5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Gebouwen ten behoeve van recreatief medegebruik
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het agrarisch gebruik en de belangen van natuur en landschap kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 5.2 onder a. voor het oprichten van gebouwen ten behoeve van recreatief medegebruik, zoals zit- en schuilgelegenheid en picknickplaatsen, met dien verstande dat:
-
a. de oppervlakte per gebouw maximaal 15 m² mag bedragen;
-
b. de goothoogte van gebouwen maximaal 3,00 m mag bedragen;
-
c. de bouwhoogte van gebouwen maximaal 4,50 m mag bedragen;
-
d. gebouwen op basis van een plan worden afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken (landschappelijke inpassing en cultuurhistorische aspecten).
5.4.2 Gebouwen ten behoeve van schuilgelegenheden
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het agrarisch gebruik en de belangen van natuur en landschap kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 5.2 onder a. voor het oprichten van schuilgelegenheid voor vee, met dien verstande dat:
-
a. de oppervlakte per gebouw maximaal 25 m² mag bedragen;
-
b. de goothoogte van gebouwen maximaal 2,50 m mag bedragen;
-
c. de bouwhoogte van gebouwen maximaal 3,00 m mag bedragen;
-
d. aangetoond is dat het redelijkerwijs niet mogelijk is deze voorzieningen ter plaatse van de bestemming 'Agrarisch - Bouwperceel' (of andere gelijk te stellen enkelbestemming) op te richten;
-
e. per schuilgelegenheid ten minste 5000 m2 aan gronden met de bestemming 'Agrarisch
met waarden' aanwezig is en deze oppervlakte maar één keer mag worden meegenomen in de afweging voor de omgevingsvergunning;
-
f. de schuilgelegenheid wordt opgericht op een afstand van ten hoogste 5,00 meter van de perceelsgrens;
-
g. de stedenbouwkundige kwaliteit en de beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd is;
-
h. aangetoond is dat er geen sprake is van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en functies, hetgeen onder andere betekent dat de schuilgelegenheid passend is in het landschap.
5.4.3 Gebouwen ten behoeve van volkstuinen
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het agrarisch gebruik en de belangen van natuur en landschap kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 5.2 onder a. voor het oprichten van gebouwen en overkappingen ten behoeve van volkstuinen, met dien verstande dat:
-
a. de goothoogte van gebouwen en overkappingen maximaal 3,00 m mag bedragen;
-
b. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen maximaal 4,50 m mag bedragen;
-
c. de stedenbouwkundige kwaliteit en de beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd is;
-
d. gebouwen op basis van een plan worden afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken (landschappelijke inpassing en cultuurhistorische aspecten);
-
e. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bedraagt:
totale oppervlakte per volkstuin
|
maximaal gezamenlijke oppervlakte
|
tot 250 m2
|
10 m2
|
van 250 m2 tot 500 m2
|
20 m2
|
van 500 m2 tot 750 m2
|
30 m2
|
van 750 m2 tot 1000 m2
|
40 m2
|
van 1000 m2 tot 2000 m2
|
60 m2
|
van 2000 m2 en meer
|
80 m2
|
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.6.1 Verbod
Het is verboden op of in de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het aanleggen, verharden of verwijderen van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen of verwijderen van andere oppervlakteverhardingen;
-
b. het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen;
-
c. het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
-
d. het verwijderen van natuur- en landschapselementen.
5.6.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 5.6.1 is niet van toepassing voor:
-
a. normale onderhoudswerkzaamheden;
-
b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
-
c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
-
d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde verleende omgevingsvergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
5.6.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.6.1zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 5.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Wijziging in de bestemming 'Agrarisch - Bouwperceel'
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch -
Bouwperceel', ten behoeve van de vergroting van een agrarische bedrijfskavel, met dien verstande dat:
-
a. de wijziging, in geval van vergroting van de agrarische bedrijfskavel, nodig is in verband met een voorgenomen uitbreiding van het aangrenzende agrarische bedrijf;
-
b. de wijziging nodig is in verband met bedrijfseconomische dan wel andere zwaarwegende bedrijfsomstandigheden;
-
c. de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel landschappelijke waarden;
-
d. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
-
e. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
-
f. er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in het Limburgs Kwaliteitsmenu van de provincie Limburg;
-
g. er advies is ingewonnen bij de kwaliteitscommissie in het kader van het Limburgs Kwaliteitsmenu
-
h. de gronden niet zijn gelegen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap'.
5.7.2 Wijziging in bestemming 'Natuur'
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Natuur', ten behoeve van natuurontwikkleing, met dien verstande dat:
-
a. de gronden zijn gelegen binnen het perspectief 'Provinciaal Ontwikkelingszone Groen' of 'Ecologische Hoofdstructuur' welke zijn aangegeven in het Provinciaal Ontwikkelingsplan Limburg of zijn gelegen binnen de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap';
-
b. de wijziging pas mag plaatsvinden nadat de aankoop/overdracht door degene die de natuur gaat aanleggen of beheren is verzekerd of al heeft plaats gevonden;
-
c. aangetoond is dat er geen beperkingen aan omliggende (agrarsiche) bedrijven worden toegebracht in het kader van milieuwetgeving;
-
d. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming.