Plan: | De Beekse Akkers - Isidorusplein |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | uitwerkingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1659.BPUBDisidorus-VG01 |
Op het voorliggende uitwerkingsplan is een uitwerking ex artikel 3.6 Wro van toepassing. De uitwerking heeft betrekking op het Bestemmingsplan De Beekse Akkers, Gemeente Laarbeek, vastgesteld bij besluit van de raad d.d. 31 januari 2008, onherroepelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant d.d. 1 september 2008, nr. 1381292. Ten behoeve van de realisering van de nieuwe woonwijk ten zuiden van Beek en Donk is voornoemd bestemmingsplan De Beekse Akkers opgesteld. Het bestemmingsplan heeft een globaal karakter voor het gehele plangebied, uitgezonderd deelplan 1a. Dit uitwerkingsplan heeft betrekking op het middelste deel van fase 1c.
Afbeelding: Buurten Masterplan De Beekse Akkers
Door de economische moeilijke jaren is de snelheid van de woningbouw afgenomen. Dit heeft tot gevolg dat ook voor De Beekse Akkers de ontwikkeling trager is gegaan dan aanvankelijk was beoogd. Inmiddels is de planvorming van het deelplan Isidorusplein, bestaande uit wonen aan “De Lanen”, "de Hoeve" en “Woonbuurt 3”, zover gevorderd dat het kan worden uitgewerkt in gedetailleerde bestemmingen.
De begrenzing van het plangebied van de voorliggende uitwerking is aangegeven op de kaart ligging plangebied.
Voor Woonbuurt 3 beslaat het Uitwerkingsplan alleen het deel binnen fase 1c. Het grootste, zuidelijke, deel van Woonbuurt 3 valt buiten de scope van deze uitwerkingsplicht.
Afbeelding: Ligging plangebied Uitwerkingsplan Isidorusplein.
In dit hoofdstuk komen alle relevante nationale, provinciale en gemeentelijke beleidsdocumenten aan de orde, voor zover deze in het vigerende bestemmingplan niet aan de orde komen, c.q. er op basis van het voorgenomen plan een afwijking of frictie bestaat. Per beleidsdocument worden de relevante aspecten behandeld.
In maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De structuurvisie vervangt de Nota ruimte, Nota mobiliteit (gedeeltelijk), de structuurvisie Randstad en nog een aantal kleine plannen. In de SVIR zijn, uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk, de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028, waarbij is aangegeven welke nationale belangen aan de orde zijn.
Nederland moet concurreren en daarnaast bereikbaar, leefbaar en veilig zijn, dat is het streven van het Rijk. Het Rijk voorziet dit met een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. De ruimtelijke structuur van Nederland heeft zich ontwikkeld van steden in een landelijk gebied naar stedelijke regio¡¦s in interactie met landelijke en cultuurhistorische gebieden. Dit maakt Nederland sterk en onderscheidend in de wereld. Die samenhang van het internationale en regionale schaalniveau wil het Rijk behouden, laten groeien en versterken. Nederland heeft met zijn internationale orientatie en open economie een hoog welvaartsniveau opgebouwd. Een netwerk van hoogwaardige internationale verbindingen van weg, spoor, water en lucht, met daarbinnen de mainports als belangrijke knooppunten is de basis voor die internationale concurrentiepositie. De 3 hoofddoelen van de structuurvisie zijn:
Aan de ambities en richtlijnen die in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zijn opgenomen wordt in de onderhavige
planontwikkeling voldaan.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel de AMvB Ruimte genoemd, is op 22 augustus 2011 vastgesteld en heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het rijk waaraan ruimtelijke besluiten op provinciaal en gemeentelijk niveau moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden. Daarnaast kan zij aan opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.
De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies.
Niet alle nationale ruimtelijke belangen staan in de AMvB Ruimte. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.
Ladder duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.
