direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf
Plan: Kom Lage Mierde
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1667.BPLMkom3001-VAST

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven met bijbehorende voorzieningen, waarbij niet meer dan één bedrijf aanwezig mag zijn per bouwvlak;
  • b. één bedrijfswoning tenzij op de verbeelding anders is aangeduid;
  • c. aan huis gebonden beroepen en/of bedrijven;
  • d. productiegebonden detailhandel, waarbij de totale gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte per agrarisch bedrijf niet meer mag zijn dan 25 m²;
  • e. paden en wegen en parkeervoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. extensief recreatief medegebruik;
  • i. behoud en herstel van de op de plankaart aangeduide cultuurhistorisch waardevolle bebouwing.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende bepalingen:

  • a. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan.
  • b. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m.
  • c. De afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.
  • d. Er mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van reëel agrarische bedrijven worden gebouwd.
  • e. Bij vervangende nieuwbouw van de bedrijfswoning(en) mag het hoofdgebouw uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande funderingen en, in geval van uitbreiding, daar direct op aansluitend; de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en).
4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden.
  • b. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • d. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 20° en niet meer dan 60°.
4.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
  • b. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³.
  • c. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • e. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 20° en niet meer dan 60°, met uitzondering van ondergeschikte delen, zoals serres.
4.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².
  • c. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
  • e. De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 m.
  • f. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 20° en niet meer dan 60°.
  • g. Bij afbraak van een bestaand(e) vrijstaand(e) bijgebouw(en) met een oppervlakte van meer dan 100 m², mag het in sub b genoemde oppervlakte worden verhoogd met 50% van het oppervlak van de te slopen vrijstaande bijgebouwen c.q. bijgebouw met dien verstande dat het in sub b genoemde oppervlakte niet bij de berekening mag worden betrokken. Het maximaal toegestane gezamenlijke oppervlak van de bijgebouwen na afbraak mag niet meer bedragen dan 200 m². De sloop van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is niet toegestaan.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnd, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak mag maximaal 30 m² bedragen.
  • b. De hoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • c. De hoogte van kleinschalige windmolens mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • d. De hoogte van torensilo's en voedersilo's mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • e. De hoogte van mestsilo's mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • f. De hoogte van sleufsilo's mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
  • g. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnd, mag niet meer bedragen dan 4 m.
  • h. Voor de bouw van onoverdekte zwembaden geldt dat:
    • 1. het zwembad uitsluitend achter de achtergevelrooilijn van de bedrijfswoning mag worden gesitueerd;
    • 2. de afstand tot de woning niet meer mag bedragen dan 20 m;
    • 3. de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 2 m;
    • 4. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 10% van de oppervlakte van het bouwperceel tot een maximum van 100 m².
  • i. Carports mogen worden gebouwd, mits aan de volgende eisen wordt voldaan:
    • 1. Carports mogen niet vóór de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd.
    • 2. De hoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
    • 3. De oppervlakte mag niet meer dan 25 m² bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, mits het past bij de stedenbouwkundige en architectonische uitstraling van de omgeving, ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

  • a. lid 4.2.1 onder c voor het bouwen van gebouwen op kleinere afstand van de perceelsgrens mits hierdoor het stedenbouwkundig en landschappelijk beeld en de verkeersveiligheid niet worden aangetast;
  • b. lid 4.2.2 onder b en c voor het bouwen met een hogere goot- en bouwhoogte voor bedrijfsgebouwen tot maximaal 7 m respectievelijk 13 m;
  • c. lid 4.2.2 onder d voor een dakhelling van minimaal 12° indien dit beter past bij de stedenbouwkundige en architectonische uitstraling van het gebouw ten opzichten van de omgeving.
  • d. lid 4.2.3 onder e voor een dakhelling van 12° indien dit beter past bij de stedenbouwkundige en architectonische uitstraling van het gebouw ten opzichten van de omgeving.
  • e. lid 4.2.4 onder e voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 20 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel;
  • f. lid 4.2.5 onder b voor het bouwen van terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
  • g. lid 4.2.5 onder c voor het bouwen van kleinschalige windmolens tot een hoogte van maximaal 15 m;
  • h. lid 4.2.5 sub g voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnd tot een hoogte van maximaal 6 m.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Aan huis gebonden beroepen en - bedrijven

Binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' is de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of - bedrijf toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 45 m².
  • b. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • c. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
  • d. Aan huis gebonden bedrijven zijn uitsluitend in de vorm van bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1, onder de milieucategorie 1.
  • e. Detailhandel is niet toegestaan.
  • f. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
4.5.1 Wijzigen naar bestemming 'Wonen'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen', voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft en indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch'.
  • b. Hergebruik van de gronden ten behoeve van agrarische doeleinden is redelijkerwijs niet langer mogelijk.
  • c. Het agrarisch bedrijf ter plaatse dient te zijn beëindigd.
  • d. De vestiging van de nieuwe woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • e. De nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  • f. De overige gronden van deze bestemming worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende gebiedsgerichte bestemmingen.
  • g. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • h. Voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.
  • i. alle overtollige bedrijfsbebouwing moeten worden gesloopt tot een maximum van 120 m² met uitzondering van cultuurhistorische bebouwing.
  • j. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
  • k. Er vindt een kwaliteitsverbetering van het landschap plaats.
4.5.2 Wijziging naar bestemming 'Wonen' ten behoeve van boerderijsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de splitsing van de voormalige boerderij met agrarische bedrijfswoning in twee woningen indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. Hergebruik van de gronden ten behoeve van agrarische doeleinden is redelijkerwijs niet langer mogelijk.
  • b. Splitsing is alleen toegestaan indien het agrarische bedrijf wordt beëindigd.
  • c. Splitsing is alleen toegestaan indien het een woonboerderij betreft.
  • d. De bouwmassa van de te splitsen woonboerderij dient een inhoud te hebben van ten minste 900 m³.
  • e. Bij splitsing mogen maximaal twee volwaardige woningen ontstaan, met beide een inhoud van ten minste 400 m³.
  • f. Het bestaande architectonische karakter van de boerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden, mogen niet worden aangetast. Beoordeling vindt plaats door een ter zake deskundige organisatie.
  • g. Voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.
  • h. De vestiging van de nieuwe woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • i. De nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  • j. Voor zover er sprake is van de aanwezigheid van meer bedrijfsgebouwen/bijgebouwen dan de 100 m² die als bijgebouw per woning zijn toegestaan, dienen die gebouwen te worden gesloopt. Sloop van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is niet toegestaan
  • k. Indien het bestemmingsvlak ligt binnen een op de plankaart aangeduide bebouwingsconcentratie geldt dat bij sloop van de overtollige bedrijfsbebouwing 10% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de maximale oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m² voor beide woningen tezamen. Sloop van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is niet toegestaan.
  • l. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
  • m. Er vindt een kwaliteitsverbetering van het landschap plaats.