direct naar inhoud van Artikel 6 Wonen
Plan: Bestemmingsplan Nuland Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1671.BPKM2011DN000044-01VA

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden beroepen, mits:
    • 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    • 2. de (mede) daarvoor in gebruik te nemen vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 35% van de oppervlakte van de begane grond van de woning;
    • 3. geen horeca en detailhandel plaats vindt, uitgezonderd een beperkte detailhandel ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep, mits de te koop aangeboden goederen en/of producten een relatie hebben met het aan huis gebonden beroep;
    • 4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
    • 5. geen vanaf het openbaar gebied zichtbare reclame-uitingen worden aangebracht, tenzij het een reclame-uiting betreft die vergund is c.q. vergund kan worden in een omgevingsvergunning en die niet is aan te merken als een bouwwerk;
  • c. aan huis verbonden bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis';
  • d. tuinen en erven;
  • e. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen,

alsmede voor:

  • f. de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied';
  • g. archeologische waarden, ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'archeologische waarden' en 'specifieke vorm van waarde - noord'.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. per op de verbeelding aangegeven bouwvlak is slechts één hoofdgebouw toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van een bouwvlak met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' meer dan één hoofdgebouw is toegestaan en wel tot het maximum aantal genoemd in de aanduiding;
  • b. bouwen is alleen toegestaan binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  • c. ondergronds bouwen is toegestaan onder hoofdgebouwen tot een maximale diepte van 3 m beneden peil;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 4,5 m;
  • e. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m.
6.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van minimaal 2 m achter de voorgevellijn worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is het toegestaan het hoofdgebouw voor de naar de voorgevellijn uit te breiden met een uitbouw in de vorm van een erker, mits:
    • 1. de horizontale diepte van de uitbouw niet meer dan 1,25 m bedraagt;
    • 2. bij een hoofdgebouw in één bouwlaag de bouwhoogte van de uitbouw maximaal gelijk is aan de hoogte van deze ene bouwlaag;
    • 3. bij een hoofdgebouw in twee bouwlagen de bouwhoogte van de uitbouw maximaal gelijk is aan de hoogte van de tweede bouwlaag;
    • 4. bij een uitbouw in één bouwlaag de uitbouw een breedte heeft van maximaal 80% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
    • 5. bij een uitbouw in twee bouwlagen de uitbouw een breedte heeft van maximaal 30% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
    • 6. de afstand van de uitbouw tot de naar de openbare weg gekeerde perceelsgrens of grenzen niet minder dan 3,75 m bedraagt;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b is het toegestaan het hoofdgebouw voor de voorgevellijn en op een afstand van 2 m achter de voorgevellijn uit te breiden met een uitbouw in de vorm van een erker om de hoek, mits:
    • 1. de horizontale diepte van de uitbouw voor de naar de openbare weg gekeerde gevel niet meer bedraagt dan 1,25 m;
    • 2. de bouwhoogte van de uitbouw maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 3. de uitbouw een breedte heeft van maximaal 80% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
    • 4. de afstand van de uitbouw tot de zijdelingse perceelgrens niet minder dan 2 m bedraagt;
    • 5. de afstand van de uitbouw tot de naar de openbare weg gekeerde bestemmingsgrens, niet zijnde een zijdelingse perceelsgrens, niet minder dan 3,75 m bedraagt;
  • d. bij hoofdgebouwen dient het zijerf aan één zijde over een breedte van 3 m, gemeten uit de zijdelingse perceelsgrens, vrij te blijven van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot een afstand van 6 m achter de achtergevellijn;
  • e. het gezamenlijke oppervlak van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen op de gronden gelegen op het zij- en achtererf buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 60 m2 met dien verstande dat minimaal 30 m2 van de gronden gelegen op het zij- en achtererf onbebouwd moeten blijven;
  • f. indien de oppervlakte van het zij- en achtererf, voor zover gelegen achter de voorgevellijn, meer bedraagt dan 200 m2 mogen de onder e genoemde maximale gezamenlijke oppervlakten van aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden vermeerderd met 10% van de oppervlakte boven die 200 m2, tot een maximum van 90 m2;
  • g. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m;
  • h. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 m.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt
    • 1. maximaal 2 m voor zover de erfafscheiding wordt gebouwd achter de voorgevellijn;
    • 2. maximaal 1 m in de overige gevallen;
  • b. de bouwhoogte van tuinmeubilair, speelvoorzieningen en pergola's, voor zover gebouwd achter de voorgevellijn, bedraagt maximaal 3 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 1 m;
  • d. zwembaden mogen uitsluitend achter de voorgevellijn worden gebouwd, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m2.
6.2.5 Carports

In afwijking van het bepaalde in lid 6.2.3 en 6.2.4 mogen carports worden opgericht, mits zij voldoen aan de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van de carports bedraagt maximaal 20 m2;
  • b. de bouwhoogte van de carports bedraagt maximaal 3 m;
  • c. voor zover een carport voor de voorgevellijn wordt gebouwd mag deze geen tot de constructie zelf behorende wanden hebben;
  • d. voor zover de carport achter de voorgevellijn wordt gebouwd mag deze maximaal drie wanden hebben, waarvan er maximaal twee tot de constructie zelf mogen behoren.
6.2.6 Aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand'

Het is verboden een bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand' geheel of gedeeltelijk te vernieuwen dan wel te veranderen.

6.2.7 Bouwen binnen aanduiding 'archeologische waarden'

Het is verboden te bouwen ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'archeologische waarden' en 'specifieke vorm van waarde - noord', tenzij het bevoegd gezag heeft vast gesteld dat ter plaatse van deze aanduiding geen archeologische waarden aanwezig zijn die moeten worden beschermd dan wel het bevoegd gezag een besluit heeft genomen over het veiligstellen van de aangetroffen archeologische waarden. Hiertoe dient de initiatiefnemer bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten een archeologisch onderzoek te overleggen. In plaats van een archeologisch onderzoek kunnen ook de resultaten van een booronderzoek worden overlegd waaruit blijkt dat op de locatie waarop de aanvraag betrekking heeft, sprake is van een verstoring van de grond waardoor het niet aannemelijk is dat zich in de bodem nog archeologische waarden bevinden die nog intact zijn.

Het verbod geldt niet voor bouwactiviteiten in de noordelijke zone met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - noord', indien er geen werkzaamheden in de bodem plaatsvinden dieper dan 1 meter onder het bestaand maaiveld.

6.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen met betrekking tot ondergronds bouwen en aan de omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten voorwaarden stellen ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater voor de drinkwatervoorziening. Alvorens te beslissen op de aanvraag om een omgevingsvergunning kan advies worden ingewonnen bij het waterleidingbedrijf.

6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand'

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.6 en toestaan een bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand' geheel of gedeeltelijk te vernieuwen dan wel te veranderen, mits:

  • a. het uitwendige karakter van het bouwwerk, ook na herbouw, niet wordt veranderd voor wat betreft de hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen, de dakvorm, de nokrichting en de dakhelling alsmede de gevelindeling door ramen, deuropeningen en erkers;
  • b. overigens voldaan wordt aan het bepaalde in de bouwregels ter plaatse van de geldende bestemming.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Algemeen

Het is verboden de in dit artikel bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming.

6.5.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 6.5.1 wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van detailhandel met uitzondering van een beperkte detailhandel ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep, mits de te koop aangeboden goederen en/of producten een relatie hebben met het aan huis gebonden beroep;
  • b. het gebruik van een aanbouw of (vrijstaand) bijgebouw bij een woning als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.5.2onder b en toestaan dat een aanbouw of (vrijstaand) bijgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:

  • a. een afhankelijke woonruimte vanuit het oogpunt van mantelzorg noodzakelijk is. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hieromtrent advies van een onafhankelijk deskundige instantie;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • c. de afhankelijke woonruimte dient te voldoen aan de regels inzake bijgebouwen; met dien verstande dat de maximale oppervlakte niet meer dan 80 m2 mag bedragen;
  • d. gebruik wordt gemaakt van het dichts bij de hoofdwoning gelegen bijgebouw, tenzij op grond van doelmatigheidsmotieven een ander op het perceel gelegen bijgebouw meer geschikt is;
  • e. de afhankelijke woonruimte wordt bewoond door degene(n) die de zorg nodig heeft/hebben;
  • f. de afhankelijke woonruimte dient te voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit;
  • g. het perceel niet zakenrechtelijke wordt gesplitst / sprake blijft van één ongesplitst kadastraal perceel;
  • h. geen eigen ontsluiting wordt toegevoegd;
  • i. het parkeren op eigen erf plaatsvindt.

