Plan: | Buitengebied Heeze-Leende 2017 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1658.bpbuitengeb2017-vs01 |
De gemeente Heeze-Leende is de afgelopen jaren bezig geweest met de actualisatie van haar bestemmingsplannen. Dat geldt ook voor het bestemmingsplan voor het buitengebied. Het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Heeze-Leende 2014' is vastgesteld op 25 november 2013 door de gemeenteraad.
Tegen dit bestemmingsplan is een aantal beroepen ingediend. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 8 juli 2015 uitspraak gedaan en een aantal van deze beroepen (gedeeltelijk) gegrond verklaard. Naar aanleiding van de uitspraak moet het geldende bestemmingsplan op onderdelen worden aangepast.
Verder is het naar aanleiding van onder andere de verplichte aanpassing aan de provinciale Verordening Ruimte (VR) en het opnemen van regels voor de Brabantse Zorgvuldige veehouderij nu nodig te komen tot een herziening van het bestemmingsplan 'Buitengebied Heeze-Leende 2014'.
Daarnaast worden enkele onherroepelijke omgevingsvergunningen, wijzigingsplannen en particuliere bestemmingsplannen opgenomen in het plan, zodat één integraal plan voor het buitengebied geldt. Verder zijn er enkele fouten en omissies in het geldende plan die hersteld moeten worden.
Het plangebied betreft het gehele buitengebied van de gemeente Heeze-Leende, dus met uitzondering van de kernen Heeze, Leende, Leenderstrijp en Sterksel en hun (toekomstige) uitbreidingen en bedrijventerreinen. Hiervoor zijn aparte bestemmingsplannen van kracht.
De gemeente Heeze-Leende is gelegen in Zuid-Oost Brabant. De zuidgrens van het plangebied valt samen met de landgrens tussen Nederland en België. De gemeente Heeze-Leende grenst verder aan de gemeenten Valkenswaard, Waalre, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Someren en Cranendonck.
De onderstaande bestemmingsplannen en overige ruimtelijke besluiten worden vervangen door het voorliggende bestemmingsplan.
Soort plan | Naam | Vastgesteld |
bestemmingsplan | Buitengebied Heeze-Leende 2014 | 25 november 2013 |
wijzigingsplan | Burgemeester Vogelslaan 4 Leende | 1 juni 2015 |
bestemmingsplan | Heggerdijk 1 Leende | 29 februari 2016 |
wijzigingsplan | Hermeandering Kleine Dommel | 18 augustus 2015 |
bestemmingsplan | Hoogeindseweg 2a | 9 mei 2016 |
bestemmingsplan | Molenschut ongenummerd Leende | 25 juni 2012 |
bestemmingsplan | Molenschut tegenover 3 Leende | 12 mei 2014 |
bestemmingsplan | Natuurbegraafplaats | 18 mei 2015 |
bestemmingsplan | Pandijk 8 Sterksel | 4 april 2016 |
bestemmingsplan | Renhoek 22 Leende | 12 september 2016 |
bestemmingsplan | Rul 31 Heeze | 2 maart 2015 |
bestemmingsplan | Waterstraat 1a Leende | 13 april 2015 |
omgevingsvergunning | Pastoor Thijssenlaan 62a te Sterksel | |
omgevingsvergunning | Euvelwegen 44 | |
omgevingsvergunning | Valkenwaardeweg 48a te Leende |
De gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan 'Buitengebied Heeze-Leende 2014' is er hoofdzakelijk op gericht om de onderdelen naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van state, de consequenties van de Verordening ruimte 2014 te verwerken, een aantal ontdekte kleinschalige verbeterpunten en te herstellen planonderdelen mee te nemen alsmede in de afgelopen periode vastgestelde postzegelplannen en wijzigingsplannen integraal te verwerken. Het uitgangspunt hiervoor is in ieder geval dat de vastgestelde gedeeltelijke herziening van het buitengebied een juist toetsingskader vormt en dat deze de juridische toetsing door de bestuursrechter kan doorstaan. Het bestemmingsplan mag eveneens niet leiden tot planschade.
Het uitgangspunt bij de gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan 'Buitengebied Heeze-Leende 2014' is om deze gedeeltelijke herziening direct vorm te geven als een geconsolideerde versie waarin de aanpassingen op de verbeelding integraal in de totale verbeelding zijn opgenomen. Tevens zijn de aanpassingen integraal verwerkt in een geheel nieuwe set regels. Het bestemmingsplan dient hierbij te voldoen aan alle relevante wettelijke vereisten en wensen van de landelijke en provinciale overheid, waaronder de RO Standaarden 2012.
In deze toelichting zijn deze aanpassingen en consequenties inzichtelijk gemaakt.
In deze toelichting zijn de aanpassingen die onderdeel uitmaken van deze herziening van het bestemmingsplan voor het buitengebied gerubriceerd naar hun achtergrond. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in vier afzonderlijke hoofdstukken ingegaan op de rubrieken waarop het bestemmingsplan wordt herzien:
Dit wordt gevolgd door de (milieuhygiënische) randvoorwaarden in Hoofdstuk 6 Aanwezige waarden en milieu- en wateraspecten. In Hoofdstuk 7 Juridische planbeschrijving wordt stilgestaan bij de (juridische) planopzet, gevolgd door de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan in Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid en Hoofdstuk 9 Procedure.
Op 8 juli 2015 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan met betrekking tot het op 25 november 2013 door de raad vastgestelde bestemmingsplan 'Buitengebied Heeze-Leende 2014'. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid het op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Uit deze uitspraak komen de volgende punten naar voren welke van belang zijn voor de herziening van het bestemmingsplan 'Buitengebied Heeze-Leende 2014'.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De aanleiding voor het opstellen van deze structuurvisie is gelegen in het feit dat er nieuwe politieke accenten zijn gelegd en doordat er veranderende omstandigheden zijn zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen. Dit laatste onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden.
Deze structuurvisie geeft een integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de visie worden ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur sterker dan voorheen met elkaar verbonden. De structuurvisie vervangt alle voorgaande rijksnota’s ten aanzien van ruimte en mobiliteit (waaronder de Nota Ruimte), behalve de Structuurvisie Nationaal Waterplan. Het Rijk geeft met de SVIR meer ruimte aan provincies en gemeenten om in te spelen op de eigen situatie, zelf beslissingen te nemen en geeft ruimte aan burgers en bedrijven voor initiatief en ontwikkeling. Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Enkele doelen uit de SVIR hebben een directe doorwerking op het buitengebied van Heeze-Leende:
In dit bestemmingsplan zijn geen ontwikkelingen voorzien die de Rijksbelangen op milieugebied of natuurgebied kunnen aantasten. De natuurlijke en cultuurhistorische waarden in dit plan zijn in voldoende mate verzekerd door de verschillende gebiedsbestemmingen en gebiedsaanduidingen.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevat regels ter bescherming van nationale belangen. De keuze voor deze belangen is reeds gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en worden met het Barro en het Bro juridisch verankerd.
In het kader van deregulering en decentralisatie is gekozen om de regels zoveel mogelijk door te laten werken op het niveau van de lokale besluitvorming. Door de nationale belangen in bestemmingsplannen te borgen, worden deze belangen reeds in een vroeg stadium vastgelegd, wat bijdraagt aan een versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke druk. Enkele bepalingen hebben echter beperking op provinciaal medebewind en ontheffingsmogelijkheden.
De onderwerpen in het Barro betreffen:
Per 1 oktober 2012 is de gewijzigde Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) inzake aanwijzing radarverstoringsgebieden, reserveringsgebieden hoofdwegen en landelijke spoorwegen en militaire terreinen en de eerste aanvulling van het Barro inzake hoofdinfrastructuur (reserveringen rond hoofdwegen en hoofdspoorwegen, vrijwarring rond Rijksvaarwegen en hoofd-buisleidingen), de elektriciteitvoorziening, het vereenvoudigde regime van de ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid (bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied) inwerking getreden.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Het Barro voorziet niet in onderwerpen die op het plangebied van toepassing zijn. Dit houdt in dat voor dit bestemmingsplan geen beperkingen vanuit de Barro gelden.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bevat de uitwerking van bepalingen uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het besluit stelt vanuit de rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden (o.a. nationaal belang 13 uit de SVIR). De ‘ladder van duurzame verstedelijking’ is in 2012 opgenomen in het Bro.
Ladder voor duurzame verstedelijking Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, en is ‘de ladder voor duurzame verstedelijking’ daaraan toegevoegd. De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen. De ladder voor duurzame verstedelijking is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd.
Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.
Overheden dienen nieuwe stedelijke ontwikkeling te motiveren met de drie opeenvolgende stappen. De stappen bewerkstelligen dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor (1) de ruimtevraag, (2) de beschikbare ruimte en (3) de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt. De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent. Dit gezag draagt de verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke a fweging over die ontwikkeling.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
In deze integrale herziening van het bestemmingsplan worden geen stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt zoals bedoeld in artikel 1.1.1 van het Bro.
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. Belangrijke beleidswijzigingen hebben betrekking op de realisatie van natuur en de transitie naar zorgvuldige veehouderij in Brabant.
De structuurvisie Ruimtelijke Ordening geeft de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Brabant weer tot en met 2025. Het beleid is gestoeld op een evenwicht van het milieu (planet), de mens (people) en de markt (profit) in ruimtelijke kwaliteit. Hierbij is het van groot belang om bestaande kwaliteiten te benutten en als uitgangspunt te nemen bij ontwikkelingen.
Noord-Brabant heeft de ambitie om een goede mix van wonen, werken en voorzieningen te creëren. De leefbaarheid in woonmilieus moet van voldoende kwaliteit zijn. Dynamische stadscentra, vitale plattelandskernen, eigen identiteit en regionale afstemming zijn enkele uitgangspunten. Daarnaast dienen er voldoende veilige en goed bereikbare werkplekken te zijn voor de bevolking. Steden moeten aantrekkelijk blijven voor diverse bevolkingsgroepen en dienen garant te staan voor het aanbieden van (bovenlokale) voorzieningen.
Voor wat betreft de markt is het van belang dat de gunstige ligging wordt benut. De ligging ten opzichte van andere economische clusters in Europa is uitstekend. Met de (internationale) bereikbaarheid is het echter slechter gesteld. Dit vormt dan ook een belangrijk uitgangspunt in het provinciale beleid. Belangrijk is om netwerken te vormen, tussen de kennisindustrie, regionale economische clusters en Europese clusters. Daarnaast is veiligheid een belangrijk aspect. Goederenvervoer per spoor zal in de toekomst om stedelijke gebieden heen geleid moeten worden.
Het landschap van Noord-Brabant is vrij karakteristiek. Er zijn veel beeldbepalende elementen en natuurlijke waarden in het landschap te vinden. Deze dienen beschermd en ontwikkeld te worden. Met name het watersysteem is erg belangrijk. Het landschap heeft ook een functie als werkterrein, voornamelijk voor de agrarische sector. Schaalvergroting van deze landbouw wordt geconcentreerd in speciaal aangewezen gebieden. De landbouw komt daarnaast steeds vaker in een verbrede vorm voor. Dit wordt gestimuleerd, met name ook het landschapsbeheer.
Duurzaamheid is nog steeds een belangrijk onderwerp binnen de ruimtelijke ordening. Er moet op zoek gegaan worden naar alternatieve mogelijkheden om energie op te wekken. Zo kan gewerkt worden aan een gezondere leefomgeving.
Uitsnede structuurvisie Noord-Brabant
Het plangebied maakt binnen de structuurvisie ruimtelijke ordening onderdeel uit van de stedelijke structuur en is aangeduid als 'mozaieklandschap'. Hierin wil de provincie wil de contrasten tussen klei, zand en veenontginning versterken. Dit betekent het versterken van het mozaïeklandschap van het Brabantse zand door menging van functies die de afwisseling en kleinschaligheid versterken. De stad (rood) staat niet tegenover het land (groen), maar ontwikkelen zich in balans met elkaar, het zogenaamde ‘stadteland’. Binnen het mozaïeklandschap van het zand zijn er verschillen tussen de Brabantse wal, de Baronie, de Kempen en De Meierij. Door met ruimtelijke ontwikkelingen in te spelen op breuklijnen en hoogteverschillen geven deze beeldbepalende structuren richting aan de verdere ontwikkeling van het landschap. Het gaat daarbij om behoud van het reliëf zelf, maar ook om het behoud van het zicht op en vanaf de reliëfvormen.
Onderhavig bestemmingsplan betreft een conserverend bestemmingsplan waarin geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen aan de orde zijn. Het plan is dan ook niet in strijd met de provinciale richtlijnen.
Op 7 februari en 14 maart 2014 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant de Verordening ruimte 2014 (Vr2014) vastgesteld, die vervolgens op 18 maart 2014 in werking is getreden. De Vr2014 is de juridische vertaling van de structuurvisie en bevat daarom onderwerpen die in de visie naar voren komen. De provincie heeft in de Vr2014 regels opgenomen waarmee een gemeente rekening dient te houden met het opstellen van een bestemmingsplan. Met de Vr2014 worden de provinciale belangen veiliggesteld. Op 18 november 2016 is de meest recente wijziging van de Vr2014 in vastgesteld.
Naast vereenvoudiging van de regels en tekstuele aanpassingen zijn er ook inhoudelijke wijzigingen doorgevoerd in de Vr2014. De belangrijkste inhoudelijke verschillen met de vorige verordening zijn:
Voor een paar onderwerpen is in de Vr2014 regels opgenomen die rechtstreeks doorwerken naar de vergunningverlening bij gemeenten. Die regels hebben betrekking op:
Zoals aangegeven wordt middels het onderhavige bestemmingsplan de consequenties van de Vr2014 geïmplementeerd in het bestemmingsplan voor het buitengebied.
Ontwikkelingsmogelijkheden veehouderijen
De Vr2014 bevat een aantal verregaande beleidswijzigingen voor de ontwikkelingsmogelijkheden voor veehouderijen. Deze zijn ingegeven door de transitie naar een zorgvuldige veehouderij, zoals die door de provincie Noord-Brabant is ingezet. Daarbij streeft de provincie naar een zorgvuldige veehouderij in 2020, waarbij ondernemers produceren in harmonie met de omgeving en met maximale aandacht voor gezondheid, dierenwelzijn en milieu.
Voor de ontwikkelingsmogelijkheden is de denklijn 'ontwikkelruimte moet je verdienen en is niet onbegrensd' geïntroduceerd. In lijn daarmee wordt ontwikkelruimte alleen geboden als een bedrijf zich ontwikkelt richting zorgvuldige veehouderij. In het verlengde daarvan is in de Vr2014 uitbreiding van, vestiging van en omschakeling naar veehouderij aan strikte voorwaarden verbonden. Daar blijft het echter niet bij, ook een toename van de bebouwingsoppervlakte bij bestaande veehouderijen is aan vergelijkbare voorwaarden verbonden.
In afwijking van eerdere regelingen wordt geen onderscheid meer gemaakt in intensieve en extensieve veehouderij. De bestaande situatie op 21 september 2013 vormt het uitgangspunt. Uitbreiding van de bebouwingsoppervlakte van een bestaande veehouderij, alsmede het in gebruik nemen van bestaande gebouwen voor de uitoefening van veehouderij kan worden geboden onder de voorwaarden dat de ontwikkeling:
Betreft de ontwikkeling een uitbreiding van, vestiging van en omschakeling naar veehouderij dan komen daar nog de voorwaarden bij dat de ontwikkeling:
Echter in de oude extensiveringsgebieden, nu aangeduid als gebied 'beperkingen veehouderij' is uitbreiding niet mogelijk tenzij het een grondgebonden veehouderij betreft. Daarnaast gelden een aantal uitzonderingen waarbij de uitbreiding meer mag bedragen dan 1,5 ha. Dit betreft situaties wanneer een bedrijf voldoet aan de 2 GVE/ha grond, een knelpunt/overbelaste situatie wordt opgelost, het een innovatief bedrijfsconcept betreft of het een voorziening ten behoeve van ruwvoer wordt opgericht (max. 2 ha).
Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij
De wijze waarop invulling kan worden gegeven aan de zorgvuldige veehouderij is door de provincie Noord-Brabant inmiddels nader vorm gegeven door de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV). De BZV is als nadere uitwerking van de Verordening Ruimte 2014 op 18 februari 2014 door Gedeputeerde Staten vastgesteld.
De BZV is een digitaal instrument, dat veehouders keuzemogelijkheden en handelingsperspectief biedt bij hun inspanningen om te komen tot een voldoende hoge score (minimaal 7) om ontwikkelruimte te verdienen. Op basis van de wettelijke eisen wordt een score van 6 punten gehaald. Extra punten kunnen verdiend worden in de blokken Certificaten (bestaande keurmerken), Inrichting & Omgeving (maatlaten voor diverse (milieu)aspecten) en Innovatie (vernieuwende concepten). Gebruikmakend van dit instrument wordt onderbouwd hoe invulling wordt gegeven aan de zorgvuldige veehouderij.
Toepassing van de BZV is niet verplicht als bebouwing niet ten behoeve van de veehouderij gebruikt wordt. Dus uitbreiding van bijvoorbeeld een bijgebouw bij de bedrijfswoning is mogelijk zonder de BZV.
Zorgplicht ruimtelijke kwaliteit
Met name de voorwaarde 'zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit' brengt een nogal uitgebreide motiveringsplicht met zich mee, omdat hierbij moet worden gemotiveerd dat:
Zorgvuldige dialoog
De zorgvuldige dialoog met de omgeving is erop gericht om in een vroegtijdig stadium kennis te nemen van wensen en belangen van omwonenden, zodat die bij de uitwerking van de plannen betrokken kunnen worden, en om eventuele bezwaren in beeld te brengen. De wijze waarop de zorgvuldige dialoog wordt uitgevoerd is vrij. Wel dient er sprake te zijn van een verslaglegging in enigerlei vorm.
Vastleggen regeling in bestemmingsplan
De betreffende regelingen voor een zorgvuldige veehouderij moeten in dit bestemmingsplan voor het buitengebied van de gemeente Heeze-Leende vastgelegd worden.
Deze zijn als voorwaarden opgenomen waaraan moet worden voldaan in de wijzigingsbevoegdheden voor vormverandering of vergroting van het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'.
Verder is binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' een toename van de bebouwde oppervlakte voor de uitoefening van een veehouderij alleen toegestaan indien wordt voldaan aan de voorwaarden die de Vr214 stelt.
Mestbewerking draagt bij aan de door de provincie Noord-Brabant gewenste verduurzaming van de veehouderij. Gelet op de impact op de omgeving, die mestbewerking met zich mee kan brengen, en om een overaanbod van mestbewerking te voorkomen, acht de provincie sturing noodzakelijk.
Mestbewerking ten behoeve van een op dezelfde locatie gevestigde veehouderij is onder voorwaarden toegestaan. Een goede leefomgeving en behoud van de ruimtelijke kwaliteit conform de in de Vr2014 opgenomen zorgplicht zijn daarbij bepalend.
De vestiging, uitbreiding en toename van de bestaande bebouwing van mestbewerking van derden is slechts onder zeer strikte voorwaarden toegestaan. Deze hebben betrekking op het voorkomen van overlast voor de omgeving, de mestbewerking uitsluitend betreft mest afkomstig van veehouderijen uit Brabant en, gelet op de vele hiermee gepaard gaande vervoersbewegingen, de aanwezigheid van goede ontsluitingsmogelijkheden.
De betreffende regeling is in dit bestemmingsplan voor het buitengebied van de gemeente vastgelegd. Mestbewerking is alleen mogelijk met een afwijkingsbevoegdheid en dan alleen ten behoeve van een op dezelfde locatie gevestigde veehouderij.
Uitsnede Verordening ruimte 2014
Door de provincie Noord-Brabant zijn in de Vr2014 diverse nieuwe structuren vastgelegd. De provincie geeft per structuur aan of en wat voor beschermingsregime van toepassing is middels een aanduiding.
Voor het plangebied zijn de volgende aanduidingen van toepassing:
Gemengd landelijk gebied
De provincie beschouwd het hele landelijk gebied als een gebied waarbinnen een menging van functies aanwezig is: het gemengd landelijk gebied. De mate van menging varieert daarbij van de gebieden waarbinnen meerdere functies in evenwicht met elkaar bestaan tot gebieden waar de land- en tuinbouw de dominante functie is.
Binnen het gemengd landelijk gebied is multifunctioneel gebruik uitgangspunt. Uitzondering hierop zijn de primair agrarische gebieden, zoals door de gemeenten vastgelegd. Gedacht moet worden aan glastuinbouwgebieden. Hier worden functies geweerd die de agrarische ontwikkeling van de specifieke landbouwvorm belemmeren. Deze komen binnen de gemeente Heeze-Leende echter niet voor.
Teeltondersteunende voorzieningen zijn in principe alleen binnen de agrarische bouwvlakken toegestaan. Een uitzondering hierop kan gevormd worden door tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, aangezien deze over het algemeen goed inpasbaar zijn buiten het bouwvlak.
Door het beëindigen van de agrarische bedrijfsvoering komen er bedrijfslocaties vrij. Binnen het gemengd landelijk gebied is de ontwikkeling van woon-, recreatie- en werkfuncties mogelijk. Ontwikkelingen passen qua aard, schaal en functie in de omgeving en houden rekening met de omgevingskwaliteiten. Hierbij dient aandacht te zijn voor sanering van overtollige bedrijfsbebouwing. Ook moet er rekening worden gehouden met (ontwikkelingsmogelijkheden van) omliggende functies, zoals volwaardige agrarische bedrijven, recreatiebedrijven en woonfuncties.
Ontwikkelingen zoals wonen, werken, (historische) landgoederen, recreatie en toerisme passen qua aard, schaal en functie bij de omgeving en houden rekening met de omgevingskwaliteiten. De ontwikkeling van functies is in beginsel alleen mogelijk op vrijkomende agrarische bedrijfslocaties, waarbij rekening wordt gehouden met (ontwikkelingsmogelijkheden van) omliggende functies.
Beperkingen veehouderij
De term ‘extensiveringsgebied’ is in de Vr2014 niet langer aan de orde, evenals de termen ‘landbouwontwikkelingsgebied’ en ‘verwevingsgebied’. Wel wijst de Vr2014 gebieden aan met de aanduiding ‘Beperkingen veehouderij’. Voor de begrenzing van deze gebieden is grotendeels aangesloten bij de grenzen van het extensiveringsgebied die op grond van de Reconstructiewet waren vastgesteld. De regels binnen het gebied ‘Beperkingen veehouderij’ gelden in tegenstelling tot de extensiveringsgebieden voor alle veehouderijen. Een uitzondering geldt voor grondgebonden veehouderijen; de voorwaarden die hier aan gesteld zijn, zijn voor alle veehouderijen gelijk. Reconstructiewet gerelateerde aanduidingen zijn uit de regels en verbeelding verwijderd.
De aanduiding ‘wetgevingzone - beperkingen veehouderij’ is opgenomen in de regels en verbeelding van het bestemmingsplan conform de Vr2014.
Sanerings- en verplaatsingslocaties – RBV en VIV
Op de verbeelding van de Vr2014 is te zien dat in de gemeente Heeze-Leende verschillende locaties hebben deelgenomen aan de Regeling beëindiging veehouderijtakken (RBV) en de Verplaatsingsregeling intensieve veehouderij (VIV). In de Vr2014 is aangegeven dat voor deze locaties een passende herbestemming dient te worden opgenomen. Het is noodzakelijk om de verschillende locaties te verzamelen en te analyseren. Tenslotte is het van belang om te weten welke afspraken zijn gemaakt met de eigenaar omtrent de deelname aan de RBVregeling (minimaal 10 jaar geen intensieve veehouderij). Voor dergelijke locaties binnen de gemeente Heeze-Leende is inmiddels een passende herbestemming gevonden. Het specifiek aanduiden van deze locaties is niet nodig.
Cultuurhistorisch vlak
Binnen de gebieden waar deze aanduidingen op zijn gelegen, zijn regels opgenomen ten behoeve van het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken. Werkzaamheden die deze waarden kunnen schaden zijn niet toegestaan. In sommige gevallen betekent dit dat er een omgevingsvergunning voor deze werkzaamheden aangevraagd kan worden. Er wordt dan getoetst in hoeverre de uit te voeren werkzaamheden een effect heeft op deze waarden.
De cultuurhistorisch waardevolle structuren en complexen zijn in dit bestemmingsplan opgenomen in regels en verbeelding met de aanduidingen 'overige zone - cultuurhistorisch vlak', 'overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied' en 'overige zone - cultuurhistorisch waardevolle akker'.
Aardkundig waardevol
Voor deze gebieden geldt dat het beleid, naast de hoofdbestemming, is gericht op het instandhouden, herstel of de duurzame ontwikkeling van de aardkundige waarden en kenmerken. Werkzaamheden die deze waarden kunnen schaden zijn niet toegestaan. In sommige gevallen betekent dit dat er een omgevingsvergunning voor deze werkzaamheden aangevraagd kan worden. Er wordt dan getoetst in hoeverre de uit te voeren werkzaamheden een effect heeft op deze waarden.
Deze aanduiding is vastgelegd op de verbeelding van het bestemmingsplan conform de Vr2014 en is in de regels opgenomen als ‘overige zone – aardkundig waardevol gebied’.
Behoud en herstel van watersystemen
In deze gebieden is het beleid gericht op verbetering en herstel van het watersysteem van bovenregionaal belang en de ruimte die daarvoor nodig is.
Deze aanduiding is opgenomen in het bestemmingsplan als 'overige zone - behoud en herstel watersystemen'.
Regionale waterberging en reservering waterberging
Deze gebieden zijn, bij dreigende wateroverlast, van belang voor hoogwaterbescherming en waterberging. Het grootste deel van deze gebieden ligt binnen de groenblauwe structuur, een deel heeft een overlap met de agrarische structuur. Binnen de gebieden voor waterberging kunnen andere functies zoals grondgebonden landbouw, extensieve recreatie en natuurontwikkeling zich blijvend ontwikkelen, mits ze afgestemd zijn op de beoogde waterfuncties. Er kunnen wel beperkingen gelden ten aanzien van voorkomend grondgebruik. De ontwikkeling van kapitaalintensieve functies is in principe uitgesloten.
Regionale waterbergingsgebieden liggen vooral langs het beek- en waterloopsysteem van Noord-Brabant. De ontwikkeling van functies wordt in deze gebieden afgestemd op de waterbergende functie. Dit betekent dat de geschiktheid van het gebied voor waterberging niet verloren mag gaan.
In dit bestemmingsplan zijn deze aanduidingen opgenomen in regels en verbeelding als 'overige zone - regionale waterberging' en 'overige zone - reservering waterberging'.
Ecologische verbindingszone
Om de verbindingen tussen de natuurgebieden in stand te houden, wordt gestreefd naar het versterken van bestaande ecologische verbanden en het zoeken naar mogelijkheden voor het opheffen van ecologische barrières.
In dit bestemmingsplan is de ecologische verbindingszone opgenomen als 'overige zone - ecologische verbindingszone'.
Groenblauwe mantel
De groenblauwe mantel wordt gevormd door de beheergebieden EHS en de overige randzones van die EHS.
De groenblauwe mantel wordt in het plan beschermd via aanwezige natuur- en/of landschapswaarden in de gebiedsaanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel'. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan binnen deze aanduiding.
Attentiegebied ecologische hoofdstructuur
In deze gebieden geldt een beperkt beschermingsregime. Hoe omgegaan dient te worden met dit beperkt beschermingsregime dient nader uitgewerkt te worden in het bestemmingsplan. Op perceelsniveau dient ingegaan te worden op inrichting, beheer en bescherming van de ecologische verbindingszone.
In het geldende bestemmingsplan is al een aanduiding voor de ecologische verbindingszone opgenomen, deze wordt overgenomen in deze integrale herziening.
Alle rechtstreeks doorwerkende regels in de Vr2014 zijn doorvertaald naar het bestemmingsplan. Tevens zijn alle begripsbepalingen aangepast aan de begripsbepalingen in de Vr2014. De systematiek van het bestemmingsplan buitengebied blijft echter overeind. Het onderhavige bestemmingsplan is daarmee in overeenstemming met de regels van de Vr2014.
In onderstaande tabel is opgenomen welke aanduidingen in het geldende bestemmingsplan zijn gewijzigd in de nieuwe aanduidingen in dit bestemmingsplan op basis van de Vr2014.
Aanduiding in geldende bestemmingsplan | Structuur/aanduiding in Vr2014 | Nieuwe aanduiding in dit bestemmingsplan |
reconstructiewetzone - extensiveringsgebied | Beperkingen veehouderij | wetgevingzone - beperkingen veehouderij |
reconstructiewetzone - verwevingsgebied, reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied | Gemengd landelijk gebied | Agrarisch |
- | Aardkundig waardevol | overige zone - aardkundig waardevol gebied |
Waterstaat - Attentiegebied EHS, wro-zone - wijzigingsgebied ehs | Attentiegebied ecologische hoofdstructuur | overige zone - attentiegebied natuurnetwerk nederland |
wro-zone - wijzigingsgebied evz beekherstel | Behoud en herstel watersystemen | overige zone - behoud en herstel watersystemen |
- | Cultuurhistorisch vlak | overige zone - cultuurhistorisch vlak |
wro-zone - wijzigingsgebied evz beekherstel | Ecologische verbindingszone | overige zone - ecologische verbindingszone |
groenblauwe mantel | Groenblauwe mantel | overige zone - groenblauwe mantel |
wro-zone - wijzigingsgebied ehs | Ecologische hoofdstructuur | overige zone - natuurnetwerk nederland |
Waterstaat - Waterberging | Regionale waterberging | Waterstaat - Waterberging |
wro-zone - wijzigingsgebied waterberging | Reservering waterberging | overige zone - reservering waterberging |
Boringsvrije zone | milieuzone - boringsvrije zone | |
Waterwingebied | milieuzone - waterwingebied |
Vanwege overlast door wile zwijnen is in overleg tussen IVN Heeze-Leende, Brabants Landschap, ZLTO, Faunabeheereenheid, Wildbeheerseenheden Eymerick en Baronie van Cranendonck, Bosgroep Zuid Nederland, Staatsbosbeheer en gemeente Heeze-Leende en de provincie Noord-Brabant een plan opgesteld over hoe in en om het Leenderbos en Valkenhorst wordt omgegaan met de wilde zwijnen problematiek. De provincie Noord-Brabant is beleidsmatig verantwoordelijk voor het wilde zwijn. Het gebiedsplan bestaat uit twee delen: een algemeen deel voor de drie probleemgebieden met wettelijk kader, rollen en verantwoordelijkheden van de betrokken partijen, informatie over de historie en beheer van het wilde zwijn en schadecijfers, en een specifiek deel voor Heeze-Leende. Doel is het bereiken van "nul schade".
