direct naar inhoud van Artikel 8 Bedrijventerrein
Plan: Kom Lage Mierde
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1667.BPLMkom3001-VAST

Artikel 8 Bedrijventerrein

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van bedrijven die zijn genoemd in 'bijlage 1. bij de regels: toegesneden lijst van bedrijfstypen' onder de categorieën 2 en 3.1 met uitzondering van:
    • 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    • 2. zelfstandige kantoren;
    • 3. risicovolle inrichtingen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. infrastructurele voorzieningen;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;

en de daarbij behorende:

  • e. terreinen;
  • f. gebouwen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitende binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet minder bedragen dan 50%.
  • c. Het bouwvlak mag volledig bebouwd worden.
  • d. De bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer dan 7,50 m. bedragen.
8.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
  • b. Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen.
  • c. De inhoud van bedrijfswoningen mag niet meer dan 750 m³ bedragen.
  • d. Voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt het volgende:
    • 1. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 6,00 m. bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 10,00 m. bedragen;
    • 3. van tenminste 75% van de bedrijfswoning mag de dakhelling niet minder dan 35° en niet meer dan 60° bedragen.
8.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag per bedrijfswoning niet meer dan 75 m² bedragen.
  • c. De goothoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag niet meer dan 3,00 m. bedragen.
  • d. De bouwhoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag niet meer dan 5,50 m. bedragen.
8.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,00 m. bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1,00 m. mag bedragen.
  • c. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 6,00 m. bedragen.
  • d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4,00 m. bedragen.
  • e. De oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag buiten het bouwvlak niet meer dan 30 m² bedragen.
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.

8.3.2

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in 8.3.1, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in 'bijlage 1. bij de regels: toegesneden lijst van bedrijfstypen' onder de categorieën 1, 2 en 3.1;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
8.4 Afwijken van de gebruiksregels
8.4.1

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 8.1 onder a. en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven genoemd in 'bijlage 1. bij de regels: toegesneden lijst van bedrijfstypen' onder de categorieën 1, 2 en 3.1, mits:

  • a. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft;
  • b. het geen risicovolle inrichtingen betreft.
8.4.2

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 8.1 onder a. en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd van de categorie 3.2 zoals die zijn genoemd in 'bijlage 1. bij de regels: toegesneden lijst van bedrijfstypen', mits:

  • a. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft;
  • b. het geen risicovolle inrichtingen betreft.
8.4.3

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 8.1 onder a en zelfstandige kantoren toestaan.

8.4.4

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van:

  • a. het bepaalde in 8.3.2 onder a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven genoemd in 'bijlage 1. bij de regels: toegesneden lijst van bedrijfstypen' onder de categorieën 1, 2 en 3.1, mits:
    • 1. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft;
  • b. het bepaalde in 8.3.2 onder b en toestaan dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van:
    • 1. productiegebonden detailhandel;
    • 2. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
    • 3. detailhandel in volumineuze goederen;
    • 4. bouwmarkten;
    • 5. detailhandel in meubelen en woninginrichting,

mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het kernwinkelapparaat en wijkwinkelvoorzieningen.

8.4.5

De in 8.4.1 en 8.4.4 genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.