Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Woningbouw Hoeksekade Noord, deellocatie A
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1621.BP0169-VAST

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 Plan
het bestemmingsplan "Woningbouw Hoeksekade Noord, deellocatie A" van de gemeente Lansingerland.
 
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1621.BP0169-VAST met de bijbehorende regels en bijlagen.
  
Verdere begrippen in alfabetische volgorde:
 
1.3 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 Aaneengebouwd
bebouwing waarbij het hoofdgebouw onderdeel uitmaakt van (een rij van) minimaal drie hoofdgebouwen, die minimaal aan één zijde met het naastgelegen hoofdgebouw zijn verbonden.
 
1.6 Achtergevel
de van de weg gekeerde gevel van een gebouw, exclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel.
 
1.7 Achtergevelrooilijn
de lijn waarin de achtergevel van een gebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.
 
1.8 Afhaalpunt
een locatie waar consumenten de goederen af kunnen halen die zij via internet of via andere communicatiemiddelen hebben besteld, inclusief bijbehorende logistiek en opslag, zonder dat sprake is van uitstalling of het te koop aanbieden van goederen.
 
1.9 Ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
 
1.10 Antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
 
1.11 Antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
 
1.12 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.13 Bed & Breakfast
een aan een woning ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, niet zijnde een zelfstandige wooneenheid, gericht op het bieden van een mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, voor een kortdurend verblijf (waaronder ook zakelijk toerisme). Onder een Bed & Breakfast wordt niet verstaan:
  • overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
  • permanente kamerverhuur.
 
1.14 Bedrijf aan huis
het, onder voorwaarden, uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten aan huis:
  • die in de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als milieucategorie 1, voor zover de bedrijven in de bedoelde lijst niet zijn doorgehaald, of daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving; en
  • geen horeca of detailhandel zijnde; en
  • geen sterke publieksaantrekkende werking hebben
in de woning en de bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie.
 
1.15 Bedrijfsmatige activiteiten
een activiteit, gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
 
1.16 Bedrijfsmatige werkruimte
een werkruimte waarbinnen beroeps- of bedrijfsmatig diensten worden verleend - geen dienstverlenend bedrijf zijnde - en ambachtelijke en/of verzorgende bedrijvigheid plaatsvindt, overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.
 
1.17 Bedrijfsvloeroppervlakte
de totale oppervlakte van alle bouwlagen van kantoren, winkels en/of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten, zoals werkkasten, kantine, toiletten en douches.
 
1.18 Beeldkwaliteitsplan
het beeldkwaliteitsplan "Woningbouw Hoeksekade, deellocatie A" dat gelijktijdig met dit bestemmingsplan is vastgesteld en die van deze regels deel uitmaakt.
 
1.19 Beroep aan huis
het beroepsmatig uitoefenen van in hoofdzaak niet publieksaantrekkende en kleinschalige activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, in de woning en de bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie.
 
1.20 Beroepsmatige activiteiten
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, die door de aard (qua milieuplanologische hinder) en de omvang in een woning en behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.
 
1.21 Bestaand bouwwerk
een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald.
 
1.22 Bestaand gebruik
het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime.
 
1.23 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.24 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.25 Bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
 
1.26 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.27 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
1.28 Bouwlaag, laag
de begane grond of een verdieping van een gebouw, een onderhuis en een zolder worden hier niet onder begrepen.
 
1.29 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.30 Bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
 
1.31 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.32 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.33 Carport
een overkapping ten behoeve van het stallen van auto's zonder tot de constructie behorende wanden.
 
1.34 Detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt niet begrepen een afhaalpunt en een webwinkel.
 
1.35 Dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een uitzendbureau, een bankfiliaal, een makelaar, een reisbureau, een kapsalon en een apotheek.
 
1.36 Erf
het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw.
 
1.37 Erfafscheiding
schuttingen, muren, terrasschermen en andere gebouwde verticale afscheidingen welke al dan niet op de erfgrens zijn geplaatst.
 
1.38 Erfbebouwing
bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw.
 
1.39 Gastouderopvang
commerciële kinderopvang in een gezinssituatie door een ander dan de ouders in de woning waar de gastouder zijn hoofdverblijf heeft.
 
1.40 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.41 Geldende grenswaarde
de krachtens de Wet geluidhinder geldende maximaal toegestane geluidbelasting.
 
1.42 Geluidsgevoelig object
een geluidsgevoelige gebouw, terrein en/of ruimte zoals gedefinieerd in de Wet geluidhinder.
 
1.43 Gestapelde woning
een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat.
 
1.44 Hogere grenswaarde
de krachtens de Wet geluidhinder vastgestelde hogere maximaal toegestane geluidbelasting.
 
1.45 Hoofdgebouw
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
 
1.46 Kap
een dakafdekking van een gebouw waarbij bij een horizontale projectie ten minste 65% van het gebouw wordt afgedekt met hellende dakvlakken.
 
1.47 Kindercentrum
een voorziening waar zelfstandige kinderopvang plaatsvindt, anders dan gastouderopvang.
 
1.48 Kinderopvang
het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen en opvoeden van kinderen, zoals gastouderopvang, een kindercentrum, buitenschoolse opvang (BSO) en een peuterspeelzaal.
 
1.49 Kunstwerk
een in bouwkundige zin, door mensenhanden gemaakt (civiel technisch) bouwwerk, zoals onder andere aquaducten, bruggen, dijken, tunnels en viaducten.
 
1.50 Maatschappelijke voorziening
een overheids-, medische, educatieve-, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, recreatieve en/of vergelijkbare maatschappelijke voorziening, een voorziening ten behoeve van sportbeoefening, kinderdagverblijf, kinderopvang, een voorziening ten behoeve van bejaarden, alsmede ondergeschikte vormen van niet zelfstandige detailhandel, niet zelfstandige dienstverlening ten dienste van de gebruikers van deze voorziening.
 
1.51 Milieucategorie
een aan een bedrijfsactiviteit toegekende categorie volgens de in de bijlage bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten.
 
1.52 Onderhuis
een complex van ruimten met een hoogte van ten hoogste 1.50 meter ten opzichte van het peil welke gesitueerd is onder de eerste bouwlaag van een gebouw en als zodanig niet wordt aangemerkt als bouwlaag.
 
1.53 Onderkomen
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, voer- of vaartuig, ark, woonboot, kampeermiddel en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerk zijn aan te merken.
 
1.54 Openbaar gebied
openbaar toegankelijk gebied: weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
 
1.55 Overkapping
een kapconstuctie over een ruimte of ander bouwwerk met maximaal twee gesloten wanden (al dan niet tot de constructie behorend).
 
1.56 Peil
  1. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst of op ten hoogste 1 m afstand van die weg ligt: de hoogte van de weg;
  2. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst of op meer dan 1 m afstand van die weg ligt: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang;
  3. voor een ander bouwwerk: de hoogte van de weg waaraan het bouwwerk is gelegen of, indien het bouwwerk niet direct aan de weg is gelegen, de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
  4. indien wordt gebouwd in of aan een dijk, waterkering of in gebieden waar het peil op een perceel een verhang kent van meer dan 1 m:
    1. indien de hoofdtoegang van het hoofdgebouw aan de weg grenst of op ten hoogste 1 m afstand van die weg ligt: de hoogte van de weg, waarbij dit peil zich uitstrekt tot een zone van ten hoogste 4 m achter de achtergevelrooilijn van een op bedoeld perceel aangegeven hoofdgebouw, mits het een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan het hoofdgebouw betreft;
    2. indien de hoofdtoegang van het hoofdgebouw niet aan de weg grenst of op meer dan 1 m afstand van die weg ligt: het peil wordt bepaald door de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkt terrein;
    3. voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken wordt het peil bepaald door de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkt terrein.
Een en ander voor zover in deze regels niet anders is bepaald.
 
1.57 Perceel
zie 'bouwperceel'.
 
1.58 Perceelsgrens
zie 'bouwperceelgrens'.
 
1.59 Peuterspeelzaal
een voorziening waarin uitsluitend kinderen vanaf twee jaar tot het tijdstip waarop zij kunnen deelnemen aan het basisonderwijs, verblijven in een speelgroep.
 
