direct naar inhoud van Artikel 13 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Plan: Buitengebied Maasdonk 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1671.BPBG2009MD000004-01VA

Artikel 13 Recreatie - Verblijfsrecreatie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatieve functies;
  • b. recreatiewoning met bijbehorende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  • c. kamphuis en kampeerterrein met bijbehorende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kamphuis';
  • d. groenvoorzieningen ter afscherming van de verblijfsrecreatieve functie ter plaatse van de aanduiding 'groen';

en tevens voor:

  • e. aan huis gebonden beroepen in de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen, mits:
    • 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    • 2. de (mede) daarvoor in gebruik te nemen vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen;
    • 3. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte detailhandel ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep, mits de te koop aangeboden goederen en/ of producten een relatie hebben met het aan huis gebonden beroep;
    • 4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

met de daarbij behorende:

  • f. verkeersvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan, tenzij de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Het aantal bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag niet meer bedragen dan 1.

13.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bebouwing is uitsluitend toegestaan binnen het bestemmingsvlak;
  • b. de maatvoering van de bebouwing dient te voldoen aan de eisen die in de navolgende tabel zijn gesteld:

Bouwwerken   Maximale goothoogte in m   Maximale bouwhoogte in m   Maximale oppervlakte in m²   Maximale inhoud in m³   Minimale afstand tot de zijdelingse perceels- grens in m  
Recreatiewoningen ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning'   3   4,5   50   -   5  
Gebouwen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kamphuis'   6,6   11   940   -   5  
Bedrijfswoning   6,6   11   -   600   5  
Vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning   3,3   6,6   100   -   -  
Erfafscheidingen voor de voorgevellijn en het verlengde daarvan.   -   1   -   -   -  
Erfafscheidingen achter de voorgevellijn en het verlengde daarvan   -   2   -   -   -  
Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde voor de voorgevellijn en het verlengde daarvan   -   1   -   -   -  
Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde achter de voorgevellijn en het verlengde daarvan   -   10   -   -   -  
  • c. een vrijstaand bijgebouw mag niet worden gebouwd voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning of het denkbeeldig verlengde hiervan;
  • d. indien de inhoud van de bedrijfswoning afwijkt van sub b, dan is de bestaande inhoud van de bestaande bedrijfswoning op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan eveneens toegestaan, mits deze op een legale wijze tot stand is gebracht;
  • e. voor het bouwen van een kelder gelden de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan de oppervlakte van de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen bovengronds;
    • 2. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen 1.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 13.2 sub b ten behoeve van het verhogen van de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevellijn en het verlengde daarvan, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2 m;
    • 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • b. lid 13.2 sub b ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud van de bedrijfswoning niet meer bedraagt dan 750 m3;
    • 2. er sprake is van een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van structuren of waarden op het vlak van natuur, water, landschap of cultuurhistorie.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen van de bedrijfswoning ten behoeve van mantelzorg;
  • b. het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'groen' anders dan ten behoeve van groen.
  • c. het gebruik of het doen of het laten gebruiken van recreatiewoningen voor permanente bewoning.

13.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 13.4 sub a ten behoeve van het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor mantelzorg, met dien verstande dat:
    • 1. het gebruik noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    • 2. op het perceel al een woning aanwezig is;
    • 3. de afwijking niet meer dan één keer per woning wordt verleend;
    • 4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen van omliggende functies;
    • 5. de voor mantelzorg te gebruiken ruimte wordt ingepast binnen de bouwmogelijkheden voor bijgebouwen en in ieder geval niet groter is dan 80 m²;
    • 6. het bijgebouw gelegen is op een afstand van niet meer dan 40 m van de woning, tenzij op ruimere afstand van de woning een bijgebouw is gelegen, dat op relatief eenvoudige wijze geschikt is te maken voor bewoning en er sprake blijft van een relatie tussen woning en bijgebouw;
    • 7. de verleende afwijking door het bevoegd gezag wordt ingetrokken indien de bij de afwijking bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is;
    • 8. indien de bewoning van een vrijstaand bijgebouw plaatsvindt door degene die mantelzorg nodig heeft en diens partner, wordt de afwijking pas ingetrokken nadat beiden het bijgebouw of bedrijfsgebouw hebben verlaten.
  • b. lid 13.4 sub b ten behoeve van het verplaatsen van de aanduiding 'groen' binnen het bestemmingsvlak, met dien verstande dat:
    • 1. dit noodzakelijk is in verband met de doelmatige inrichting van het terrein.
    • 2. een natuurtoets wordt uitgevoerd;
    • 3. er minimaal 15% extra groen wordt gerealiseerd.