direct naar inhoud van Artikel 5 Agrarisch met waarden
Plan: Ohé en Laak
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1641.BPL009-VG01

Artikel 5 Agrarisch met waarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch bedrijfsmatig gebruik;
  • b. behoud en ontwikkeling van de aanwezige waarden;
  • c. het in stand houden van de openheid in het gebied;
  • d. onverharde wegen ten behoeve van het landbouwverkeer;
  • e. realiseren en in stand houden van natuur- en landschapselementen zoals houtopstanden, houtwallen, houtsingels, sloten, beken, waterlopen en overige waterpartijen, water- en oevervegetaties;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', cultuurhistorische waarden,

met daaraan ondergeschikt:

  • g. agrarisch hobbymatig gebruik;
  • h. perceelsontsluitingswegen;
  • i. recreatief medegebruik.
5.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. op de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  • b. op de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van:
    • 1. omheiningen en/of erfafscheidingen, uitsluitend in de vorm van draadomheiningen en/of draaderfafscheidingen, met dien verstande dat de hoogte maximaal 1,50 m mag bedragen;
    • 2. voederruiven en/of picknickplaatsen, met dien verstande dat de hoogte maximaal 1,50 m mag bedragen;
    • 3. bouwwerken, geen gebouw zijnde, die van geringe omvang zijn en welke noodzakelijk zijn voor de in 5.1 genoemde natuur- en landschapselementen.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de landschappelijke waarden in de omgeving;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Gebouwen ten behoeve van recreatief medegebruik

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het agrarisch gebruik en de belangen van natuur en landschap kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 5.2 onder a. voor het oprichten van gebouwen ten behoeve van recreatief medegebruik, zoals zit- en schuilgelegenheid en picknickplaatsen, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte per gebouw maximaal 15 m² mag bedragen;
  • b. de goothoogte van gebouwen maximaal 3,00 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen maximaal 4,50 m mag bedragen;
  • d. gebouwen op basis van een plan worden afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken (landschappelijke inpassing en cultuurhistorische aspecten).
5.4.2 Gebouwen ten behoeve van schuilgelegenheden

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het agrarisch gebruik en de belangen van natuur en landschap kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 5.2 onder a. voor het oprichten van schuilgelegenheid voor vee, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte per gebouw maximaal 25 m² mag bedragen;
  • b. de goothoogte van gebouwen maximaal 2.50 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen maximaal 3.00 m mag bedragen;
  • d. aangetoond is dat het redelijkerwijs niet mogelijk is deze voorzieningen ter plaatse van de bestemming Agrarisch- Bouwperceel (of andere gelijk te stellen enkelbestemming) op te richten;
  • e. per schuilgelegenheid ten minste 5.000 m² aan gronden met de bestemming Agrarisch met Waarden aanwezig is en deze oppervlakte maar één keer mag worden meegenomen in de afweging voor de omgevingsvergunning;
  • f. de schuilgelegenheid wordt opgericht op een afstand van ten hoogste 5 meter van de perceelsgrens;
  • g. de stedenbouwkundige kwaliteit en de beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd is;
  • h. aangetoond is dat er geen sprake is van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en functies, hetgeen onder andere betekent dat de schuilgelegenheid passend is in het landschap.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk geval verstaan het gebruik voor en/of als:

  • a. plaatsing van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voeren vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • b. manege, terras, tennisbaan of zwembad;
  • c. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • d. plaatsing van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclameuitingen;
  • e. buitenopslag, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • f. standplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • g. ambachtelijke- en/of industriële doeleinden;
  • h. detailhandel en groothandel, met uitzondering van de verkoop van bedrijfsproducten afkomstig van het eigen bedrijf en in eigen beheer;
  • i. transport- en/of garagedoeleinden;
  • j. horecadoeleinden;
  • k. containervelden;
  • l. permanente of tijdelijke bewoning die geen verband houdt met de agrarische bedrijfsvoering.
5.5.2 Cultuurhistorische waarden

Alvorens bouwvergunning te verlenen voor een bouwvoornemen ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' winnen burgemeester en wethouders advies in bij de monumentencommissie van de gemeente Maasgouw. Een bouwvergunning kan pas worden verleend indien en nadat die monumentencommissie positief heeft geadviseerd.

Op de gronden zijn de bepalingen van de Monumentenwet 1998 dan wel de gemeentelijke monumentenverordening van toepassing.

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.6.1 Verbod

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die voorkomen in de onderstaande opsomming:

  • a. het aanleggen, verharden of verwijderen van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen of verwijderen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen;
  • c. het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
  • d. het verwijderen of vergraven van natuur- en landschapselementen, zoals poelen, steilranden, waardevolle berm- en greppelvegetatie en waardevolle oever- en watervegetatie, dan wel het verrichten van andere werkzaamheden welke een ernstige beschadiging van de waardevolle vegetatie ten gevolge kunnen hebben;
  • e. het vellen of rooien van houtopstanden of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van houtopstanden ten gevolge kunnen hebben.

Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • f. het werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden is niet in strijd met de doeleindenomschrijving van het bestemmingsplan, of krachtens zodanige plannen gestelde eisen, een beheersverordening, een besluit als bedoeld in artikel 3.40 van de Wet ruimtelijke ordening dan wel met een voorbereidingsbesluit;
  • g. voor het werk of de werkzaamheid een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988, een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze is verleend indien zulks vereist is;
  • h. het werk of werkzaamheid is niet in strijd met de regels gesteld bij of krachtens een verordening als bedoeld in artikel 4.1, derde lid van de Wet ruimtelijke ordening of bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 4.3 derde lid van de Wet ruimtelijke ordening.
5.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 5.6.1 is niet van toepassing voor:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde verleende vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • e. voor het vellen of rooien bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Wijziging in de bestemming 'Agrarisch - Bouwperceel'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Bouwperceel', ten behoeve van de vergroting van een agrarische bedrijfskavel, met dien verstande dat:

  • a. de wijziging, in geval van vergroting van de agrarische bedrijfskavel, nodig is in verband met een voorgenomen uitbreiding van het aangrenzende agrarische bedrijf;
  • b. de wijziging nodig is in verband met bedrijfseconomische dan wel andere zwaarwegende bedrijfsomstandigheden;
  • c. de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel landschappelijke waarden;
  • d. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • e. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
  • f. er een bijdrage wordt geleverd aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving middels een inpassing en (aanvullende) kwaliteitsverbetering, waarbij advies wordt ingewonnen bij de regionale kwaliteitscommissie , zoals weergegeven in Bijlage 1 6.7 Agrarische nieuwvestiging en uitbreiding;
  • g. er advies is ingewonnen bij de kwaliteitscommissie in het kader van het Limburgs Kwaliteitsmenu;
  • h. de gronden niet zijn gelegen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap'.
5.7.2 Wijziging in de bestemming 'Natuur'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Natuur', ten behoeve van natuurontwikkeling, met dien verstande dat:

  • a. de gronden zijn gelegen binnen het perspectief 'Provinciaal Ontwikkelingszone Groen' of 'Ecologische Hoofd Structuur' welke zijn aangegeven in het Provinciaal Ontwikkelingsplan Limburg of zijn gelegen binnen de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap';
  • b. de wijziging pas mag plaatsvinden nadat de aankoop/overdracht door degene die de natuur gaat aanleggen of beheren is verzekerd of al heeft plaats gevonden;
  • c. aangetoond is dat er geen beperkingen aan omliggende (agrarische) bedrijven worden toegebracht in het kader van milieuwetgeving;
  • d. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming.