direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Heeze-Leende 2017
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1658.bpbuitengeb2017-vs02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Buitengebied Heeze-Leende 2017' met identificatienummer NL.IMRO.1658.bpbuitengeb2017-vs02 van de gemeente Heeze-Leende.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 AAB:

Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.

1.4 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonische opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 aan-huis-verbonden bedrijf:

een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.8 aan-huis-verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.9 aardkundige waarden:

landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken, zoals geologie, geomorfologie, reliëf, grondwaterhuishouding (kwelgebieden), bodemopbouw/bodemsamenstelling, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.

1.10 agrarisch bedrijf:

Inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op:

  • a. het voortbrengen van producten door het telen van gewassen;
  • b. het houden van dieren,

nader te onderscheiden in:

  • 1. een (vollegronds)teeltbedrijf;
  • 2. een veehouderij;
  • 3. een glastuinbouwbedrijf;
  • 4. een overig agrarisch bedrijf.
1.11 agrarisch-technisch hulpbedrijf:

een bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het leveren van goederen en diensten aan agrarische bedrijven of dat agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals loonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en handel, veetransport en veehandel, met uitzondering van mestbewerking.

1.12 agrarisch verwant bedrijf:

een bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.

Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven, volkstuinen.

1.13 archeologische verwachtingswaarde:

gronden met verwachtingswaarden, die kunnen bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang kunnen zijn en het cultuurhistorisch erfgoed kunnen vertegenwoordigen.

1.14 archeologisch waardevol:

gronden met actuele, hoge waarden, die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

1.15 attentiegebied natuurnetwerk nederland:

gronden met waarden in verband met een specifieke waterhuishoudkundige situatie in relatie tot een of meer van de volgende waarden en/of omstandigheden:

  • a. aanwezige aardkundige waarden.
  • b. aanwezige waterafhankelijke natuurwaarden.
  • c. aanwezige mogelijkheden voor ontwikkeling waterafhankelijke natuurwaarden.

Daarbij behoren tevens kwantitatieve aspecten (hoge waterstand, stabiel waterpeil, kwelsituatie) en/of kwalitatieve aspecten (voedselarm, onvervuild), zoals vastgelegd in de Verordening Ruimte en de Keur.

1.16 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.17 bebouwingsconcentratie:

kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster (bebouwingsconcentratie 1+2);

  • a. bebouwingsconcentratie 1 (gewone bebouwingsconcentratie):

een met deze aanduiding aangegeven gebied, dat wordt gekenmerkt door:

    • 1. een vlakvormige verzameling van meer dan 15 gebouwen of bouwvlakken bij een kruispunt van wegen.
    • 2. een lijnvormige verzameling van meer dan 15 gebouwen of bouwvlakken langs een weg, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen de bouwpercelen.
    • 3. de nabijheid van een kern en/of doorgaande weg.
  • b. bebouwingsconcentratie 2 (perifere bebouwingsconcentratie):

een met deze aanduiding aangegeven gebied, dat wordt gekenmerkt door:

    • 1. een vlakvormige verzameling van meer dan 10 gebouwen of bouwvlakken bij een kruispunt van wegen.
    • 2. een lijnvormige verzameling van meer dan 10 gebouwen of bouwvlakken langs een weg, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen de bouwpercelen.
    • 3. enige afstand van een kern en/of doorgaande weg.
1.18 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig produceren, bewerken, installeren, inzamelen, herstellen, verhuren, opslaan en distribueren van goederen, alsmede het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen en bedrijven daaronder niet begrepen.

1.19 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.20 bedrijfsmatige exploitatie:

het via een bedrijf/stichting of ander rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat de recreatieverblijven danwel sportaccommodaties daadwerkelijk worden gebruikt voor recreatieve doeleinden of sportvoorzieningen.

1.21 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo):

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.22 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

1.23 bedrijvigheid:

het vervaardigen, bewerken en/of verwerken van stoffelijke objecten/goederen.

1.24 beekherstel:

een zone ten behoeve van het behoud, het herstel en de ontwikkeling van een meer natuurlijke beekloop via hermeandering, de aanleg van driehoekskribben, etc.

1.25 beperkingen veehouderij:

gebied waar de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen zijn beperkt.

1.26 beperkt kwetsbaar object:

een object als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.27 bestaande situatie:
  • a. t.a.v. bebouwing: bouwwerken aanwezig op het moment van het van kracht worden van het plan, en bouwwerken die op het moment van het van kracht worden van dit plan mogen worden gebouwd krachtens een daartoe verleende omgevingsvergunning.
  • b. t.a.v. gebruik: legaal gebruik aanwezig op het moment van het van kracht worden van dit plan.
1.28 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.29 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.

1.30 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.31 bijgebouw:

een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zowel qua afmeting als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.32 boerderij of boerderijgebouw:

één gebouw, dat bestaat uit één overwegend ongelede (hoofd)bouwmassa, waarbinnen zich de (voormalige) agrarische bedrijfswoning en de (voormalige) agrarische bedrijfsruimten bevinden, zoals bijvoorbeeld een langgevel-boerderij of een kortgevelboerderij.

1.33 boerderijsplitsing:

het opdelen, binnen de bestaande (hoofd)bouwmassa, van een boerderij(gebouw) in niet meer dan 2 woningen of een in de regels aangegeven ander maximum aantal woningen.

1.34 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.35 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.36 bouwlaag of verdieping(slaag):

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren en balklagen/plafonds is begrensd, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw/kelder en zolder/vliering.

1.37 bouwmassa:

een complex van aaneengebouwde bouwwerken.

1.38 bouwperceel:

aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan.

1.39 bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.40 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarbinnen gebouwen, bijbehorende bouwwerken, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere permanente voorzieningen ten behoeve van eenzelfde bestemming worden geconcentreerd.

1.41 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct met de aarde verbonden is;

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.42 Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV):

instrument waarin maatregelen zijn benoemd ter bevordering van de transitie naar zorgvuldige veehouderij voor individuele bedrijven, zoals toegepast door de provincie Noord-Brabant.

1.43 burgerwoning:

een woning, niet zijnde een agrarische bedrijfswoning, een bedrijfswoning of recreatiewoning, welke bedoeld is voor één afzonderlijk huishouden.

1.44 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur.

1.45 dagrecreatie:

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de woning, zonder dat daar een overnachting elders mee gepaard gaat.

1.46 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.47 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit met uitzondering van supermarkten. Bedrijven gericht op consumentenverzorging, zoals kappers, schoonheidsspecialisten en nagelstudio's zijn hieronder begrepen.

1.48 detailhandel, productiegebonden detailhandel:

beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf dat die goederen vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.49 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlende instelling:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een bedrijf en een seksinrichting.

1.50 dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.

1.51 dierenverblijf:

gebouw voor het houden van landbouwhuisdieren, inclusief de daartoe behorende voorzieningen.

1.52 ecologische hoofdstructuur/natuurnetwerk nederland:

samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.

1.53 erfbeplanting:

visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie.

1.54 erker:

een voor de gevel uitgebouwde raampartij.

1.55 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

1.56 evenement:

een georganiseerde publieke gebeurtenis in de vorm van een voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak in de vorm van sport, spel, cultuur, tradities en dergelijke.

1.57 extensief recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan en waarbij het gebruik weinig invloed heeft op de doeleinden binnen de bestemming.

1.58 functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

1.59 gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.60 goede leefomgeving:
  • a. er is rekening gehouden met de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden;
  • b. de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, de omvang van de bebouwing en de beoogde functie, past in de omgeving gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid;
  • c. een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer is verzekerd, waaronder een goede aansluiting op de aanwezige infrastructuur van weg, water of spoor, inclusief openbaar vervoer, een en ander onder onverminderd hetgeen in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer is bepaald.
1.61 glastuinbouwbedrijf:

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend gericht is op het telen van gewassen in kassen en/of hoge tunnels, welke ter plaatse (overwegend) permanent aanwezig zijn.

1.62 groen - landschapselement:

zie landschapselementen.

1.63 groenblauwe mantel:

gebieden met een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water die overwegend grenzen aan de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszone of die deze verbinden.

1.64 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf.

1.65 grondgebonden veehouderij:

veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie.

1.66 hokdierhouderij:

veehouderij met uitzondering van nertsenhouderij, melkrundveehouderij en schapenhouderij.

1.67 hoofdfunctie:

een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt.

1.68 hoofdgebouw:

een gebouw, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een bouwperceel en, gelet op die bestemming, het belangrijkste is.

1.69 hoogzit

een uitkijkpunt in het kader van wildbeheer voor het waarnemen en afschieten van wilde dieren.

1.70 horeca:

bedrijfsmatig verstrekken van dranken of etenswaren voor gebruik ter plaatse, bedrijfsmatig bieden van hotel- of groepsaccommodatie bedrijfsmatig bieden van vermaaks- of wellnessfaciliteiten of bedrijfsmatig bieden van congres- of vergaderfaciliteiten, één en ander al dan niet in combinatie met elkaar;

1.71 horecabedrijf, reguliere horeca:

een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van nachtverblijf/logies, en/of ter plaatse te nuttigen etenswaren en dranken en/of zaalverhuur in verband daarmee, uitgezonderd een discotheek, bar, nachtclub of dancing.

1.72 horecabedrijf, daghoreca:

een bedrijf dat is gericht op het verstrekken en ter plaatse nuttigen van kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije dranken aan passanten, toeristen en recreanten ondersteunend aan de aanwezige hoofdvoorziening.

1.73 hulpgebouw:

een gebouw, behorende bij een landbouwperceel/landbouwkavel, dat zowel qua afmeting als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het (agrarisch) hoofdgebruik.

Het gaat hier onder meer om dierenverblijven, schuilhutten, schuilgelegenheden, kapschuren, melkschuren, etc.

1.74 hydrologische betekenis:

gronden met een betekenis binnen het watersysteem van het plangebied als infiltratiegebied, intermediair gebied en/of kwelgebied.

1.75 hydrologische waarden:

gronden met waarden in verband met een specifieke (geo)hydrologische en/of waterhuishoudkundige situatie, mede in relatie tot aanwezige aardkundige waarden en/of waterafhankelijke natuurwaarden.

Het gaat hier onder meer om verdrogingsbestrijding, waterberging en beekherstel.

1.76 intensieve kwekerij:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf (bijvoorbeeld champignonkwekrij, wormenkwekerij, m.u.v. viskwekerij, etc.).

1.77 intensieve veehouderij:

een niet-grondgebonden bedrijf waarin het houden van varkens of pluimvee de hoofdzaak is.

1.78 kampeermiddel:

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.79 kas:

agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter.

1.80 kelder:

een geheel ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorende bovengronds bouwwerk.

1.81 kleinschalig kamperen:

Kleinschalig recreatief nachtverblijf op gronden met een andere hoofdfunctie in de vorm van kamperen met kampeermiddelen tot een in de regels aangegeven maximum aantal kampeermiddelen, zoals kamperen bij de boer.

1.82 kleinschalig logeren:

een nevenactiviteit bij een (bedrijfs)woning met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk 1 tot maximaal 14 nachten, ter plaatse verblijft. Een eenheid is een slaapplaats voor 2 personen.

1.83 kleinschalige voorzieningen:

Voorzieningen van geringe omvang aansluitend aan het bouwvlak voor extra ruwvoeropslag (b.v. een kuilvoerplaat).

1.84 kwetsbaar object:

een object als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.85 kwetsbare soorten/kwetsbare natuurwaarden:

zeldzame planten of dieren, die hoge eisen stellen aan de inrichting en het gebruik van hun omgeving. Het gaat hier onder meer om: weidevogels, ganzen en zwanen, dagvlinders, amfibieën, reptielen en om bijzondere planten.

1.86 kwaliteitsverbetering van het landschap:

een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving.

1.87 landschappelijke waarden:

het geheel van waarden in verband met bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, archeologische, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.

1.88 landschapselementen:

de verzameling van landschappelijke beplantingen en kleine natuurelementen, welke onderdeel uitmaken van het lokaal landschappelijk raamwerk.

1.89 loon(werk)bedrijf:

een bedrijf dat – voornamelijk met behulp van verplaatsbare werktuigen- diensten verleent aan agrarische bedrijven, hetzij in verband met de bodemcultuur, hetzij ter uitvoering van grondwerkzaamheden, met uitzondering van mestbewerking.

1.90 maatschappelijke en culturele voorzieningen:

educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijsvoorzieningen, zorgvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met - en ten dienste van deze voorzieningen.

1.91 manege:

een recreatiebedrijf dat op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden.

1.92 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.93 mestbewerking:

de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest.

1.94 natuurbegraafplaats:

terrein dat deel uitmaakt van een natuur- en/of bosgebied, waar lichamen worden begraven en/of urnen worden bewaard en activiteiten van levensbeschouwende aard plaatsvinden. Er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van onbehandelde en/of onbewerkte natuurlijke materialen. Grafmonumenten zoals grafstenen, zerken of grafbeplanting zijn niet toegestaan, enkel een gedenkteken van vergankelijk natuurlijk materiaal.

1.95 natuurwaarden:

de waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid/ongestoordheid en kenmerkendheid voor het gebied.

1.96 netto glas:

aantal m2 kasoppervlakte.

1.97 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt.

1.98 normaal onderhoud en/of gebruik:

tot het normaal onderhoud en/of gebruik van landbouwgronden, bossen/bosjes, natuurterreinen en landschapselementen behoort het reguliere beheer. Hiertoe behoort het normaal agrarisch beheer en het normaal bos-, natuur- en landschapsbeheer:

  • a. normaal agrarisch beheer, waaronder het maaien, beweiden en bemesten van grasland, het verbeteren van grasland door het scheuren van de grasmat buiten het broedseizoen van weidevogels en het direct opnieuw inzaaien, het ploegen en cultiveren van bouwland niet dieper dan de bouwvoor, het verbouwen van akkerbouwgewassen, zoals maïs in wisselteelt, het maaien en schonen van de sloot en slootkant en het vervangen van - en onderhoud aan drainage;
  • b. normaal bos-, natuur- en landschapsbeheer, waaronder het periodiek uitdunnen en snoeien van houtwal of singel, het knotten van bomen, het opvullen van open plekken in een houtwal of singel, alsmede het uitdunnen van bomen, laten liggen van dode bomen en het verwijderen van dode bomen.
1.99 omgevingsvergunning:

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.100 overig gebouw:

een gebouw, behorende bij een landbouwperceel/landbouwkavel, dat benut wordt voor het bouwen en opbouwen van wagens.

Het gaat hier onder meer om schuilhutten, nissenhutten, schuren, overkappingen, etc. ten behoeve van de bouw en opbouw van wagens (bijvoorbeeld ten behoeve van Carnaval, Brabantse Dag, Bloemencorso).

1.101 overige agrarisch bedrijf:

agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, vollegrondsteeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt.

1.102 overkapping:

een constructie met niet meer dan drie wanden waarvan niet meer dan twee wanden tot de constructie behoren.

1.103 paardenbak:

een buitenrijbaan ten behoeve van (hobbymatige) paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander vergelijkbaar materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.

1.104 paardenhouderij:

een semi-agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend gericht is op het africhten van paarden, het bieden van verblijf aan paarden (bijvoorbeeld paardenpension/paardenstalling) en de handel in paarden.

1.105 perceelsgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.106 permanente bewoning:

bewoning van een verblijfseenheid waarbij niet meer dan 120 dagen per jaar elders wordt verbleven.

1.107 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

1.108 raamprostitutie:

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

1.109 recreatiewoning:

een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie ten dienste van gebruikers die hun hoofdverblijf/eerste woning elders hebben.

1.110 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.111 recreatieve voorziening:

voorzieningen bedoeld voor recreatief gebruik zoals musea, sportterreinen, speeltuinen, hondenoefenterreinen, dierenparken, openluchttheaters en groepsaccommodaties.

1.112 regionaal waterbergingsgebied:

een gebied dat noodzakelijk is om wateroverlast uit regionale watersystemen tegen

te gaan.

1.113 ruimtelijke eenheid:

complex van bij elkaar behorende bouwwerken.

1.114 ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit van de ruimte (woon-, werk- en leefomgeving) als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte, deze kwaliteit wordt bepaald door expliciete aandacht voor de ruimtelijk-functionele kwaliteit, de stedenbouwkundige kwaliteit, de beeldkwaliteit, de architectonische kwaliteit, de landschappelijke kwaliteit en de cultuurhistorische kwaliteit van objecten en terreinen, mede in relatie tot het streekeigen karakter van de directe omgeving.

1.115 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.116 stacaravans:

een caravan of soortgelijk onderkomen al dan niet op wielen, dat mede, gelet op de afmetingen, niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, bestemd of uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden, uitsluitend voor recreatieve doeleinden.

1.117 stalderingsgebied:

gebied waarbinnen het oprichten van een dierenverblijf voor een hokdierhouderij is gekoppeld aan de sanering van een bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij met als doel de regionale concentratie van vee te reguleren en verdere leegstand te voorkomen. Bij de toepassing van de regels van dit bestemmingsplan wordt de begrenzing van het stalderingsgebied bepaald door de begrenzing van de aanduiding 'Stalderingsgebied' in de provinciale Verordening ruimte.

1.118 statische opslag (binnenopslag):

de binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en dergelijke.

1.119 straatprostitutie:

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.

1.120 struweelvogels:

vogels die voorkomen in een leefomgeving met een besloten of halfopen landschapsstructuur met een kleinschalige percelering, houtwallen, ruige perceelsranden en slootkanten, overhoekjes, solitaire bomen, dijken en onverharde wegen en paden.

Hieronder worden in ieder geval verstaan: winterkoning, heggenmus, geelgors, roodborstje, tuinfluiter, braamsluiper.

1.121 (teelt)ondersteunende kas:

een (teelt)ondersteunende voorziening in de vorm van een (permanente) kas.

1.122 (teelt)ondersteunende voorzieningen:

ondersteunende voorzieningen, in, op of boven de grond, die onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een (grondgebonden) open- of vollegronds tuinbouwbedrijf(stak), boom- of vaste plantenteeltbedrijf(stak) en die gebruikt worden om de bedrijfsvoering te optimaliseren. hierdoor vindt (een deel van) de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden plaats, waardoor gezorgd kan worden voor een verbetering van de productiekwaliteit en/of arbeidsomstandigheden, teeltvervroeging of –verlating en het terugdringen van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffengebruik. Hierbij kunnen worden onderscheiden:

  • a. (teelt)ondersteunende kassen.
  • b. hoge permanente (teelt)ondersteunende voorzieningen.
  • c. hoge tijdelijke (teelt)ondersteunende voorzieningen.
  • d. lage permanente (teelt)ondersteunende voorzieningen c.q. containervelden.
  • e. lage tijdelijke (teelt)ondersteunende voorzieningen.
1.123 teeltondersteunende voorzieningen (hoog, permanent):

teeltondersteunende voorzieningen, in de regel hoger dan 1,5 m, ter bescherming van zaaisels en planten, tegen onkruid en wildschade en tegen weersinvloeden, die vrij makkelijk verwijderbaar zijn, maar waarbij dat niet na elk teeltseizoen plaats vindt.

Hieronder worden in ieder geval verstaan teeltbakken in stellingen of teelttafels, eventueel met regenkappen. ondersteunende (glas)kassen. plastic-/foliekassen, -tunnels en -regenkappen.

1.124 teeltondersteunende voorzieningen (hoog, tijdelijk):

teeltondersteunende voorzieningen, in de regel hoger dan 1,5 m, ter bescherming van zaaisels en planten, tegen onkruid en wildschade en tegen weersinvloeden, die aanwezig zijn gedurende de periode dat de teelt dat vereist, en die na (een deel van) het teeltseizoen, en uiterlijk binnen 8 maanden, weer worden verwijderd.

Hieronder worden in ieder geval verstaan: menstoegankelijke wandelkappen, schaduwhallen voor het afharden van producten en ter bescherming van plantmateriaal tegen scherpe zon. hagelnetten en vraatnetten.

1.125 teeltondersteunende voorzieningen (laag, permanent):

teeltondersteunende voorzieningen, met een hoogte van maximaal 1,5 m, voor plantaardige teelten, die op of nabij de grond worden aangebracht, voor zogenaamde containerteelt.

Hieronder worden in ieder geval verstaan: containervelden als onomkeerbare voorziening, waarbij gebruik gemaakt wordt van een geheel verharde ondergrond veelal van niet-opneembare/gesloten verhardingen, zoals beton. containervelden als omkeerbare voorzieningen, waarbij gebruik gemaakt wordt van anti-worteldoek met daartussen opneembare of open verhardingen, zoals betonplaten, tegel- of klinkerbestratingen.

1.126 teeltondersteunende voorzieningen (laag, tijdelijk):

teeltondersteunende voorzieningen, met een hoogte van maximaal 1,5 m, aanwezig gedurende de periode dat de teelt dat vereist, en die na (een deel van) het teeltseizoen, en uiterlijk binnen 8 maanden, weer worden verwijderd.

Hieronder worden in ieder geval verstaan: lage tunnels van halfronde bogen waarover plastic of gaasdoek wordt gespannen. insectengaas. afdekfolies. vlakveldfolies.

1.127 terras (boerenterras):

Een buiten gebouwen gelegen plek voor daghoreca, waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of etenswaren worden verstrekt.

1.128 tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders:

het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn, voor zover noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

1.129 trekkershut:

een bedrijfsmatige geëxploiteerde, houten kleine vrijstaande blokhut, zonder of met eigen sanitaire voorziening, die dient als periodiek verblijf voor wisselende individuen en groepen van recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.130 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.131 veehouderij:

agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.

1.132 verbrede landbouw:

activiteiten bij een agrarisch bedrijf die voortvloeien uit de agrarische bedrijfsvoering en die ten dienste staan van het agrarische bedrijf zoals agro-toerisme, waaronder agrarisch natuurbeheer, bewerking en waardevermeerdering van ter plaats geproduceerde producten en zorgboerderijen.

1.133 verblijfsrecreatie:

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen.

1.134 verkoopvloeroppervlakte (vvo):

in een detailhandelsvestiging voorkomende hoeveelheid bedrijfsvloeroppervlakte, gemeten in m2 op de vloer van de bedrijfsruimte, ten behoeve van de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen of het verlenen van aanverwante diensten.

1.135 viskwekerij:

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering, die gericht is, op het kweken van vis.

1.136 voorgevel:

de gevel van een gebouw, die is gekeerd naar de weg of het openbaar gebied waarop het bouwperceel overwegend georiënteerd is (bij een hoekgevel is er slechts sprake van één voorgevel).

1.137 voorgevelrooilijn:

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.

1.138 (vollegronds)teeltbedrijf:

agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.

1.139 volwaardig(heid van een) agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van ten minste één volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen, en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen in zowel bedrijfseconomisch opzicht als op milieuhygiënisch verantwoorde wijze.

1.140 water- en huishoudkundige voorzieningen:

al het oppervlaktewater zoals greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.141 werk:

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.

1.142 wonen:

het verblijven van een huishouden in een hoofdverblijf.

1.143 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.144 woonboerderij:

een boerderij of boerderijgebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in hetzelfde gebouw opgenomen (voormalige) bedrijfsruimten, waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn (bijvoorbeeld langgevelboerderij of kortgevelboerderij).

1.145 zorggarage:

maatschappelijke voorziening in de vorm van een garage, zijnde geen particuliere garage voor consumenten, waar begeleiding/dagbesteding wordt geboden aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt waarbij specialistische kennis op het gebied van het restaureren en repareren van auto's wordt overgebracht.

1.146 zorgvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de welzijnszorg , i.c. de verzorging/verpleging van mensen op het fysieke, psychische en/of sociale vlak in het kader van de verbetering van hun welzijn, met uitzondering van mantelzorg.

1.147 zorgvuldige veehouderij:

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

1.148 zijdelingse- / achterperceelsgrens

de niet naar een weg of openbaar gebied gekeerde grens van een bouwperceel.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Algemeen
2.1.1 afstand tot de weg:

de afstand tussen de bebouwing en de as van de weg.

2.1.2 afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse en achterste perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

2.1.3 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

2.1.4 bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

2.1.5 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.1.6 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.1.7 dakhelling:

langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak.

2.1.8 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.1.9 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane-grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.1.10 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.1.11 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m in de diepte en 3,0 m in de hoogte.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische doeleinden;
  • b. permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – teeltondersteunende voorzieningen’;
  • c. permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorzieningen’;
  • d. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen';
  • e. schermvliegen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – schermvliegen’;
  • f. paardenbakken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak';
  • g. behoud van (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen, in ieder geval ter plaatse van de aanduiding 'parkeerplaats';
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. extensief recreatief medegebruik;
  • j. tuin, ter plaatse van de aanduiding 'tuin';
  • k. landschappelijke inpassing, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing';

alsmede voor:

  • l. cultuurhistorische en kunstzinnige activiteiten ten behoeve van het gilde en de kunstkring ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – gilde en kunstkring'.
3.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Hulpgebouwen

Voor het bouwen van hulpgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het bouwen van hulpgebouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de bestemming.
  • b. Hulpgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - hulpgebouwen’, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. De goothoogte van hulpgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m.
    • 2. De bouwhoogte van hulpgebouwen mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
  • c. In afwijking van het bepaalde onder b mogen op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – teeltondersteunende voorzieningen’ permanente teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd tot een maximale bouwhoogte van 3,5 m.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder b mogen op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorzieningen’ permanente teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd tot een maximale bouwhoogte van 3,5 m.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder b mogen op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen’ tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd tot een maximale bouwhoogte van 3,5 m.
3.2.2 Overige gebouwen
  • a. Het bouwen van overige gebouwen voor het bouwen van wagens voor de Brabantse Dag is uitsluitend toegestaan conform de ‘Lijst overige gebouwen’ (Bijlage 2) onder de volgende voorwaarden:
  • 1. De bouwhoogte van tenten voor praalwagens is maximaal 8,5 m;
  • 2. Bouwwerken van de bij de tenten behorende gebouwen is maxmaal 3,5 m;
  • 3. De bouwhoogte van terreinafscheidingen is maximaal 2 m;
  • 4. De totale oppervlakte per bouwgroep bedraagt maximaal 800 m2;
  • 5. De bouwwerken zijn toegestaan tussen 1 juni en 1 oktober.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - verenigingsgebouw gilde en kunstkring' is een verenigingsgebouw voor het gilde en de kunstkring toegestaan met een goothoogte van maximaal 2,75 m en een bouwhoogte van maximaal 5,5 m.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Kleinschalige voorzieningen zijn niet toegestaan, met uitzondering van kleinschalige voorzieningen in de vorm van één dierenverblijf ter grootte van 20 m2 ter plaatse van het adres Rul 31, Heeze.
  • b. Overkappingen zijn niet toegestaan.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder c is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - schutsbomen' een schutsboom toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 17,5 meter.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder c zijn ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorzieningen’ permanente teeltondersteunende voorzieningen toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 3,5 m.
  • f. In afwijking van het bepaalde onder c zijn ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen’ tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 3,5 m.
  • g. De bouwhoogte van erfafscheiding mag niet meer bedragen dan 1 m.
  • h. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - sleufsilo’ mogen alleen sleufsilo’s en kuilvoerplaten worden gebouwd tot een maximale hoogte van 3 m.
  • i. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - kuilvoerplaat’ mogen alleen kuilvoerplaten worden neergelegd tot een maximale hoogte van 0,5 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 onder c voor het realiseren van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hogere bouwhoogte, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m.

3.3.2 Bouwhoogte erfafscheiding

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 onder d voor het realiseren van een erfafscheiding met een hogere bouwhoogte, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,5 m.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende voorwaarden:

  • a. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen'.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – schermvliegen’ mag maximaal 60 dagen per jaar gevlogen worden;
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – gilde en kunstkring' mag maximaal 12 keer per jaar gedurende maximaal 1 uur per keer worden geschoten.
  • d. Ter plaatse van het adres Jansborg 1 te Leende mogen de gronden en gebouwen niet worden gebruikt ten behoeve van een uitbreiding van de permanente teeltondersteunende voorzieningen indien het (erf)beplantingsplan, zoals opgenomen in Bijlage 3 van deze regels, nog niet is gerealiseerd of de (erf)beplanting niet duurzaam in stand wordt gehouden (gelaten, beheerd en onderhouden).
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.4 voor het toestaan van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De bouw is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een volwaardig agrarische bedrijf.
  • b. De tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen moeten nodig zijn voor de eigen bedrijfsvoering.
  • c. De hoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  • d. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 3,0 ha.
  • e. De tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mogen geen onevenredige aantasting van de waterhuishoudkundige belangen tot gevolg hebben. Alvorens de afwijkingsbevoegdheid toe te passen vraagt het bevoegd gezag hierover advies bij de waterbeheerder.
  • f. De in de aanhef genoemde vergunning kan alleen worden verleend indien verzekerd is dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden van de gronden.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het verwijderen van onverharde wegen of paden.
  • b. Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².
3.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. krachtens een verleende vergunning reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.6.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 3.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de algemene landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden.
  • b. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het waterschap, voor zover de afweging mede betrekking heeft op hydrologische waarden.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Vormverandering bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een of meerdere aan deze bestemming grenzende bestemmingen ten behoeve van de vormverandering van het bestemmingsvlak van deze bestemming waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De wijzigingsbevoegdheid kan uitsluitend worden toegepast gelijktijdig met de wijzigingsbevoegdheid binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf’.
  • b. Vormverandering ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - natuurnetwerk nederland' is niet toegestaan.
  • c. Vormverandering ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - reservering waterberging' is uitsluitend toegestaan indien het waterbergend vermogen van het gebied niet onevenredig wordt aangetast.
  • d. De totale oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.
  • e. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • f. Er dient sprake te zijn van een passende bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van het landschap, die in ieder geval bestaat uit een zorgvuldige landschappelijke inpassing conform een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan.
  • g. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de ontwikkeling.
  • h. Er dient door middel van een onderzoek naar de waterstaatkundige consequenties te worden aangetoond dat sprake is van hydrologisch neutraal bouwen.
  • i. Aangetoond dient te zijn dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie in een Natura2000-gebied, danwel dat de depositie geen gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura2000-gebied.
  • j. De wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven doeleinden.
3.7.2 Vergroten bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf’ waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Vergroting ter plaatste van de aanduiding 'overige zone - natuurnetwerk nederland' is niet toegestaan.
  • b. Vergroting ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - reservering waterberging' is uitsluitend toegestaan indien het waterbergend vermogen van het gebied niet onevenredig wordt aangetast.
  • c. Voor grondgebonden agrarische bedrijven, waar geen vee wordt gehouden, geldt, naast de voorwaarden genoemd in sub g, dat vergroting van het bestemmingsvlak is toegestaan tot een maximum van 2,5 ha. Voor grondgebonden agrarische bedrijven waar vee wordt gehouden, geldt naast de voorwaarden genoemd in sub g, dat vergroting van het bestemmingsvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha.
  • d. Voor een veehouderij gelden de volgende bepalingen:
    • 1. Er is een uitbreiding toegestaan naar maximaal 1,5 ha in totaal.
    • 2. De ontwikkeling is niet gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - beperkingen veehouderij'. Dit geldt niet indien er sprake is van een grondgebonden veehouderij.
    • 3. Er zijn maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij.
    • 4. De ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving inpasbaar in de omgeving.
    • 5. De maatregelen als bedoeld onder 3., in ieder geval voldoen aan de door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant gestelde nadere regels Verordening ruimte 2014 Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV), zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag, met dien verstande dat, indien deze regels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.
    • 6. Er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan de genoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke tenminste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert.
    • 7. Er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 ìg/m³.
    • 8. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de ontwikkeling.
  • e. Voor een glastuinbouwbedrijf gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. uitbreiding is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel';
    • 2. er is een uitbreiding toegestaan naar 4 ha in totaal waarvan maximaal 3 ha netto glas in totaal;
    • 3. er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de ontwikkeling.
  • f. Voor overige niet grondgebonden bedrijven ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve kwekerij’, ‘viskwekerij’ of ‘paardenhouderij’ geldt, naast de voorwaarden genoemd in sub h, dat vergroting van het bestemmingsvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha.
  • g. Naast de hiervoor per soort agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden in het algemeen de volgende voorwaarden:
    • 1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsontwikkeling van een volwaardig bedrijf.
    • 2. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bestemmingsvlak.
    • 3. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
    • 4. Ter plaatse van de gebieden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1’ is vergroting uitsluitend toegestaan indien nader archeologisch onderzoek is verricht.
    • 5. Ter plaatse van de gebieden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2’ is vergroting tot 5.000 m² toegestaan zonder nader archeologisch onderzoek, tenzij er binnen een straal van 50 m van het bestaande bestemmingsvlak archeologische vondsten zijn gedaan.
    • 6. Er dient sprake te zijn van een passende bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van het landschap, die in ieder geval bestaat uit een zorgvuldige landschappelijke inpassing conform een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan.
    • 7. Indien de ontwikkeling gelegen is ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel', de ontwikkeling gepaard dient te gaan met een positieve bijdrage aan water, natuur of landschap op basis van de kenmerken van het gebied.
    • 8. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - attentiegebied natuurnetwerk nederland' of 'overige zone - natuurnetwerk nederland' mag geen aantasting van de ecologische waarden en kenmerken van het Natuurnetwerk Nederland plaats vinden.
    • 9. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB en bij het waterschap.
    • 10. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de ontwikkeling.
    • 11. Aangetoond dient te zijn dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie in een Natura2000-gebied, danwel dat de depositie geen gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura2000-gebied.
    • 12. Er dient door middel van een onderzoek naar de waterstaatkundige consequenties te worden aangetoond dat sprake is van hydrologisch neutraal bouwen.
    • 13. De wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven doeleinden.
3.7.3 Realisatie van kleinschalige voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te voorzien van een aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – kleinschalige voorziening’ ten behoeve van de realisatie van kleinschalige voorzieningen ten behoeve van de opslag van ruwvoer aansluitend aan de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De betreffende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten noodzakelijk zijn voor de agrarische bedrijfsvoering en het bedrijf moet vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate zijn aangewezen op de opslag van ruwvoer.
  • b. Aangetoond dient te worden dat de voorzieningen niet binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' gerealiseerd kunnen worden.
  • c. De realisatie moet plaatsvinden aansluitend aan de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'.
  • d. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 5000 m².
  • e. De hoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • f. Het bouwperceel mag niet groter zijn dan 2 hectare.
  • g. De waterhuishoudkundige belangen mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • h. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • i. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingplan met verzekering van de aanleg en instandhouding ervan.
  • j. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB en bij het waterschap.
  • k. De gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - natuurnetwerk nederland'.
3.7.4 Wijziging naar Bos, Groen-Landschapselement of Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bos’, 'Groen - Landschapselement’ of 'Natuur’ ten behoeve van behoud, herstel of ontwikkeling van het bos, het groen of de natuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De wijziging uitsluitend plaats kan vinden ter plaatse van de aanduidingen ‘overige zone - behoud en herstel watersystemen', 'overige zone - attentiegebied natuurnetwerk nederland' of 'overige zone - natuurnetwerk nederland', of ten behoeve van bos-, natuur- of landschapscompensatie aansluitend hieraan.
  • b. De wijziging kan pas plaatsvinden nadat de aankoop/overdracht heeft plaatsgevonden of in voldoende mate verzekerd is, hetgeen ook het geval is als de eigenaar van de gronden akkoord is met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid.
  • c. De wijziging ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos en natuur pas plaatsvindt nadat verzekerd is dat een aaneengesloten bosgebied, natuurgebied of natuurzone van voldoende omvang kan ontstaan.
  • d. De wijziging is uitsluitend toegestaan als de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.
3.7.5 Wijziging naar Water of Water - Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Water' of 'Water - Natuurwaarden' ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van water, beekherstel en/of waterberging, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bedrijfsexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
  • b. agrarische bedrijven met dien verstande dat:
    • 1. een glastuinbouwbedrijf enkel is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';
    • 2. een paardenhouderij enkel is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij';
    • 3. een intensieve kwekerij enkel is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve kwekerij';
    • 4. een viskwekerij enkel is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'viskwekerij';
  • c. één bedrijfswoning tenzij anders is aangeduid, waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' geen bedrijfswoningen zijn toegestaan en ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het aantal wooneenheden niet mag worden overschreden;
  • d. productiegebonden detailhandel, waarbij de totale gezamenlijke oppervlakte per agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan:
    • 1. 50 m² voor zover de agrarische bedrijven gelegen zijn binnen de 'overige zone - bebouwingsconcentratie 1', ‘overige zone - bebouwingsconcentratie 2’ of ‘overige zone - recreatief agrarisch gebied’;
    • 2. 25 m² voor overige agrarische bedrijven;
  • e. kleinschalig logeren tot een maximum van 300 m² ten behoeve van maximaal zes eenheden;
  • f. kleinschalig kamperen ten behoeve van maximaal 25 kampeermiddelen, mits het bestemmingvlak niet gelegen is aansluitend aan de bestemming in 'Bos' of 'Natuur’ en de afstand van de kampeerlocatie tot de dichtstbijgelegen (bedrijfs)woning minimaal 50 m bedraagt;
  • g. tuinen, erven en verhardingen;
  • h. paden en wegen en parkeervoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. extensief recreatief medegebruik;

alsmede voor:

  • k. het behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - waardevolle bebouwing’.
4.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende bepalingen:

  • a. Indien een bouwvlak aanwezig is, mogen gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – geen gebouwen toegestaan' zijn geen gebouwen toegestaan, maar uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • c. De afstand van gebouwen tot de as van de weg mag niet minder dan 15 m bedragen.
  • d. De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder dan 5 m bedragen.
  • e. Niet minder dan 90% van de gebouwen moet voorzien zijn van een schuine kap waarvan de dakhelling niet minder dan 12° en niet meer dan 50° bedraagt.
  • f. Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan, indien op de plankaart een koppelteken is aangegeven tussen bestemmingsvlakken worden deze aangemerkt als één bestemmingsvlak.
4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • c. Kassen mogen uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 3 ha en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 7,5 m.
  • d. Het gezamenlijk oppervlak van permanente teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van kassen mag niet meer bedragen dan 5.000 m² en ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – groenblauwe mantel' zijn teeltondersteunende kassen niet toegestaan.
  • e. Bij gebouwen voor veehouderijen mag ten hoogste één bouwlaag gebruikt worden voor het houden van dieren, uitgezonderd volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.
  • f. De maximaal toegestane oppervlakte aan bedrijfsgebouwen bedraagt op het adres Strijperstraat 66 te Leende 1.500 m² en het adres Strijperstraat 75 te Leende 700 m².
  • g. In afwijking van het bepaalde onder d zijn ter plaatse van het adres Jansborg 1 te Leende permanente teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van kassen met een gezamenlijk oppervlak van maximaal 5.000 m2 toegestaan.
4.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3 met dien verstande dat ondergrondse ruimten zoals kelders niet worden meegerekend.
  • b. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • d. Herbouw of vervangende nieuwbouw is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - waardevolle bebouwing’.
4.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80 m².
  • c. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
  • e. De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m.
  • f. De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 m.
  • g. Bij afbraak van een bestaand(e) vrijstaand(e) bijgebouw(en) met een oppervlakte van meer dan 80 m², mag het in sub b genoemde oppervlakte worden verhoogd met 50% van het oppervlak van de te slopen vrijstaande bijgebouwen c.q. bijgebouw met dien verstande dat het in sub b genoemde oppervlakte niet bij de berekening mag worden betrokken. Het maximaal toegestane gezamenlijke oppervlak van de bijgebouwen na afbraak mag niet meer bedragen dan 160 m².
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van kleinschalige windmolens, silo’s en mestvergistingsinstallaties mag niet meer bedragen dan 15 m.
  • b. De hoogte van belijning ten behoeve van een viskwekerij mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • c. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • d. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - sleufsilo’ mogen alleen sleufsilo’s en kuilvoerplaten worden gebouwd tot een maximale hoogte van 3 m.
  • f. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - kuilvoerplaat’ mogen alleen kuilvoerplaten worden neergelegd tot een maximale hoogte van 0,5 m;
  • g. Ter plaatse van het adres Jansborg 1 te Leende zijn teeltondersteunende voorzieningen niet-zijnde kassen met een gezamenlijk oppervlak van maximaal 2628 m2 toegestaan.
4.2.6 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Ondergronds bouwen van gebouwen is uitsluitend toegestaan onder gebouwen die bovengronds:
    • 1. reeds zijn gebouwd en/of;
    • 2. gelijktijdig worden gebouwd.
  • b. De verticale diepte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
4.2.7 Bouwverbod
  • a. Op de gronden binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' is een toename van de bebouwde oppervlakte aan dierenverblijven alleen toegestaan indien:
    • 1. maatregelen worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij conform de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV), zoals opgenomen in de Verordening ruimte 2014;
    • 2. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
    • 3. is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m³;
    • 4. een zorgvuldige dialoog is gevoerd op het betrekken van de belangen van de omgeving bij de planontwikkeling;
    • 5. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de aspecten als benoemd in artikel 31, 3e lid Verordening Ruimte 2014 inpasbaar is in de omgeving.
  • b. In aanvulling op het bepaalde onder a. is een toename van de bebouwde oppervlakte aan dierenverblijven voor een hokdierhouderij binnen het stalderingsgebied als bedoeld in de provinciale Verordening ruimte alleen toegestaan indien:
    • 1. binnen het betreffende stalderingsgebied als bedoeld in de provinciale Verordening ruimte bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of herbestemming, waarbij geldt dat:
      • de bestaande dierenverblijven die zijn gesaneerd dienen te voldoen aan de criteria die in de provinciale Verordening ruimte zijn gesteld aan 'bestaande dierenverblijven';
      • het gebruik van de bestaande dierenverblijven als dierenverblijf juridisch en feitelijk dient te zijn beëindigd;
    • 2. de oppervlakte van de sanering als bedoeld onder 1. tenminste 110% bedraagt van de oppervlakte aan dierenverblijf die in gebruik wordt genomen;
    • 3. de sanering als bedoeld onder 1. plaatsvindt in directe samenhang met de ingebruikname van een dierenverblijf en voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling;
    • 4. door of namens Gedeputeerde Staten is getoetst of aan de voorwaarden onder 1. tot en met 3. is voldaan en het door of namens Gedeputeerde Staten afgegeven bewijs dat aan deze voorwaarden is voldaan wordt overgelegd.
  • c. Het toevoegen van of het uitbreiden van een mestbewerking is niet toegestaan.
  • d. Vestiging van, uitbreiding van, omschakeling naar en toename van de oppervlakte dierenverblijf bij geitenhouderijen is niet toegestaan.
4.2.8 Specifieke bouwregels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - nieuwe bedrijfswoning'

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - nieuwe bedrijfswoning' (Beukenlaan 26 te Sterksel) geldt in aanvulling op of in afwijking van het overige in dit artikel bepaalde, de volgende specifieke bouwregel:

  • a. Dit gedeelte van het bestemmingsvlak mag alleen gebruikt worden ten behoeve van de bedrijfswoning (vervangende nieuwbouw). Op dit gedeelte mogen geen bedrijfsgebouwen worden opgericht.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Bouwen 1e bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder c voor het bouwen van een 1e agrarische bedrijfswoning, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  • a. De bedrijfswoning moet noodzakelijk zijn, wat betekent dat het bedrijf zonder een bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is.
  • b. Er dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf.
  • c. De noodzaak moet niet zijn ingegeven vanwege de eerdere afsplitsing van een (agrarische) bedrijfswoning.
  • d. De nieuwe bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • e. Er dient vooraf advies te worden ingewonnen van de AAB inzake de noodzaak van de bedrijfswoning en de volwaardigheid van het agrarische bedrijf.
4.3.2 Afwijken ten behoeve van het verkleinen van de afstand tot weg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder b voor het verkleinen van de afstand van de bebouwing tot de as van de weg, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. Het stedenbouwkundig beeld niet wordt aangetast.
  • b. De verkeersveiligheid wordt niet aangetast.
4.3.3 Afwijken ten behoeve van het verkleinen van de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder c voor het verkleinen van de afstand van de bebouwing tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarde:

  • a. De belangen van derden worden niet onevenredig geschaad.
4.3.4 Afwijken ten behoeve van een hogere bouwhoogte bij bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder a en b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goot- en/of bouwhoogte, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • c. De verhoging van de goot- en/of bouwhoogte is noodzakelijk in verband met een doelmatige bedrijfsvoering.
4.3.5 Afwijken ten behoeve van herbouw bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.3 onder d voor het herbouwen van een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – waardevolle bebouwing, met inachtneming van de volgende voorwaarde:

  • a. Er is een positief advies van de monumentencommissie.
4.3.6 Afwijken ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen op een grotere afstand

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.4 onder f voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen op een grotere afstand, met inachtneming van de volgende voorwaarde:

  • a. Het vergroten van de afstand is noodzakelijk in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.
4.3.7 Afwijken ten behoeve van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.5 onder d voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende voorwaarde:

  • a. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
4.3.8 Afwijken ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen binnen het bestemmingsvlak, onder de volgende voorwaarden:

  • a. teeltondersteunende kassen zijn niet toegestaan;
  • b. voor gebieden grenzend aan de bestemming 'Agrarisch’ mogen binnen het bestemmingsvlak permanente teeltondersteunende voorzieningen worden opgericht tot een maximum van 10.000 m².
4.3.9 Afwijken ten behoeve van een mestbewerking

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bepalingen van de bepaling in 4.2.7 onder c ten behoeve van het toevoegen van of het uitbreiden van mestbewerking, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  • a. Er is sprake van mestbewerking ten behoeve van een op dezelfde locatie gevestigde veehouderij.
  • b. Dit is vanuit het oogpunt van een goede leefomgeving inpasbaar in de omgeving.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende voorwaarden.