De 'stappen van de ladder' worden is artikel 3.1.6, lid 2 Bro als volgt omschreven:
De voorgenomen uitbreiding betreft een uitwerking van het Bestemmingsplan De Beekse Akkers, vastgesteld door de gemeenteraad op 31 januari 2008 en sluit aan bij de uitgangspunten van de 'ladder voor duurzame verstedelijking':
Geconcludeerd wordt dat in onderhavige situatie sprake is van een duurzame stedelijke ontwikkeling, en daarmee ook niet strijdig met de AMvB Ruimte.
De Structuurvisie ruimtelijke ordening (vastgesteld door Provinciale Staten d.d. 1 oktober 2010 en inwerkingtreding d.d. 1 januari 2011) geeft de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Brabant weer tot en met 2025. Het beleid is gestoeld op een evenwicht van het milieu (planet), de mens (people) en de markt (profit) in ruimtelijke kwaliteit.
Hierbij is het van groot belang om bestaande kwaliteiten te benutten en als uitgangspunt te nemen bij ontwikkelingen.
Noord-Brabant heeft de ambitie om een goede mix van wonen, werken en voorzieningen te creëren. De leefbaarheid in woonmilieus moet van voldoende kwaliteit zijn. Dynamische stadscentra, vitale plattelandskernen, eigen identiteit en regionale afstemming zijn enkele uitgangspunten. Daarnaast dienen er voldoende veilige en goed bereikbare werkplekken te zijn voor de bevolking. Steden moet aantrekkelijk blijven voor diverse bevolkingsgroepen en dienen garant te staan voor het aanbieden van (bovenlokale) voorzieningen.
Het landschap van Noord-Brabant is vrij karakteristiek. Er zijn veel beeldbepalende elementen en natuurlijke waarden in het landschap te vinden. Deze dienen beschermd en ontwikkeld te worden. Met name het watersysteem is erg belangrijk. Het landschap heeft ook een functie als werkterrein, voornamelijk voor de agrarische sector. Schaalvergroting van deze landbouw wordt geconcentreerd in speciaal aangewezen gebieden. De landbouw komt daarnaast steeds vaker in een verbrede vorm voor. Dit wordt gestimuleerd, met name ook het landschapsbeheer.
Duurzaamheid is nog steeds een belangrijk onderwerp binnen de ruimtelijke ordening. Er moet op zoek gegaan worden naar alternatieve mogelijkheden om energie op te wekken. Zo kan gewerkt worden aan een gezondere leefomgeving.
Het plangebied is binnen de structuurvisie RO aangeduid als ‘kern in het landelijke gebied’. Het beleid is er hier op gericht om de lokale behoefte voor verstedelijking op te vangen (wonen, werken en voorzieningen). De provincie stuurt aan op een concentratie van verstedelijking en vraagt gemeenten om in regionaal verband afspraken te maken over de verdeling van het programma voor wonen en werken. Het planvoornemen is een voorbeeld van een ontwikkeling die past binnen het provinciale beleid. De woonfunctie in het dorp wordt versterkt binnen het bestaande komgebied van de kern. Uit de Regionale Agenda Wonen Deel A van 26 november 2014 zijn de kwantitatieve regionale woningbouwafspraken 2014-2024 vastgelegd, welke door de provincie worden gereguleerd. Het plan voorziet in een regionale behoefte. Het planvoornemen past daarmee binnen het provinciale beleid.
Een structuurvisie, zoals beschreven in de vorige paragraaf, is niet direct juridisch bindend voor burgers en overheden. Toch kan het in het kader van de ruimtelijke ordening van provinciaal belang zijn om bepaalde aspecten veilig te stellen. De provincie kan derhalve een Verordening Ruimte opstellen. De provincie Noord-Brabant beschikt over een dergelijke verordening, namelijk de op 14 maart 2014 vastgestelde 'Verordening Ruimte 2014'. Deze verordening is de juridische vertaling van de structuurvisie en bevat derhalve onderwerpen die in de visie naar voren komen.
Dit betreft onder andere de belangen die de provincie wil behartigen en de manier waarop dit zal geschieden, alsmede regels waarmee rekening gehouden moet worden bij het opstellen van een bestemmingsplan. Deze regels zijn direct bindend voor overheden. Zo weten gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn.