1.60 Prostitutie
het zich beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
 
1.61 Seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan:
  1. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
  2. een seksbioscoop of sekstheater; hieronder wordt verstaan een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven;
  3. een seksautomatenhal, hieronder wordt verstaan een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of liveshow van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;
  4. een seksclub of parenclub;
al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.62 Sociaal bereikbare woning
Woning die op basis van jaarlijkse indexering betaalbaar en bereikbaar is voor starters en de doelgroepen met lagere middeninkomens.
 
1.63 Straatmeubilair
al dan niet zijnde bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, zoals:
  1. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
  2. telefooncellen, abri's, kunstobjecten, gedenktekens, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;
  3. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
  4. afvalinzamelsystemen.
1.64 Twee-aaneengebouwd
bebouwing waarbij het hoofdgebouw minimaal aan één zijde met het naastgelegen hoofdgebouw is verbonden.
 
1.65 Voorgevel
de naar de weg of naar het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw, exclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
 
1.66 Voorgevellijn
de denkbeeldige lijn(en) die buitenwerks strak loopt/lopen langs de op het openbaar toegankelijk gebied gerichte gevel(s) van het oorspronkelijke hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen.
 
1.67 Webwinkel
het al dan niet hobbymatig dan wel bedrijfsmatig verkopen van goederen via internet, waarbij de goederen elders worden bezorgd en er geen sprake is van een voor het publiek toegankelijke winkelruimte of showroom.
 
1.68 Wet geluidhinder
de geldende wet houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.
 
1.69 Woning
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.
 
1.70 Zolder
een gedeelte van een gebouw waarvan de oppervlakte, voor zover de hoogte groter is dan 1,50 meter, niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van de onderliggende laag.
 
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 De afstand tussen bouwwerken onderling:
waar deze afstand het kleinst is, exclusief ondergeschikte bouwonderdelen.
 
2.2 De afstand van een bouwwerk tot een perceelsgrens:
vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot die perceelsgrens op 1 meter boven peil en haaks op de perceelsgrens, exclusief ondergeschikte bouwonderdelen
 
2.3 De bebouwde oppervlakte:
van een (bouw)perceel, een bouwvlak of ander terrein, buitenwerks en neerwaarts geprojecteerd, als het totaal van de (grond)oppervlakten van alle op het terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken.
 
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, exclusief ondergeschikte bouwonderdelen.
 
2.5 De breedte (lengte of diepte) van een gebouw:
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren (op 1 meter boven peil). Wanneer de gevels niet evenwijdig lopen of verspringen wordt het gemiddelde genomen van de kleinste en grootste maat.
 
2.6 De bedrijfsvloeroppervlakte
binnenwerks als het totaal van alle vloeroppervlakten ten dienste van kantoren, winkels en/of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten.
 
2.7 De dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.8 De goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Een dakkapel die voldoet aan de voor dakkapellen gestelde voorschriften in deze regels, dient los te worden gezien van de goothoogte van het hoofdgebouw.
 
2.9 De oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.10 De inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
3.1.1 Algemeen
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder ontsluitingen, geluidsafschermende voorzieningen, erven, paden, overige verhardingen, speelvoorzieningen, bruggen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
 
3.1.2 Specifiek
Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn de gronden tevens bestemd voor ongebouwde parkeervoorzieningen, waarbij geldt, dat ter plaatse van de aanduiding 'minimum aantal parkeerplaatsen' het aangegeven aantal aanwezig en in stand gehouden moet worden.
 
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Op de in artikel 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
3.2.2 Gebouwen
Op of in de in artikel 3.1 bedoelde gronden mogen gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels: 
  1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.2.3 Andere bouwwerken
Op of in de in artikel 3.1 bedoelde gronden mogen andere bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd, waaronder bruggen, overige kunstwerken en straatmeubilair, met een maximale bouwhoogte van 3 m.
  
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 12.1.2 (Algemene gebruiksregels), wordt gerekend het gebruik van gronden als parkeerplaats voor auto's.
 
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Parkeren
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de specifieke gebruiksregels voor het gebruik van de gronden als parkeerplaats voor auto's, mits dit niet leidt tot significante aantasting van de (hoofd)groenstructuur en/of de waterhuishouding.
 
