare weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • j. in afwijking van het bepaalde onder i is het toegestaan een bedrijfswoning voor de naar de openbare weg gekeerde gevel(s) uit te breiden met een uitbouw in de vorm van een erker, mits:
    • 1. de horizontale diepte van de uitbouw niet meer dan 1,25 m bedraagt;
    • 2. bij een bedrijfswoning in één bouwlaag de bouwhoogte van de uitbouw maximaal gelijk is aan de hoogte van deze ene bouwlaag;
    • 3. bij een bedrijfswoning in twee bouwlagen de bouwhoogte van de uitbouw maximaal gelijk is aan de hoogte van de tweede bouwlaag;
    • 4. bij een uitbouw in één bouwlaag de uitbouw een breedte heeft van maximaal 80% van de breedte van de voorgevel van de bedrijfswoning;
    • 5. bij een uitbouw in twee bouwlagen de uitbouw een breedte heeft van maximaal 30% van de breedte van de voorgevel van de bedrijfswoning;
    • 6. de afstand van de uitbouw tot de naar de openbare weg gekeerde perceelsgrens of grenzen niet minder dan 3,75 m bedraagt;
  • k. in afwijking van het bepaalde onder i en j is het toegestaan de bedrijfswoning voor de naar de openbare weg gekeerde gevel(s) en op een afstand van 2 m achter de lijn in het verlengde van die gevel(s) uit te breiden met een uitbouw in de vorm van een erker om de hoek, mits:
    • 1. de horizontale diepte van de uitbouw voor de naar de openbare weg gekeerde gevel niet meer bedraagt dan 1,25 m;
    • 2. de bouwhoogte van de uitbouw maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning;
    • 3. de uitbouw een breedte heeft van maximaal 80% van de breedte van de voorgevel van de bedrijfswoning;
    • 4. de afstand van de uitbouw tot de zijdelingse perceelgrens niet minder dan 3,75 m bedraagt;
    • 5. de afstand van de uitbouw tot de naar de openbare weg gekeerde bestemmingsgrens, niet zijnde een zijdelingse perceelsgrens, niet minder dan 3 m bedraagt;
  • l. de afstand van een bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt tenminste 5 m;
  • m. na sloop mag algemene herbouw van de in artikel 3.1 onder c opgenomen bedrijfswoningen alleen plaatsvinden op de bestaande fundamenten.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal:
    • 1. 6 m voor bedrijfsinstallaties en lichtmasten;
    • 2. 3 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn;
    • 3. 1 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2.5 Gebouwen en bedrijfswoning met aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 1'

Voor gebouwen en bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 1' gelden de volgende bouwregels in aanvulling op c.q. in afwijking van de bouwregels opgenomen in artikel 3.2.2 en artikel 3.2.3:

  • a. de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt niet meer dan 1.500 m2;
  • b. per bouwperceel is één bedrijf toegestaan;
  • c. per bedrijf is slechts één bedrijfswoning toegestaan;
  • d. bedrijfswoningen kunnen uitsluitend worden gebouwd in een strook van 20 m gemeten vanuit de bestemmingsgrens 'Verkeer' en dienen fysiek verbonden te worden met het bijbehorend bedrijfsgebouw, ook in het geval er sprake is van een vrijstaande bedrijfswoning;
  • e. de gebouwen, geen bedrijfswoning zijnde, mogen worden gebouwd op een afstand van niet minder dan 13 m van de naar de openbare weg gerichte perceelsgrens, met dien verstande dat een kantoorgebouw is toegestaan op een kortere afstand tot de openbare weg, mits de bebouwing qua afmetingen, inhoud en afstanden tot de perceelsgrenzen voldoet aan de bouwregels voor bedrijfswoningen, zoals opgenomen in artikel 3.2.3.
3.2.6 Gebouwen en bedrijfswoning met aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 2'

Voor gebouwen en een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 2' gelden uitsluitend de volgende bouwregels in afwijking van de bouwregels opgenomen in artikel 3.2.2, 3.2.3 en 3.2.4:

  • a. gebouwen en één bedrijfswoning dienen te worden opgericht binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  • b. het betreft één bouwperceel;
  • c. het bebouwingspercentage bedraagt niet meer dan 50%;
  • d. het bebouwd oppervlak per gebouw bedraagt niet meer dan 600 m2;
  • e. de gebouwen worden opgericht in één bouwlaag met een bouwhoogte van maximaal 8 m;
  • f. de hoogte van bouwdelen als schoorstenen en afzuiginstallaties overschrijdt niet meer dan 4 m de onder e genoemde bouwhoogte;
  • g. de bedrijfswoning moet worden gericht op de openbare weg van waaruit de bedrijfswoning wordt ontsloten;
  • h. de bedrijfswoning mag worden opgericht als vrijstaande woning of mag worden in- of aangebouwd aan een bedrijfsgebouw;
  • i. indien de bedrijfswoning wordt in- of aangebouwd aan een bedrijfsgebouw bedraagt de inhoud tenminste 250 m3 en ten hoogste 500 m3;
  • j. de vrijstaande bedrijfswoning moet overigens voldoen aan de volgende eisen:
    • 1. de inhoud bedraagt minimaal 275 m3 en maximaal 500 m3;
    • 2. de goothoogte bedraagt minimaal 3 m en maximaal 6 m;
    • 3. de breedte bedraagt minimaal 6,5 m;
    • 4. het aantal bouwlagen bedraagt maximaal 2;
    • 5. de dakhelling bedraagt maximaal 45o;
    • 6. de afstand ten opzichte van een bedrijfsgebouw bedraagt minimaal 5 m;
  • k. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals afrasteringen, toegangspoorten en terreinverlichting bedraagt maximaal 5 m.
3.2.7 Bouwen binnen aanduiding 'archeologische waarden'