Het plangebied is op de plankaart bij de verordening aangeduid als 'Bestaand stedelijk gebied, kern in landelijk gebied'. Stedelijke ontwikkeling als hoofdregel is alleen mogelijk binnen vastgesteld bestaand stedelijk gebied. Dit is opgenomen om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen. Met de voorgenomen stedelijke invulling van het gebied wordt optimaal gebruik gemaakt van het gebied en wordt geen extra beslag gelegd op gronden in het landelijk gebied. Door het optimaal inrichten van het plangebied wordt voldaan aan het uitgangspunt om eerst bestaande stedelijke locaties te benutten voor stedelijke ontwikkeling. Geconcludeerd kan worden dat op basis van de Verordening Ruimte 2014 onderhavig project mogelijk is.
In de structuurvisie van de gemeente Laarbeek is de visie op de verdere ontwikkeling van de gemeente Laarbeek voor de komende 10 jaar vastgelegd. Deze visie op hoofdlijnen gaat onder meer in op volkshuisvesting.
De woningmarkt is onder het juk van de huidige economische situatie nog nauwelijks in beweging.Op basis van de resultaten van recente lotingen, de input van Woningstichting Laarbeek, diverse projectontwikkelaars en regionale woningmarktonderzoeken is een goed beeld te schetsen van de huidige woningmarkt.
Voor de komende jaren bestaat in Laarbeek de volkshuisvestelijke opgave ondermeer uit het toevoegen van vrijstaande woningen (bij voorkeur zelfbouwkavels) met een maximale perceelsgrootte van 600 m².
Binnen Beek en Donk zijn diverse woningbouwlocaties in ontwikkeling voor in totaal enkele honderden nieuwe woningen. Door dit hoge aantal is sprake van een risico op overcapaciteit. De uitbreiding wordt gezien als een voorlaatste afronding van het plan De Beekse Akkers. Het betreft de opvulling van de ruimte tussen de Middenakkerdreef en Rijbroeksedreef. Deze toevoeging sluit aan bij de gemeentelijke volkshuisvestingsopgave. Daarmee past het planvoornemen binnen het beleid van de structuurvisie.
Afbeelding: Structuurvisie Laarbeek
Het spreekt vanzelf dat de in de toelichting en de verbeelding van het moederplan opgenomen indicaties van de stedenbouwkundige opzet vrijwel ongewijzigd hun definitieve uitdrukking vinden in het uitwerkingsplan, immers de stedenbouwkundige hoofdopzet was al bekend toen het moederplan werd opgesteld.
Daarom behoeft de toelichting van het moederplan De Beekse Akkers in dit uitwerkingsplan nauwelijks te worden aangevuld.
Dit uitwerkingsplan heeft betrekking op uit te werken woondoeleinden 1 (WU-3) met maximaal 80 woningen. De uitwerking van de bestemming uit te werken gebied voor WU-3 heeft vanzelfsprekend plaats gevonden binnen de
uitwerkingsregels die daarvoor in het moederplan geformuleerd zijn, en voldoet dan ook in de daaraan gestelde beperkingen en normen. Voor informatie over de ruimtelijke en planologische context van dit uitwerkingsplan, alsook over de ideeën die aan de verkavelingsopzet ten grondslag liggen, wordt hier verwezen naar het bestemmingsplan De Beekse Akkers.
Isidorusplein is onderverdeeld in de sferen “De Lanen”, "de Hoeve" en "Woonbuurt 3”. De criteria voor beeldkwaliteit worden beschreven in het beeldkwaliteitsplan 'De Beekse Akkers, De Lanen, Woonbuurt 3 en Hoeve Isidorusplein', gemeente Laarbeek van april 2015. Voor de Lanen wordt aangesloten op de reeds geformuleerde critera. De Hoeve vormt een bijzonder gebouw aan de brink, waarvoor aparte criteria zijn opgesteld. Voor de woonbuurten geldt een herkenbare samenhangende karakteristiek per woonbuurt. In aansluiting op de eerder gekozen traditionele stijlen voor woonbuurt 1 Delftse School, woonbuurt 2 Amsterdamse School wordt voor woonbuurt 3 gekozen voor een sfeer die aansluit bij de stijlkenmerken van de Nieuwe Haagse School.
Navolgend wordt een korte uiteenzetting gegeven van relevante aspecten voor het betreffende deelgebied per sfeer.
Afbeelding: Verkaveling woonbuurt Isidorusplein met begrenzing van het uitwerkingsplan
Afbeelding: Onderverdeling in De Lanen (rood) en Woonbuurt (groen) en Hoeve Isidorusplein (geel)
De toekomstige ontsluitingsstructuur van De Beekse Akkers wordt beschreven in het bestemmingsplan. Het plangebied zelf is gelegen aan de Middenakkerdreef, die aangesloten is op de Lieshoutseweg, en de Rijbroeksedreef, die aangesloten is op de Oranjelaan. Oranjelaan en Lieshoutseweg dienen als hoofdontsluiting van het plangebied. De nieuwe aansluiting op de Lieshoutseweg is gerealiseerd, maar nog niet opengesteld. De nieuwe ontsluiting is met een apart bestemmingsplan mogelijk gemaakt.
Om het beeld van stevige robuuste volumes te creëren, geldt in “De Lanen” (Middenakkerdreef en Rijbroeksedreef) de dominante bouwhoogte van 2 bouwlagen met kap. De vrijstaande woningen en twee onder één kap en rij-woningen hebben een maximale goothoogte van 6 meter. Maximaal 50% van de gevellengte kan worden verlaagd tot een goothoogte van maximaal 4 meter. Een blikvanger heeft een goothoogte van minimaal 6 meter en maximale nokhoogte van 13m.
De bouwhoogte in deze woonbuurt bestaat uit één en twee lagen met een kap met een maximum nokhoogte van 12 meter. Deze bouwhoogte sluit aan op de bouwhoogte van de omringende bestaande bebouwing.
Hierdoor ontstaat een overwegend groen en kleinschalig beeld. De woningen hebben een goothoogte van minimaal 2.70 m en maximaal 6 m.
De bijgebouwen zoals garages en bergingen hebben een bouwhoogte van 1 laag en kunnen eventueel worden voorzien van een kap met een maximale nokhoogte van 6 m.
De boerderij en de schuur kunnen uit meerdere woningen bestaan en zijn maximaal twee lagen met kap.
Binnen het plangebied is het beeld, zoals dat langs “De Lanen” ervaren wordt, bepaald door vrijstaande en tweeonder- één-kap woningen. Om de gewenste variatie in “De Lanen” te kunnen bewerkstelligen komen nooit meer dan twee van dezelfde typologie naast elkaar voor. Het toepassen van diepe voortuinen versterkt het groene karakter van De Lanen. Om het gewenste groene en gevarieerde beeld te krijgen wordt een gevarieerde rooilijn voorgesteld tussen de 5 en 7 meter vanuit de perceelsgrens. Vóór de rooilijn zijn door middel van een afwijking van de bouwregels (erkers en entrees) toegestaan. Voor rijwoningen geldt een rooilijn van minimaal 4 meter.Deze is maximaal 1,25 m diep maar mag de voorerfgrens niet dichter naderen dan 4 meter. De situering van de woningen is aangegeven door middel van een bouwvlak op de verbeelding. Tussen de verschillende objecten zit een sprong van minimaal 0,5 meter.
Er is gekozen voor woningtypes die aansluiten bij het groene karakter van de buurt. In de buurt komen rijen, geschakelde en vrijstaande woningen voor. De woningen staan gegroepeerd rondom een plantsoen. Een aantal percelen met de vrijstaande woningen wordt als vrije kavels uitgegeven. De woningen kunnen afhankelijk van de situering bestaan uit een enkelvoudig volume en een samengesteld volume.
De woningen worden in een eenduidige rooilijn geplaatst met voortuinen van 4-6 meter. Wanneer woningen zijn gesitueerd direct aan een plantsoen kan de rooilijn naar voren worden geschoven tot minimaal 1,5 meter vanaf de voorperceelsgrens. De rooilijnen zijn op de plankaart van het uitwerkingsplan aangegeven.
De boerderij en de schuur zijn primair georiënteerd op de brink Isidorusplein. De woningen worden langs de Brink en De Lanen omringd met een ‘voortuin’ die uniform wordt vormgegeven als erf.
Deze voortuin verzorgt zo de overgang van de openbare weg/pad naar het meer privé-deel van de kavel.
Op het gezamenlijk erf tussen de boerderij en de schuur staan de woningen altijd met de zijgevel direct aan het erf. De voor- of zijgevel aan het erf is voorzien van gevelopeningen en bij voorkeur ook van de entree.
Omwille van de samenhang en het dorpse karakter van “De Lanen” zijn alleen zuivere kapvormen toegestaan; zoals zadelkap, schildkap en mansardekap e.d. Een lessenaardak kan alleen worden toegestaan als de nokrichting haaks op het kavel is gesitueerd. Uitzonderingen worden alleen toegestaan met nadrukkelijke goedkeuring van de supervisor.Vanwege het diverse beeld van “De Lanen” is een gevarieerde nokrichting noodzakelijk. Om het beeld van rijzige volumes aan “De Lanen” te versterken heeft het hoofddakvlak een steilere helling tussen de 40 en 60 graden. Deze afwijkende dakhelling is door middel van een maatvoeringsaanduiding aangegeven.
Ook binnen de sfeer van de Nieuwe Haagse School geldt dat voor de verschillende woningen een uniforme kapvorm gekozen dient te worden. Deze uniforme kapvorm zorgt voor samenhang per woonbuurt. In woonbuurt 3 is voor alle bebouwing (hoofdgebouwen) gekozen voor een zadeldak of schilddak. Platte daken en met pannen gedekte hellende daken kunnen als verbijzondering worden toegepast om de sfeer van de Nieuwe Haagse School te versterken.
De dominante nokrichting van de woningen is evenwijdig aan de straat. Topgevels en gedraaide kappen kunnen als verbijzondering worden toegepast om de sfeer van de Nieuwe Haagse School te versterken.
Het dak dient te bestaan uit een zadeldak of een afgeleide daarvan met een nokrichting in de lengte van het gebouw en pannen of natuurlijk riet afgedekt.
De dakgoot is subtiel vormgegeven, bijvoorbeeld door een mastgoot en vormt een geïntegreerd onderdeel van de hele dakconstructie, omtimmerde goten zijn niet toegestaan. Dakramen vormen ondergeschikte elementen in het dakvlak. De schoorsteen dient in de nok uit te komen.
De schuur neemt een ondergeschikte positie ten opzichte van de boerderij in op het erf en is daarom soberder vormgegeven dan de boerderij. Het dak dient te bestaan uit een zadeldak met een nokrichting in de lengte van het gebouw.
In het plangebied komen stedenbouwkundige accenten voor in de vorm van hoeken van bouwblokken aan de openbare ruimte. Voor de vormgeving van de hoeken van de stedenbouwkundige bouwblokken wordt een tweezijdig georiënteerde bebouwing voorgestaan. Een hoekwoning heeft altijd twee straatgevels behandeld als “voorgevels”. Tweezijdige hoeken hebben het voordeel dat er een optimale sociale controle op de openbare ruimte ontstaat, schuttingen in zijtuinen die het straatprofiel verstoren worden voorkomen, evenals inkijk op achterkanten van woningen.
De verbijzondering in de bouwmassa van deze hoekwoningen kan plaats vinden in de vorm van het uit de rooilijn schuiven van eindwoningen, een afwijkende kapvorm, een gedraaide kaprichting, een extra bouwlaag of iets hogere kap, etc.
Met name achter de woningen zijn substantiële uitbreidingen van de woningen toegestaan. Vanuit stedenbouwkundig opzicht dienen alle aan- en bijgebouwen van ondergeschikte aard te zijn en in architectuur verwant aan de woning. Positionering van de bijgebouwen op de kavel is een belangrijk aspect voor de beleving van “De Lanen” als dorps in een groene setting met doorzichten tussen de woningen. Er moet worden voorkomen dat door het plaatsen van bijgebouwen de woningen aan elkaar vastgroeien, waardoor de transparantie van “De Lanen” verloren gaat. Op een aantal plaatsen zijn daarom tussen de woningen geen bijgebouwen toegestaan. Op de verbeelding is door middel van een aanduiding de locatie van bijgebouwen aangegeven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding zijn bijgebouwen toegestaan.
Bij vrijstaande, vrijstaand geschakelde en geschakelde woningen dient de garage zodanig te worden gesitueerd dat er ruime opstelplaatsen beschikbaar zijn voor tenminste twee auto’s.
Erfafscheidingen vormen de belangrijkste overgangselementen tussen openbaar en privé. In De Beekse Akkers staan daarom, in het kader van de ambitie om een duurzame en sfeervolle woonbuurt te maken, zorgvuldig en mooi afgewerkte erfafscheidingen voorop.
In De Beekse Akkers is gekozen voor een groene erfafscheiding in de vorm van een haag.
Dit geldt voor alle erfafscheidingen die grenzen aan de openbare ruimte zoals hoge groene erfafscheiding en erfafscheidingen die gelegen zijn in de voortuin-zone. Voor de overige erfafscheidingen is de keuze vrij.
De erfafscheiding bij de voortuinen is laag (maximaal 1 m). Waar zij- en achtertuinen aan de openbare ruimte grenzen worden in verband met de privacy hoge erfafscheidingen van maximaal 2 meter toegestaan. Voor de overgang bij zijtuinen op hoekpercelen van de lage naar de hoge erfafscheiding geldt in principe dat de lage erfafscheiding minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw wordt gesitueerd. Voor de erfafscheidingen grenzend aan de achterpaden, wordt in verband met de privacy, hoge erfafscheidingen voorgesteld van maximaal 2 meter.
Doel is om de parkeerplaatsen dusdanig in te passen dat er een 'leefbare' buurt ontstaat. Daarom zal er een balans moeten worden gevonden tussen de behoefte aan rust, veiligheid en activiteit in de straten. In het plangebied worden diverse vormen van parkeervoorzieningen getroffen in openbaar gebied.
Voor de woningen wordt uitgegaan van 3 verschillende parkeernormen verdeeld naar financieringscategorie:
Omdat een garage niet altijd als autostalling wordt gebruikt, wordt deze niet meegeteld in de normering. Ook voor de opstelmogelijkheden op eigen terrein gelden verschillende verdelingen van de parkeernorm afhankelijk van de situering van de opstelplaatsen en de lengte van de oprit. In de openbare ruimte wordt minimaal 0,3 parkeerplaatsen voor bezoekers gerealiseerd. Om de parkeerplaatsen zo veel mogelijk uit het straatbeeld te houden, wordt daar waar veel behoefte is aan openbaar parkeren (bij rijwoningen) de parkeerplaatsen geclusterd in parkeerpockets of parkeerhoven. De overige parkeerplaatsen worden gerealiseerd in de woonstraten in de vorm van langs parkeren. De parkeerbalans kent in het gehele uitwerkingsgebied een overschot van 4 parkeerplaatsen. De loopafstanden tussen de verschillende zones zijn zo klein dat voor de totale buurt er voldoende parkeerplaatsen zijn.
Afbeelding: Parkeerbalans woonbuurt Isidorusplein binnen de begrenzing van het uitwerkingsplan
Voor het plangebied geldt ook een beeldkwaliteitsplan. Het beeldkwaliteitsplan De Beekse Akkers, De Lanen, Woonbuurt 3 en Hoeve Isidorusplein Laarbeek, is door middel van nadere eisen gekoppeld aan het bestemmingsplan. In dit beeldkwaliteitsplan zijn onder andere criteria opgesteld op het gebied van architectonische stijl, detaillering en materiaal en kleurgebruik. De verschillende bouwplannen worden in het kader van de welstandstoetsing voorgelegd aan de supervisor, die zal toetsen aan het Uitwerkingsplan en de architectonische uitgangspunten zoals geformuleerd in het beeldkwaliteitsplan. De supervisor bewaakt de kwaliteit en samenhang van de plannen en begeleidt de individuele particuliere bouwplanontwikkeling.
Voor De Beekse Akkers is in het moederplan het uitgangspunt geformuleerd om een duurzaam watersysteem te realiseren, waarbij het schone hemelwater mogelijk in het plangebied geborgen en geïnfiltreerd wordt. Het vuilwater wordt via een rioolstelsel afgevoerd. Uitgangspunt daarbij is het zo min mogelijk verstoren van het natuurlijke afvoerregime. Er is aansluiting gezocht bij het bestaande waterhuishoudingssysteem in het gebied, waarbij onder andere is gekeken naar de aanwezige hoogteverschillen en de grondwaterstanden.
Voor het plangebied is gekozen voor een bewezen waterhuishoudingssysteem. Daartoe is het plangebied onderverdeeld in twee deelgebieden, te weten het lage oostelijk deel (Masterplan fase 1) en het hogere westelijk plangebied (Masterplan fase 2/3). Dit uitwerkingsplan vormt een onderdeel van het lage oostelijke deel fase 1. In dit deel van het plangebied wordt gebruik gemaakt van een traditioneel gescheiden riool in combinatie met de aanleg van een retentiebekken.
In het kader van het vooroverleg Uitwerkingsplan 'De Beekse Akkers - Merensteinplein' merkte het Waterschap Aa en Maas op dat de huidige eisen voor de watertoets inmiddels zijn gewijzigd ten opzichte van die uit de tijd van het moederplan ’De Beekse Akkers’. Het inmiddels gerealiseerde retentiebekken voldoet echter ook aan de huidige eisen.
Retentiebekken
Het retentiebekken (in fase 1) is gerealiseerd op het laagste punt van het plangebied aan de Lieshoutseweg, aan weerszijden van het Berkendijkje. Ondanks het feit dat het aanwezige stelsel qua diameter niet fors is, vindt de afvoer van het water uit de retentievijver plaats in noordelijke richting. De retentievijver ligt op een hoogte van 13,60 meter, hetwelk een afwatering in noordelijke richting garandeert. De lozing mag niet meer zijn dan in de bestaande situatie plaats vindt. De retentievijver heeft een zodanige omvang dat hierin ook een extreme regenbui kan worden opgevangen. Voor de maatgevende winterperiode is voor fase 1 een retentievijver gerealiseerd met een wateroppervlakte van circa 10.468 m2. Er wordt uitgegaan van een toegestane peilstijging bij T=25 van 0,5 meter, met een gemiddelde constante landbouwkundige afvoer van 1,4 l/s/ha.
Grondwater
De afwatering van fase 1 vindt plaats in noordelijke richting. Het noordelijke gedeelte van het plangebied watert af via de Trekgraaf in noordelijke richting en het westelijk gedeelte watert af richting de bergingsvijver. In het plangebied van Isidorusplein liggen de maaiveldhoogten hoger, waardoor grondwaterstanden kunnen worden verwacht die kunnen stijgen tot circa 0,6 meter beneden het maaiveld nabij de sloten. In deze omgeving is ophoging van het terrein en aanleg van aanvullende maatregelen voor de ontwatering noodzakelijk.
Riolering
Voor het plangebied wordt een gescheiden stelsel aangelegd. Omdat de gronden in fase 1 voor een groot gedeelte opgehoogd moeten worden en dat aldaar alleen gewerkt kan worden met een gesloten rioleringsbuis wordt hier geen IT-riool toegepast.
DWA-stelsel:
In het plangebied wordt uitgegaan van de aanleg van een vrij-verval-systeem.
HWA-stelsel:
Het HWA-stelsel zal zoveel mogelijk lozen op het retentiebekken en op de watergangen.
Dit uitwerkingsplan is een uitwerking van de bestemming Wonen- Uit te werken bestemming: W-U3 van het bestemmingsplan “De Beekse Akkers”. Krachtens artikel 3.6 onder 3 Wro maken de regels van dit uitwerkingsplan deel uit van het bestemmingsplan.
Derhalve is in deze uitwerking naast de regels alleen de naam waaronder het plan kan worden aangehaald vastgelegd. Voor de begripsbepalingen wordt verwezen naar het bestemmingsplan “De Beekse Akkers”.
Hieronder volgt de toelichting op de verschillende bestemmingen binnen het plangebied van het uitwerkingsplan.
Artikel 2 Verkeer - Verblijfsgebied
Zowel woonstraten als voet- en fietspaden zijn binnen deze bestemming toegestaan. Ook parkeer-, speel-, en groenvoorzieningen, alsmede voorzieningen van openbaar nut mogen worden gerealiseerd. Ten dienste van de bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan.
Artikel 3 Wonen
Naast vrijstaande, halfvrijstaande, geschakelde en aaneengebouwde woningen biedt de bestemming tevens ruimte aan beroepsmatige activiteiten aan huis en aan tuinen, erven en bijgebouwen. Binnen de bestemming zijn de bebouwingsvlakken voor de hoofdbebouwing aangegeven, alsmede aanduidingen voor bijgebouwen, die via de regels bepalen welke de gebruiks- en inrichtingsmogelijkheden zijn, zoals die gelden ten aanzien van de situering van de woningen, de bouwhoogte en de situering van bijgebouwen. Door middel van nadere eisen is een koppeling gemaakt met de geldende beeldkwaliteitsplannen. Door middel van een afwijking van de bouwregels kan worden afgeweken van het maximale bebouwingspercentage en een erker of entree voor de voorgevel worden toegestaan.
5.1 Bepalingen van het bestemmingsplan 'De Beekse Akkers' welke van toepassing zijn
In het lid ‘Bepalingen van het bestemmingsplan “De Beekse Akkers” welke van toepassing zijn’ wordt aangegeven welke regels van het moederplan onverkort van toepassing zijn binnen het plangebied van dit uitwerkingsplan.
Artikel 6 Overgangsrecht
Het overgangsrecht ten aanzien van het bouwen staat verwoord in artikel 3.2.1 Bro. Dit artikel is één op één overgenomen in dit bestemmingsplan. Een bouwwerk dat op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt aanwezig is dan wel planologisch mogelijk is, mag gedeeltelijk worden vernieuwd, veranderd of in het geval van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De aard van het gebouw mag hierbij niet veranderen en ook mag de omvang niet worden vergroot. Eventuele uitbreiding is slechts mogelijk met een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag. Het tweede lid gaat in op het gebruik van (on)bebouwde gronden en bouwwerken, dat afwijkt van het bestemmingsplan. Het afwijkend gebruik mag worden voortgezet.
Artikel 7 Slotregel
Het laatste artikel van het bestemmingsplan betreft de slotregel, waarin de naam, zoals de regels aangehaald kunnen worden, is opgenomen.
Conform de procedureregels in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht heeft het ontwerpbesluit tot uitwerking van het gebied met de bijbehorende stukken voor een periode van zes weken ter inzage gelegen, van maandag 1 juni 2015 tot en met maandag 13 juli 2015. Belanghebbende zijn in de gelegenheid gesteld om binnen genoemde termijn schriftelijk of mondeling zienswijzen in te dienen bij het college van burgemeester en wethouders. Binnen de periode van tervisielegging zijn geen zienswijzen ontvangen.
Direct na de beroepstermijn treedt, indien tijdens de beroepstermijn geen verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, het plan in werking.