direct naar inhoud van Artikel 8 Waarde - Archeologie 5
Plan: Bedrijventerrein Kelpen-Oler
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1640.BP12BtKelpenOler-VG02

Artikel 8 Waarde - Archeologie 5

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ’Waarde - Archeologie 5’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen
  • a. Indien het oprichten van een bouwwerk waarvoor een omvingsvergunning ten behoeve van het bouwen wordt gevraagd, kan leiden tot aantasting van archeologische waarden, wordt de omgevingvergunning pas verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar oordeel van burgemeesters en wethouders in voldoende mate is vastgesteld of waaruit blijkt dat:
    • 1. archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
    • 2. het behoud van de archeologische resten in voldoende mate kan worden gewaarborgd, of
    • 3. de archeologische resten door de verstoring niet onevenredig worden geschaad.
  • b. Het bepaalde in 8.2.1 onder a. is niet van toepassing indien;
    • 1. het een bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreft dat voor archeologisch onderzoek noodzakelijk is;
    • 2. het vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
    • 3. de verstoring zich beperkt tot 40 cm onder het oppervlak;
    • 4. de grootte van de bodemingreep kleiner is dan 1.000 m².
  • c. Indien uit het onder 8.2.1, onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische resten van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • d. Bij het aantreffen van archeologische waarden van nationaal belang, vragen burgemeester en wethouders – alvorens de vergunning te verlenen – de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed om advies. De omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen wordt niet verleend, dan nadat de Rijks dienst voor het Cultureel Erfgoed een verklaring van geen bezwaar heeft gegeven.
  • e. Indien het 8.2.1 onder c. sub 3. van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe ook wordt gerekend vergraven, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
  • b. het aanleggen of verbreden van wegen, paden of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • e. het aanleggen van bos of boomgaard die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als zodanig kunnen worden aangemerkt.

8.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 8.4.1 is niet van toepassing:

  • a. op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • b. de verstoring zich beperkt tot 40 cm onder het oppervlak;
  • c. de grootte van de bodemingreep kleiner is dan 1.000 m².

8.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegdwaarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van burgemeesters en wethoudersin voldoende mate is vastgesteld of waaruit blijkt dat:
    • 1. archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
    • 2. het behoud van de archeologische resten in voldoende mate kan worden gewaarborgd, of;
    • 3. de archeologische resten door de verstoring niet onevenredig worden geschaad.
  • b. Indien uit het onder 8.4.3 a. genoemde rapport blijkt dat de archeologische resten van de gronden door het verlenen van de aanlegvergunning kunnen worden verstoord, kunnen burgemeesters en wethouders aan de aanlegvergunning de volgende voorwaarden verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. Bij het aantreffen van archeologische waarden van nationaal belang, vragen burgemeester en wethouders – alvorens de vergunning te verlenen – de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed om advies. De aanlegvergunning wordt niet verleend, dan nadat de Rijks dienst voor het Cultureel Erfgoed een verklaring van geen bezwaar heeft gegeven.
  • d. Indien lid 8.4.3, onder b, sub 3 van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de bestemming ‘Waarde - Archeologie 5’ geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. aan gronden de bestemming ‘Waarde - Archeologie 5' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.