Het is verboden te bouwen ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'archeologische waarden' en 'specifieke vorm van waarde - noord', tenzij het bevoegd gezag heeft vast gesteld dat ter plaatse van deze aanduiding geen archeologische waarden aanwezig zijn die moeten worden beschermd dan wel het bevoegd gezag een besluit heeft genomen over het veiligstellen van de aangetroffen archeologische waarden. Hiertoe dient de initiatiefnemer bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten een archeologisch onderzoek te overleggen. In plaats van een archeologisch onderzoek kunnen ook de resultaten van een booronderzoek worden overlegd waaruit blijkt dat op de locatie waarop de aanvraag betrekking heeft, sprake is van een verstoring van de grond waardoor het niet aannemelijk is dat zich in de bodem nog archeologische waarden bevinden die nog intact zijn.

Het verbod geldt niet voor bouwactiviteiten in de noordelijke zone met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - noord', indien er geen werkzaamheden in de bodem plaatsvinden dieper dan 1 meter onder het bestaand maaiveld.

3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen met betrekking tot ondergronds bouwen en aan de omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten voorwaarden stellen ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater voor de drinkwatervoorziening. Alvorens te beslissen op de aanvraag om een omgevingsvergunning kan advies worden ingewonnen bij het waterleidingbedrijf.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Toestaan milieucategorie 1

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1onder a en bedrijven in milieucategorie ,1 zoals vermeld in de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 1' toestaan. Deze bedrijven kunnen alleen toegelaten worden indien de omvang van dergelijke bedrijven en hun verkeersaantrekkende werking de vestiging in dorpscentra en woonwijken onacceptabel maken en er geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu of de gebruiksfunctie op aangrenzende percelen.

3.4.2 Toestaan hogere categorie

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1onder a en bedrijven die ressorteren onder één hogere categorie, zoals vermeld in de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, toestaan. Deze bedrijven kunnen alleen toegelaten worden voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ingevolge artikel 3.1 onder a toegelaten categorieën van de Staat van bedrijfsactiviteiten en er geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu of de gebruiksfunctie op aangrenzende percelen.

3.4.3 Toestaan andere bedrijven

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1onder a en bedrijven die niet zijn opgenomen in de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, toestaan. Deze bedrijven zijn alleen toegestaan voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën van bedrijven die zijn toegestaan ingevolge artikel 3.1 onder a, en er geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu of de gebruiksfunctie op aangrenzende percelen.

3.4.4 Afstand tot zijdelingse en achterste perceelgrens

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder d en artikel 3.2.3 onder l en het bouwen tot in de zijdelingse dan wel achterste perceelsgrens toestaan, mits de brandveiligheid wordt gewaarborgd en er geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu of de gebruiksfunctie op aangrenzende percelen, met dien verstanden dat de bedrijfsbebouwing op niet minder dan 3 meter vanaf de bestemmingsgrens van de bestemming 'Wonen' komt te staan.

3.4.5 Herbouw bestaande bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.3 onder m, ten einde algehele herbouw van een bedrijfswoning buiten de fundamenten toe te staan, mits;

  • a. de herbouw plaats vindt binnen hetzelfde bouwperceel;
  • b. de herbouw vanuit een stedenbouwkundig en/of milieukundig oogpunt een verbeterde situatie tot gevolg heeft;
  • c. de belangen van omliggende bedrijven op aangrenzende percelen niet worden aangetast.
3.4.6 Toestaan detailhandel volumineuze goederen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1onder o en de vestiging van detailhandel in volumineuze goederen toestaan, mits:

  • a. de detailhandelvestiging geen onevenredige afbreuk doet aan de detailhandelstructuur in de directe omgeving;
  • b. voldoende parkeergelegenheid aanwezig is;
  • c. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu of de gebruiksfunctie op aangrenzende percelen;
  • d. vanuit oogpunt van verkeer aanvaardbaar is.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Algemeen

Het is verboden de in dit artikel bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming.

3.5.2 Opslag

Opslag van bedrijfsmaterialen en bedrijfsproducten dan wel andere goederen in het kader van de uitoefening van het bedrijf mag alleen plaatsvinden achter de voorgevellijn.

3.5.3 Parkeren

Parkeren is niet toegestaan voor de voorgevellijn.

3.5.4 'Specifieke vorm van bedrijventerrein - 1'

Voor nieuwe bedrijfswoningen ter plaats van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 1' geldt dat de derde bouwlaag alleen gebruik mag worden voor functies ondersteunend aan de woonfunctie, zoals berging, installatieruimte en hobbyruimte.

3.5.5 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 3.5.1 wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een aanbouw of (vrijstaand) bijgebouw bij een bedrijfswoning als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte;
  • b. detailhandel, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde en/of gerepareerde goederen en producten, mits het daarvoor in gebruik zijnde bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 15% van het totale bedrijfsoppervlak van het bedrijf, met een maximum van 50 m2 en met uitzondering van detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus';
3.5.6 Strijdig gebruik aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 2'

Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 2' als bedoeld in artikel 3.5.1 wordt in ieder geval gerekend:

  • a. voor detailhandel anders dan garagebedrijf;
  • b. voor de uitoefening van enige tak van handel anders dan verbonden aan een garagebedrijf;
  • c. als opslagplaats voor nieuwe of gebruikte motorvoertuigen, aanhangwagens, machines of (onder)delen daarvan voor zover niet deel uitmakend van de handelsvoorraad;
  • d. als opslag-, stort- of bergplaats van andere voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. als opslag voor materialen behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • f. als standplaats voor kampeerauto's, tenten of caravans;
  • g. voor bewoning, met uitzondering van de bedrijfswoning.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Parkeren

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.5.3 en parkeren voor de voorgevellijn toestaan, mits de voorgevellijn ligt op een afstand van minimaal 10 meter van de naar de openbare weg gerichte perceelsgrens en bij de aanvraag een inrichtingsplan van het bouwperceel wordt overlegd. Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning voorwaarden verbinden met betrekking tot de opvang van hemelwater op verhard oppervlak.

3.6.2 'Specifieke vorm van bedrijventerrein - 1'

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.5.4 en het gebruik van de derde bouwlaag van nieuwe bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 1', voor woonfuncties toestaan, mits door akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat wordt voldaan aan de eisen van het Bouwsluit.

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden' en 'specifieke vorm van waarde - noord' ingrepen in of aan de bodem te verrichten welke de opbouw van de bodem verstoren, zoals ontginnen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, tenzij het bevoegd gezag heeft vast gesteld dat ter plaatse van deze aanduiding geen archeologische waarden aanwezig zijn die moeten worden beschermd dan wel het bevoegd gezag een besluit heeft genomen over het veiligstellen van de aangetroffen archeologische waarden. Hiertoe dient de aanvrager van de omgevingsvergunning een archeologisch onderzoek te overleggen. In plaats van een archeologisch onderzoek kunnen ook de resultaten van een booronderzoek worden overlegd waaruit blijkt dat op de locatie waarop de aanvraag betrekking heeft, sprake is van een verstoring van de grond waardoor het niet aannemelijk is dat zich in de bodem nog archeologische waarden bevinden die nog intact zijn.

Het verbod geldt niet voor (bouw)activiteiten in de noordelijke zone met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - noord', indien er geen werkzaamheden in de bodem plaatsvinden dieper dan 1 meter onder het bestaand maaiveld.

3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1 detailhandel volumineus

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus' wijzigingen door het schrappen van deze aanduiding, in het geval dat ter plaatse geen detailhandel in volumineuze goederen meer wordt uitgeoefend.

3.8.2 specifieke vorm van bedrijventerrein - 2

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 2' wijzigingen door het schrappen van deze aanduiding onder de voorwaarde dat er een concreet bouwplan wordt ingediend voor een bedrijf waarbij rekening wordt gehouden met de aanwezigheid van burgerwoningen in de nabijheid van het bouwperceel en het bouwplan moet passen binnen de in artikel 3 opgenomen planregels. Hierbij wordt bepaald dat de regels opgenomen in artikel 3 van de planregels overeenkomstig van toepassing zullen zijn en dat het op de verbeelding opgenomen bouwvlak kan komen te vervallen.

3.8.3 bedrijf van categorie 3.1 uitgesloten

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 3.1 uitgesloten' wijzigingen, indien en voor zover zij gebruik maken van hun wijzigingsbevoegdheid opgenomen in artikel 6.8.1. In dat geval kan de aanduiding 'bedrijf van categorie 3.1 uitgesloten' vervallen, voor zover deze betrekking heeft op de grond waarvan de bestemming wordt gewijzigd.

3.8.4 Plaatsing zendmasten voor mobiele telecommunicatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een bestemming 'Bedrijventerrein' te wijzigen door toevoeging van een aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' ten behoeve van de plaatsing van een antenne(mast) voor mobiele telecommunicatie, mits;

  • a. de antenne(mast) aantoonbaar noodzakelijk is voor een adequaat dekkend netwerk voor mobiele telecommunicatie en site-sharing op een andere antenne(mast) aantoonbaar niet tot de mogelijkheid behoort;
  • b. de antennemast niet hoger is dan aantoonbaar noodzakelijk voor een adequaat dekkend netwerk voor mobiele telecommunicatie met een maximum van 40 m.
  • c. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu of de gebruiksfunctie op aangrenzende percelen.