direct naar inhoud van Artikel 9 Maatschappelijk
Plan: BP Kom Mariahout
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1659.BPMHkommariahout-C001

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

9.1.1 Algemeen

De voor 'maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke dienstverlening;
  • b. kantine, direct verbandhoudende met de onder a genoemde functies, met een maximum van 10% van de bruto-vloeroppervlakte;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', het wonen in een bedrijfswoning;
  • d. een Lourdesgrot;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. waterbergings- en infiltratievoorzieningen, waterpartijen en watergangen;
  • h. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • i. doeleinden van openbaar nut.

9.1.2 Begraafplaats

De voor 'maatschappelijk' aangewezen gronden zijn, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats', mede bestemd voor:

  • a. een begraafplaats;
  • b. kleine bouwwerken, welke wat betreft aard en afmetingen passen binnen de hiervoor genoemde doeleinden.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' waar gebouwen binnen het gehele aangeduide gebied mogen worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd;
  • c. de oppervlakte van een gebouw ten behoeve van de begraafplaats mag ten hoogste 20 m² bedragen;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste de aangeduide 'maximale bouwhoogte (m)' bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een gebouw ten behoeve van de begraafplaats mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • f. de ruimten van de dienstverlenende bedrijven en instanties waarin het contact met het publiek plaatsvindt (balieruimte) mogen uitsluitend op de begane grond worden gesitueerd;
  • g. per bouwperceel mag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', maximaal één bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat voor de bouw van de woning geldt dat:
  • de woning, al dan niet in één bouwmassa met of aangebouwd aan de bedrijfsbebouwing, slechts mag worden gebouwd binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak;
  • de goothoogte van de woning niet meer mag bedragen dan 6,5 m met een maximale bouwhoogte van 10,5 m;
  • de inhoud van de woning maximaal 750 m³ mag bedragen.

9.2.2 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Ten behoeve van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van bijgebouwen bedraagt maximaal 90 m² per woning;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen met een maximale bouwhoogte van 5 m met dien verstande dat een bijgebouw, dat met het hoofdgebouw verbonden is, zo hoog mag zijn als nodig is bij doortrekking van de kap van het hoofdgebouw tot over het bijgebouw;
  • d. voor bijgebouwen geldt dat zij moeten worden gebouwd binnen een (denkbeeldig) vlak vanaf 3 m hoogte op de perceelsgrens, wijkend onder een hoek van 60°, behalve in geval er sprake is van een aaneengesloten bouwmassa, inclusief kap, aan weerszijden van de perceelsgrens.

9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden binnen het bouwvlak mag de hoogte ten hoogste 4 m bedragen, met uitzondering van:
  • erfafscheidingen, waarvan de hoogte achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2 m en voor de naar de weg gekeerde bouwgrens max. 1 m mag bedragen;
  • verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten, waarvan de hoogte maximaal 8 m mag bedragen;
  • b. op de gronden buiten het bouwvlak, met uitzondering van de gronden gelegen binnen de aanduiding 'begraafplaats' mag de hoogte ten hoogste 2,5 m bedragen, met uitzondering van:
  • erfafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 1 m mag bedragen;
  • verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten, waarvan de hoogte maximaal 8 m mag bedragen;
  • de Lourdesgrot, waarvan de bouwhoogte maximaal 10 m mag bedragen;
  • c. op de gronden binnen de aanduiding 'begraafplaats' mag de hoogte ten hoogste 3 m bedragen, met uitzondering van:
  • erfafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2 m mag bedragen;
  • verlichtingsarmaturen, waarvan de hoogte maximaal 8 m mag bedragen.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van bouwwerken;
  • b. de aanleg en omvang van parkeergelegenheid,

indien zulks noodzakelijk is:

  • ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit;
  • ter waarborging van verkeers-, sociale en brandveiligheid;
  • in verband met de gewenste laad- en losruimte op eigen terrein;
  • in verband met milieu- en hydrologische aspecten.
9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 18 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. woondoeleinden in de vorm van het gebruik van bijgebouwen als afhankelijke woonruimte en van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, alsmede het gebruik anders dan als bedoeld in 9.1 onder c.;
  • b. de uitoefening van enige tak van handel (incl. detailhandel en horeca) en nijverheid;
  • c. de ruimten van de dienstverlenende bedrijven en instanties, waarin het contact met het publiek plaatsvindt (balieruimte), anders dan op de begane grondverdieping;
  • d. de opslag van goederen buiten het bouwvlak;
  • e. voor de uitoefening van een seksinrichting en/of (straat)prostitutie.
9.5 Ontheffing van de gebruiksregels

9.5.1 Ontheffing buurtsteunpunt

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 18, juncto artikel 9.4 onder b. ten behoeve van de realisering van een buurtsteunpunt met daarin naast maatschappelijke voorzieningen ook detailhandel en/of horeca. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de ontheffing mag uitsluitend verleend worden ten behoeve van de vestiging van de functies detailhandel en horeca, categorie I, in combinatie met maatschappelijke voorzieningen;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken mogen niet onevenredig worden verstoord;
  • c. parkeervoorzieningen dienen te voldoen aan de meest recente normen dienaangaande, thans de meest recente versie van de ASVV van het CROW;
  • d. het gebruik voor detailhandel en/of horeca mag geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  • e. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik.

9.5.2 Procedure ontheffing

Bij toepassing van de ontheffingsmogelijkheden geldt de procedure als bedoeld in artikel 21.