5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- kantoren, dienstverlening, maatschappelijke doeleinden, woningen (al dan niet in gestapelde bouwvorm) en horecabedrijven categorie 1;
- ambachtelijke en nijverheidsbedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van zoneringsplichtige inrichtingen;
- verkeer, parkeervoorzieningen en verblijfsdoeleinden;
- gebouwen ten behoeve van detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
- gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus' ten behoeve van:
- een meubelbedrijf op het perceel Hoofdstraat 140;
- een bouwmarkt op het perceel Hoofdstraat 121;
- gebouwen ten behoeve van een tuincentrum/kwekerij met aanverwante detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum';
- gebouwen ten behoeve van detailhandel in de vorm van supermarkten ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
- gebouwen ten behoeve van horecabedrijven categorie 2 ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2', met dien verstande dat een logiesfunctie uitsluitend is toegestaan op het perceel:
- Hoofdstraat 91;
- Hoofdstraat 210;
- Kerkstraat 6;
- gebouwen ten behoeve van horecabedrijven categorie 3 ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3';
- gebouwen ten behoeve van een kleinschalig museum ter plaatse van de aanduiding 'museum';
- gebouwen ten behoeve van een hoveniersbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'hovenier';
- gebouwen ten behoeve van een taxibedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vervoersbedrijf';
- een verkooppunt van motorbrandstoffen, met uitzondering van lpg ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
- garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - garageboxen'.
Ten dienste van en in verband met de bestemming zijn op deze gronden gebouwen en andere bouwwerken, toegestaan, met daaraan ondergeschikt:
erven en verhardingen, magazijn-, stallings- en expeditieruimte, alsmede kantoor- en verblijfsruimte ten behoeve van de toegelaten hoofdfunctie.
5.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- de gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden opgericht;
- de hoofdgebouwen dienen te worden opgericht in of maximaal 2 meter achter de naar de weg gekeerde bouwgrens;
- de hoogte van de gebouwen mag bij platte afdekking niet meer bedragen dan 7 meter, terwijl bij afdekking met een kap de goothoogte niet meer dan 7 meter en de bouwhoogte niet meer dan 10 meter mag bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' een andere maatvoering is aangegeven;
- het realiseren van nieuwe woningen en/of wooneenheden is niet toegestaan, met uitzondering van de vervanging van bestaande woningen die aanwezig zijn op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpplan (zie bijlage 2);
- woningen in al dan niet gestapelde bouwvorm dienen zoveel mogelijk te worden opgericht binnen een afstand van 15 meter vanaf de naar de weg gekeerde bouwgrens, waarbij ook de belangrijkste verblijfsruimten zoveel mogelijk op deze zijde dienen te zijn georiënteerd.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
- de hoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 5 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen;
- de hoogte van reclamemasten bedraagt niet meer dan 6 meter.
5.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan, met het oog op het voorkomen van:
- een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid en/of;
- de stedenbouwkundige karakteristieke bebouwing,
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van een samenhangend straatwand- en bebouwingsbeeld, waarbij de voorwaarden en eisen uit de gemeentelijke welstandsnota uitgangspunt vormen.
5.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en/of de stedenbouwkundige karakteristieke bebouwing, door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, afwijken van het bepaalde in:
- artikel 5 lid 2.1 sub d ten behoeve van het toevoegen van een woonfunctie, anders dan aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpplan (zie bijlage 2), waarbij het volgende in acht genomen dient te worden:
- het betreft uitsluitend een wijziging van de functie van een bestaand gebouw naar één nieuwe woning, het oprichten van nieuwe gebouwen is derhalve uitgesloten;
- de afwijkingsbevoegdheid is niet van toepassing op gronden ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt', 'tuincentrum' en 'detailhandel volumineus';
- het gemeentelijk woonplanuitvoeringsbeleid wordt als toetsingskader in de afweging betrokken;
- het toevoegen van woonfuncties dient in overeenstemming te zijn met de (provinciale) nieuwbouwruimte.
5.5 Specifieke gebruiksregels
- de verkoopvloeroppervlakte uitsluitend mag worden uitgebreid als de benodigde bijbehorende parkeerplaatsen worden aangelegd op de voor 'Verkeer' of op de voor 'Centrum' (onbebouwd) bestemde gronden. Daarbij wordt uitgegaan van minimaal de volgende normen:
- 6,5 parkeerplaats op 100 m2 (bruto) verkoopvloeroppervlakte voor een meubelbedrijf, bouwmarkt en/of tuincentrum;
- 3 parkeerplaatsen op 100 m2 (bruto) verkoopvloeroppervlakte voor een detailhandelsvestiging, waaronder een supermarkt;
- bedrijfsactiviteiten uitsluitend zijn toegestaan als deze geen afbreuk doen aan de woonfuncties in de directe nabijheid. Bij de vergunningverlening dient hiermee rekening te worden gehouden;
- het gebruik van een, niet als zodanig aangeduid, gebouw voor detailhandel is slechts toegestaan als ondergeschikt onderdeel van de betreffende bedrijfsvoering.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en/of de stedenbouwkundige karakteristieke bebouwing, door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, afwijken van het bepaalde in:
- artikel 5 lid 1 sub b ten behoeve van bedrijfsvestigingen welke niet zijn genoemd dan wel moeilijk zijn in te delen in de genoemde categorieën of behoren tot een andere categorie, maar naar hun aard en naar hun effecten op het woon- leefklimaat niet bezwaarlijker zijn te achten dan de in artikel 5 lid 1 sub b genoemde categorieën;
- het bepaalde in artikel 5 lid 1 sub h ten behoeve de vestiging van horecabedrijven categorie 2 buiten de aanduiding "horeca tot en met categorie 2", met dien verstande dat de volgende voorwaarden in acht worden genomen:
- het gebruik past bij de schaal en het karakter van de omgeving;
- het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren, dan wel mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omringende woonomgeving;
- het gebruik mag geen afbreuk doen aan de functie van het centrumwinkelgebied en het daarbij behorende straatbeeld;
- het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse;
- het gebruik mag geen afbreuk doen aan de stedenbouwkundige en monumentale karakteristieke bebouwing;
- door de toevoeging van het horecabedrijf mag geen ongewenste concentratie van horeca ontstaan;
- bij nieuwvestiging van een hotel/pension of een naar de aard daarmee gelijk te stellen logiesfunctie, mag er nachtverblijf worden geboden aan maximaal tien personen.
5.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
5.7.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, van het bevoegd gezag een hoofdgebouw te slopen, dan wel te laten slopen.
5.7.2 Voorwaarden vergunningverlening
- een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden verleend voor het in plaats van het te slopen gebouw op te richten bouwwerk, of;
- een toekomstig niet-bebouwde invulling van de vrijkomende gronden toelaatbaar kan worden geacht in relatie tot de in artikel 5 lid 3 bedoelde beeldkwaliteit.
5.8 Wijzigingsbevoegdheid
5.8.1 Bevoegdheid
- Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin dat de aanduidingen genoemd in artikel 5 lid 1 elders binnen de bestemming 'Centrum' worden toegevoegd, met dien verstande dat:
- voor het toevoegen van de aanduidingen "horeca tot en met categorie 2" voor de nieuwvestiging van een hotel/pension of een naar de aard daarmee gelijk te stellen logiesfunctie met nachtverblijf voor meer dan 10 personen en "horeca tot en met categorie 3" de volgende regels in acht worden genomen:
- het gebruik past bij de schaal en het karakter van de omgeving;
- het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren, dan wel mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omringende woonomgeving;
- het gebruik mag geen afbreuk doen aan de functie van het centrumwinkelgebied en het daarbij behorende straatbeeld;
- het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse;
- het gebruik mag geen afbreuk doen aan de stedenbouwkundige en monumentale karakteristieke bebouwing;
- door de toevoeging van het horecabedrijf mag geen ongewenste concentratie van horeca ontstaan;
- voor het toevoegen van de aanduiding 'detailhandel' de volgende regels in acht worden genomen:
- er wordt voldaan aan het gestelde in artikel 5 lid 5;
- de vestiging bijdraagt aan de concentratie van detailhandel in het centrale dorpsdeel (Hoofdstraat en Johan van Veenplein) ter versterking van de plaatselijke verzorgingsfunctie;
- Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin dat de aanduidingen genoemd in artikel 5 lid 1 kunnen worden verwijderd.
5.8.2 Voorwaarden
- Een wijziging als bedoeld onder artikel 5 lid 8.1 sub a is toegestaan, mits:
- daarbij het op de verbeelding weergegeven bouwvlak gewijzigd kan worden;
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- bodemonderzoek heeft uitgewezen dat geen sprake is van bodemverontreiniging;
- de voorwaarden als bepaald in artikel 5 lid 4 sub a in acht worden genomen;
- de geluidsbelasting vanwege (spoor)wegverkeer van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.