4.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de huisvesting van seizoensarbeiders;
  • b. bewonen bedrijfswoning door een derde;
  • c. vestiging van, uitbreiding van, omschakeling naar en toename van de oppervlakte dierenverblijf bij geitenhouderijen;
  • d. het toevoegen van of het uitbreiden van een mestbewerking;
  • e. een gebruikswijziging van bestaande gebouwen, gericht op het in gebruik nemen van bebouwing als dierenverblijf, tenzij wordt voldaan aan de voorwaarden zoals opgenomen in lid 4.2.7 onder a. en onder b.
4.4.2 Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven

Binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven toegestaan in de bedrijfswoning en/of bijgebouwen als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • 1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 45 m².
  • 2. De activiteit moet worden uitgeoefend door de bewoner zelf.
  • 3. Detailhandel is niet toegestaan.
  • 4. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
4.4.3 Overige specifieke gebruiksregels
  • a. Ter plaatse van de adressen Kerkhof 1 te Leende, Maarheezerweg-Zuid 16 te Leende, Turfven 11 te Sterksel en Chijnsgoed 3c te Sterksel is geen veehouderij toegestaan.
  • b. Ter plaatse van de bouwpercelen Burgemeester Vogelslaan 4 te Leende, Chijnsgoed 8a te Sterksel, Kloosterlaan 1 te Sterksel, Molenschut 5 te Leende en Paaldijk 6 te Leende mogen de gronden en gebouwen niet worden gebruikt t.b.v. de uitgebreide tak indien het (erf)beplantingsplan, zoals opgenomen in Bijlage 3 van deze regels, nog niet is gerealiseerd of de (erf)beplanting niet duurzaam in stand wordt gehouden (gelaten, beheerd en onderhouden).
  • c. Ter plaatse van het adres Heezerenbosch 24 te Heeze is 50 m2 aan daghoreca toegestaan in bestaande gebouwen en is een boerenterras van maximaal 100 m2 toegestaan;
  • d. Ter plaatse van het adres Hoogeindseweg 5a is 397 m2 aan nevenactiviteiten in de vorm van ontwikkeling/assemblage van luchtwassers en interieurbouw toegestaan.
  • e. Ter plaatse van het adres Langstraat 1a te Leende zijn maximaal 10 stacaravans toegestaan ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van seizoenarbeiders, waarbij:
    • 1. de oppervlakte per stacaravan niet meer mag bedragen dan 25 m²;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 3. één sanitaire unit van maximaal 38 m² is toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 3 m);
    • 4. de huisvesting van seizoenarbeiders is toegestaan van maart tot en met juli.
  • f. Ter plaatse van het adres Molenschut 5 Leende is het gebruik conform de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' alleen toegestaan indien 606 m3 (t=10) hemelwaterberging wordt gerealiseerd en in stand gehouden.
  • g. Ter plaatse van het adres Beukenlaan 26 te Sterksel geldt dat de nieuwe bedrijfswoning (vervangende nieuwbouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - nieuwe bedrijfswoning') pas mag worden gebruikt voor bewoning zodra de bewoning van de bestaande bedrijfswoning is beëindigd en de woonvoorzieningen uit de bestaande bedrijfswoning zijn verwijderd en dat gebruik voor bewoning niet is toegestaan indien het (erf)beplantingsplan (overeenkomstig Bijlage 3 bij de regels) nog niet is gerealiseerd of de (erf)beplanting niet duurzaam in stand wordt gehouden.
  • h. Ter plaatse van het adres Kerkedijk 3 te Sterksel is gebruik conform de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' alleen toegestaan indien de landschappelijke inpassing, zoals omschreven in paragraaf 4.2.3.3.1 van de ruimtelijke onderbouwing die als Bijlage 5 bij de regels is bijgevoegd, is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden (gelaten, beheerd, onderhouden).
  • i. Ter plaatse van de adressen Strijperdijk 5 te Leende, Heezerenbosch 23 te Heeze, Vlaamseweg 7a te Sterksel en Strabrecht 11 te Heeze mag de bedrijfswoning worden bewoond door personen die niet zijn gebonden aan het agrarisch bedrijf.
  • j. Per bestemmingsvlak is niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan; indien op de plankaart een koppelteken is aangegeven tussen bestemmingsvlakken worden deze aangemerkt als één bestemmingsvlak.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Verbrede landbouw en nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder a voor verbrede landbouw en nevenactiviteiten, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  • a. De agrarische functie dient op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.
  • b. Bij verbrede landbouw geldt dat functies zoals aangegeven in lid 4.6.9 (maatschappelijke en culturele voorzieningen (waaronder zorgvoorzieningen)) als verbreding van het agrarische bedrijf zijn toegestaan. Waarbij de daar genoemde voorwaarden van overeenkomstige toepassing zijn met dien verstande dat er geen sloop van overtollige agrarische bebouwing hoeft plaats te vinden en de omvang van de functie niet meer mag bedragen dan maximaal een kwart van de omvang van de bestaande agrarische functie tot een maximum van 250 m².
  • c. Bij nevenactiviteiten geldt dat functies zoals aangegeven in lid 4.6.5 (recreatie voorzieningen), lid 4.6.7 (agrarisch technische hulpbedrijven en/of agrarisch verwante bedrijven) en lid 4.6.8 (niet aan het buitengebied gebonden functies) zijn als nevenactiviteit bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan. Waarbij de daar genoemde voorwaarden van overeenkomstige toepassing zijn met dien verstande dat er geen sloop van overtollige agrarische bebouwing hoeft plaats te vinden en de omvang van de functie niet meer mag bedragen dan maximaal de helft van de omvang van de bestaande agrarische functie tot een maximum van 500 m² voor recreatie voorzieningen, alsmede een maximum van 400 m² voor agrarisch technische hulpbedrijven en/of agrarisch verwante bedrijven en voor niet aan het buitengebied gebonden functies.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder c geldt dat indien het bestemmingsvlak ligt ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - recreatief agrarisch gebied' de oppervlakte aan recreatieve voorzieningen maximaal 750 m² mag bedragen.
  • e. Bij cumulatie van meerdere vormen van verbrede landbouw en/of nevenactiviteiten mag het totale daarvoor te gebruiken bedrijfsvloeroppervlakte niet meer gaan bedragen 1.000 m² ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - bebouwingsconcentratie 1’, ‘overige zone - bebouwingsconcentratie 2’ of ‘overige zone - recreatief agrarisch gebied’, voor het overige buitengebied geldt dat de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer dan 500 m² mag bedragen.
  • f. Voor statische (inpandige) opslag geldt dat de totale gezamenlijke oppervlakte per agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan:
    • 1. 2.000 m² voor zover de agrarische bedrijven zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - bebouwingsconcentratie 1’ of ‘overige zone - bebouwingsconcentratie 2’;
    • 2. 1.000 m² voor overige agrarische bedrijven.
  • g. Bij verbrede landbouw en nevenactiviteiten is daghoreca (ondersteunende horeca) toegestaan tot een maximum oppervlakte van:
    • 1. 50 m² in bestaande bebouwing en een (boeren)terras van 100 m² voor zover de agrarische bedrijven liggen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie 1', 'overige zone - bebouwingsconcentratie 2' of ‘overige zone - recreatief agrarisch gebied’;
    • 2. 35 m² in bestaande bebouwing en een (boeren)terras van 100 m² voor overige agrarische bedrijven.
  • h. Bij verbrede landbouw en nevenactiviteiten zijn binnen het bouwvlak trekkershutten toegestaan tot 4 m. hoogte onder de volgende voorwaarden:
    • 1. Bij agrarische bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie 1' en 'overige zone - bebouwingsconcentratie 2' zijn 2 trekkershutten van 15 m2 per hut toegestaan.
    • 2. Bij agrarische bedrijven ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - recreatief agrarisch gebied’ zijn 4 trekkershutten van 15 m2 per hut toegestaan.
    • 3. Bij overige agrarische bedrijven zijn ze niet toegestaan.
  • i. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • j. De verbrede landbouw en/of nevenactiviteit mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  • k. De verbrede landbouw en/of nevenactiviteit mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • l. Bij verblijfsrecreatie dient sprake te zijn van een bedrijfsmatige exploitatie.
4.5.2 Afwijken ten behoeve van gebruik van bouwwerken voor seizoensarbeiders in bestaande bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.4.1 voor het gebruik van bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van seizoensarbeiders onder de volgende voorwaarden:

  • a. De huisvesting is uitsluitend toegestaan voor personen wier huisvesting daar ter plaatse noodzakelijk is vanwege een tijdelijke grote arbeidsbehoefte.
  • b. De huisvesting kan niet plaatsvinden in reguliere woningen, andere reguliere verblijfsvormen (hotel of pension) en/of de eigen bedrijfswoning.
  • c. De totale oppervlakte ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders in bestaande bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 250 m².
  • d. De huisvesting mag maximaal 4 maanden per kalenderjaar plaatsvinden.
  • e. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
  • f. Er dient te worden voorzien in een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan met verzekering van de aanleg en instandhouding ervan.
  • g. Zodra de noodzaak tot huisvesting niet meer aanwezig is trekt het bevoegd gezag de omgevingsvergunning in.
4.5.3 Bewonen bedrijfswoning door een derde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder c voor het bewonen van de bedrijfswoning door een derde, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  • a. De agrarische functie dient op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.
  • b. De bewoning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Vormverandering bestemmingsvlak 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een aan deze bestemming grenzende bestemming 'Agrarisch', ten behoeve van de vormverandering van het bestemmingsvlak van deze bestemming, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De wijzigingsbevoegdheid uitsluitend kan worden toegepast gelijktijdig met de wijzigingsbevoegdheid binnen een gebiedsbestemming.
  • b. Vormverandering ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - natuurnetwerk nederland' is niet toegestaan.
  • c. Vormverandering ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - reservering waterberging' is uitsluitend toegestaan indien het waterbergend vermogen van het gebied niet onevenredig wordt aangetast.
  • d. De toe te kennen bestemmingen aan de te vervallen delen van het bestemmingsvlak dienen aan te sluiten bij de aangrenzende bestemmingen.
  • e. De totale oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.
  • f. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • g. Er dient sprake te zijn van een passende bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van het landschap, die in ieder geval bestaat uit een zorgvuldige landschappelijke inpassing conform een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan.
  • h. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de ontwikkeling.
  • i. Er dient door middel van een onderzoek naar de waterstaatkundige consequenties te worden aangetoond dat sprake is van hydrologisch neutraal bouwen.
  • j. Aangetoond dient te zijn dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie in een Natura2000-gebied, danwel dat de depositie geen gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura2000-gebied.
  • k. De wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven doeleinden.
4.6.2 Wijzigen naar bestemming 'Wonen'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft en indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Het agrarisch bedrijf ter plaatse dient te zijn beëindigd en agrarisch hergebruik niet langer mogelijk is.
  • b. De vestiging van de nieuwe woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • c. De nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  • d. De overige gronden van deze bestemming wordt bestemd overeenkomstig de aangrenzende gebiedsgerichte bestemmingen.
  • e. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • f. De overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt tot 120 m² met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing.
  • g. Indien het bestemmingsvlak ligt ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - bebouwingsconcentratie 1’ of ‘overige zone - bebouwingsconcentratie 2’ geldt dat bij sloop van de overtollige bedrijfsbebouwing, ofwel 20% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m3 ofwel 20% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de maximale oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m².
  • h. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan met verzekering van de aanleg en instandhouding er van.
  • i. Indien de ontwikkeling gelegen is ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel', de ontwikkeling gepaard dient te gaan met een positieve bijdrage aan water, natuur en/of landschap op basis van de kenmerken van het gebied.
4.6.3 Wijzigen naar bestemming 'Wonen' ten behoeve van de bouw van een extra woning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de bouw van een extra woning indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. Wijziging is alleen toegestaan voor bedrijven die zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - bebouwingsconcentratie 1’ of ‘overige zone - bebouwingsconcentratie 2’.
  • b. Het agrarisch bedrijf ter plaatse dient te zijn beëindigd en agrarisch hergebruik niet langer mogelijk is.
  • c. Er dient per woning minimaal 1.000 m² aan agrarisch bebouwing ten dienste van de intensieve veehouderij te worden gesloopt. Hierbij geldt dat de minimale oppervlakte van een te slopen gebouw 200 m² dient te bedragen.
  • d. Er dient per woning minimaal 3.500 kg fosfaat uit de markt te worden gehaald door doorhaling van de bij de Dienst Regelingen geregistreerde rechten, waarbij per bedrijfslocatie een minimum van 700 kg aan rechten betreffende de productie van fosfaat aanwezig is;
  • e. De veehouderij dient voorafgaand aan de beëindiging gedurende een periode van drie jaar onafgebroken in bedrijf te zijn geweest;
  • f. De rechten als bedoeld onder d. dienen vanaf het moment van beëindiging van de bedrijfsvoering tot aan het moment van uit de markt nemen geregistreerd op naam te staan van de veehouderij die is beëindigd.
  • g. Er kunnen per bestemmingsvlak maximaal 2 extra woningen worden gebouwd.
  • h. De bedrijfsbebouwing, niet zijnde de bedrijfswoning, dient te worden gesloopt.
  • i. De omvang van de nieuwe woning mag max. 750 m3 bedragen.
  • j. De vestiging van de nieuwe woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • k. Er is sprake van een goede architectonische inpassing van de woning.
  • l. De nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  • m. De overige gronden van deze bestemming worden bestemd overeenkomstig de bestemming 'Wonen' of de aangrenzende gebiedsgerichte bestemmingen.
  • n. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • o. Op een locatie waarmee met toepassing van de Ruimte voor Ruimte regeling reeds gebouwen zijn gesloopt, mag geen nieuwe bebouwing worden gebouwd.
  • p. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan met verzekering van de aanleg en instandhouding er van.
  • q. Indien de ontwikkeling gelegen is ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel', de ontwikkeling gepaard dient te gaan met een positieve bijdrage aan water, natuur en/of landschap op basis van de kenmerken van het gebied;
4.6.4 Wijziging voor splitsing van een woonboerderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de splitsing van de voormalige agrarische bedrijfswoning in twee woningen indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. Splitsing is alleen toegestaan indien het agrarische bedrijf wordt beëindigd en agrarisch hergebruik niet langer mogelijk is.
  • b. Splitsing is alleen toegestaan indien dit past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma.
  • c. Splitsing is alleen toegestaan indien het een woonboerderij betreft, waarbij de woningen gesitueerd dienen te worden binnen de bestaande bouwmassa.
  • d. De bouwmassa van de woonboerderij dient een inhoud te hebben van ten minste 900 m3 in één eenheid.
  • e. Bij splitsing mogen maximaal twee volwaardige woningen ontstaan, met beide een inhoud van ten minste 350 m3.
  • f. Het bestaande architectonische karakter van de woonboerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden, mogen niet wezenlijk aangetast worden.
  • g. De vestiging van de nieuwe woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • h. De nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  • i. Voor zover er sprake is van de aanwezigheid van meer bedrijfsgebouwen/bijgebouwen dan 120 m² per woning dienen die gebouwen te worden gesloopt met uitzondering van cultuurhistorische bebouwing.
  • j. Indien het bestemmingsvlak ligt ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone- bebouwingsconcentratie 1’ of ‘overige zone - bebouwingsconcentratie 2’ geldt dat bij sloop van de overtollige bedrijfsbebouwing 20% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de maximale oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m² per woning.
  • k. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan met verzekering van de aanleg en instandhouding er van.
  • l. Indien de ontwikkeling gelegen is ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel', de ontwikkeling gepaard dient te gaan met een positieve bijdrage aan water, natuur en/of landschap op basis van de kenmerken van het gebied.
4.6.5 Wijziging ten behoeve van recreatieve voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Recreatie' uitsluitend ten behoeve van recreatieve voorzieningen in de vorm van dag-/verblijfsrecreatie indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Hergebruik van de gronden ten behoeve van agrarische doeleinden redelijkerwijs is niet langer mogelijk.
  • b. De oppervlakte aan recreatieve voorzieningen per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 500 m², waarbij waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - waardevolle bebouwing‘ gehandhaafd dienen te blijven.
  • c. Bij de recreatievoorziening is daghoreca (ondersteunende horeca) toegestaan tot een maximum oppervlakte van 50 m² in gebouwen en een (boeren)terras van 200 m².
  • d. In afwijking van het bepaalde onder c geldt dat indien het bestemmingsvlak ligt ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - bebouwingsconcentratie 1’ of ‘overige zone - bebouwingsconcentratie 2’ de oppervlakte aan recreatieve voorzieningen mag worden vermeerderd met 20% van de oppervlakte aan te slopen overtollige bedrijfsgebouwen tot een maximum van 750 m².
  • e. In afwijking van het bepaalde onder c geldt dat indien het bestemmingsvlak ligt ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - recreatief agrarisch gebied’ de oppervlakte aan recreatieve voorzieningen mag worden vermeerderd met 20% van de oppervlakte aan te slopen overtollige bedrijfsgebouwen tot een maximum van 900 m².
  • f. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • g. De vestiging van recreatieve voorzieningen mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  • h. De vestiging van de recreatieve voorzieningen mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • i. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan met verzekering van de aanleg en instandhouding er van.
  • j. Indien de ontwikkeling gelegen is ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel', de ontwikkeling gepaard dient te gaan met een positieve bijdrage aan water, natuur en/of landschap op basis van de kenmerken van het gebied.
  • k. De gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - natuurnetwerk nederland';
  • l. Alleen recreatieve bedrijven tot ten hoogste milieucategorie 2 zijn toegestaan.
4.6.6 Wijziging ten behoeve van opslag

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf'; uitsluitend ten behoeve van de opslag van goederen indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De wijziging is niet toegestaan op locaties grenzend aan een of meer van de volgende bestemmingen 'Bos' en 'Natuur'.
  • b. Hergebruik van de gronden ten behoeve van agrarische doeleinden redelijkerwijs niet langer mogelijk is.
  • c. De opslag dient zich te beperken tot inpandige, statische opslag in bestaande gebouwen. De opslag dient dus gevestigd te worden binnen de bestaande bebouwing en buitenopslag is niet toegestaan.
  • d. De oppervlakte aan opslag per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 2.000 m², waarbij waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – waardevolle bebouwing’ gehandhaafd dienen te blijven.
  • e. De totale omvang van het bestemmingsvlak wordt teruggebracht tot een omvang van maximaal 5.000 m2.
  • f. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • g. Opslag ten behoeve van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf is niet toegestaan.
  • h. De opslag mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  • i. Detailhandel is niet toegestaan.
  • j. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan met verzekering van de aanleg en instandhouding er van.
  • k. Indien de ontwikkeling gelegen is ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel', de ontwikkeling gepaard dient te gaan met een positieve bijdrage aan water, natuur en/of landschap op basis van de kenmerken van het gebied.
4.6.7 Wijziging ten behoeve van agrarisch technische hulpbedrijven en/of agrarisch verwante bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' uitsluitend ten behoeve van het vestigen van agrarisch technische hulpbedrijven en/of agrarisch verwante bedrijven, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De wijziging is niet toegestaan ter plaatste van de aanduiding 'overige zone - natuurnetwerk nederland'.
  • b. Indien de wijziging is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' mag het bestemmingsvlak niet meer dan 5.000 m2 bedragen en zijn alleen bedrijven toegestaan in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie Bijlage 1 bij deze regels).
  • c. Hergebruik van de gronden ten behoeve van agrarische doeleinden is redelijkerwijs niet langer mogelijk.
  • d. De bestaande oppervlakte aan bedrijfsgebouwen mag niet worden vergroot en overtollige bebouwing wordt gesloopt.
  • e. De oppervlakte van het bestemmingsvlak mag ten hoogste 1,5 hectare bedragen.
  • f. De beoogde ontwikkeling mag niet leiden tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m2.
  • g. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • h. Buitenopslag is niet toegestaan.
  • i. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan met verzekering van de aanleg en instandhouding er van.
  • j. Indien de ontwikkeling gelegen is ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel', de ontwikkeling gepaard dient te gaan met een positieve bijdrage aan water, natuur en/of landschap op basis van de kenmerken van het gebied.
4.6.8 Wijziging ten behoeve van niet aan het buitengebied gebonden functies

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' uitsluitend ten behoeve van het vestigen van niet aan het buitengebied gebonden functies indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De wijziging is uitsluitend toegestaan indien de locatie is gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - bebouwingsconcentratie 1’ of ‘overige zone - bebouwingsconcentratie 2’.
  • b. Hergebruik van de gronden ten behoeve van agrarische doeleinden redelijkerwijs is niet langer mogelijk.
  • c. De oppervlakte aan functies per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 400 m², waarbij waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – waardevolle bebouwing ‘gehandhaafd dienen te blijven.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder c geldt dat indien het bestemmingsplan ligt ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie 1’ de oppervlakte aan niet aan het buitengebied gebonden functies mag worden vermeerderd met 20% van de oppervlakte aan te slopen overtollige bedrijfsgebouwen tot een maximum van 600 m².
  • e. Het bestemmingsvlak mag niet meer dan 5.000 m2 bedragen.
  • f. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • g. De niet buitengebied gebonden functie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  • h. Detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie bij de te vestigen hoofdfunctie tot een maximale oppervlakte van 25 m².
  • i. Alleen bedrijven die voorkomen in categorie 1 en 2 in de Staat van Bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 bij deze regels) zijn toegestaan.
  • j. Buitenopslag is niet toegestaan.
  • k. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan met verzekering van de aanleg en instandhouding er van.
  • l. Indien de ontwikkeling gelegen is ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel', de ontwikkeling gepaard dient te gaan met een positieve bijdrage aan water, natuur en/of landschap op basis van de kenmerken van het gebied.
4.6.9 Wijziging ten behoeve van maatschappelijke en culturele voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk' uitsluitend ten behoeve van maatschappelijke en culturele voorzieningen (waaronder zorgvoorzieningen) indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De wijziging is uitsluitend toegestaan indien de locatie is gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - bebouwingsconcentratie 1’ of ‘overige zone - bebouwingsconcentratie 2’.
  • b. Hergebruik van de gronden ten behoeve van agrarische doeleinden is redelijkerwijs niet langer mogelijk.
  • c. De oppervlakte aan voorzieningen per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 250 m², waarbij waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - waardevolle bebouwing’ gehandhaafd dienen te blijven.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder d geldt dat indien het bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - bebouwingsconcentratie 1’ de oppervlakte aan voorzieningen mag worden vermeerderd met 20% van de oppervlakte aan te slopen overtollige bedrijfsgebouwen tot een maximum van 375 m².
  • e. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • f. De omvang van de maatschappelijke en culturele voorziening mag niet meer bedragen dan 1,5 hectare.
  • g. De vestiging van voorzieningen mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  • h. De vestiging van de voorzieningen mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • i. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan met verzekering van de aanleg en instandhouding er van.
  • j. Indien de ontwikkeling gelegen is ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel', de ontwikkeling gepaard dient te gaan met een positieve bijdrage aan water, natuur en/of landschap op basis van de kenmerken van het gebied.
4.6.10 Omschakeling naar paardenhouderij op bedrijfsniveau

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat aan bestemmingsvlakken zonder de aanduiding 'paardenhouderij' deze aanduiding wordt toegevoegd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De wijziging is niet toegestaan ter plaatste van de aanduiding 'overige zone - natuurnetwerk nederland'.
  • b. Indien de wijziging is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' mag het bestemmingsvlak niet meer dan 5.000 m2 bedragen en zijn alleen bedrijven toegestaan in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie Bijlage 1).
  • c. De wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven doeleinden.
  • d. Er dient sprake te zijn van een passende bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van het landschap, die in ieder geval bestaat uit een zorgvuldige landschappelijke inpassing conform een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan.
  • e. Indien de ontwikkeling gelegen is ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel', de ontwikkeling gepaard dient te gaan met een positieve bijdrage aan water, natuur en/of landschap op basis van de kenmerken van het gebied.
  • f. De omvang van de paardenhouderij mag niet meer bedragen dan 1,5 hectare.
  • g. Paardenbakken ten behoeve van de paardenhouderij mogen uitsluitend binnen het bestemmingsvlak worden opgericht.
  • h. Er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte.
  • i. Er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij de planontwikkeling.
  • j. Aangetoond dient te zijn dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie in een Natura2000-gebied, danwel dat de depositie geen gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura2000-gebied.
  • k. Er dient door middel van een onderzoek naar de waterstaatkundige consequenties te worden aangetoond dat sprake is van hydrologisch neutraal bouwen.
  • l. De wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven doeleinden.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven zoals genoemd in de 'Tabel Bedrijven', waarbij niet meer dan één bedrijf aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak;
  • b. bedrijfswoningen uitsluitend voor zover mogelijk op grond van de 'Tabel Bedrijven' waarbij het aangegeven aantal bedrijfswoningen niet mag worden overschreden;
  • c. aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
  • d. tuinen, erven en verhardingen;
  • e. paden en wegen en parkeervoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

alsmede voor:

  • g. het behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - waardevolle bebouwing’.
5.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende bepalingen:

  • a. Indien een bouwvlak aanwezig is, mogen gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden.
  • b. De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m, indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt geldt deze afstand als minimale afstand tot de weg.
  • c. De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder dan 5 m bedragen.
  • d. Niet minder dan 90% van de gebouwen moet voorzien zijn van een schuine kap waarvan de dakhelling niet minder dan 12° en niet meer dan 50° bedraagt tenzij in de 'Tabel Bedrijven' dezelfde goothoogte als bouwhoogte wordt toegestaan.
5.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing mag niet meer bedragen dan aangegeven in de 'Tabel Bedrijven'.
  • b. De goothoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven in de 'Tabel Bedrijven'.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven in de 'Tabel Bedrijven'.
5.2.3 Tabel Bedrijven

NB bij loonwerk-/grondverzetbedrijven is 2.000 m3 buitenopslag mogelijk tot 5 m.

specifieke vorm van bedrijf -   Adres   Bedrijfsactiviteiten   Maximaal aantal bedrijfswoningen   Maximale oppervlakte bedrijfsgebouwen in m²   Goothoogte bedrijfsgebouwen in meters   bouwhoogte bedrijfs
gebouwen in meters  
1   Averbodeweg 12 + 14   Bouwbedrijf   2   1.650   5,0   7,5  
2   Bruggerhuizen 2a   Statische opslag

en

kleinschalige veehouderij met maximaal 23 schapen, 4 vleeskalveren tot 8 maanden, 1 vleesvee 8-24 maanden en 4 zoogkoeien  
1   1100   5,5   10  
3   Bruggerhuizen 2b   Reparatie- en handelsbedrijf landbouwmachines

en

kleinschalige rundveehouderij  
0   440 voor handelsbedrijf landbouwmachines
en

434 voor kleinschalige rundveehouderij  
5,5   10,0  
4   Chijnsgoed 1   Agrarisch Technisch Hulpbedrijf en Statische Opslag   1   2400 w.v. max. 500 t.b.v. opslag   4,5   7,0  
5   Chijnsgoed 12   Statische Opslag, tevens zorggarage waarvan de activiteiten niet gericht mogen zijn op de particuliere markt en die qua omvang ondergeschikt blijft aan de hoofdfunctie, met een maximum van
120 m²  
1   1000   3,5   5,5  
6   Geldropseweg 3   Dakdekkersbedrijf   1   2.000   4,5   7,0  
7   Geldropsewg 14   Garagebedrijf   1   725   7,0   7,0  
8   Geldropseweg 16   Agrarisch technisch hulpbedrijf en civieltechnische werkzaamheden   1   1235   5,5   9,5  
9   Heerstraat 1   Rietdekkerbedrijf   1   415   4,0   6,0  
10   Heezerweg 22   Horeca, café   1   190   6,0   9,0  
11   Heezerweg 22a   Detailhandel   1   800   4,5   7,5  
12   Hoogeindseweg 2b   Agrarisch technisch hulpbedrijf en civieltechnische werkzaamheden   1   3.900   5,0   9,5  
13   Kerkhof 9 + 9a   Tuincentrum   1   820   4,5   7,0  
14   Kerkhof 11   Tuincentrum   1   840   4,5   7,5  
15   Kreijl 40   Horeca, café   0   80   4,5   7,0  
16   Leenderweg 31b   Tuincentrum   0   850   4,5   7,5  
17   Leenderweg 52a   Schildersbedrijf   0   365   4,5   7,0  
18   Maarheezerweg-noord 3a   Timmerbedrijf   0   530   4,5   7,0  
19   Maarheezerweg-zuid 6   Reparatie- en handelsbedrijf grondverzetmachines   1   2.750   6,0   8,0  
20   Muggenberg 18 + 20   Kinderdagverblijf   1   330   4,5   8,0  
21   Oudenmolen 11+11a   Garagebedrijf   1   607,50   5,0   8,0  
22   Paaldijk 5   Agrarisch Technisch Hulpbedrijf   1   3970   5,5   10,0  
23   Paaldijk 11a   Meubelmakerij   0   1075   5,5   10,0  
24   Pastoor Thijssenlaan 29   Statische Opslag   0   2000   3,5   6,0  
25   Pastoor Thijssenlaan 41 + 43   Agrarisch technische hulpbedrijven, agrarisch verwante bedrijven, garagebedrijf, transportbedrijf en afvalverwerkingsbedrijf   2   21.000
 
12   12,0  
26   Renhoek 22 + 24   Garagebedrijf   1   850   4,5   7,0  
27   Rul 8   Handel en Nijverheid   1   900   4,5   7,0  
28   Rul 24a   Educatief Centrum   1   250 gebouw en 600 kas   5,5 geb. en 4,5 kas   8,0 geb. en 5,0 kas  
29   Strabrechtseheideweg 2a Heeze   Hoveniersbedrijf en statische opslag   0   500 hovenier
1000 opslag  
5,5   10,0  
30   Strijperstraat 53a   Smederij   0   300   4,5   7,0  
31   Strijperstraat 63   Statische opslag   1   1225   3,2   7,7  
32   Turfven 1 Sterksel   Opslag en expeditie t.b.v. pluimveebedrijf   0   910   5,5   10  
33   Turfven 9a Sterksel   Statische opslag   1   1000   4,2   6,5  
34   Valkenswaardseweg 31a   Horeca, Restaurant   1   555   4,5   9,0  
35   Valkenswaardseweg 46   Groothandel en reparatie-werkzaamheden t.b.v. groot-handelsactiviteiten   1   840   4,5   10,0  
36   Veestraat 14a   Statische Opslag   0   1918   3,5   5,5  
37   Vlaamseweg 1b   Statische opslag

Boomteelt, akker- en tuinbouw, loonwerk en kleinschalige paardenhouderij (max. 13 paarden)  
1   2000


885  
5,5


5,5  
10


10  
38   Vlaamseweg 7b   Garagebedrijf   1   200   4,5   7,0  
39   Vlaamseweg 9   Loonwerkbedrijf   1   1.125   5,0   9,5  
40   Vlaamseweg 11   Statische opslag   1   1600   4,0   7,0  
41   Vlaamseweg 15 + 17   Varkensproefbedrijf   1   11.000   5,5   10,0  
42   Waterstraat 1   Installatiebedrijf   1   750   4,5   7,0  
43   Zevenhuizen 1   Tuincentrum   1   320   4,5   7,0  
44   Zevenhuizen 8   Hoveniersbedrijf   1   400   5,5   10,0  

5.2.4 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het aantal bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan aangegeven in de 'Tabel Bedrijven'.
  • b. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3 met dien verstande dat ondergrondse ruimten zoals kelders niet worden meegerekend.
  • c. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 5.2.2 onder b van toepassing is.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 5.2.2 onder c van toepassing is.
  • e. Herbouw of vervangende nieuwbouw is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - waardevolle bebouwing’.
  • f. Ter plaatse van het adres Rul 24 is de bedrijfswoning alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’.
5.2.5 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80 m².
  • c. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
  • e. De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m.
  • f. De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 m.
  • g. Bij afbraak van een bestaand(e) vrijstaand(e) bijgebouw(en) met een oppervlakte van meer dan 80 m², mag het in sub b genoemde oppervlakte worden verhoogd met 50% van het oppervlak van de te slopen vrijstaande bijgebouwen c.q. bijgebouw met dien verstande dat het in sub b genoemde oppervlakte niet bij de berekening mag worden betrokken. Het maximaal toegestane gezamenlijke oppervlak van de bijgebouwen na afbraak mag niet meer bedragen dan 160 m².
5.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van kleinschalige windmolens, silo’s en mestvergistingsinstallaties mag niet meer bedragen dan 15 m.
  • b. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • c. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
5.2.7 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Ondergronds bouwen van gebouwen is uitsluitend toegestaan onder gebouwen die bovengronds:
    • 1. reeds zijn gebouwd en/of;
    • 2. gelijktijdig worden gebouwd.
  • b. De verticale diepte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing, onder de volgende voorwaarde:

  • a. De nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van ‘waardevolle bebouwing’ ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – waardevolle bebouwing’ en/of de omgeving ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – waardevolle bebouwing’.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijken ten behoeve van het verkleinen van de afstand tot weg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder b voor het verkleinen van de afstand van de bebouwing tot de weg, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. Het stedenbouwkundig beeld niet wordt aangetast.
  • b. De verkeersveiligheid wordt niet aangetast.
5.4.2 Afwijken ten behoeve van het verkleinen van de afstand tot de zijdelingse en achterste eigendomsgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder c voor het verkleinen van de afstand van de bebouwing tot de zijdelingse en achterste eigendomsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. De belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
  • b. Ter plaatse van het adres Waterstraat 1a te Leende is het verkleinen van de afstand van de bebouwing tot de zijdelingse eigendomsgrenzen ten behoeve van het behouden van afstand van de bebouwing tot de Strijper Aa, niet toegestaan aan de oostzijde van het plangebied.
5.4.3 Afwijken ten behoeve van de voorgeschreven dakhelling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder d voor het wijzigen van de voorgeschreven dakhelling, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. Het stedenbouwkundig beeld wordt niet aangetast.
  • b. De belangen van derden worden niet onevenredig geschaad.
5.4.4 Afwijken ten behoeve van een hogere bouwhoogte van bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder b en c voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goot- en/of bouwhoogte, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • c. De verhoging van de goot- en/of bouwhoogte is noodzakelijk in verband met een doelmatige bedrijfsvoering.
5.4.5 Afwijken ten behoeve van herbouw bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.4 onder e voor het herbouwen van een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – waardevolle bebouwing, met inachtneming van de volgende voorwaarde:

  • a. Er is een positief advies van de monumentencommissie.
5.4.6 Afwijken ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen op een grotere afstand

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.5 onder f voor het bouwen van bijgebouwen bij een bedrijfswoning op een grotere afstand, met inachtneming van de volgende voorwaarde:

  • a. Het vergroten van de afstand is noodzakelijk in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.
5.4.7 Afwijken ten behoeve van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.6 onder c voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende voorwaarde:

  • a. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
5.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende voorwaarden.

5.5.1 Aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven

Binnen de bestemming 'Bedrijf' is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven toegestaan in de bedrijfswoning en/of bijgebouwen als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 45 m².
  • b. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • c. Detailhandel is niet toegestaan.
  • d. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
5.5.2 Herbouw bedrijfswoning

Ter plaatse van het adres Renhoek 22 en 24 mag bij herbouw van de bedrijfswoning op een andere plaats binnen de bestemming de nieuwe bedrijfswoning niet in gebruik worden genomen voordat de oude bedrijfswoning is gesloopt.

5.5.3 Overige specifieke gebruiksregels
  • a. Ter plaatse van het adres Chijnsgoed 1 te Sterksel mogen de gronden en gebouwen niet worden gebruikt ten behoeve van Agrarisch Technisch Hulpbedrijf en Statische Opslag indien het (erf)beplantingsplan, zoals opgenomen in Bijlage 3 van deze regels, nog niet is gerealiseerd of de (erf)beplanting niet duurzaam in stand wordt gehouden (gelaten, beheerd en onderhouden).
  • b. Ter plaatse van het adres Geldropseweg 16 te Heeze mogen de gronden en gebouwen niet worden gebruikt ten behoeve van een agrarisch technisch hulpbedrijf en civieltechnische werkzaamheden indien het (erf)beplantingsplan, zoals opgenomen in Bijlage 3 van deze regels, nog niet is gerealiseerd of de (erf)beplanting niet duurzaam in stand wordt gehouden (gelaten, beheerd en onderhouden).
  • c. Ter plaatse van de adressen Strijperstraat 63 te Leende en Vlaamseweg 11 te Sterksel mogen de gronden en gebouwen niet worden gebruikt ten behoeve van Statische Opslag indien het (erf)beplantingsplan, zoals opgenomen in de Bijlage 3 van deze regels, nog niet is gerealiseerd of de (erf)beplanting niet duurzaam in stand wordt gehouden (gelaten, beheerd en onderhouden).
  • d. Ter plaatse van het adres Strabrechtseheideweg 2a te Heeze mogen de gronden en gebouwen niet worden gebruikt ten behoeve van een hoveniersbedrijf en statische opslag indien het (erf)beplantingsplan, zoals opgenomen in Bijlage 3 van deze regels, nog niet is gerealiseerd of de (erf)beplanting niet duurzaam in stand wordt gehouden (gelaten, beheerd en onderhouden).

Ter plaatse van het adres Hoogeindseweg 2b te Leende mogen de gronden en gebouwen niet worden gebruikt ten behoeve van een agrarisch technisch hulpbedrijf en civieltechnische werkzaamheden indien het (erf)beplantingsplan, zoals opgenomen in Bijlage 3 van deze regels, nog niet is gerealiseerd of de (erf)beplanting niet duurzaam in stand wordt gehouden (gelaten, beheerd en onderhouden).

  • e. Ter plaatse van het adres Paaldijk 5 te Leende mogen de gronden en gebouwen niet worden gebruikt ten behoeve van een agrarisch technisch hulpbedrijf indien het (erf)beplantingsplan, zoals opgenomen in Bijlage 3 van deze regels, nog niet is gerealiseerd of de (erf)beplanting niet duurzaam in stand wordt gehouden (gelaten, beheerd en onderhouden).
  • f. Ter plaatse van het adres Oudenmolen 11 te Heeze mag de woning niet gebruikt worden voor bewoning indien de erfbeplanting, zoals weergegeven op het in Bijlage 3 opgenomen (erf)beplantingsplan, niet duurzaam in stand wordt gehouden (gelaten, beheerd en onderhouden);
  • g. Ter plaatse van het adres Vlaamseweg 17 te Sterksel mag de bedrijfswoning worden bewoond door personen die niet zijn gebonden aan het bedrijf.
  • h. Ter plaatse van de aanduiding 'wonen' mag de bedrijfswoning worden bewoond door personen die niet zijn gebonden aan het bedrijf.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Afwijken ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 5.1 onder a voor het vestigen van een ander soort bedrijf dan op basis van de ‘Tabel Bedrijven' is toegestaan, onder de volgende voorwaarden

  • a. De oppervlakte bedrijfsbebouwing zoals opgenomen in de ‘Tabel Bedrijven' mag niet worden vergroot, waarbij overtollige bedrijfsbebouwing moet worden gesloopt.
  • b. Het nieuw te vestigen bedrijf mag naar aard en invloed niet meer milieuhinder voor de omgeving opleveren dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.
  • c. Het toepassen van de afwijking mag geen onevenredige beperking opleveren van de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • d. Het nieuw te vestigen bedrijf mag geen grotere publieks- en/of verkeersaantrekkende werking hebben dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.
  • e. Er mag geen uitbreiding van bestaande detailhandel of nieuwvestiging van detailhandel plaatsvinden.
  • f. Het toepassen van de afwijking mag niet leiden tot twee of meer zelfstandige bedrijven.
  • g. Het toepassen van de afwijking mag niet leiden tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Wijziging naar wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Hergebruik voor wonen mag uitsluitend plaatsvinden in de voormalige bedrijfswoning.
  • b. De overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt.
  • c. Indien het bestemmingsvlak ligt ter plaatse van de aanduidingen ‘overige zone - bebouwingsconcentratie 1' en 'overige zone - bebouwingsconcentratie 2' geldt dat bij sloop van de overtollige bedrijfsbebouwing, ofwel 20% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m3 ofwel 20% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de maximale oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m².
  • d. De vestiging van de nieuwe woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • e. De nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
5.7.2 Wijziging voor vestiging van agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf’ te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf’ ten behoeve van de vestiging van een agrarisch bedrijf indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De wijziging heeft betrekking op een grondgebonden agrarisch bedrijf of een niet grondgebonden bedrijf, geen intensieve veehouderij of glastuinbouwbedrijf zijnde.
  • b. De omschakeling dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsontwikkeling van een volwaardig bedrijf, hierover dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.
  • c. De omschakeling dient plaats te vinden binnen het bestaande bestemmingsvlak.
  • d. De wijziging is niet toegestaan ter plaatste van de aanduiding 'overige zone - natuurnetwerk nederland'.
  • e. Indien de wijziging is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' mag de wijziging alleen betrekking hebben op een grondgebonden agrarisch bedrijf. Deze dient dan gepaard te gaan met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de ecologische en landschappelijke waarden.
  • f. De wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - beperkingen veehouderij', tenzij het een grondgebonden agrarisch bedrijf betreft.
  • g. De oppervlakte van de bestemming mag niet meer dan 1,5 ha bedragen.
  • h. De vestiging mag geen onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu van omliggende woningen tot gevolg hebben.
  • i. De aanwezige natuurwaarden en landschappelijke, hydrologische en/of archeologische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • j. Er dient sprake te zijn van een voldoende landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing waarbij rekening wordt gehouden met de in het gebied voorkomende waarden op basis van een erfbeplantingsplan met verzekering van de aanleg en instandhouding er van.

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen voor het openbaar nut, zoals de energie-, warmte- en telecommunicatievoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. paden en wegen en parkeervoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – nutsvoorziening – gasdrukmeet- en regelstation', uitsluitend een gasdrukmeet- en regelstation.
6.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De maximale oppervlakte per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 80 m².
  • b. De goothoogte mag niet meer bedragen dan de 3,5 m.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
  • b. De bouwhoogte van zend- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 40 m.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Afwijken ten behoeve van oppervlakte van gebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder a, met inachtneming van de volgende bepaling:

  • a. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 60 m².
6.3.2 Afwijken ten behoeve van goot- en bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder b en c voor het bouwen met een hogere goothoogte en bouwhoogte, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. De goothoogte mag niet mee bedragen dan 4,5 m.
  • b. De bouwhoogte mag niet mee bedragen dan 8 m.
6.3.3 Afwijken ten behoeve van zend- en telecommunicatiemasten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder b voor het bouwen met een hogere zend- en communicatiemasten, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte mag niet mee bedragen dan 45 m.
6.3.4 Afwijken ten behoeve van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder c voor het bouwen met een hogere bouwwerken geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte mag niet mee bedragen dan 6 m.

Artikel 7 Bos

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen

De voor 'Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het bos, bosschages en de bijbehorende bosgroeiplaats;
  • b. behoud herstel en/of ontwikkeling van de houtteelt/houtproductie;
  • c. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden, waaronder aardkundige waardevolle gebieden, cultuurhistorische waardevolle akkers en cultuurhistorische waardevolle gebieden;
  • d. behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurwaarden waaronder de kwetsbare soorten en struweelvogels;
  • e. behoud, herstel en ontwikkeling van de hydrologische waarden waaronder verdrogingbestrijding en waterberging;
  • f. behoud, herstel en ontwikkeling van de hydrologische betekenis waaronder infiltratiegebied, intermediair gebied en/of kwelgebied;
  • g. behoud van (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • h. behoud en herstel van geïsoleerde wateren zoals vennen en poelen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. extensief recreatief medegebruik.
7.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

7.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, behoudens:

  • a. hulpgebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - hulpgebouw’, waarbij de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • b. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van bos- en natuurbeheer, mits:
    • 1. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m;
    • 2. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m² en de inhoud niet meer bedraagt dan 70 m3;
    • 3. het bouwwerk is gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'overige zone - natuurnetwerk nederland';
  • c. eenvoudige voorzieningen voor dagrecreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, mits geen onevenredige schade wordt aangericht aan de aanwezige waarden en de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 7.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het bouwen moet ten dienste zijn van de bestemming.
  • b. De oppervlakte van hulpgebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m² en de bouwhoogte van hulpgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m.
  • c. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.
  • d. Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij een onafhankelijke natuur- en landschapsdeskundige met betrekking tot de vraag of de aanwezige landschappelijke waarden, natuurwaarden en/of hydrologische waarden door het verlenen van de afwijking niet onevenredig c.q. onherstelbaar worden aangetast;
  • e. Kleinschalige bouwwerken ten behoeve van bos- en natuurbeheer moeten zijn gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'overige zone - natuurnetwerk nederland'.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het verzetten van grond (verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren) van de bodem van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,40 m onder maaiveld.
  • b. Het leggen van leidingen resp. het diepploegen, diepwoelen van de bodem op diepte van meer dan 0,40 m.
  • c. Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem.
  • d. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
  • e. De aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervangen een reeds bestaande drainage.
  • f. Het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen.
  • g. Het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden, tenzij dit al getoetst is aan de Wet natuurbescherming.
  • h. Het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren.
  • i. Het beplanten van gronden met bos, hoger dan 2,5 m, opgaand houtgewas in verband met boomteelt of houtteelt.
  • j. Het aanleggen van landschapselementen.
  • k. Het verwijderen van onverharde wegen en paden.
  • l. Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².
7.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. krachtens een verleende vergunning reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
7.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 7.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het bos, de bosgroeiplaats, noch aan de landschappelijke waarden (waaronder aardkundige waardevolle gebieden, cultuurhistorische waardevolle akkers en cultuurhistorische waardevolle gebieden), de natuurwaarden (waaronder de kwetsbare soorten en struweelvogels) en/of de hydrologische waarden (waaronder verdrogingsbestrijding en waterberging) en de hydrologische betekenis van de gronden (waaronder infiltratiegebied, intermediair gebied en/of kwelgebied).
  • b. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het waterschap, voor zover de afweging mede betrekking heeft op hydrologische waarden.
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
7.5.1 Wijziging naar Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Natuur' ten behoeve van behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De wijziging mag uitsluitend plaatsvinden ter plaatse van de aanduidingen ‘overige zone - behoud en herstel watersystemen', 'overige zone - attentiegebied natuurnetwerk nederland' of 'overige zone - natuurnetwerk nederland' of ten behoeve van bos-, natuur- of landschapscompensatie aansluitend hieraan.
  • b. De wijziging kan pas plaatsvinden nadat de aankoop/overdracht heeft plaatsgevonden of in voldoende mate verzekerd is, hetgeen ook het geval is als de eigenaar van de gronden akkoord is met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid.
  • c. De wijziging ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van natuur mag pas plaatsvinden nadat verzekerd is dat een aaneengesloten natuurgebied of natuurzone van voldoende omvang kan ontstaan.
  • d. De wijziging is uitsluitend toegestaan als de in het gebied aanwezige waarden niet worden aangetast.
7.5.2 Wijziging naar Water of Water-Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Water’ of 'Water - Natuurwaarden’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van water, beekherstel en/of waterberging, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

Artikel 8 Groen - Landschapselement

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemeen

De voor 'Groen - Landschapselement’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het groen, de landschapselementen en de bijbehorende groeiplaats;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden, waaronder aardkundige waardevolle gebieden, cultuurhistorische waardevolle akkers en cultuurhistorische waardevolle gebieden;
  • c. behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurwaarden waaronder de kwetsbare soorten en struweelvogels;
  • d. behoud, herstel en ontwikkeling van de hydrologische waarden waaronder verdrogingsbestrijding en waterberging;
  • e. behoud, herstel en ontwikkeling van de hydrologische betekenis waaronder infiltratiegebied, intermediair gebied en/of kwelgebied;
  • f. behoud van (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • g. behoud en herstel van geïsoleerde wateren zoals vennen en poelen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. extensief recreatief medegebruik.
8.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

8.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, behoudens:

  • a. hulpgebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding hulpgebouw op de plankaart waarbij de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • b. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van groen- en landschapsbeheer, mits:
    • 1. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 4 m;
    • 2. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m² en de inhoud niet meer bedraagt dan 70 m3;
  • c. eenvoudige voorzieningen voor dagrecreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, mits geen onevenredige schade wordt aangericht aan de aanwezige waarden en de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • d. het aantal kleinschalige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 1 per 1,5 ha Groen - Landschapselement.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in lid 8.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Het bouwen moet ten dienste zijn van de bestemming.
  • b. De oppervlakte van hulpgebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m² en de bouwhoogte van hulpgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m.
  • c. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.
  • d. Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij een onafhankelijke natuur- en landschapsdeskundige met betrekking tot de vraag of de aanwezige landschappelijke waarden, natuurwaarden en/of hydrologische waarden door het verlenen van de afwijking niet onevenredig c.q. onherstelbaar worden aangetast.
8.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt de volgende voorwaarde:

  • a. Ter plaatse van het kadastrale perceel sectie H, nummers 45 en 217 tegenover Ronde Bleek 2 is tevens houtteelt en houtproductie toegestaan.
8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het verzetten van grond (verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren) van de bodem van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,60 m onder maaiveld.
  • b. Het leggen van leidingen resp. het diepploegen, diepwoelen van de bodem op diepte van meer dan 0,60 m.
  • c. Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem.
  • d. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
  • e. De aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervangen een reeds bestaande drainage.
  • f. Het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen.
  • g. Het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden, tenzij dit al getoetst is aan de Wet natuurbescherming.
  • h. Het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren.
  • i. Het beplanten van gronden met bos, hoger dan 2,5 m, opgaand houtgewas in verband met boomteelt of houtteelt.
  • j. Het aanleggen van landschapselementen.
  • k. Het verwijderen van onverharde wegen en paden.
  • l. Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².
8.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 8.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
  • b. Krachtens een verleende vergunning reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
8.5.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 8.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het groen/het landschapselement, noch aan de landschappelijke waarden (waaronder aardkundige waardevolle gebieden, cultuurhistorische waardevolle akkers en cultuurhistorische waardevolle gebieden), de natuurwaarden (waaronder de kwetsbare soorten en struweelvogels) en/of de hydrologische waarden (waaronder verdrogingsbestrijding en waterberging) en de hydrologische betekenis van de gronden (waaronder infiltratiegebied, intermediair gebied en/of kwelgebied).
  • b. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het waterschap, voor zover de afweging mede betrekking heeft op hydrologische waarden.
8.6 Wijzigingsbevoegdheid
8.6.1 Wijziging naar Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming "Natuur’ ten behoeve van behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De wijziging mag uitsluitend plaatsvinden ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - behoud en herstel watersystemen', 'overige zone - attentiegebied natuurnetwerk nederland', 'overige zone - natuurnetwerk nederland' of ten behoeve van bos-, natuur- of landschapscompensatie aansluitend hieraan.
  • b. De wijziging kan pas plaatsvinden nadat de aankoop/overdracht heeft plaatsgevonden of in voldoende mate verzekerd is, hetgeen ook het geval is als de eigenaar van de gronden akkoord is met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid.
  • c. De wijziging ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van natuur mag pas plaatsvinden nadat verzekerd is dat een aaneengesloten natuurgebied of natuurzone van voldoende omvang kan ontstaan.
  • d. De wijziging is uitsluitend toegestaan als de in het gebied aanwezige waarden niet worden aangetast.
8.6.2 Wijziging naar Water of Water-Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Water' of 'Water - Natuurwaarden' ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van water, beekherstel en/of waterberging, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemeen

De voor 'Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen zoals genoemd in de 'Tabel Maatschappelijke voorzieningen', waarbij niet meer dan één maatschappelijke voorziening aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak;
  • b. dienstwoningen uitsluitend voor zover mogelijk op grond van de 'Tabel Maatschappelijke voorzieningen' waarbij het aangegeven aantal dienstwoningen niet mag worden overschreden;
  • c. aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
  • d. tuinen, erven en verhardingen;
  • e. paden en wegen en parkeervoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

alsmede bestemd voor:

  • g. het behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - waardevolle bebouwing’.
9.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder dan 5 m bedragen.
  • c. De dakhelling van gebouwen mag niet minder dan 12° en niet meer dan 50° bedragen.
9.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen, anders dan (bijgebouwen bij) dienstwoningen, gelden de volgende bepalingen:

9.2.3 Dienstwoningen

Voor het bouwen van dienstwoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het aantal dienstwoning mag niet meer bedragen dan aangegeven in de 'Tabel Maatschappelijke voorzieningen'.
  • b. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3 met dien verstande dat ondergrondse ruimten zoals kelders niet worden meegerekend.
  • c. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m, met dien verstande dat bij inpandige dienstwoningen het bepaalde onder 9.2.2 onder b van toepassing is.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat bij inpandige dienstwoningen het bepaalde onder 9.2.2 onder c van toepassing is.
  • e. De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen van 15 m, indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt geldt deze afstand als minimale afstand tot de weg.
9.2.4 Bijgebouwen bij dienstwoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij dienstwoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80 m².
  • c. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
  • e. De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m.
  • f. De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de dienstwoning mag niet meer bedragen dan 20 m.
  • g. Bij afbraak van een bestaand(e) vrijstaand(e) bijgebouw(en) met een oppervlakte van meer dan 80 m², mag het in sub b genoemde oppervlakte worden verhoogd met 50% van het oppervlak van de te slopen vrijstaande bijgebouwen c.q. bijgebouw met dien verstande dat het in sub b genoemde oppervlakte niet bij de berekening mag worden betrokken. Het maximaal toegestane gezamenlijke oppervlak van de bijgebouwen na afbraak mag niet meer bedragen dan 160 m².
9.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m, met uitzondering van:
    • 1. de telecommunicatiemast aan de Sterkselseweg 65 waarvan de hoogte niet meer dan 40 m mag bedragen;
    • 2. bouwwerk in de vorm van een speeltoestel aan de Somerenseweg 100 waarvan de hoogte niet meer dan 12 m, de breedte niet meer dan 1,5 m en de lengte niet meer dan 24 m mag bedragen.
9.2.6 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Ondergronds bouwen van gebouwen is uitsluitend toegestaan onder gebouwen die bovengronds:
    • 1. reeds zijn gebouwd en/of;
    • 2. gelijktijdig worden gebouwd.
  • b. De verticale diepte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
9.2.7 Tabel Maatschappelijke voorzieningen

Specifieke vorm van maatschappelijk   Adres   Soort maatschappelijke voorziening   Max. aantal dienstwoningen   Maximale oppervlakte bebouwing in m²
 
Goothoogte gebouwen in meters
 
bouwhoogte gebouwen in meters
 
1   Holeweg perceel D1632   Begraafplaats   0   0   0   0  
2   Huisvenseweg 14 + 16   Opleidingscentrum
Bezoekerscentrum met kantoor  
1   1.900   4,5   7,0  
3   Kapelstraat perceel H5   Windmolen   0   20   15,0   18,3  
4   Kapelstraat perceel H9   Kapel   0   10   3,5   5,0  
5   Kerkhof 12   Zorgboerderij met als nevenactiviteiten: - het houden van max. 10 paarden of pony's;
- recreatiefnachtverblijf voor maximaal 10 personen;
- daghoreca met terras van maximaal 50 m².  
1   Zorgboerderij/recreatief nachtverblijf: 250 m2
Paardenstalling: 50 m2
Daghoreca: 50 m2  
4,5   9,0  
6   Kreijl perceel A3685   Kapel   0   10   3,0   5,0  
7   Oostrikkerdijkdijk 24a   Cultureel centrum/expositie-ruimte incl. nachtverblijf voor 4 kunstenaars (incl. beheerder) gedurende een aaneengesloten periode van ten hoogste 4 maanden   0   200   4,5   7,0  
8   Pandijk perceel H356   Kapel   0   10   3,0   5,0  
9   De Plaetse perceel A4836   Schaapskooi en bezoekerscentrum met ondergeschikte horeca   1   1.300   4,5   9,0  
10   Renheide 2   Medische voorzieningen in de vorm van een biomedische kliniek   1   400   4,5   700  
11   Sint Benedictusabdij De Achelse Kluis   Kloostertuin   0   750   5,5   9,0  
12   Somerenseweg 100   Conferentiecentrum met bijbehorende voorzieningen   1   6.500   10,0   15,0  
13   Somerenseweg 116   Natuurbegraafplaats   0   950   5,0   10,0  
14   Somerenseweg 120   Crematorium   1   1.970   7,0   7,0  
15   Sterkselseweg 65   Zorg- en onderwijscentrum met bijbehorende voorzieningen   0   30.827   20,0   20,0  
16   Strijperpad 1 / 5   Boswachterij/Object terreinbeheer   1   430   3,5   6,0  
17   Valkenswaardseweg perc. D1605   Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing in vorm van betaalkeet   0   15   3,0   4,5  
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijken ten behoeve van het verkleinen van de afstand tot de weg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 9.2.2 onder d en 9.2.3 onder e voor het verkleinen van de afstand van de bebouwing tot de weg, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. Het stedenbouwkundig beeld mag niet worden aangetast.
  • b. De verkeersveiligheid mag niet worden aangetast.
9.3.2 Afwijken ten behoeve van het verkleinen van de afstand tot de zijdelingse en achterste eigendomsgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 onder b voor het verkleinen van de afstand van de bebouwing tot de zijdelingse en achterste eigendomsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarde:

  • a. De belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
9.3.3 Afwijken ten behoeve van de voorgeschreven dakhelling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 onder c voor het wijzigen van de voorgeschreven dakhelling, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. Het stedenbouwkundig beeld wordt niet aangetast.
  • b. De belangen van derden worden niet onevenredig geschaad.
9.3.4 Afwijken ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen op een grotere afstand

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 9.2.4 onder f voor het bouwen van bijgebouwen bij een woning op een grotere afstand van de bedrijfswoning, met inachtneming van de volgende voorwaarde:

  • a. Het vergroten van de afstand is noodzakelijk in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.
9.3.5 Afwijken ten behoeve van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 9.2.5 onder a voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende voorwaarde:

  • a. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
9.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende voorwaarden:

9.4.1 Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven

Binnen de bestemming 'Maatschappelijk’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven toegestaan in de dienstwoning en/of bijgebouwen als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 45 m².
  • b. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • c. Detailhandel is niet toegestaan.
  • d. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
9.4.2 Waterberging

Ter plaatse van het adres Somerenseweg 116 is het gebruik conform de bestemming 'Maatschappelijk' alleen toegestaan indien voldoende waterberging wordt gerealiseerd en in stand gehouden.

9.5 Wijzigingsbevoegdheden
9.5.1 Wijziging naar Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Natuur’ ten behoeve van behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De wijziging mag uitsluitend plaatsvinden ter plaatse van de aanduidingen ‘overige zone - behoud en herstel watersystemen', overige zone - attentiegebied natuurnetwerk nederland, 'overige zone - natuurnetwerk nederland' of ten behoeve van bos-, natuur- of landschapscompensatie aansluitend hieraan.
  • b. De wijziging kan pas plaatsvinden nadat de aankoop/overdracht heeft plaatsgevonden of in voldoende mate verzekerd is, hetgeen ook het geval is als de eigenaar van de gronden akkoord is met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid.
  • c. De wijziging ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van natuur mag pas plaatsvinden nadat verzekerd is dat een aaneengesloten natuurgebied of natuurzone van voldoende omvang kan ontstaan.
  • d. De wijziging is uitsluitend toegestaan als de in het gebied aanwezige waarden niet worden aangetast.
9.5.2 Wijziging naar Water of Water-Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Water’ of 'Water - Natuurwaarden’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van water, beekherstel en/of waterberging, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

Artikel 10 Natuur

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Algemeen

De voor 'Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuur (ecologie, flora en fauna) en de bijbehorende natuurlijke groeiplaats;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurwaarden waaronder de kwetsbare soorten en struweelvogels;
  • c. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden, waaronder aardkundige waardevolle gebieden, cultuurhistorische waardevolle akkers en cultuurhistorische waardevolle gebieden;
  • d. behoud, herstel en ontwikkeling van de hydrologische waarden waaronder verdrogingsbestrijding en waterberging;
  • e. behoud, herstel en ontwikkeling van de hydrologische betekenis waaronder infiltratiegebied, intermediair gebied en/of kwelgebied;
  • f. behoud van (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • g. behoud en herstel van geïsoleerde wateren zoals vennen en poelen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. extensief recreatief medegebruik;
  • j. een natuurbegraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - natuurbegraafplaats';
  • k. een halfverhard parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'.
10.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

10.2 Bouwregels

Op of in deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

10.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Hulpgebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘hulpgebouw’, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
  • b. Overig gebouw aan de Kapelstraat achter het pand ‘de Wijnhoeve’, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 7,5 m;
    • 2. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 150 m².
  • c. Kleinschalige bouwwerken ten behoeve van bos- en natuurbeheer, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
    • 3. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20 m²;
    • 4. de inhoud niet meer bedraagt dan 70 m3.
  • d. Eenvoudige voorzieningen voor dagrecreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, met dien verstande dat:
    • 1. geen onevenredige schade wordt aangericht aan de aanwezige waarden;
    • 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
10.2.2 Overige gebouwen

Het bouwen van overige gebouwen voor het bouwen van wagens voor de Brabantse Dag is uitsluitend toegestaan conform de ‘Lijst overige gebouwen’ (Bijlage 2) onder de volgende voorwaarden:

  • a. De bouwhoogte van tenten voor praalwagens is maximaal 8,5 m;
  • b. Bouwwerken van de bij de tenten behorende gebouwen is maxmaal 3,5 m;
  • c. De bouwhoogte van terreinafscheidingen is maximaal 2 m;
  • d. De totale oppervlakte per bouwgroep bedraagt maximaal 800 m2;
  • e. De bouwwerken zijn toegestaan tussen 1 juni en 1 oktober.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Hulpgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in lid 10.2.1 voor het bouwen van gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. Het bouwen moet ten dienste zijn van de bestemming.
  • b. De oppervlakte van hulpgebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m² en de bouwhoogte van hulpgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m.
  • c. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • d. Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij een onafhankelijke natuur- en landschapsdeskundige met betrekking tot de vraag of de aanwezige landschappelijke waarden, natuurwaarden en/of hydrologische waarden door het verlenen van de omgevingsvergunning niet onevenredig c.q. onherstelbaar worden aangetast.
10.3.2 Schuilgelegenheid

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 10.2 voor het realiseren van één overdekte ruimte ten behoeve van het schuilen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - natuurbegraafplaats' met dien verstande dat:

    • 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 90 m2;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m;
    • 3. de overdekte ruimte maximaal drie zijden is omsloten door wanden;
    • 4. er geen onevenredige schade wordt aangericht aan de aanwezige waarden.
10.3.3 Eenvoudige voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 10.2 voor het realiseren van eenvoudige voorzieningen voor dagrecreatief gebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige schade wordt aangericht aan de aanwezige waarden;
  • b. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
10.3.4 Ondergeschikte bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 10.2 voor het realiseren van ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale hoogte van 1,5 m, zoals afrastering.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het verzetten van grond (verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren) van de bodem van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,40 m onder maaiveld.
  • b. Het leggen van leidingen resp. het diepploegen, diepwoelen van de bodem op diepte van meer dan 0,40 m.
  • c. Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem.
  • d. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
  • e. De aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervangen een reeds bestaande drainage.
  • f. Het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen.
  • g. Het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden, tenzij dit al getoetst is aan de Wet natuurbescherming.
  • h. Het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren.
  • i. Het beplanten van gronden met bos, hoger dan 2,5 m, opgaand houtgewas in verband met boomteelt of houtteelt.
  • j. Het aanleggen van landschapselementen.
  • k. Het verwijderen van onverharde wegen en paden.
  • l. Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².
10.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 10.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. krachtens een verleende vergunning reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. welke gericht zijn op het realiseren van de doeleinden van de bestemming zoals beschreven in het 'Inrichtings- en beheerplan Natuurbegraafplaats Heeze-Leende', Bijlage 4, behorende bij dit bestemmingsplan, uitgezonderd het verbod onder artikel 10.4.1 sub g;
  • d. welke plaatsvinden in het kader van de natuur- en landschapsontwikkeling en/of het normale onderhoud en/of beheer, natuurbegraven daaronder begrepen.
10.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 10.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur, de natuurlijke groeiplaats, noch aan de landschappelijke waarden (waaronder aardkundige waardevolle gebieden, cultuurhistorische waardevolle akkers en cultuurhistorische waardevolle gebieden), de natuurwaarden (waaronder de kwetsbare soorten en struweelvogels) en/of de hydrologische waarden (waaronder verdrogingsbestrijding en waterberging) en de hydrologische betekenis van de gronden (waaronder infiltratiegebied, intermediair gebied en/of kwelgebied).
  • b. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het waterschap, voor zover de afweging mede betrekking heeft op hydrologische waarden en de hydrologische betekenis.
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
10.5.1 Wijziging naar Water of Water - Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Water’ of 'Water - Natuurwaarden’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van water, beekherstel en/of waterberging, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

Artikel 11 Recreatie

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Algemeen

De voor 'Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de bedrijfsmatige exploitatie van recreatieve voorzieningen, zoals nader aangeduid in de 'Tabel Recreatieve voorzieningen', waarbij niet meer dan één voorziening aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak;
  • b. bedrijfswoningen uitsluitend voor zover mogelijk op grond van de 'Tabel Recreatieve voorzieningen' waarbij het aangegeven aantal bedrijfswoningen niet mag worden overschreden;
  • c. aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
  • d. bij de onder a genoemde voorzieningen behorende detailhandel en horeca als ondergeschikte activiteit;
  • e. tuinen, erven en verhardingen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. wegen en paden en parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. kleinschalige hulpgebouwen ter plaatse van de voorziening volkstuin;
  • k. extensief recreatief medegebruik.
11.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende bepalingen:

  • a. Indien een bouwvlak aanwezig is, mogen gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden.
  • b. De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder dan 5 m bedragen.
  • c. De dakhelling van gebouwen mag niet minder dan 12° en niet meer dan 50° bedragen.
  • d. Kleinschalige hulpgebouwen ter plaatse van de aanduiding volkstuin, waarbij de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m en de oppervlakte per volkstuin niet meer mag bedragen dan 20 m².
11.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De maximale oppervlakte mag niet meer bedragen dan aangegeven in de 'Tabel Recreatieve voorzieningen'.
  • b. De goothoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven in de 'Tabel Recreatieve voorzieningen'.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven in de 'Tabel Recreatieve voorzieningen'.
  • d. De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m, indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt geldt deze afstand als minimale afstand tot de weg.
11.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het aantal bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan aangegeven in de 'Tabel Recreatieve voorzieningen'.
  • b. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3 met dien verstande dat ondergrondse ruimten zoals kelders niet worden meegerekend.
  • c. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 11.2.2 onder b van toepassing is.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 11.2.2 onder c van toepassing is.
  • e. De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m, indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt geldt deze afstand als minimale afstand tot de weg.
11.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80 m².
  • c. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
  • e. De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m.
  • f. De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 m.
  • g. Bij afbraak van een bestaand(e) vrijstaand(e) bijgebouw(en) met een oppervlakte van meer dan 80 m², mag het in sub a genoemde oppervlakte worden verhoogd met 50% van het oppervlak van de te slopen vrijstaande bijgebouwen c.q. bijgebouw met dien verstande dat het in sub b genoemde oppervlakte niet bij de berekening mag worden betrokken. Het maximaal toegestane gezamenlijke oppervlak van de bijgebouwen na afbraak mag niet meer bedragen dan 160 m².
11.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:

  • a. De bouwhoogte van terreinafscheidingen mag voor de voorgevelrooilijn niet meer bedragen dan 1 m, daarachter mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2 m.
  • b. De bouwhoogte van schietinrichtingen/schietbomen ten behoeve van de gildeterreinen zoals aangegeven in de 'Tabel Recreatieve voorzieningen' mag niet meer dan 16 m bedragen.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
11.2.6 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Ondergronds bouwen van gebouwen is uitsluitend toegestaan onder gebouwen die bovengronds:
    • 1. reeds zijn gebouwd en/of;
    • 2. gelijktijdig worden gebouwd.
  • b. De verticale diepte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
11.2.7 Tabel Recreatieve voorzieningen

Specifieke vorm van recreatie   Adres   Soort recreatieve voorziening   Max. aantal bedrijfs-woningen   Max. oppervlakte bebouwing in m²   Goothoogte
gebouwen in meters
 
Bouwhoogte
gebouwen in meters
 
Afwijkende oppervlakte detailhandel / horeca  
1   Ekelpad 2   Scouting   0   385   4,5   7,0    
2   Geldropseweg 1b   Atelier   0   62,5   2,3   5,5    
3   Heezerweg 7   Yoga centrum   1   950   4,5   4,5    
4   Kapelstraat 25   Kasteel met woon- en recreatieve functie met bijbehorende voorzieningen   3   5.780   13,0   20,0    
5   Kapelstraat perceel H8   Gildeterrein   0   175   3,5   5,0    
6   Maarheezerweg-noord 15   Recreatieoord   1   2.000   6,0   8,0    
7   Oostrikkerdijk 17a   Ponyfarm   0   300   4,5   7,0    
8   St. Jan Baptistastraat ong.   Fietscross- en speelterrein   0   -   -   -    
9   St. Jorispad perceel F3423   Gildeterrein   0   175   3,5   5,0    

11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Afwijken ten behoeve van het verkleinen van de afstand tot de weg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.2.2 onder d en 11.2.3 onder e voor het verkleinen van de afstand van de bebouwing tot de weg, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. Het stedenbouwkundig beeld mag niet worden aangetast.
  • b. De verkeersveiligheid mag niet worden aangetast.
11.3.2 Afwijken ten behoeve van het verkleinen van de afstand tot de zijdelingse en achterste eigendomsgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.2.1 onder b voor het verkleinen van de afstand van de bebouwing tot de zijdelingse en achterste eigendomsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarde:

  • a. De belangen van derden worden niet onevenredig geschaad.
11.3.3 Afwijken ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen op een grotere afstand

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.2.4 onder f voor het bouwen van bijgebouwen bij een woning op een grotere afstand van de bedrijfswoning, met inachtneming van de volgende voorwaarde:

  • a. Het vergroten van de afstand is noodzakelijk in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.
11.3.4 Afwijken ten behoeve van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.2.5 onder c voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende voorwaarde:

  • a. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.4.1 Aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven

Binnen de bestemming 'Recreatie’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven toegestaan in de bedrijfswoning en/of bijgebouwen als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 45 m².
  • b. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • c. Detailhandel is niet toegestaan.
  • d. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
11.4.2 Ondergeschikte detailhandel en horeca

Bij de bedrijfsmatige exploitatie van recreatieve voorzieningen overeenkomstig lid 11.1 onder a is de uitoefening van ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. De maximum oppervlakte aan ondergeschikte detailhandel mag niet meer bedragen dan 100 m2, tenzij anders is aangegeven in de ‘Tabel Recreatieve voorzieningen'.
  • b. De maximum oppervlakte aan ondergeschikte horeca mag niet meer bedragen dan 50 m2, tenzij anders is aangegeven in de ‘Tabel Recreatieve voorzieningen'.
11.4.3 Overige specifieke gebruiksregels
  • a. Ter plaatse van het adres Kapelstraat 15 mogen de gronden en gebouwen niet worden gebruikt t.b.v. gildeterrein/schietterrein indien het (erf)beplantingsplan, zoals opgenomen in de bijlagen van deze regels, nog niet is gerealiseerd of de (erf)beplanting niet duurzaam in stand wordt gehouden (gelaten, beheerd en onderhouden).
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
11.5.1 Vergroten oppervlak ondergeschikte horeca en detailhandel

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 11.4.2 voor het toestaan van het gebruik van een grotere oppervlak te voor ondergeschikte horeca en/of detailhandel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De recreatieve functie op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft.
  • b. De uitbreiding bedraagt niet meer dan 15%.
  • c. Het dient vast te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden.
  • d. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • e. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 12 Recreatie - Golfbaan

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Algemeen

De voor 'Recreatie - Golfbaan' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatieve voorzieningen in de vorm van een golfbaan met de daarbij behorende bebouwing en voorzieningen;
  • b. één bedrijfswoning en aan-huis-gebonden-beroepen/bedrijven;
  • c. tuinen, erven en verhardingen;
  • d. paden en wegen en parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerplaats’ op de plankaart;
  • e. groenvoorzieningen (bos, bosschages en landschapselementen);
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen, behoudens schuilgelegenheden, mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder dan 5 m bedragen.
  • c. De dakhelling van gebouwen mag niet minder dan 12° en niet meer dan 50° bedragen.
12.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De maximale oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.250 m², waarbij geldt dat de oppervlakte van de kantine niet meer dan 200 m² mag bedragen.
  • b. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen 7 m.
12.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3 met dien verstande dat ondergrondse ruimten zoals kelders niet worden meegerekend.
  • b. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
12.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80 m².
  • c. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
  • e. De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m.
  • f. De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 m.
12.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:

  • a. De bouwhoogte binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 4 m.
  • b. De bouwhoogte buiten het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan 2 m.
12.2.6 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Ondergronds bouwen van gebouwen is uitsluitend toegestaan onder gebouwen die bovengronds:
    • 1. reeds zijn gebouwd en/of;
    • 2. gelijktijdig worden gebouwd.
  • b. De verticale diepte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Afwijken ten behoeve van aan- en uitbouwen buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.2.1 onder a voor het bouwen van aan- en uitbouwen aansluitend aan het bouwvlak, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. De gezamenlijk oppervlakte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m2.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
12.3.2 Afwijken ten behoeve van het verkleinen van de afstand tot de zijdelingse en achterste eigendomsgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.2.1 onder b voor het verkleinen van de afstand van de bebouwing tot de zijdelingse en achterste eigendomsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarde:

  • a. De belangen van derden worden niet onevenredig geschaad.
12.3.3 Afwijken ten behoeve van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.2.5 onder a voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende voorwaarde:

  • a. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Uitsluitend voor bestaande groenvoorzieningen (bos, bosschages en landschapselementen):
    • 1. het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden, tenzij dit al getoetst is aan de Wet natuurbescherming;
    • 2. het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren.
12.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 12.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. krachtens een verleende vergunning reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
12.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 12.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de algemene landschapswaarden van de gronden.