Eén van de maatregelen in het gebiedsplan is het gebruik van hoogzitten ten behoeve van de jacht. In het bestemmingsplan is hiervoor een regeling opgenomen.
De overige aanpassingen in deze herziening hebben onder andere betrekking op omissies ten opzichte van de bestaande situatie en leiden derhalve niet tot nieuwe situaties, dan wel hebben betrekking op ontwikkelingen waarvan in eerdere planvorming, eerder doorlopen procedures of eerdere afwegingen op basis van aangeleverde onderbouwingen de beleidskaders reeds zijn beoordeeld.
Voor de overige, ongewijzigde beleidskaders op zowel regionaal als gemeentelijk niveau wordt verwezen naar hoofdstuk 3 van de toelichting van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Heeze-Leende 2014' (zie Bijlage 2 Toelichting bestemmingsplan Buitengebied Heeze-Leende 2014).
Na vaststelling en inwerkingtreding van het bestemmingsplan 'Buitengebied Heeze-Leende 2014' is tijdens het gebruik geconstateerd dat sprake is van een aantal verbeterpunten. In een aantal gevallen is sprake van verschrijvingen, in enkele gevallen is ook sprake van een onjuiste, niet met de bestaande situatie overeenkomende weergave op de verbeelding. In deze herziening van het bestemmingsplan 'Buitengebied Heeze-Leende 2014' worden navolgende verbeteringen aangebracht. Deze verbeterpunten en te herstellen planonderdelen zijn allen van ondergeschikte aard waardoor de ruimtelijke consequenties c.q. de impact ervan op de omgeving beperkt is.
Na vaststelling van het bestemmingsplan voor het buitengebied is een aantal fouten en omissies geconstateerd. Enerzijds betreft dit verkeerde interpretaties van de bestaande situatie, dan wel het niet meenemen van reeds vergunde situaties, anderzijds is er sprake van enkele verschrijvingen, die de leesbaarheid c.q. uitvoerbaarheid van de plannen bemoeilijken. Hierna is een overzicht opgenomen van de fouten en omissies die in dit bestemmingsplan zijn gerepareerd.
Regels:
Verbeelding:
In het geldende bestemmingsplan wordt voor de agrarische gronden gebruik gemaakt van de drie bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met landschapswaarden' en 'Agrarisch met landschaps- en natuurwaarden'.
Het onderscheid is gebaseerd op de landschappelijke waarden van het gebied. De bestemming 'Agrarisch' is opgenomen voor de agrarische gronden met landschappelijke waarden die een meer algemeen karakter hebben (openheid en archeologische verwachtingswaarde) waarvoor een ‘zwaardere bestemming’ niet nodig is.
De bestemming 'Agrarisch met landschapswaarden' is van toepassing op agrarische gronden die worden gekenmerkt door landschappelijke waarden in de vorm van aardkundige waarden (beekdalen) en historisch geografische waarden. Ter bescherming van deze landschappelijke waarden is binnen deze bestemming voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig.
De bestemming 'Agrarisch met landschaps- en natuurwaarden' is van toepassing op landbouwgebiedjes in en aansluitend op bos- en natuurgebieden waar die worden gekenmerkt door de agrarische functie en de aanwezigheid van kwetsbare (actuele) natuurwaarden zoals reptielen, planten en/of broedvogels, struweelvogels. Ter bescherming van deze natuur- en landschappelijke waarden is binnen deze bestemming voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig.
In dit bestemmingsplan zijn de verschillende natuur- en landschappelijke waarden als gebiedsaanduidingen opgenomen op de verbeelding. De betreffende beschermende regelingen is in de regels opgenomen per gebiedsaanduiding in de Algemene aanduidingsregels. Aangezien de beschermende regeling niet langer per afzonderlijke agrarische bestemming is opgenomen, is een onderscheid in drie afzonderlijke agrarische bestemmingen dan ook niet langer nodig. Er is alleen nog één bestemming 'Agrarisch' voor de agrarische gronden.
In de bestemmingen 'Bedrijf', 'Maatschappelijk', 'Recreatie', 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' en 'Sport' zijn tabellen met specifieke functieaanduidingen voor bepaalde adressen opgenomen, waaraan specifieke gebruiks- en bouwregels zijn gekoppeld. Om de leesbaarheid van het plan te verbeteren zijn deze tabellen aangepast, zodat de adressen op alfabetische volgorde staan. Eventuele nieuwe locaties zijn hierin meteen verwerkt (zie Hoofdstuk 5). Dit heeft tot gevolg, voor zowel regels als verbeelding, dat de nummering van de specifieke functieaanduidingen ook is veranderd.
Na de vaststelling van het bestemmingsplan 'Buitengebied Heeze-Leende 2014' zijn enkele, nieuwe, kleinschalige ontwikkelingen in het buitengebied actueel geworden, die om regeling in het bestemmingsplan vragen. Het betreffen (binnenkort) vastgestelde of onherroepelijke wijzigingsplannen dan wel postzegelplannen of aanvaardbare initiatieven die in de inspraak- of zienswijzeprocedure naar voren zijn gebracht. Deze plannen hebben reeds de ruimtelijke procedure doorlopen en er heeft hierover besluitvorming plaatsgevonden. Deze ontwikkeling zijn daarmee vastgelegd in een geldend planologisch-juridisch regime.
De postzegel-/wijzigingsplannen die zijn opgenomen in het ontwerp bestemmingsplan worden hierna verder omschreven.
Daarnaast is recentelijk een aantal vergunning verleend die worden meegenomen in deze herziening.
Tijdens de inspraakprocedure zijn enkele inspraakreacties ingediend die zijn voorzien van een ruimtelijke onderbouwing en die worden geregeld in dit bestemmingsplan:
Tot slot zijn tijdens de zienswijzeprocedure enkele zienswijzen voor kleinschalige ontwikkelingen ingediend die worden geregeld in dit bestemmingsplan:
De in dit reparatie- en veegbestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen hebben in enkele gevallen consequenties voor de aanwezige waarden op archeologisch, cultuurhistorisch, landschappelijk en/of natuurlijk terrein. Echter het betreft steeds ontwikkelingen waarvan in eerdere planvorming of eerder doorlopen procedures reeds is geoordeeld dat geen onevenredige aantasting van genoemde waarden plaatsvindt, dan wel heeft in het kader van de daarvoor afzonderlijk opgestelde onderbouwingen reeds onderzoek naar eventuele effecten op aanwezige waarden plaatsgevonden. In het kader van deze eerste herziening zijn dan ook geen verdere inventarisaties naar eventueel in het geding zijnde waarden uitgevoerd.
Voor een nadere toelichting op de verschillende archeologische, cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden die van toepassing zijn op onderhavig bestemmingsplan wordt verwezen naar Bijlage 2 Toelichting bestemmingsplan Buitengebied Heeze-Leende 2014.
De aanpassingen in dit reparatie- en veegbestemmingsplan hebben geen milieuhygiënische consequenties. De aanpassingen hebben betrekking op omissies ten opzichte van de bestaande situatie en leiden derhalve niet tot nieuwe situaties, dan wel hebben betrekking op ontwikkelingen waarvan in eerdere planvorming, eerder doorlopen procedures of eerdere afwegingen op basis van aangeleverde onderbouwingen de milieuconsequenties reeds zijn beoordeeld.
Voor een nadere toelichting op de verschillende milieuaspecten die van toepassing zijn op onderhavig bestemmingsplan wordt verwezen naar Bijlage 2 Toelichting bestemmingsplan Buitengebied Heeze-Leende 2014.
Voor de waterhuishoudkundige aspecten is dezelfde redenering van toepassing, als hierboven beschreven onder de paragraaf Milieuaspecten.
In het kader van de watertoets is het voorontwerp bestemmingsplan voor reactie toegezonden aan het waterschap De Dommel.
Voor een nadere toelichting op de wateraspecten die van toepassing zijn op onderhavig bestemmingsplan wordt verwezen naar Bijlage 2 Toelichting bestemmingsplan Buitengebied Heeze-Leende 2014.
Bij ruimtelijke planvorming moet rekening worden gehouden met het aspect externe veiligheid. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en risicovol transport. Daarbij gaat het om de risico's verbonden aan 'risicovolle inrichtingen', waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, opgeslagen of gebruikt en anderzijds om het 'vervoer van gevaarlijke stoffen' via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen. Het uitgangspunt van wet- en regelgeving en beleid ten aanzien van externe veiligheid is scheiding van kwetsbare functies en risicobronnen, waarmee men het volgende wil bereiken:
Voor de eerste doelstelling is het begrip 'plaatsgebonden risico' (PR) van belang. De norm voor het plaatsgebonden risico is 10-6, die als een contour om een risicovolle inrichting en aan weerszijden langs een transportroute of buisleiding ligt. Binnen die contour zijn ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (Bevi) geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan. Voor beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Bevi geldt die norm als richtwaarde. Een soortgelijke normstelling en systematiek geldt voor transport van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en binnenwateren en via buisleidingen.
Bij de realisatie van de tweede doelstelling staat het begrip 'groepsrisico' (GR) centraal. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van een risicovolle inrichting, transportas waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en van een buisleiding waardoor die stoffen worden vervoerd, is op dat punt onderzoek nodig. Daaruit volgt een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Voor het groepsrisico geldt geen norm maar wel een oriënterende waarde, die als ijkpunt geldt bij het zoeken naar maatschappelijk aanvaardbare grenzen. Op grond van artikel 13 Bevi dient bij nieuwe ruimtelijke plannen die nieuwe (kwetsbare) objecten mogelijk maken een verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden door het bevoegd gezag. Een soortgelijke regeling geldt voor transport van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en binnenwateren en via buisleidingen.
Uitsnede risicokaart
Inrichtingen
Aan de Leenderweg 5 te Heeze ligt een LPG-tankstation. Het vulpunt van dit LPG-tankstation ligt buiten het plangebied en de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jr ligt deels binnen het plangebied. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi', overeenkomend met de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jr, is het verboden kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten op te richten. Voorliggend bestemmingsplan voorziet niet in ontwikkelingen die leiden tot een toename van personendichtheden binnen het invloedgebied van de inrichting. Er is derhalve geen sprake van een toename van het groepsrisico. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
Binnen het plangebied ligt ook een aantal inrichtingen waarvoor geen plaatsgebonden risicocontour geldt. Deze inrichtingen hebben een passende bestemming gekregen in voorliggend bestemmingsplan.
Aan de Rijksweg 67 te Geldrop en aan de Rijksweg A2 2 te Maarheeze zijn bovendien twee LPG-tankstations gelegen. De vulpunten met de bijbehorende plaatsgebonden risicocontouren van 10-6/jr liggen buiten het plangebied. Deze LPG-tankstations behoeven daarom geen regeling in voorliggend bestemmingsplan
Transport
Buisleidingen
In het noordwesten van het plangebied ligt een leiding van de Gasunie, te weten een aardgasleiding (NEN 3650-leiding). Deze leiding is bestemd als 'Leiding' met de aanduiding 'hartlijn leiding - gas'.
Verder ligt in het zuiden van het plangebied een PRB-leiding (K1-leiding) met een plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jr. De leiding is bestemd als 'Leiding' met de aanduiding 'hartlijn leiding - brandstof'. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' is de bouw van kwetsbare objecten niet toegestaan.
Op en in de gronden met de bestemming 'Leiding' is voor werken en werkzaamheden zoals het aanbrengen van (diepwortelende) beplanting een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden vereist. Voor het bouwen van bouwwerken zijn bovendien regels met een afwijkingsbevoegdheid opgenomen.
Wegen
In het plangebied is de A2 (Knp. Leenderheide - afrit 34 (Valkenswaard)) aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen. Ingevolge de Regeling Basisnet geldt voor de weg een plasbrandaandachtsgebied met een zone van 30 meter en een groepsrisicocontour van 10-7/jr.
Ten noorden van het plangebied ligt de A67 (Knp. Leenderheide - afrit 35 (Someren)). Deze weg is eveneens aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen. Ingevolge de Regeling Basisnet geldt voor de weg een plasbrandaandachtsgebied met een zone van 30 meter en een plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jr.
Verder loopt door het plangebied een spoorlijn (Eindhoven – Weert) die eveneens dient als transportroute voor gevaarlijke stoffen. Voor de spoorlijn is de bestemming 'Verkeer – Railverkeer' opgenomen.
Onderhavig bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die voorzien in nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten binnen de invloedgebieden van de verschillende transportroutes voor gevaarlijke stoffen, zodat nader onderzoek niet noodzakelijk is. In paragraaf 5.2 worden een aantal kleinschalige ontwikkelingen genoemd die voorzien zijn van een ruimtelijke onderbouwing waarin het aspect externe veiligheid aan de orde komt.
In een bestemmingsplan zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een bepaald gebied opgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan regelt de inrichting van het gebied door voor de gronden bestemmingen aan te wijzen. Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (kaart) in samenhang met de regels. In deze paragraaf wordt het juridische deel van het bestemmingsplan nader toegelicht.
Het wettelijk kader wordt sinds 1 juli 2008 gevormd door de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De wettelijke regeling voor bestemmingsplannen is vervolgens verder ingevuld door het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Het bestemmingsplan dient te voldoen aan de als bijlage bij de voornoemde Regeling opgenomen Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Dit betekent dat bestemmingsplannen kwalitatief gelijkwaardig zijn en uniform in aanpak, uitvoering, uitwisseling van gegevens en raadpleging daarvan.
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Heeze-Leende 2017' bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden opgenomen en toegepast.
Op de verbeelding krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduidingen zijn terug te vinden in de regels.
Een gedeelte van de informatie op de analoge verbeelding heeft geen juridische betekenis, maar is slechts opgenomen om de leesbaarheid van en oriëntatie op de verbeelding te vergroten, zoals een topografische ondergrond. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding. Bij eventuele verschillen tussen de digitale en analoge verbeelding is de digitale verbeelding juridisch bindend.
De regels bepalen de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied en geven tevens de bouw- en gebruiksmogelijkheden met betrekking tot bouwwerken aan. De regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Heeze-Leende 2017’ zijn opgebouwd conform de door het SVBP2012 voorgeschreven systematiek en omvatten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels, en ten slotte de overgangs- en slotregels.
In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om onduidelijkheid door interpretatieverschillen te voorkomen. Er zijn alleen begripsbepalingen opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Een gedeelte van de begrippen is omschreven in de SVBP2012 en dient letterlijk daaruit te worden overgenomen. Deze begrippen en de voorgeschreven omschrijvingen zijn overgenomen.
Voor een nadere toelichting op de verschillende bestemmingen die in onderhavig bestemmingsplan voorkomen wordt verwezen naar paragraaf 7.4. Per bestemming, die op de verbeelding wordt gebruikt, worden gebruiks- en bouwregels opgenomen. De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:
Niet alle onderdelen komen bij elke bestemming voor. Van de meest gebruikte onderdelen volgt hieronder een korte toelichting.
In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie(s) worden als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook de aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid kan worden aangegeven door de woorden 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie binnen de betreffende bestemming.
In de bouwregels is bepaald welke bouwwerken mogen worden opgericht, waarbij in ieder geval een onderscheid wordt gemaakt tussen de regeling van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde en daar waar van toepassing ook tussen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken. Voorts bevatten de bouwregels, voor zover van toepassing, minimale en maximale maatvoeringen voor de diverse bouwwerken zoals goothoogtes, bouwhoogtes, oppervlaktes en dakhellingen.
Nadere eisen kunnen worden gesteld aan bijvoorbeeld de situering van bouwwerken ten behoeve van bepaalde criteria, zoals een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een bouwvergunning sturend op te treden door het opnemen van nadere eisen in de bouwvergunning. Nadere eisen kunnen alleen worden gesteld als er in de regels ook een primaire eis wordt gesteld. De nadere eisen moeten verband houden met deze eis. De nadere eisenregeling hoeft niet in alle bestemmingen te worden geregeld.
Door het opnemen van afwijkingsbevoegdheden wordt flexibiliteit in bestemmingsregels gecreëerd door mogelijkheden te bieden om in beperkte mate af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Deze bevoegdheden zijn niet bedoeld voor afwijkingen van de bouwregels, waarvan de verwachting is, dat ze veelal kunnen worden verleend. In dat geval zijn de bouwregels hierop aangepast. Voor elke afwijking is aangegeven waarvan een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels wordt verleend, de maximale afwijking die met de omgevingsvergunning kan worden toegestaan en meestal de situaties of voorwaarden waaronder een omgevingsvergunning wordt verleend. Het gaat hier om afwijkingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien afwijkingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (algemene regels).
Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening vervallen. In dit artikel was het verbod opgenomen om gronden te gebruiken op een manier die in strijd is met het bestemmingsplan. Derhalve moeten in de specifieke gebruiksregels bepaalde functies concreet worden genoemd als zijnde verboden gebruik. Ook het laten gebruiken moet specifiek worden genoemd.
Door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels kan van de gebruiksregels in het plan worden afgeweken ten behoeve van een concrete vorm van grondgebruik. Dit mag echter niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen dat wel kan worden afgeweken van de gebruiksregels ten behoeve van functies die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies, maar dat via het afwijken geen 'nieuwe' functies kunnen worden toegestaan. Het afwijken van de gebruiksregels dient te zien op kleinere, planologisch minder ingrijpende onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ruimtelijke ingrepen dienen te worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid of bestemmingsplanherziening.
Door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om het bestemmingsplan te wijzigen (binnenplanse wijziging). In de meeste gevallen zal het gaan om het wijzigen van de op een perceel gelegde bestemming. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien wijzigingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (algemene regels).
Overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel wordt opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel of een bepaalde oppervlakte van een bouwperceel mogen beslaan, het resterende onbebouwde terrein ook nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Voor het hele plangebied, en dus alle bestemmingen, gelden een aantal algemene bouwregels, conform de Bro. Deze hoeven dus niet opgenomen te worden in het bestemmingsplan.
In deze regels wordt aangegeven in welke gevallen burgemeester en wethouders bevoegd zijn om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om, tenzij anders vermeld, afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.
In deze regels wordt aangegeven in welke gevallen burgemeester en wethouders bevoegd zijn het bestemmingsplan te wijzigen. De voorwaarden, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.
In deze bepaling wordt aangegeven welke procedure moeten worden doorlopen bij het stellen van nadere eisen. De procedure voor het wijzigen of het afwijken van het bestemmingsplan is al bij wet geregeld.
In dit artikel is een bepaling opgenomen waarmee alle op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunningen, vrijstellingen of ontheffingen voor een activiteit waarvoor in dit bestemmingsplan een omgevingsvergunning is vereist, gelijk worden gesteld met zo'n omgevingsvergunning.
Verder is in dit artikel een voorrangsregeling opgenomen, die bepaalt dat primair het bepaalde met betrekking tot een dubbelbestemming geldt. Ook is aangegeven welke dubbelbestemming de prioriteit krijgt indien meerdere dubbelbestemmingen over elkaar heen liggen.
In deze regels wordt het overgangsrecht, zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening, overgenomen.
Als laatste wordt de slotregel opgenomen, ook zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze regel schrijft voor hoe het plan kan worden aangehaald.
Deze bestemming is toegekend vanwege de overwegend agrarische functie van de gronden gelegen binnen deze bestemming. Een agrarisch bedrijf is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van vee op of met gebruikmaking van de open grond daaronder niet begrepen bosbouw. Naast de agrarische functie laat deze bestemming ook ondergeschikt extensief recreatief medegebruik toe.
Deze bestemming blijft een separate bestemming en zal als een bestemmingsvlak binnen de agrarische gebiedsbestemming worden aangegeven. Deze bestemming met bouwvlak geeft aan waar de agrarische bedrijven gelegen zijn.
Deze bestemming is toegekend vanwege de bestaande bedrijvigheid op deze gronden. Het betreft hier bedrijvigheid, anders dan agrarische bedrijvigheid ofwel niet-agrarische bedrijvigheid waaronder semi-agrarische bedrijvigheid. De verschillende bedrijfsvormen zijn in één detailbestemming geregeld. In de regels is een tabel opgenomen waarin de bedrijfsdoeleinden per adres zijn gespecificeerd.
Binnen deze bestemming zijn de in het plangebied voorkomende nutsbedrijven en nutsvoorzieningen opgenomen. Het betreft de volgende soort nutsbedrijven en/of nutsvoorzieningen: meet- en regelstation, transformatorstation en/of antennemast.
Deze bestemming is van toepassing op de gronden waarop bos aanwezig is. Het betreft zowel bossen met de hoofdfunctie natuur, als multifunctionele bossen en zowel grotere boscomplexen die onderdeel zijn van de ecologische hoofdstructuur, als kleine bosgebiedjes (< 0,5 ha) daarbuiten. Door middel van deze bestemming wordt verzekerd dat de functies van het bos gehandhaafd blijven en/of zich verder kunnen ontwikkelen.
Deze bestemming is toegekend aan gronden met (opgaande) beplanting die niet primair een bos- of natuurfunctie hebben. Het gaat hierbij niet om erfbeplanting maar om landschapselementen belangrijk voor de ruimtelijk visuele beleving.
Deze bestemming is toegekend aan gebouwen en gronden die een maatschappelijke functie hebben. Binnen het plangebied zijn enkele maatschappelijke functies aanwezig.
Deze bestemming betreft de gronden die een onderdeel vormen van grotere bos- en natuurcomplexen die onderdeel zijn van de ecologische hoofdstructuur, maar in tegenstelling tot de bestemming ‘Bos’ bestaan uit grasland-, heide- en moerasvegetaties. Meer dan in bosgebieden ligt hier het primaire doel bij natuurbeheer. De natuurgebieden zijn begrensd op basis van luchtfoto’s, topografische gegevens, provinciale vegetatiekarteringen en gronden die reeds in bezit zijn van natuurbeherende instanties.
Deze bestemming is toegekend aan gronden die een recreatieve functie hebben (verblijfsrecreatie en dagrecreatie). Binnen het plangebied zijn verschillende recreatieve functies aanwezig. Het gaat om terreinen die de bestemming recreatieve doeleinden hebben gekregen. Ook de hier aanwezige voorzieningen vallen binnen de ‘recreatieve doeleinden’.
Naast de bestemming Recreatie bestaan verder de specifieke bestemmingen Recreatie – Golfbaan, Recreatie – Recreatiewoning, Recreatie – Verblijfsrecreatie en Recreatie – Volkstuin.
Deze bestemming heeft betrekking op diverse in het buitengebied gelegen sportvoorzieningen. Het gaat hier b.v. om een ruitersportterrein, manege, hondensportterrein en handboogsportterrein.
Deze bestemming betreft de in het plangebied aanwezige wegen.
Deze bestemming betreft de in het plangebied aanwezige spoorlijn.
Deze bestemming is toegekend aan al het binnen het plangebied aanwezige open water met uitzondering van vaarwegen. Het water is als zodanig bestemd en vervult vaak meerdere functies (waterberging, recreatie, natuur). Grote leggerwaterlopen (o.a. grote beken) en grote plassen binnen het plangebied worden bijvoorbeeld opgenomen in de bestemming ‘Water’.
Deze bestemming is toegekend aan al het binnen het plangebied aanwezige open water met een ecologische waarde ofwel een natuurwaarde. Denk hierbij in het bijzonder aan waardevolle poelen, vennen en andere natuurwateren.
Deze bestemming betreft de verschillende burgerwoningen binnen het plangebied, niet zijnde (agrarische) bedrijfswoningen. Het betreft hier het hoofdgebouw en eventueel aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen.
Deze (dubbel)bestemming betreft de binnen het plangebied aanwezige (hoofdtransport) leidingen. Deze leidingen zijn overeenkomstig hun bestaande situatie bestemd en als zodanig beschermd. Denk b.v. aan een hoge druk ruwe olietransportleiding, hoge druk olieproductentransportleiding, watertransportleiding, aardgastransportleiding, rioolwatertransportleiding, militaire brandstofleiding, hoogspanningsleiding 150 kV en/of hoogspanningsleiding 380 kV.
De voor Waarde – Archeologie 1 aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van aanwezige archeologische waarden. Deze waarden zijn beschermd door middel van een omgevingsvergunningenstelsel. Hierin zijn regels opgenomen voor wat betreft het uitbreiden van bebouwingsmogelijkheden en ingrepen in de bodem.
De voor Waarde – Archeologie 2 aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van verwachte hoge archeologische waarden ofwel hoge archeologische verwachtingswaarden. De archeologische verwachtingswaarden zijn beschermd door middel van een omgevingsvergunningenstelsel. Hierin zijn regels opgenomen voor wat betreft het uitbreiden van bebouwingsmogelijkheden en ingrepen in de bodem.
Deze dubbelbestemming is afkomstig uit de te realiseren wateropgave en is gericht op hydrologische belangen van bestaande waterbergingsgebieden en waterbuffers.
Onderhavig bestemmingsplan is er hoofdzakelijk op gericht om de onderdelen te verwerken naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van state, de consequenties van de Verordening ruimte 2014 te verwerken, een aantal ontdekte kleinschalige verbeterpunten en te herstellen planonderdelen mee te nemen alsmede in de afgelopen periode vastgestelde postzegelplannen en wijzigingsplannen integraal te verwerken. Het plan voorziet niet in de realisering van nieuwe zaken van gemeentewege.
Voor de gemeente Heeze-Leende zijn aan het plan geen bijzondere kosten verbonden. Indien op basis van het bestemmingsplan nieuwe projecten worden gerealiseerd, gebeurt dat door derden/particulieren. De met de daadwerkelijke realisering gepaard gaande kosten worden dan ook gedragen door de desbetreffende initiatiefnemer(s). Bijkomende kosten, zoals voor de aansluiting op de nutsvoorzieningen en riolering, komen eveneens voor rekening van de initiatiefnemer(s).
Voorgaande overziend zijn er voor de gemeente Heeze-Leende, behoudens de plankosten en kosten voor ambtelijke voorbereiding en procesbegeleiding, geen kosten aan de realisering van het plan verbonden.
Het bestemmingsplan 'Buitengebied Heeze-Leende 2017' betreft een conserverend bestemmingsplan. Als gevolg hiervan is de verwachting dan ook dat er in beginsel geen planschade ontstaat als gevolg van de planologische wijziging.
De gemeente is in beginsel verplicht om op grond van artikel 6.12 eerste lid Wro een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan maakt een bouwplan mogelijk zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Het exploitatieplan biedt de grondslag voor het publiekrechtelijk kostenverhaal. Een exploitatieplan wordt gelijktijdig vastgesteld met het ruimtelijk plan of besluit waarop het betrekking heeft. Dat kan een bestemmingsplan, een wijzigingsplan, een projectbesluit en een buitentoepassingverklaring van een beheersverordening zijn.
De regeling van afdeling 6.4 Wro heeft mede betrekking op de bouwmogelijkheden, die in vorige bestemmingsplannen nog niet benut waren. Wanneer voor bestaande, nog onbenutte bouwmogelijkheden nog sprake is van de noodzaak van locatie-eisen of kostenverhaal, kan dat in het nieuwe bestemmingsplan ook worden meegenomen.
In het bestemmingsplan 'Buitengebied Heeze-Leende 2017' is geen sprake van nieuwe of onbenutte bouwmogelijkheden waarvoor de noodzaak van het stellen van locatie-eisen of een kostenverhaal nog aanwezig is. Aan het bestemmingsplan 'Buitengebied Heeze-Leende 2017' hoeft dan ook geen exploitatieplan te worden toegevoegd.
Voor de in het bestemmingsplan meegenomen kleinschalige ontwikkelingen zijn afzonderlijke overeenkomsten gesloten, waarin ook het kostenverhaal is geregeld. Ook hiervoor is derhalve het opstellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk.
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerp bestemmingsplan toegezonden aan diverse ambtelijke instanties. Tevens is op basis van de inspraakverordening van de gemeente Heeze-Leende inspraakgelegenheid geboden. De uitkomsten van het vooroverleg en de inspraakprocedure zijn nader beschreven in paragraaf 9.2.
Een van de uitgangspunten bij het ontwikkelen van een bestemmingsplan is dat het plan handhaafbaar dient te zijn. Handhaving van het ruimtelijke beleid is een voorwaarde voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit.
Reeds bij de totstandkoming van een bestemmingsplan dient terdege aandacht te worden besteed aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid.
Voor het overgangsrecht is op grond van de Wet ruimtelijke ordening voor zowel het bouwrecht als het gebruiksrecht bepalend het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. Ten aanzien van het bouwen geldt het overgangsrecht niet voor bouwwerken die gebouwd zijn zonder vergunning en in strijd met het voorheen geldende plan. In de overgangsbepalingen is verder vastgelegd dat het verboden is het met het bestemmingsplan strijdige gebruik dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. Verder is bepaald dat indien het strijdige gebruik voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken het verboden is dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bestemmingsplan doorloopt de volgende procedure:
In het kader van het ontwerp is het voor eenieder mogelijk om zijn/haar zienswijze (bij de raad) kenbaar te maken. Na vaststelling van het bestemmingsplan kunnen belanghebbenden beroep aantekenen bij de Raad van State. Hiervoor dient in de fase van het ontwerp een zienswijze te zijn ingediend of dient het plan ten opzichte van het ontwerp te zijn gewijzigd. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen, wordt daarvan steeds melding gemaakt. Uiteindelijk besluit de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien nodig, over het plan in zijn onherroepelijke vorm.
Het voorontwerp bestemmingsplan 'Buitengebied Heeze-Leende 2017' is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro toegezonden aan diverse instanties. De Provincie Noord-Brabant en Waterschap De Dommel hebben een inhoudelijke reactie met betrekking tot het voorontwerp bestemmingsplan ingediend.
Voor de beoordeling en standpuntbepaling bij de vooroverlegreacties wordt verwezen naar de Nota van inspraak en vooroverleg in Bijlage 12.
Het voorontwerp bestemmingsplan heeft van 9 februari t/m 22 maart 2017 gedurende zes weken ter inzage gelegen gedurende welke termijn iedereen een schriftelijke inspraakreactie kon indienen. Hiervan is door 62 personen en/of instanties gebruik gemaakt. Voor de beoordeling en standpuntbepaling bij de inspraakreacties wordt verwezen naar de Nota van inspraak en vooroverleg in Bijlage 12.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 24 augustus 2017 t/m 4 oktober 2017 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode kon een ieder een zienswijze indienen. Hiervan is door 65 personen en/of instanties gebruik gemaakt. Voor de beoordeling en standpuntbepaling bij de zienswijzen wordt verwezen naar de nota van zienswijzen in Bijlage 13.
Op 5 maart 2018 heeft de gemeenteraad van Heeze-Leende het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld, met de wijzigingen zoals aangegeven in de nota van zienswijzen.