Het bevoegd gezag trekt de verleende omgevingsvergunning zonder nadere afweging in op het moment dat de noodzaak van mantelzorg (als gevolg van verhuizen of overlijden) is komen te vervallen.

6.6.2 Aan huis gebonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1 en toestaan een aan huis gebonden bedrijf in een aanbouw en/of bijgebouw, mits:

  • a. het bedrijf behoort tot ten hoogste milieucategorie 2 volgens de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, dan wel voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot ten hoogste milieucategorie 2;
  • b. de bedrijfsvloeroppervlakte maximaal 60 m2 bedraagt;
  • c. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu of de gebruiksfunctie op aangrenzende percelen;
  • d. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte detailhandel ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf en ter plaatse vervaardigde producten;
  • e. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • f. geen vanaf het openbaar gebied zichtbare reclame-uitingen worden aangebracht, tenzij het een reclame-uiting betreft die vergund is c.q. vergund kan worden in een omgevingsvergunning en die niet is aan te merken als een bouwwerk.
6.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.7.1 Verbod uitvoeren werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning het volgende werk, geen bouwwerk zijde, of werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom' uit te voeren:

  • a. het vellen en rooien van bomen.
6.7.2 Weigeringsgronden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.7.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van het werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke, stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarde en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

6.7.3 Uitzondering

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.7.1 is niet vereist voor:

  • a. werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die behoren tot het normale onderhoud en beheer;
  • b. werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat moment geldende dan wel aangevraagd vergunning.
6.7.4 Uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden binnen aanduiding 'archeologische waarden'

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden' en 'specifieke vorm van waarde - noord' ingrepen in of aan de bodem te verrichten welke de opbouw van de bodem verstoren, zoals ontginnen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, tenzij het bevoegd gezag heeft vast gesteld dat ter plaatse van deze aanduiding geen archeologische waarden aanwezig zijn die moeten worden beschermd dan wel het bevoegd gezag een besluit heeft genomen over het veiligstellen van de aangetroffen archeologische waarden. Hiertoe dient de aanvrager van de omgevingsvergunning een archeologisch onderzoek te overleggen. In plaats van een archeologisch onderzoek kunnen ook de resultaten van een booronderzoek worden overlegd waaruit blijkt dat op de locatie waarop de aanvraag betrekking heeft, sprake is van een verstoring van de grond waardoor het niet aannemelijk is dat zich in de bodem nog archeologische waarden bevinden die nog intact zijn.

Het verbod geldt niet voor (bouw)activiteiten in de noordelijke zone met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - noord', indien er geen werkzaamheden in de bodem plaatsvinden dieper dan 1 meter onder het bestaand maaiveld.

6.8 Wijzigingsbevoegdheid
6.8.1 wro-zone-wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders kunnen, op verzoek van de grondeigenaar, de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied 1' wijzigingen in de bestemming 'Bedrijventerrein'. Een eventuele aanwezige woning zal dan niet langer meer als zodanig kunnen worden gebruikt.

6.8.2 wro-zone-wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied 2' wijzigingen door maximaal 2 bouwvlakken toe te voegen op de verbeelding. Deze wijziging kan pas plaatsvinden nadat vast komt te staat dat het geluidsniveau op de gevels van de beoogde nieuwe woningen vanuit het oogpunt van een goed woon- en leefklimaat acceptabel is.

6.8.3 wro-zone-wijzigingsgebied 3

Burgemeester en wethouders kunnen, op verzoek van de grondeigenaar, de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied 3' wijzigen door het toevoegen van een bouwvlak op de verbeelding en de bestemming van een strook grond met een diepte van circa 20 meter direct ten noorden van de bestemming 'Verkeer' (i.c. de Industriestraat) wijzigen in de bestemming 'Groen' en 4 meter vanaf de huidige straat wijzigingen in de bestemming 'Verkeer'. Deze wijziging kan pas plaatsvinden nadat vast komt te staan dat het geluidsniveau op de gevels van de beoogde nieuwe woning vanuit het oogpunt van een goed woon- en leefklimaat acceptabel is en alleen in combinatie met de herbestemming van een strook grond langs direct de Industriestraat in de bestemming 'Groen' mogelijk.