12.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende voorwaarden:

12.5.1 Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven

Binnen de bestemming 'Recreatie - Golfbaan' is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven toegestaan in de bedrijfswoning en/of bijgebouwen als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 45 m².
  • b. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • c. Detailhandel is niet toegestaan.
  • d. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

Artikel 13 Recreatie - Recreatiewoning

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Algemeen

De voor 'Recreatie - Recreatiewoning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatiewoning;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
13.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het op plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Per bouwvlak mag niet meer dan één recreatiewoning aanwezig zijn.
  • c. De dakhelling van gebouwen mag niet minder dan 12° en niet meer dan 50° bedragen.
13.2.2 Recreatiewoningen

Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De oppervlakte van een recreatiewoning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 85 m².
  • b. De goothoogte van de recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • c. De bouwhoogte van de recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
  • d. Per recreatiewoning mag er één vrijstaand bijgebouw aanwezig zijn.
  • e. De oppervlakte van een vrijstaande bijgebouw mag niet meer bedragen dan 15 m².
  • f. De bouwhoogte van een vrijstaande bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3 m.
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • b. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

Artikel 14 Recreatie - Verblijfsrecreatie

14.1 Bestemmingsomschrijving
14.1.1 Algemeen

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatieve voorzieningen zoals genoemd in de 'Tabel Verblijfsrecreatieve voorzieningen';
  • b. dagrecreatieve voorzieningen en evenementen;
  • c. bedrijfswoningen uitsluitend voor zover mogelijk op grond van de Tabel Verblijfsrecreatieve voorzieningen' waarbij het aangegeven aantal bedrijfswoningen niet mag worden overschreden;
  • d. kleinschalig logeren aan huis tot een maximum van 100 m2 ten behoeve van maximaal twee eenheden;
  • e. tuinen, erven en verhardingen;
  • f. aan-huis-verbonden-beroepen of bedrijven;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. ondergeschikte horeca;
  • i. wegen en paden en parkeervoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
14.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende bepalingen:

  • a. Indien een bouwvlak aanwezig is, mogen gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden.
  • b. De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder dan 5 m bedragen.
  • c. De dakhelling van gebouwen mag niet minder dan 12° en niet meer dan 50° bedragen.
14.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd, tenzij in de ‘Tabel Recreatieve voorzieningen’ anders is aangegeven.
  • b. De maximale oppervlakte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan in de ‘Tabel Verblijfsrecreatieve voorzieningen’ aangegeven oppervlakte.
  • c. De maximale goothoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan in de ‘Tabel Verblijfsrecreatieve voorzieningen’ aangegeven goothoogte.
  • d. De maximale bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan in de ‘Tabel Verblijfsrecreatieve voorzieningen’ aangegeven bouwhoogte.
  • e. De gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen mag per caravan of stacaravan niet meer dan 6,5 m² bedragen, per recreatiewoning of chalet mag de oppervlakte niet meer dan 13 m² bedragen.
  • f. De dakhelling van gebouwen mag niet minder dan 12º en niet meer dan 50º bedragen.
  • g. De afstand van de gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.
  • h. Voor de verblijfsrecreatieve voorzieningen als genoemd in de ‘Tabel Verblijfsrecreatieve voorzieningen’ onder 1 en 4 mag het aantal chalets, met een oppervlakte van niet meer dan 70 m², worden uitgebreid, in die zin dat voor elk extra chalet inlevering van twee standplaatsen van stacaravans plaatsvindt.
14.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan aangegeven in de ‘Tabel Verblijfsrecreatieve voorzieningen’.
  • b. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³ met dien verstande dat ondergrondse ruimten zoals kelders niet worden meegerekend.
  • c. De goot- en bouwhoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 4,50 respectievelijk 9,00 m.
14.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen per woning mag niet meer bedragen dan 80 m².
  • b. De goothoogte van de bijgebouwen mag niet meer dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 5,5 m bedragen.
  • c. De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m.
14.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende voorwaarden:

  • a. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 5 m bedragen.
  • b. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelroolijn van een woning niet meer mag bedragen dan 1 meter.
  • c. De oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt per bouwperceel niet meer dan 10% van de maximale oppervlakte van gebouwen zoals weergegeven in de ‘Tabel Verblijfsrecreatieve voorzieningen’, met dien verstande dat dit niet geldt voor erf- en terreinafscheidingen;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c is op het adres Valkenswaardseweg 37 te Leende een paardenbak van maximaal 1800 m² toegestaan.
14.2.6 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Ondergronds bouwen van gebouwen is uitsluitend toegestaan onder gebouwen die bovengronds:
    • 1. reeds zijn gebouwd en/of;
    • 2. gelijktijdig worden gebouwd.
  • b. De verticale diepte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
14.2.7 Tabel Verblijfsrecreatieve voorzieningen

NB: de maximale oppervlakte/inhoud bij chalets, stacaravans, recreatiewoningen, appartementen en trekkershutten is de maximale oppervlakte/inhoud per chalet, stacaravan, recreatiewoning, appartement en trekkershut.

Specifieke vorm van recreatie -

 
Adres   Soort verblijfsrecreatieve voorzieningen   Max. aantal bedrijfs-woningen   Maximum aantal verblijfs-eenheden   Bouwen binnen/-buiten bouwvlak   Maximale oppervlakte
gebouwen in m²  
Max. inhoud in m3   Goothoogte gebouwen in meters
 
Bouwhoogte gebouwen in meters
 
v1   Albertlaan 4   Zorghotel   1   1   Binnen   2.525   -   9,0   13,0  
v2   Albertlaan 16   Caravanpark Recrenova   1              
    Stacaravan     260   Buiten   35   -   -   3,25  
    Trekkershut     10   Buiten   -   -   -   -
 
    Centrale voorzieningen     1   Binnen   450   -   3,5   6,0  
    Toeristische standplaatsen     25   Buiten   -   -   -   -  
v3   Heezerenbosch 6   Camping Heezerenbosch   2              
    Chalets/stacaravans cat. 1     249   Buiten   45   -   -   3,25  
    Chalets/stacaravans cat. 2     171   Buiten   70   -   -   3,25  
    Chalets/stacaravans cat. 3     55   Buiten   90   -   -   3,25  
    Chalets/stacaravans cat. 4     9   Buiten   100   -   -   3,25  
    Plaats Tamboerijn 817     1   Buiten   105   -   -   3,25  
    Plaats Klavertje vier 960/961     1   Buiten   127   -   -   3,25  
    Plaats Halve Maan 801     1   Buiten   152   -   -   3,25  
    Toeristische standplaatsen     100   Buiten   -   -   -   -  
    Recreatiewoningen     100   Buiten   85   -   -   3,75  
    Centrale voorzieningen     -   Binnen   2000   -   4,5   9  
    Slechtweer accommodatie     -   Binnen   1400   -   -   10  
    restaurant     -   Binnen   450   -   4,5   9  
    Sanitaire voorzieningen, dienstgebouwen     -   Buiten   1000   -   -   7  
v4   Heezerenbosch 9a   Bed & Breakfast met een kleinschalige paardenhouderij en een praktijk voor natuurgeneeskunde   0   6   Binnen   395   -   4,5   9  
v5   Heezerenbosch   Scoutingterrein, groepaskamperen door scouting e.a. jeugd-/jongeren org. met een sociaal maatschappelijke doelstelling                
    Toeristische standplaatsen (alleen tenten)     225   Buiten          
v6   Heggerdijk 1   Groepsaccommodatie   1     Binnen   500   -   4,5   9  
v7   't Heike 31   Kampeerboerderij Ferme de Jean   1              
    Groepsaccommodatie     2   Binnen   650   -   3,5   8,0  
    Centrale voorzieningen     1   Binnen   175   -   3,5   8,0  
v8   Hodibalduslaan 20   Recreatieterrein met 2 pipowagens en een dierenpark   0   2 pipowagens   -   34 m2 voor twee pipowagens (gezamenlijk), 30 m2 toiletgebruik en 26 m2 bedrijfsruimte   -   -   3,5  
v9   Kapelstraat 20   Natuurcamping De Fuut           -      
    Toeristische standplaatsen     60   Buiten   -   -   -   -  
    Centrale voorzieningen     -   Binnen   450   -   3   5,5  
    Mobiele toiletruimte     1   Buiten   10   -      
v10   Paaldijk 7   Camping Riestenblik           -      
    Toeristische standplaatsen     35   Buiten   -   -   -   -  
    Groepsaccomodatie + centrale voorzieningen     1   Binnen   750   -   4,5   7,5  
    Daghoreca     1   Binnen   250   -   3,5   6  
    Dagrecreatie     1   Binnen   150   -   3,5   6  
    Caravanstalling     1   Binnen   200   -   4,5   7,5  
v11
 
Pandijk 12   Camping St. Jorishoeve   1              
    Toeristische standplaatsen     60   Buiten   -   -   -   -  
    Recreatiewoningen     20   Buiten   85   -   -   3,75  
    Trekkershutten     5   Buiten   -   -   -   -  
    Appartementen     4   Binnen   30   -   3,5   5,5  
    Centrale voorzieningen     1   Binnen   450   -   3,5   6,0  
v12   Rul 31   Recreatief bedrijf met vakantieappartementen

en

vakantiewoningen  
1   14 vakantieappartement

en

11 recreatiewoningen
 
  1.600







85  
  3







3  
6







6  
v13   Strabrecht 11   Groepsaccommodatie     2   Binnen   525   -   4,5   7,5  
v14   Strijperdijk 9 Soerendonk   Recreatie park Slot Cranendonk B.V.
(Camping Soerendonk)  
0   50% verharding / bebouwing     50% verharding / bebouwing   -      
    Centrale voorziening     Zie boven     1000   -   4   6  
    Toeristische standplaatsen     Zie boven   Buiten   -   -   -   -  
    Stacaravans     Zie boven   Buiten   80 m2 per object   -   4   7,5  
    Recreatiewoningen     Zie boven   Buiten   80 m2 per object   -   4   7,5  
v15   Strijperpad 5   Camping Zwarbroek           -      
    Toeristische standplaatsen     45   Buiten   -   -   -   -  
    Centrale voorzieningen     1   Binnen   80   -   3,5   5,0  
v16   Valkenswaardseweg 42 + 44   Hotel   1     Binnen   2520   -   7,5   11  
v17   Valkenswaardseweg 37   Recreatiebedrijf met paarden, niet zijnde een paardenhouderij   1              
    Voorzieningen ten behoeve van paarden         1750     5   10  
    Groepsaccommodatie     2     1000     5   10  
    Vakantiewoningen     6     85 per vakantiewoning     5   10  
    Recreatieruimte&horeca         400     5   10  
    Opslag         450     5   10  

14.3 Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Afwijken ten behoeve van de voorgeschreven dakhelling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 14.2.2 onder f voor het wijzigen van de voorgeschreven dakhelling, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. Het stedenbouwkundig beeld wordt niet aangetast.
  • b. De belangen van derden worden niet onevenredig geschaad.
14.3.2 Afwijken ten behoeve van het verkleinen van de afstand tot de zijdelingse en achterste eigendomsgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 14.2.2 onder g voor het verkleinen van de afstand van de bebouwing tot de zijdelingse en achterste eigendomsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. De afstand tot de bouwperceelsgrens dient minimaal 1 m te bedragen.
  • b. De noodzaak dient vanuit een doelmatige functionele, bouwkundige of architectonische inpassing aanwezig te zijn.
14.4 Specifieke gebruiksregels
14.4.1 Parkeren

Voor de verblijfsrecreatieve voorzieningen als genoemd in de ‘Tabel Verblijfsrecreatieve voorzieningen’ onder 1 tot en met 5 moet in de parkeerbehoefte van de gasten en werknemers worden voorzien, met dien verstande dat voor het onder 1 genoemde bedrijf 1 parkeerplaats per verblijfsaccommodatie op het terrein zelf aanwezig moet zijn en 125 algemene parkeerplaatsen aansluitend aan het bouwvlak voor de centrale voorzieningen.

14.4.2 Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven

Uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven in de (bedrijfs)woning en/of bijgebouwen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 45 m2.
  • b. Het gebruik mag geen nadelige gevolgen hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • c. Detailhandel is niet toegestaan.
  • d. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
14.4.3 Voorwaardelijke verplichting

Het gebruik van de in 14.1 genoemde verblijfsrecreatieve voorzieningen is niet toegestaan indien de landschappelijke inpassing, conform de in Bijlage 3 bij deze regels weergegeven landschappelijke inpassing, nog niet is gerealiseerd of de erfbeplanting niet duurzaam in stand wordt gehouden (gelaten, beheerd en onderhouden).

14.4.4 Overige specifieke gebruiksregels
  • a. Ter plaatse van het adres Heezerenbosch 9a te Heeze mogen de gronden en gebouwen niet worden gebruikt t.b.v. Bed&Breakfast met een kleinschalige paardenhouderij en een praktijk voor natuurgeneeskunde indien het (erf)beplantingsplan, zoals opgenomen in de bijlagen van deze regels, nog niet is gerealiseerd of de (erf)beplanting niet duurzaam in stand wordt gehouden (gelaten, beheerd en onderhouden).
  • b. Ter plaatse van het adres Pandijk 12 te Sterksel mogen de gronden en gebouwen niet worden gebruikt t.b.v. de uitbreiding van de camping en de centrale voorzieningen indien het (erf)beplantingsplan/bosplan, zoals opgenomen in de bijlagen van deze regels, nog niet is gerealiseerd of de (erf)beplanting/het bos niet duurzaam in stand wordt gehouden (gelaten, beheerd en onderhouden).
  • c. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – verblijfsrecreatie 15’ mogen de gronden en gebouwen niet worden gebruikt ten behoeve van de verblijfsrecreatie indien het (erf)beplantingsplan, zoals opgenomen in de bijlagen van deze regels, nog niet is gerealiseerd of de (erf)beplanting/het bos niet duurzaam in stand wordt gehouden (gelaten, beheerd en onderhouden).
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'wonen' mag de bedrijfswoning worden bewoond door personen die niet zijn gebonden aan het bedrijf.
  • e. Ter plaatse van het adres Valkenswaardseweg 37 te Leende is maximaal 200 m² terras toegestaan.

Artikel 15 Recreatie - Volkstuin

15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1 Algemeen

De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  • a. volkstuinen;
  • b. paden en wegen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
15.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De hoogte van gebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen.
  • b. De oppervlakte aan gebouwen per volkstuin mag niet meer bedragen dan 20 m².
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende voorwaarde:

  • a. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

Artikel 16 Sport

16.1 Bestemmingsomschrijving
16.1.1 Algemeen

De voor 'Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de bedrijfsmatige exploitatie van sportvoorzieningen, zoals nader aangeduid in de 'Tabel Sportvoorzieningen', waarbij niet meer dan één voorziening aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak;
  • b. bedrijfswoningen uitsluitend voor zover mogelijk op grond van de 'Tabel Sportvoorzieningen' waarbij het aangegeven aantal bedrijfswoningen niet mag worden overschreden;
  • c. aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
  • d. bij de onder a genoemde voorzieningen behorende detailhandel en horeca als ondergeschikte activiteit;
  • e. tuinen, erven en verhardingen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. wegen en paden en parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. extensief recreatief medegebruik.
16.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende bepalingen:

  • a. Indien een bouwvlak aanwezig is, mogen gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden.
  • b. De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder dan 5 m bedragen.
  • c. De dakhelling van gebouwen mag niet minder dan 12° en niet meer dan 50° bedragen.
16.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De maximale oppervlakte mag niet meer bedragen dan aangegeven in de 'Tabel Sportvoorzieningen'.
  • b. De goothoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven in de 'Tabel Sportvoorzieningen'.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven in de 'Tabel Sportvoorzieningen'.
  • d. De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m, indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt geldt deze afstand als minimale afstand tot de weg.
16.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het aantal bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan aangegeven in de 'Tabel Sportvoorzieningen'.
  • b. Ter plaatse van het adres Valkenswaardseweg 29b moeten 2 van de 3 bedrijfswoningen inpandig (in de bestaande bedrijfsgebouwen) zijn.
  • c. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3 met dien verstande dat ondergrondse ruimten zoals kelders niet worden meegerekend.
  • d. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 18.2.2 onder b van toepassing is.
  • e. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 18.2.2 onder c van toepassing is.
  • f. De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m, indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt geldt deze afstand als minimale afstand tot de weg.
16.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80 m².
  • c. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
  • e. De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m.
  • f. De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 m.
  • g. Bij afbraak van een bestaand(e) vrijstaand(e) bijgebouw(en) met een oppervlakte van meer dan 80 m², mag het in sub a genoemde oppervlakte worden verhoogd met 50% van het oppervlak van de te slopen vrijstaande bijgebouwen c.q. bijgebouw met dien verstande dat het in sub b genoemde oppervlakte niet bij de berekening mag worden betrokken. Het maximaal toegestane gezamenlijke oppervlak van de bijgebouwen na afbraak mag niet meer bedragen dan 160 m².
16.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:

  • a. De bouwhoogte van terreinafscheidingen mag voor de voorgevelrooilijn niet meer bedragen dan 1 m, daarachter mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2 m.
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
16.2.6 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Ondergronds bouwen van gebouwen is uitsluitend toegestaan onder gebouwen die bovengronds:
    • 1. reeds zijn gebouwd en/of;
    • 2. gelijktijdig worden gebouwd.
  • b. De verticale diepte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
16.2.7 Tabel Sportvoorzieningen

Specifieke vorm van sport -   Adres   Soort sport voorziening   Max. aantal bedrijfs-woningen   Max. oppervlakte bebouwing in m²   Goothoogte
gebouwen in meters
 
Bouwhoogte
gebouwen in meters
 
Afwijkende oppervlakte detailhandel / horeca  
1   Euvelwegen 2   Beugelvereniging   0   200   4,5   7,0    
2   Geldropseweg 2a   Politiehonden-vereniging   0   175   3,5   6,0    
3   Genoeshuis 14   Hondensportverenigingen   0   165   4,5   7,0    
4   Muggenberg 40   Manege   0   1.650   4,5   7,0    
5   Somerenseweg 112   Hondenvereniging   0   200   4,5   7,0    
6   Strabrechtseheide-weg perceel B637 + B638   Manege en kleinschalig kamperen tot 15 kampeermiddelen   0   7.623   4,5   7,0    
7   Valkenswaardseweg 29b   Manege met woning en 2 inpandige woningen   3   6.000   4,5   9,0    
8   Vlaamseweg 1C (of 1B)   Sportpark   0   500   4,5   4,5    
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Afwijken ten behoeve van het verkleinen van de afstand tot de weg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 16.2.2 onder d en 16.2.3 onder f voor het verkleinen van de afstand van de bebouwing tot de weg, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. Het stedenbouwkundig beeld mag niet worden aangetast.
  • b. De verkeersveiligheid mag niet worden aangetast.
16.3.2 Afwijken ten behoeve van het verkleinen van de afstand tot de zijdelingse en achterste eigendomsgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 16.2.1 onder b voor het verkleinen van de afstand van de bebouwing tot de zijdelingse en achterste eigendomsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarde:

  • a. De belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
16.3.3 Afwijken ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen op een grotere afstand

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 16.2.4 onder f voor het bouwen van bijgebouwen bij een woning op een grotere afstand van de bedrijfswoning, met inachtneming van de volgende voorwaarde:

  • a. Het vergroten van de afstand is noodzakelijk in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.
16.3.4 Afwijken ten behoeve van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 16.2.5 onder b voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende voorwaarde:

  • a. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
16.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende voorwaarden:

16.4.1 Aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven

Binnen de bestemming 'Sport’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven toegestaan in de bedrijfswoning en/of bijgebouwen als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 45 m².
  • b. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • c. Detailhandel is niet toegestaan.
  • d. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
16.4.2 Ondergeschikte detailhandel en horeca

Bij de bedrijfsmatige exploitatie van sportvoorzieningen overeenkomstig lid 16.1 onder a is de uitoefening van ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. De maximum oppervlakte aan ondergeschikte detailhandel mag niet meer bedragen dan 100 m2, tenzij anders is aangegeven in de ‘Tabel Sportvoorzieningen’.
  • b. De maximum oppervlakte aan ondergeschikte horeca mag niet meer bedragen dan 50 m2, tenzij anders is aangegeven in de ‘Tabel Sportvoorzieningen'.
16.5 Afwijken van de gebruiksregels
16.5.1 Vergroten oppervlak ondergeschikte horeca en detailhandel

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 16.4.2 voor het toestaan van het gebruik van een grotere oppervlakte voor ondergeschikte horeca en/of detailhandel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De recreatieve functie op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft.
  • b. De uitbreiding bedraagt niet meer dan 15%.
  • c. Het dient vast te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden.
  • d. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • e. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 17 Verkeer

17.1 Bestemmingsomschrijving
17.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. behoud en herstel van de aanwezige natuur- en landschapswaarden.
17.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
  • c. In afwijking van het bepaalde onder b kan afgeweken worden van de bouwhoogte ten behoeve van een natuurbrug tot maximaal 11 m.
17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 17.2 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het bouwen moet ten dienste zijn van de bestemming.
  • b. De hoogte van palen, masten en dergelijke mag niet meer bedragen dan 15 m.
  • c. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: het verharden van onverharde wegen.

17.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 17.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. krachtens een verleende vergunning reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
17.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 17.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuur- en landschapswaarden van de gronden.

Artikel 18 Verkeer - Railverkeer

18.1 Bestemmingsomschrijving
18.1.1 Algemeen

De voor ‘Verkeer – Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen voor railverkeersvoorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
18.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 18.2 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het bouwen moet ten dienste zijn van de bestemming.
  • b. De hoogte van palen, masten en dergelijke mag niet meer bedragen dan 15 m.
  • c. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

Artikel 19 Water

19.1 Bestemmingsomschrijving
19.1.1 Algemeen

De voor 'Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen, zoals vastgelegd in de keur;
  • b. voorzieningen voor waterkering en/of waterzuivering;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. behoud van (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen.
19.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
  • b. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m².
19.3 Wijzigingsbevoegdheid
19.3.1 Wijziging ten behoeve van water(berging), beekherstel, natuurontwikkeling e.d.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch', 'Bos', 'Groen - Landschapselement', 'Natuur' en/of 'Water - Natuurwaarden’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van water, beekherstel, waterberging en/of realisatie van het Natuurnetwerk Brabant, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

Artikel 20 Water - Natuurwaarden

20.1 Bestemmingsomschrijving
20.1.1 Algemeen

De voor 'Water - Natuurwaarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de waternatuur (ecologie, flora en fauna) en de bijbehorende waternatuurlijke groeiplaats;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurwaarden waaronder de kwetsbare soorten en struweelvogels;
  • c. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden, waaronder aardkundige waardevolle gebieden, cultuurhistorische waardevolle akkers en cultuurhistorische waardevolle gebieden;
  • d. behoud, herstel en ontwikkeling van de hydrologische waarden waaronder verdrogingsbestrijding en waterberging;
  • e. behoud, herstel en ontwikkeling van de hydrologische betekenis waaronder infiltratiegebied, intermediair gebied en/of kwelgebied;
  • f. behoud van (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • g. behoud en herstel van geïsoleerde wateren zoals vennen en poelen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. extensief recreatief medegebruik.
20.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, behoudens:

  • a. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van water- en natuurbeheer, mits:
    • 1. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 4 m;
    • 2. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m² en de inhoud niet meer bedraagt dan 70 m3.
  • b. eenvoudige voorzieningen voor dagrecreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, mits geen onevenredige schade wordt aangericht aan de aanwezige waarden en de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in lid 20.2.2 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het bouwen moet ten dienste zijn van de bestemming.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.
  • c. Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij een onafhankelijke natuur- en landschapsdeskundige met betrekking tot de vraag of de aanwezige landschappelijke waarden, natuurwaarden en/of hydrologische waarden door het verlenen van de omgevingsvergunning niet onevenredig c.q. onherstelbaar worden aangetast.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het verzetten van grond (verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren) van de bodem van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,40 m onder maaiveld.
  • b. Het leggen van leidingen resp. het diepploegen, diepwoelen van de bodem op diepte van meer dan 0,40 m.
  • c. Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem.
  • d. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
  • e. De aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervangen een reeds bestaande drainage.
  • f. Het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen.
  • g. Het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden, tenzij dit al getoetst is aan de Wet natuurbeschermingswet.
  • h. Het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren.
  • i. Het beplanten van gronden met bos, hoger dan 2,5 m, opgaand houtgewas in verband met boomteelt of houtteelt.
  • j. Het aanleggen van landschapselementen.
  • k. Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².
20.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 20.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
  • b. Krachtens een verleende vergunning reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
20.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 20.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur, de natuurlijke groeiplaats, de landschappelijke waarden, natuurwaarden en/of de hydrologische waarden en de hydrologische betekenis van de gronden.
  • b. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij het waterschap, voor zover de afweging mede betrekking heeft op hydrologische waarden en de hydrologische betekenis.
20.5 Wijzigingsbevoegdheid
20.5.1 Wijziging ten behoeve van water(berging), beekherstel, natuurontwikkeling e.d.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch', 'Bos', 'Groen - Landschapselement' en/of 'Natuur' ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van water, beekherstel, waterberging en/of realisatie van het Natuurnetwerk Brabant, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

Artikel 21 Wonen

21.1 Bestemmingsomschrijving
21.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen’ aangewezen gronden zijn mede bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
  • c. kleinschalig logeren tot een maximum van 100 m² ten behoeve van maximaal twee eenheden;
  • d. woonwagenstandplaatsen ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke vorm van wonen - woonwagenstandplaats 1' en ‘specifieke vorm van wonen - woonwagenstandplaats 2';
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. tuinen en erven;
  • g. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

alsmede voor:

  • i. het behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - waardevolle bebouwing’ op de plankaart.
21.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak.
  • b. Per bouwvlak is niet meer dan één woning toegestaan, indien op de plankaart een koppelteken is aangegeven tussen bouwvlakken worden deze aangemerkt als één bouwvlak.
  • c. Herbouw of vervangende nieuwbouw is ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - waardevolle bebouwing’ op de plankaart, en bij gesplitste woonboerderijen, alleen toegestaan indien:
    • 1. de uitwendige architectonische vormgeving niet wezenlijk wordt aangetast, tenzij het is ten behoeve van het herstel van de oorspronkelijke cultuurhistorische waarde;
    • 2. vooraf advies is ingewonnen bij de gemeentelijke monumentencommissie.
  • d. Bij vervangende nieuwbouw van woonboerderijen mogen de gebouwen uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande funderingen en, in geval van uitbreiding, daar direct op aansluitend, met dien verstande dat, indien het de herbouw van een dubbele woonboerderij betreft, de nieuwbouw uitsluitend als één bouwmassa met twee woningen mag worden gebouwd.
  • e. De inhoud van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 750 m³ met dien verstande dat ondergrondse ruimten zoals kelders niet worden meegerekend.
  • f. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
  • g. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • h. De dakhelling van gebouwen mag niet minder dan 12° en niet meer dan 50° bedragen.
  • i. De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m, indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt geldt deze afstand als minimale afstand tot de weg.
  • j. In afwijking van het bepaalde onder e, f en g zijn op de volgende adressen (ruimte-voor-ruimte woningen) een ander volume en andere hoogten toegestaan:

Adres   Inhoud m3   Goothoogte m   Bouwhoogte m   Overig  
Boschhoven 38b en 38c   1000   3,5   9,0   Bouwdiepte max. 12 m en breedte voorgevel min. 7 m  
Heezerenbosch 9b   750   4,5   9   -  
Kerkhof 1a   865   5,5   10   -  
Pastoor Thijssenlaan 56 en 60   1200   4,5   9,0   -  
Renhoek 9b   1400   5,5   10   -  
Rul 2b en 2c   1200   4,5   9.0   -  
Ven 1b   850   4,5   9.0   -  
Ven 1c   1400   4,5   9.0   -  

21.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
  • b. De totale oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 80 m2, met dien verstande dat op het adres Somerenseweg 10 te Sterksel 400 m2 aan bijgebouwen is toegestaan.
  • c. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder c en d mag ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.
  • f. De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m, met dien verstande dat op het adres Somerenseweg 10 te Sterksel de afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 5 meter.
  • g. De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de woning mag niet meer bedragen dan 20 m, met dien verstande dat dit niet geldt voor het adres Somerenseweg 10 te Sterksel.
  • h. Bij afbraak van een bestaand(e) vrijstaand(e) bijgebouw(en) met een oppervlakte van meer dan 80 m², mag het in sub b genoemde oppervlakte worden verhoogd met 50% van het oppervlak van de te slopen vrijstaande bijgebouwen c.q. bijgebouw met dien verstande dat het in sub b genoemde oppervlakte niet bij de berekening mag worden betrokken. Het maximaal toegestane gezamenlijke oppervlak van de bijgebouwen na afbraak mag niet meer bedragen dan 160 m².
  • i. In afwijking van het bepaalde onder b is op het adres Bruggerhuizen 2 te Leende 100 m2 aan bijgebouwen toegestaan;
  • j. In afwijking van het bepaalde onder f is op het adres Bruggerhuizen 2 te Leende en op het adres Vlaamseweg 7 te Sterksel een afstand van minder dan 2 m toegestaan.
  • k. In afwijking van het bepaalde onder b is op het adres Pandijk 8 te Sterksel 160 m2 aan bijgebouwen toegestaan;
  • l. In afwijking van het bepaalde onder d mag de goothoogte op het adres Pandijk 8 te Sterksel niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • m. In afwijking van het bepaalde onder b is op het adres Kerkhof 5 te Heeze 218 m2 aan bijgebouwen toegestaan;
  • n. In afwijking van het bepaalde onder b is op het adres Vlaamseweg 7 te Sterksel 374 m² aan bijgebouwen toegestaan;
  • o. In afwijking van het bepaalde onder c is op het adres Vlaamseweg 7 te Sterksel een maximale goothoogte van 4 m toegestaan.
21.2.3 Woonwagenstandplaatsen
  • a. Het aantal standplaatsen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - woonwagenstandplaats 1‘ (Heeze) mag niet meer bedragen dan 2.
  • b. Het aantal standplaatsen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - woonwagenstandplaats 2‘ (Leende) mag niet meer bedragen dan 4.
  • c. De oppervlakte van een standplaats mag niet minder dan 145 m² en niet meer dan 220 m² bedragen.
  • d. Op een standplaats mag één hoofdgebouw worden gebouwd, met een oppervlakte van niet meer dan 153 m² en een bouwhoogte van niet meer dan 5,5 m.
  • e. Voor de bouw van overkappingen, bijgebouwen en aanbouwen bij een standplaats geldt dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte per standplaats niet meer dan 80 m2 mag bedragen;
    • 2. de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
    • 3. de bouwhoogte niet meer dan 5,5 m mag bedragen.
21.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • b. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • c. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde achter de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 4 m.
  • d. De gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 20 m².
  • e. Voor de bouw van onoverdekte zwembaden geldt dat:
    • 1. de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 5 m;
    • 2. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 10% van de oppervlakte van het bouwperceel tot een maximum van 100 m²;
    • 3. het zwembad uitsluitend achter de achtergevelrooilijn van de woning mag worden gesitueerd.
21.2.5 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Ondergronds bouwen van gebouwen is uitsluitend toegestaan onder gebouwen, die bovengronds:
    • 1. reeds zijn gebouwd en/of;
    • 2. gelijktijdig worden gebouwd.
  • b. De verticale diepte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
21.3 Afwijken van de bouwregels
21.3.1 Afwijken ten behoeve van Woningsplitsing woonboerderij

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 21.2.1 onder b voor het splitsen van een woning (woonboerderij) indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Splitsing is alleen toegestaan indien het een woonboerderij betreft, waarbij de woningen gesitueerd dienen te worden binnen de bestaande bouwmassa.
  • b. Splitsing is alleen toegestaan indien dit past binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma.
  • c. De bouwmassa van de woonboerderij dient een inhoud te hebben van ten minste 900 m3 in één eenheid.
  • d. Bij splitsing mogen maximaal twee volwaardige woningen ontstaan, met beide een inhoud van ten minste 350 m3.
  • e. Het bestaande architectonische karakter van de woonboerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden, mogen niet wezenlijk aangetast worden.
  • f. De vestiging van de nieuwe woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • g. De nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  • h. Voor zover er sprake is van de aanwezigheid van meer bedrijfsgebouwen/bijgebouwen dan 120 m² per woning, dienen die gebouwen te worden gesloopt met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing.
  • i. Indien het bestemmingsvlak ligt binnen de aanduidingen ‘overige zone - bebouwingsconcentratie 1’ en ‘overige zone - bebouwingsconcentratie 2' dan geldt dat bij sloop van de overtollige bedrijfsbebouwing 20% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de maximale oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m² per woning.
  • j. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan met verzekering van de aanleg en instandhouding ervan.
21.3.2 Afwijken ten behoeve van de voorgeschreven dakhelling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 21.2.1 onder h voor het wijzigen van de voorgeschreven dakhelling, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. Het stedenbouwkundig beeld wordt niet aangetast.
  • b. De belangen van derden worden niet onevenredig geschaad.
21.3.3 Afwijken ten behoeve van een kortere afstand tot de weg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 21.2.1 onder i voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de weg, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Het stedenbouwkundig beeld wordt niet aangetast.
  • b. De verkeersveiligheid wordt niet aangetast.
21.3.4 Afwijken ten behoeve van aan- en uitbouwen buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 21.2.2 onder a voor het bouwen van aan- en uitbouwen aansluitend aan het bouwvlak, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. De gezamenlijk oppervlakte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m2.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
21.3.5 Afwijken ten behoeve van het verkleinen van de afstand van bijgebouwen tot de zijdelingse en achterste eigendomsgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 21.2.2 onder e voor het verkleinen van de afstand van bijgebouwen tot de zijdelingse en achterste eigendomsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarde:

  • a. De belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
21.3.6 Afwijken ten behoeve van het verkleinen van de afstand van bijgebouwen tot de zijdelingse en achterste eigendomsgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 21.2.2 onder f voor het bouwen van bijgebouwen op een grotere afstand van de woning, met inachtneming van de volgende voorwaarde:

  • a. Het vergroten van de afstand is noodzakelijk in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.
21.3.7 Afwijken ten behoeve van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 21.2.4 onder c voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende voorwaarde:

  • a. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
21.4 Specifieke gebruiksregels
21.4.1 Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven

Binnen de bestemming 'Wonen’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven in de woning en/of bijgebouwen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 45 m².
  • b. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • c. Detailhandel is niet toegestaan.
  • d. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
21.4.2 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende voorwaarden:

  • a. Kleinschalig kamperen is niet toegestaan.
  • b. Recreatiewoning is niet toegestaan
21.4.3 Overige specifieke gebruiksregels
  • a. Ter plaatse van het adres Heezerenbosch 9b mogen de gronden en gebouwen niet worden gebruikt t.b.v. Wonen zolang de bewoning van het pand Heezerenbosch 9a niet is beëindigd.
  • b. Ter plaatse van het bouwperceel Valkenswaardseweg 54 mag pas een nieuwe woning worden opgericht en gebruikt als de bestaande woning aan de Valkenswaardseweg 54 (binnen de bestemming Wonen) en de bedrijfsgebouwen (binnen de bestemming Agrarisch) en de kapschuur (binnen de bestemming Bos) zijn gesloopt conform het inrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 3.
  • c. Ter plaatse van het bouwperceel Stoeiing 1 te Sterksel mag pas een nieuwe woning worden opgericht indien minimaal 1.000 m² voormalige agrarische bedrijfsgebouwen zijn gesloopt, de omgevingsvergunning milieu is ingetrokken en minimaal 3.500 kg fosfaat uit de markt wordt gehaald door doorhaling van de bij de Dienst Regelingen geregistreerde rechten;
  • d. Ter plaatse van de Vlaamseweg 7 te Sterksel is het bouwen van meer dan 150 m² aan bijgebouwen, alsmede gebruik hiervan, niet toegestaan indien het (erf)beplantingsplan, zoals opgenomen in Bijlage 3 nog niet is gerealiseerd of de erfbeplanting niet duurzaam in stand wordt gehouden (gelaten, beheerd en onderhouden).
  • e. Ter plaatse van het adres Pastoor Thijssenlaan 29 te Sterksel is het toegestaan om de voor 'Wonen' aangewezen gronden te gebruiken voor de ontsluiting van het achterliggende bedrijf.
  • f. Ter plaatse van het bouwperceel aan de Pandijk 8 te Sterksel mogen de bijgebouwen niet worden gebruikt ten behoeve van Bed & Breakfast en is vervangende nieuwbouw van de woning en het bouwen van nieuwe bijgebouwen niet toegestaan indien het (erf)beplantingsplan, zoals opgenomen in Bijlage 3 nog niet is gerealiseerd of de erfbeplanting niet duurzaam in stand wordt gehouden (gelaten, beheerd en onderhouden).
  • g. Ter plaatse van het adres Rul 16a te Heeze is vervangende nieuwbouw van de woning en het bouwen van nieuwe bijgebouwen, alsmede gebruik hiervan, niet toegestaan indien het (erf)beplantingsplan, zoals opgenomen in Bijlage 3 nog niet is gerealiseerd of de erfbeplanting niet duurzaam in stand wordt gehouden (gelaten, beheerd en onderhouden).
  • h. Ter plaatse van het adres Somerenseweg 10 te Sterksel mag pas een nieuw bijgebouw worden opgericht indien het (erf)beplantingsplan zoals opgenomen in Bijlage 3 is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden (gelaten, beheerd en onderhouden);
  • i. Ter plaatse van het bouwperceel Stoeiing 1e te Sterksel mag pas een woning worden opgericht indien het (erf)beplantingsplan zoals opgenomen in Bijlage 3 is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden (gelaten, beheerd en onderhouden).
21.5 Afwijken van de gebruiksregels
21.5.1 Kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 21.4.2 onder a ten behoeve van kleinschalig kamperen tot een maximum van 25 kampeermiddelen mits het bestemmingsvlak 'Wonen' niet gelegen is in ‘Bos’ of ‘Natuur’ op de plankaart en de afstand van de kampeerlocatie tot de dichtstbijgelegen (bedrijfs)woning minimaal 50 m bedraagt en mits de aanwezige natuur- of landschapswaarden niet worden aangetast.

21.5.2 Afwijken ten behoeve van gebruik van een woning als recreatiewoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 21.4.2 onder b voor het gebruik van een woning als recreatiewoning met dien verstande dat:

  • a. De recreatiewoning voor maximaal 10 personen gebruikt mag worden.
  • b. Het parkeren voor de recreatiewoning op eigen terrein plaatsvindt.
  • c. De afstand tussen twee recreatiewoningen minimaal 150 meter bedraagt.
  • d. Indien de woning in gebruik wordt genomen als recreatiewoning er geen sprake mag zijn van reguliere bewoning.
  • e. Indien de woning gelegen is binnen de aanduiding groenblauwe mantel, de functiewijziging gepaard dient te gaan met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de ecologische en landschappelijke waarden.
  • f. Indien de woning gelegen is binnen de bestemming ‘Agrarisch’, de functiewijziging gepaard dient te gaan met een bijdrage aan de ontwikkeling van de gemengde plattelandseconomie.
  • g. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning intrekken indien 2 jaar geen gebruik is gemaakt van de functiewijziging tot recreatiewoning.

Artikel 22 Leiding

22.1 Bestemmingsomschrijving
22.1.1 Algemeen

De voor 'Leiding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de aanleg, instandhouding en/of bescherming van:
    • 1. ondergrondse rioolpersleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – rioolpersleiding’;
    • 2. ondergrondse NAFTA-leiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – brandstof (nafta)’;
    • 3. ondergrondse aardgastransportleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - gastransportleiding;
    • 4. bovengrondse hoogspanningsleidingen ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding hoogspanning’;
    • 5. ondergrondse ruwwaterleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - ruwwater’;
    • 6. ondergrondse rioolwaterleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - rioolwaterleiding’;
    • 7. ondergrondse waterleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - water’;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

waarbij de volgende bestemmingsbreedten gelden gemeten aan weerszijden uit het hart van de leiding:

Leiding   Bestemmingsbreedte  
Aardgastransportleiding   4 m  
Hoogspanningsleiding   70 m  
NAFTA-leiding   5 m  
Rioolpersleiding   3 m  
Rioolwaterleiding   4 m  
Ruwwaterleiding   4 m  
Waterleiding   4 m  
22.1.2 Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

22.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in de in deze bestemming begrepen gronden uitsluitend worden gebouwd:

  • a. Bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 m voor de aanleg en instandhouding van de ondergrondse transportleidingen.
  • b. Hoogspanningsmasten tot een maximale bouwhoogte van 35 m ten behoeve van bovengrondse hoogspanningsleidingen.
  • c. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.
22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 22.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energie- en afvalwatervoorziening dient te zijn gewaarborgd.
  • b. Indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad.
  • c. Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
  • d. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
22.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.

22.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.5.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen.
  • b. Het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van de drainage.
  • c. Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  • d. Het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplanting en/of bomen.
  • e. Het aanbrengen van hoogopgaande bomen en beplanting (alleen bij bovengrondse hoogspanningsleidingen).
  • f. Het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
  • g. Het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
22.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 22.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. Het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale onderhoud en/of gebruik overeenkomstig de bestemming.
  • b. Krachtens een verleende vergunning reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds (mogen) worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. Graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
22.5.3 Toelaatbaarheid

De in lid 22.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. Het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energie- en afvalwatervoorziening zijn gewaarborgd.
  • b. De betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.
  • c. Het bevoegd gezag schriftelijk advies heeft ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 23 Waarde - Archeologie 1

23.1 Bestemmingsomschrijving
23.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

23.1.2 Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

23.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,50 m, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    • 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    • 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bepalen dat in afwijking van het bepaalde in lid 23.2 geen archeologisch onderzoek nodig is indien, naar het oordeel van het bevoegd gezag, op grond van andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld dat archeologische waarden ontbreken, bv. via de Erfgoedkaart Kempen- en A2 gemeenten (aanduiding van verstoorde gronden).

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het verzetten van grond (verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem) van meer dan 100 m2 of op een diepte van meer dan 0,50 m onder maaiveld).
  • b. Het leggen van leidingen resp. het diepploegen, diepwoelen van de bodem op een diepte van meer dan 0,50 m onder maaiveld.
  • c. Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem.
  • d. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
  • e. De aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage, dan wel het anderszins verlagen van de grondwaterstand.
  • f. Het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren.
  • g. Het beplanten van gronden met bos, hoger dan 2,5 m, opgaand houtgewas in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt.
  • h. Het aanleggen van landschapselementen.
23.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 23.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. krachtens een verleende vergunning reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. binnen het bouwvlak of binnen de bestemmingsvlakken van de bestemmingen ‘Bedrijf’, ‘Horeca’, ‘Maatschappelijk’, ‘Recreatie’, ‘Sport, en ‘Wonen’ plaats vinden.
23.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 23.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld, b.v het Beleidsplan Archeologische Monumentenzorg (aanduiding van verstoorde gronden). Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

Artikel 24 Waarde - Archeologie 2

24.1 Bestemmingsomschrijving
24.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

24.1.2 Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

24.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 0,5 m, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    • 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    • 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
24.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bepalen dat in afwijking van het bepaalde in lid 24.2 geen archeologisch onderzoek nodig is indien, naar het oordeel van het bevoegd gezag, op grond van andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld dat archeologische waarden ontbreken, bv. via de Erfgoedkaart Kempen- en A2 gemeenten (aanduiding van verstoorde gronden).

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het verzetten van grond (verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem) van meer dan 500 m2 of op een diepte van meer dan 0,50 m onder maaiveld).
  • b. Het leggen van leidingen resp. het diepploegen, diepwoelen van de bodem op een diepte van meer dan 0,50 m onder maaiveld.
  • c. Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem.
  • d. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
24.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 24.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. krachtens een verleende vergunning reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. binnen het bouwvlak of binnen de bestemmingsvlakken van de bestemmingen ‘Bedrijf’, ‘Maatschappelijk’, ‘Recreatie', ‘Sport', en ‘Wonen’ plaats vinden.
24.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 24.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld b.v het Beleidsplan Archeologische Monumentenzorg (aanduiding van verstoorde gronden). Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

Artikel 25 Waterstaat - Waterberging

25.1 Bestemmingsomschrijving
25.1.1 Algemeen

De voor 'Waterstaat - Waterberging' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor tijdelijke opvang van water.

25.1.2 Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

25.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 m worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

25.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 25.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De bebouwing mag niet leiden tot een vermindering of verslechtering van het waterbergend vermogen van de gronden.
  • b. Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies in te winnen bij het waterschap.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 m2 per perceel.
  • b. Het aanleggen van kaden en/of het ophogen van gronden.
  • c. Het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren.
25.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 25.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. krachtens een verleende vergunning reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. binnen het bouwvlak plaatsvinden.
25.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 25.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het waterbergend vermogen van de gronden.
  • b. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de waterbeheerder.

Artikel 26 Waterstaat - Waterkering

26.1 Bestemmingsomschrijving
26.1.1 Algemeen

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de realisatie, instandhouding en de bescherming van de waterkering, met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.

26.1.2 Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

26.2 Bouwregels

Op de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken ten dienste van de waterkering.

26.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 26.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De bebouwing mag geen onevenredige afbreuk doen aan het doelmatig functioneren van de waterkering.
  • b. Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies in te winnen bij het waterschap.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 50 centimeter;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd; h. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • h. het scheuren van grasland;
  • i. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 centimeter, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
26.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 26.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. krachtens een verleende vergunning reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.
26.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 26.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de waterkering en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 27 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 28 Algemene bouwregels

28.1 Bestaande afwijkende maatvoering

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:

  • a. De op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings- en oppervlaktematen, voor zover in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand gekomen, die meer bedragen dan de maximale maten welke in hoofdstuk 2 zijn voorgeschreven, moeten als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. De op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings- en oppervlaktematen die minder bedragen dan de minimale maten welke hoofdstuk 2 is voorgeschreven, moeten als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • c. In geval van herbouw is het bepaalde onder a en b slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
28.2 Realiseren verhard oppervlak
  • a. Bij het realiseren van verhard oppervlak moet sprake zijn van hydrologisch neutraal ontwikkelen conform de keur van het waterschap De Dommel, algemene regels en beleidsregels van het waterschap en het gemeentelijk hemelwaterbeleid.
  • b. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a, mits advies is ingewonnen van het betrokken waterschap.

Artikel 29 Algemene afwijkingsregels

29.1 Afwijkende maatvoering bebouwing

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. Van de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat deze afwijking niet geldt voor bedrijfswoningen en burgerwoningen alsmede recreatiewoningen, chalets, stacaravans en trekkershutten.
  • b. Van de regels en toestaan dat de bestemmingsgrenzen of het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, waarbij geldt dat de natuurlijke, landschappelijke, hydrologische en archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
  • c. Van de regels voor de bouw van dierenverblijven binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' waarbij de volgende voorwaarden gelden:
    • 1. Per bouwperceel mag slechts één dierenverblijf worden gebouwd c.q. aanwezig zijn.
    • 2. Er mogen uitsluitend vrijstaande dierenverblijven worden gebouwd als schuilgelegenheid of nachtverblijf voor het houden van vee met een hobbymatig c.q. geen bedrijfsmatig karakter.
    • 3. De oppervlakte van het dierenverblijf mag maximaal 20 m2 bedragen en de hoogte maximaal 3 meter.
    • 4. Het moet een constructie betreffen die minimaal aan één zijde half open is (10-15% van de wandlengte).
    • 5. De afstand tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 15 meter.
    • 6. De afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 meter.
  • d. Van de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud per gebouwtje niet meer mag bedragen dan 50 m3;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m;
    • 3. de bebouwing landschappelijk inpasbaar is en de natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.
  • e. Van de regels ten behoeve van een overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.
29.2 Afwijkende maatvoering bedrijfswoningen en woningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de voorgeschreven omvang van (bedrijfs)woningen voor het vergroten van een (bedrijfs)woning tot 1.000 m3 met inachtneming van de volgende voorwaarde:

  • a. Er is sprake van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering in de vorm van sloop van (overtollige) gebouwen, renovatie/restauratie van gebouwen en/of een adequate stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing.
29.3 Afwijkende diepte ondergronds bouwen binnen bouwvlak

Het bevoegd gezag kan binnen een bouwvlak een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. de regels voor het ondergronds bouwen zodat het mogelijk wordt ondergronds te bouwen buiten het grondoppervlak van bestaande gebouwen indien de hydrologie niet onevenredig wordt aangetast en de ruimtelijke kwaliteit versterkt wordt;
  • b. de regels voor het ondergronds bouwen, zodat het mogelijk wordt om tot een diepte van 4,5 meter te bouwen i.p.v. de reguliere diepte van 3,5 meter indien de hydrologie niet onevenredig wordt aangetast en de ruimtelijke kwaliteit versterkt wordt.
29.4 Hoogzitten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van hoogzitten, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het vloeroppervlak bedraagt niet meer dan 4 m²;
  • b. het oppervlak van het frame bedraagt niet meer dan 9 m²;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 8 meter.

Artikel 30 Algemene gebruiksregels

30.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. Gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie.
  • b. Het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woning.
  • c. Het permanent bewonen van recreatiewoningen.
  • d. Kleinschalig kamperen.
30.2 Kleinschalig kamperen
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 30.1 onder d en kleinschalig kamperen toestaan direct aansluitend bij de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf’ en 'Wonen’, mits:
    • 1. het totaal aantal kampeermiddelen niet meer dan 25 bedraagt;
    • 2. het kleinschalig kamperen binnen het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', in relatie tot een doelmatige bedrijfsvoering redelijkerwijs niet (meer) mogelijk is;
    • 3. er geen bebouwing plaatsvindt;
    • 4. de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast en de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast;
    • 5. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan met verzekering van de aanleg en instandhouding ervan;
    • 6. de afstand tot de meest dichtbijgelegen (bedrijfs)woning minimaal 50 m bedraagt;
    • 7. als gevolg van het kleinschalig kamperen de bestaande bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van de omringende agrarische bedrijven niet onevenredig worden beperkt.
  • b. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning zoals vermeld in lid a intrekken als de noodzaak voor tijdelijke huisvesting voor seizoenarbeiders niet meer aanwezig is of als hier misbruik van wordt gemaakt door mensen permanent te huisvesten in plaats van tijdelijk.

Artikel 31 Algemene aanduidingsregels

31.1 milieuzone - boringsvrije zone

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone' is het niet toegestaan dieper te boren dan 30 m beneden maaiveld ter bescherming van de kleilagen in de bodem, behoudens een daartoe strekkende vergunning van de provincie Noord-Brabant.

31.2 milieuzone - waterwingebied

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' strekken de gronden zich uitsluitend tot instandhouding van de openbare drinkwatervoorziening waarbij een medebestemming voor natuur of bos is toegelaten.

31.3 overige zone - aardkundig waardevol gebied
31.3.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - aardkundig waardevol gebied' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud van de aardkundige waarden vanwege hun landschappelijke, ecologische, wetenschappelijke, educatieve en cultuurhistorische betekenis.

31.3.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Vergunningplichtige werken en/of werkzaamheden:
    Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te (doen) voeren of te laten voeren:
    • 1. Het verzetten of vergraven van grond (verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem) waarbij het maaiveld over meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,6 meter wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveau's van steilranden worden gewijzigd.
    • 2. Het omzetten van grond of het uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,5 meter onder maaiveld.
    • 3. Het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling.
    • 4. Het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren.
    • 5. Het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen of steilranden.
    • 6. Het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren.
    • 7. Het verwijderen van onverharde wegen of paden.
    • 8. Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².
    • 9. Het aanbrengen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.
  • b. Uitzonderingen:
    Het onder a. genoemde verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden welke:
    • 1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, danwel van ondergeschikte betekenis zijn;
    • 2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
    • 3. binnen een bouwvlak plaatsvinden.
  • c. Toelaatbaarheid:
    • 1. De onder a. genoemde vergunning wordt slechts verleend indien verzekerd is dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurwaarden en aardkundige, hydrologische, archeologische en/of cultuurhistorische waarden van de gronden.
    • 2. Alvorens te beslissen over de verlening van de omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het waterschap, voor zover de afweging mede betrekking heeft op de hydrologische waarden.
31.4 overige zone - attentiegebied natuurnetwerk nederland
31.4.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - attentiegebied natuurnetwerk nederland' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de waterhuishoudkundige situatie, gericht op het verbeteren van de condities voor de natuur(waarden).

31.4.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Vergunningplichtige werken en/of werkzaamheden:
    Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te (doen) voeren of te laten voeren:
    • 1. Het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld.
    • 2. De aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een bestaande drainage.
    • 3. Het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen.
    • 4. Het buiten een agrarisch bouwperceel aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk.
    • 5. Het aanbrengen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.
  • b. Uitzonderingen:
    Het onder a. genoemde verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden welke:
    • 1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, danwel van ondergeschikte betekenis zijn, dan wel geen negatief effect op de waterhuishouding hebben;
    • 2. krachtens een verleende vergunning reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
    • 3. binnen een bouwvlak plaatsvinden of op gronden met de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', 'Bedrijf', 'Recreatie - Recreatiewoning' of 'Wonen';
    • 4. welke gericht zijn op het realiseren van de doeleinden van de bestemming zoals beschreven in het 'Inrichtings- en beheerplan Natuurbegraafplaats Heeze - Leende', Bijlage 4 behorende bij dit bestemmingsplan;
    • 5. welke plaatsvinden in het kader van natuur- en landschapsontwikkeling en/of het normale onderhoud en/of beheer, natuurbegraven daaronder begrepen.
  • c. Toelaatbaarheid:
    • 1. De onder a. genoemde vergunning wordt slechts verleend indien verzekerd is dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurwaarden en aardkundige, hydrologische, archeologische en/of cultuurhistorische waarden van de gronden.
    • 2. Alvorens te beslissen over de verlening van de omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het waterschap, voor zover de afweging mede betrekking heeft op de hydrologische waarden.
31.5 overige zone - behoud en herstel watersystemen
31.5.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - behoud en herstel watersystemen' zijn de gronden mede bestemd voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen waarbij het gebied een breedte heeft van ten minste 25 meter aan weerszijden van de waterloop.

31.5.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald mag ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - behoud en herstel watersystemen' op of in deze zone begrepen gronden, met uitzondering van de gronden binnen de de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf’, 'Bedrijf’, 'Recreatie - Recreatiewoning’ en 'Wonen’ geen bebouwing worden opgericht.

31.5.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 31.5.2 ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge de voor deze gronden geldende bestemmingen, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing het waterbergend vermogen van de gronden en/of ecologische verbinding niet wordt aangetast.
  • b. Alvorens te beslissen over de omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het waterschap.
31.5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Verboden werken en werkzaamheden:
    Het is verboden op de gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - behoud en herstel watersystemen' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
    • 1. Ophogen van gronden.
    • 2. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
    • 3. De aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage dan wel het anderszins verlagen van de grondwaterstand.
    • 4. Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².
  • b. Uitzonderingen:
    Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • 1. Het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming.
    • 2. Krachtens een verleende vergunning reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. Toelaatbaarheid:
    • 1. De onder a. genoemde vergunning wordt slechts verleend indien verzekerd is dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurwaarden en aardkundige, hydrologische, archeologische en/of cultuurhistorische waarden van de gronden.
    • 2. Alvorens te beslissen over de verlening van de omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het waterschap, voor zover de afweging mede betrekking heeft op de hydrologische waarden.
31.6 overige zone - cultuurhistorisch vlak
31.6.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch vlak' wordt gestreefd naar behoud, beheer en herstel van de historische verkavelingsstructuur uit oogpunt van cultuurhistorische en landschappelijke waarden.

31.6.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Vergunningplichtige werken en/of werkzaamheden:
    Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te (doen) voeren of te laten voeren:
    • 1. Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² of met meer dan 0,4 meter wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveau's van steilranden worden gewijzigd.
    • 2. Het omzetten van grond of het uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,4 meter onder maaiveld.
    • 3. Het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling.
    • 4. Het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren.
    • 5. Het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen of steilranden.
    • 6. Het verwijderen van paden en onverharde wegen.
  • b. Uitzonderingen:
    Het onder a. genoemde verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden welke:
    • 1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, danwel van ondergeschikte betekenis zijn;
    • 2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
    • 3. binnen een bouwvlak plaatsvinden.
  • c. Toelaatbaarheid:
    • 1. De onder a. genoemde vergunning wordt slechts verleend indien verzekerd is dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurwaarden en aardkundige, hydrologische, archeologische en/of cultuurhistorische waarden van de gronden.
    • 2. Alvorens te beslissen over de verlening van de omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het waterschap, voor zover de afweging mede betrekking heeft op de hydrologische waarden.
31.7 overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied
31.7.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied' wordt gestreefd naar behoud, beheer en herstel van het ter plaatse cultuurhistorisch waardevol gebied.

31.7.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Vergunningplichtige werken en/of werkzaamheden:
    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
    • 1. Het verzetten van grond (verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem) van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,60 m onder maaiveld).
    • 2. Het leggen van leidingen respectievelijk het diepploegen, diepwoelen van de bodem op diepte van meer dan 0,60 m.
    • 3. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
    • 4. Het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren.
    • 5. Het verwijderen van onverharde wegen of paden.
    • 6. Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².
    • 7. Het aanbrengen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.
  • b. Uitzonderingen:
    Het onder a. genoemde verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden welke:
    • 1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, danwel van ondergeschikte betekenis zijn;
    • 2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
    • 3. binnen een bouwvlak plaatsvinden.
  • c. Toelaatbaarheid:
    • 1. De onder a. genoemde vergunning wordt slechts verleend indien verzekerd is dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurwaarden en aardkundige, hydrologische, archeologische en/of cultuurhistorische waarden van de gronden.
    • 2. Alvorens te beslissen over de verlening van de omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het waterschap, voor zover de afweging mede betrekking heeft op de hydrologische waarden.
31.8 overige zone - cultuurhistorisch waardevolle akker
31.8.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch waardevolle akker' wordt gestreefd naar behoud, beheer en herstel van de ter plaatse cultuurhistorische akkers.

31.8.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Vergunningplichtige werken en/of werkzaamheden:
    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
    • 1. Het verzetten van grond (verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem) van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,60 m onder maaiveld).
    • 2. Het leggen van leidingen resp. het diepploegen, diepwoelen van de bodem op diepte van meer dan 0,60 m.
    • 3. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
    • 4. De aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage dan wel het anderszins verlagen van de grondwaterstand.
    • 5. Het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren.
    • 6. Het beplanten van gronden met bos, hoger dan 1,5 m, opgaand houtgewas in verband met boomteelt of houtteelt.
    • 7. Het aanleggen van landschapselementen.
    • 8. Het verwijderen van onverharde wegen of paden.
    • 9. Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².
    • 10. Het aanbrengen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.
  • b. Uitzonderingen:
    Het onder a. genoemde verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden welke:
    • 1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, danwel van ondergeschikte betekenis zijn;
    • 2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
    • 3. binnen een bouwvlak plaatsvinden.
  • c. Toelaatbaarheid:
    • 1. De onder a. genoemde vergunning wordt slechts verleend indien verzekerd is dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurwaarden en aardkundige, hydrologische, archeologische en/of cultuurhistorische waarden van de gronden.
    • 2. Alvorens te beslissen over de verlening van de omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het waterschap, voor zover de afweging mede betrekking heeft op de hydrologische waarden.
31.9 overige zone - ecologische verbindingszone
31.9.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische verbindingszone' zijn de gronden tevens aangewezen voor de instandhouding van waarden teneinde de toekomstig te realiseren ecologische verbindingszones, niet onmogelijk te maken.

31.9.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Vergunningplichtige werken en/of werkzaamheden:
    • 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2 uit te voeren of te laten uitvoeren.
  • b. Uitzonderingen:
    Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • 1. het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden betreffen overeenkomstig de bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
    • 2. krachtens een verleende vergunning reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    • 3. binnen een bouwvlak plaatsvinden.
  • c. Toelaatbaarheid:
    • 1. De onder a. genoemde vergunning wordt slechts verleend indien verzekerd is dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarden.
    • 2. De onder a. genoemde vergunning wordt slechts verleend indien het aanbrengen van de verhardingen noodzakelijk is in het kader van de agrarische bedrijfsvoering, danwel het extensief recreatief medegebruik.
31.10 overige zone - gebied potentiële natuurwaarden
31.10.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gebied potentiële natuurwaarden' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de natuurontwikkelingsstroken langs de beken.

31.10.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Vergunningplichtige werken en/of werkzaamheden:
    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden met een grotere oppervlakte dan 100 m2 uit te voeren of te laten uitvoeren:
    • 1. Het verzetten van grond (verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem) van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,40 m onder maaiveld).
    • 2. Het leggen van leidingen resp. het diepploegen, diepwoelen van de bodem op diepte van meer dan 0,40 m.
    • 3. Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem.
    • 4. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
    • 5. De aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage dan wel het anderszins verlagen van de grondwaterstand.
  • b. Uitzonderingen:
    Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • 1. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
    • 2. krachtens een verleende vergunning reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. Toelaatbaarheid:
    • 1. De onder a. genoemde vergunning wordt slechts verleend indien verzekerd is dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurwaarden en aardkundige, hydrologische, archeologische en/of cultuurhistorische waarden van de gronden.
    • 2. Alvorens te beslissen over de verlening van de omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het waterschap, voor zover de afweging mede betrekking heeft op de hydrologische waarden.
31.11 overige zone - groenblauwe mantel

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' zijn de gronden tevens bestemd voor behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.

31.12 overige zone - natuurnetwerk nederland
31.12.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - natuurnetwerk nederland' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.

31.12.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - natuurnetwerk nederland' mag, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, op of in deze zone begrepen gronden, met uitzondering van de gronden binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf’, 'Bedrijf’, 'Recreatie - Recreatiewoning’, Recreatie - Verblijfsrecreatie' en 'Wonen’ geen bebouwing worden opgericht.

31.12.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 31.12.2 ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge de voor deze gronden geldende bestemmingen, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden niet worden aangetast.
  • b. Alvorens te beslissen over de omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het waterschap.
31.12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Verboden werken en werkzaamheden:
    Het is verboden op de gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - natuurnetwerk nederland' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
    • 1. Ophogen van gronden.
    • 2. Het aanbrengen van kaden of het wijzigen daarvan.
    • 3. Het verzetten van grond (verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem) van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,60 m onder maaiveld).
    • 4. Het leggen van leidingen resp. het diepploegen, diepwoelen van de bodem op diepte van meer dan 0,60 m.
    • 5. Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem.
    • 6. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
    • 7. De aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage dan wel het anderszins verlagen van de grondwaterstand.
    • 8. Het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren.
    • 9. Het beplanten van gronden met bos, hoger dan 2,5 m, opgaand houtgewas in verband met boomteelt of houtteelt.
    • 10. Het verwijderen van onverharde wegen of paden.
    • 11. Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².
  • b. Uitzonderingen:
    Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • 1. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
    • 2. krachtens een verleende vergunning reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    • 3. binnen een bouwvlak plaatsvinden.
  • c. Toelaatbaarheid:
    • 1. De onder a. genoemde vergunning wordt slechts verleend indien verzekerd is dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurwaarden en aardkundige, hydrologische, archeologische en/of cultuurhistorische waarden van de gronden.
    • 2. Alvorens te beslissen over de verlening van de omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het waterschap, voor zover de afweging mede betrekking heeft op de hydrologische waarden.
31.13 overige zone - reservering waterberging
31.13.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - reservering waterberging' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud van het waterbergend vermogen van dat gebied.

31.13.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - reservering waterberging' mag, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, op of in deze zone begrepen gronden, met uitzondering van de gronden binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf’, 'Bedrijf’, 'Recreatie - Recreatiewoning’ en 'Wonen’ geen bebouwing worden opgericht.

31.13.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 31.13.2 ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge de voor deze gronden geldende bestemmingen, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing het waterbergend vermogen van de gronden niet wordt aangetast.
  • b. Alvorens te beslissen over de omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het waterschap.
31.13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Verboden werken en werkzaamheden:
    Het is verboden op de gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - reservering waterberging' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
    • 1. Ophogen van gronden.
    • 2. Het aanbrengen van kaden of het wijzigen daarvan.
    • 3. Het verzetten van grond (verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem) van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,60 m onder maaiveld).
    • 4. Het leggen van leidingen resp. het diepploegen, diepwoelen van de bodem op diepte van meer dan 0,60 m.
    • 5. Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem.
    • 6. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
    • 7. De aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage dan wel het anderszins verlagen van de grondwaterstand.
    • 8. Het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren.
    • 9. Het beplanten van gronden met bos, hoger dan 2,5 m, opgaand houtgewas in verband met boomteelt of houtteelt.
    • 10. Het verwijderen van onverharde wegen of paden.
    • 11. Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².
  • b. Uitzonderingen:
    Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • 1. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
    • 2. krachtens een verleende vergunning reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. Toelaatbaarheid:
    • 1. De onder a. genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien door deze werken of werkzaamheden, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het waterbergende vermogen van de gronden.
    • 2. Alvorens te beslissen over de verlening van de omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het waterschap.
31.14 veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation
31.14.1 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation' het volgende:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation 1' mogen geen beperkt kwetsbare objecten en kwetsbare objecten worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation 2' mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd.
31.14.2 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation 1' voor beperkt kwetsbare objecten en kwetsbare objecten;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation 2' voor kwetsbare objecten.
31.15 veiligheidszone - bevi

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' geldt dat de bouw van kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet zijn toegestaan. Voorts geldt dat bij het verlenen van een vergunning krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) deze veiligheidszone als uiterste grenswaarde in acht genomen moet worden.

31.16 veiligheidszone - leiding

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - leiding’ geldt dat de bouw van kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet zijn toegestaan. Voorts geldt dat bij het verlenen van een vergunning krachtens de Wet milieubeheer deze veiligheidszone als uiterste grenswaarde in acht genomen moet worden.

31.17 vrijwaringszone - weg 0-25 meter en vrijwaringszone - weg 25-50 meter
  • a. Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - weg 0-25 meter' mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bebouwing worden opgericht.
  • b. Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - weg 25-50 meter' mag ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, niet worden gebouwd behoudens met een omgevingsvergunning.
  • c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid a en b na schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij de wegbeheerder.
31.18 vrijwaringszone - weg 0-50 meter en vrijwaringszone - weg 50-100 meter
  • a. Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - weg 0-50 meter' mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bebouwing worden opgericht.
  • b. Op de gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - weg 50-100 meter' mag ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, niet worden gebouwd behoudens met een omgevingsvergunning.
  • c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid a en b na schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij de wegbeheerder.
31.19 vrijwaringszone - waterstaat
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - waterstaat' zijn de gronden mede bestemd als beschermingszone voor de waterkerende functie van de waterkering.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - waterstaat' mag niet worden gebouwd.
  • c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid b, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. er vindt geen onevenredige aantasting van het doelmatig functioneren van de waterkering;
    • 2. vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij het Waterschap.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - waterstaat' is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
    • 1. graafwerkzaamheden of (ont)gravingen, anders dan normaal spit- en ploegwerk voor landbouwkundige bewerkingen;
    • 2. bomen, heggen, heesters of struiken planten, vervangen, kappen of rooien, binnen een afstand van 4 meter uit de begrenzing van de waterkering;
    • 3. boringen verrichten;
    • 4. kabels en leidingen, inclusief mantelbuizen en drainagevoorzieningen, leggen, wijzigen of verwijderen;
    • 5. verandering brengen in de hoogteligging van het maaiveld;
    • 6. explosieven tot ontploffing brengen inclusief het verrichten van seismisch onderzoek of de grond op welke andere wijze dan ook in trilling brengen;
    • 7. werken met een overdruk van 10 bar of meer.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - waterstaat' kan het verboden zijn om een bodemingreep uit te voeren of te laten uitvoeren en/of een bouwwerk te bouwen of te laten bouwen, zonder of in afwijking van een vergunning inzake de Keur van het waterschap. Het is derhalve voor het uitvoeren van dergelijke activiteiten noodzakelijk in contact te treden met het waterschap De Dommel.
31.20 wetgevingzone - beperkingen veehouderij
31.20.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - beperkingen veehouderij':

  • a. is uitbreiding van, vestiging van en omschakeling naar een veehouderij niet toegestaan;
  • b. het bepaalde onder a. is niet van toepassing indien er sprake is van een grondgebonden veehouderij.
31.20.2 Bouwregels
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - beperkingen veehouderij' geldt in afwijking van het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemmingen dat:
    • 1. de oppervlakte van de gebouwen binnen een bestemmings-/bouwvlak waarbinnen een veehouderij(tak) is gelegen, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning(en), ten hoogste de omvang heeft van de gebouwen die:
      • op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering waren; of
      • gebouwd mogen worden krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning; of
      • die zijn gebaseerd op een een vóór 21 september 2013 ingediend volledige en ontvankelijke aanvraag voor omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan;
    • 2. de oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen een bestemmings-/bouwvlak waarbinnen een veehouderij(tak) is gelegen, ten hoogste de omvang heeft van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die:
      • op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering waren; of
      • gebouwd mogen worden krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning; of
      • die zijn gebaseerd op een een vóór 21 september 2013 ingediend volledige en ontvankelijke aanvraag voor omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan;
  • b. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing indien de binnen het bestemmings-/bouwvlak gelegen veehouderij(tak) een grondgebonden veehouderij is.

Artikel 32 Overige regels

32.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

32.2 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Voorzien dient te zijn in voldoende parkeergelegenheid op basis van het op dat moment geldende gemeentelijke parkeerbeleid.
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
32.3 Voorrangsregeling
32.3.1 Strijdigheid belangen

In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, met name aan de orde bij wijzigingsbevoegdheden, blijft het belang van de dubbelbestemming overeind. De dubbelbestemming vormt het toegevoegde na te streven nieuwe beleid en levert als zodanig extra criteria op voor de uit te voeren toetsing bij de wijzigingsbevoegdheid. Kan bij wijziging niet aan deze criteria voldaan worden en/of wordt op enig vlak onevenredige schade aangebracht dan kan geen gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.

32.3.2 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen

Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat, gelet op het totaalbeleid voor het buitengebied, dubbelbestemmingen gericht op het instandhouden of ontwikkelen van het groene karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan boven dubbelbestemmingen met bebouwing. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming:

Uitzondering hierop, in de vorm van nevenschikking, is mogelijk, wanneer compensatie van eventueel verlies aan kwaliteit is gegarandeerd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 33 Overgangsregels

33.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
33.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
33.3 Persoonsgebonden overgangsrecht
  • a. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - persoonsgebonden overgangsrecht’ is het gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen toegestaan, met dien verstande dat de bevoegdheid daartoe is beperkt tot de persoon die op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan als hoofdbewoner (van Heerstraat 1A) van de woning in de Gemeentelijke Basisadministratie staat ingeschreven, zulks met inbegrip van de persoon of personen die tot zijn huishouden behoren.
  • b. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - agrarisch bedrijf - persoonsgebonden overgangsrecht’ is het gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen toegestaan, met dien verstande dat de bevoegdheid daartoe is beperkt tot de persoon die op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan als hoofdbewoner (van Strijperdijk 5a en Strijperdijk 5b te Leende) van de woning in de Gemeentelijke Basisadministratie staat ingeschreven, zulks met inbegrip van de persoon of personen die tot zijn huishouden behoren.

Artikel 34 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Heeze-Leende 2017’.