3.4.2 Algemeen randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels
Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 13.2.
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
4.1.1 Algemeen
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen, erven en ongebouwde parkeervoorzieningen behorende bij de op de aangrenzende gronden gesitueerde bestemmingen met de daarbij behorende andere bouwwerken, werken en werkzaamheden;
  2. bruggen, indien de bestemming 'Tuin' grenst aan een aanduidingsvlak 'brug'.
4.1.2 Specifiek
Ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' zijn de gronden uitsluitend bedoeld voor de instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige landschapswaarden, bestaande uit een talud met een natuurlijke afscheiding naar het water.
 
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Op de in artikel 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
4.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Op of in de in artikel 4.1 bedoelde gronden mogen geen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd met uitzondering van een erker, entree- of tochtportaal, waarbij geldt dat:
  1. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de desbetreffende gevel van het hoofdgebouw;
  2. de diepte gemeten vanuit het hoofdgebouw niet meer dan 2 meter mag bedragen;
  3. de afstand tot het openbaar gebied niet minder dan 2 meter mag bedragen;
  4. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4 m;
  5. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2.
 
 
4.2.3 Andere bouwwerken
Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
  1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn;
  2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
  3. 3 m voor overige andere bouwwerken achter de voorgevelrooilijn.
 
4.2.4 Bruggen
Voor het bouwen van bruggen gelden de volgende bouwregels:
  1. bruggen zijn alleen toegestaan ter ontsluiting van woningen;
  2. de hoogte van een hekwerk op een brug mag niet meer bedragen dan 0,25 meter, gemeten vanaf de bovenzijde van het brugdek, tenzij de bouwverordening een afwijkende maatvoering voorschrijft;
  3. de breedte van een brug mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  4. in afwijking van het bepaalde onder c is de breedte van een brug ter ontsluiting van twee of meerdere woningen niet meer dan 6 meter.
 
4.2.5 Bouwwerken uitgesloten
Ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten – bouwwerken' zijn de gronden niet aan te merken als achtererfgebied, zoals bedoeld in artikel 1 behorende bij bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. Bouwwerken zijn hier uitgesloten, met uitzondering van vlonders en terrassen waarbij geldt dat de breedte niet meer mag bedragen dan 40% van de oeverlengte met een maximum van 5 m.
 
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Andere bouwwerken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.3 sub a voor de bouw van overige andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.  
4.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels
Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 13.2.
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woonstraten, woonerven en pleinen;
  2. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder paden, parkeervoorzieningen, geluidsafschermende en veiligheidsvoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, overige verhardingen, speelvoorzieningen, bruggen, viaducten en tunnels ten behoeve van kruisende infrastructuur, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
Op de in artikel 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
5.2.2 Gebouwen
Op of in de in artikel 5.1 bedoelde gronden mogen gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
  1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
5.2.3 Andere bouwwerken
Op of in de in artikel 5.1 bedoelde gronden mogen andere bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m, waaronder straatmeubilair, bruggen en overige kunstwerken.
 
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Andere bouwwerken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van andere bouwwerken waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
5.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels
Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 13.2.
 
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik
Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaalde in artikel 12.1.2.
Artikel 6 Water
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
6.1.1 Algemeen
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen, waaronder oevers en beschoeiingen; bruggen daaronder niet begrepen.
6.1.2 Specifiek
Ter plaatse van de aanduiding 'brug' zijn de gronden tevens bestemd voor bruggen.
6.2 Bouwregels
 
6.2.1 Andere bouwwerken
Op de in artikel 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 1 m.
6.2.2 Bruggen
Voor het bouwen van bruggen gelden nog de volgende aanvullende bouwregels:
  1. de hoogte van een hekwerk op een brug ter ontsluiting van een woning mag niet meer bedragen dan 0,25 meter, gemeten vanaf de bovenzijde van het brugdek, tenzij de bouwverordening een afwijkende maatvoering voorschrijft;
  2. de breedte van een brug ter ontsluiting van een woning mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  3. in afwijking van het bepaalde onder b is de breedte van een brug ter ontsluiting van twee of meerdere woningen niet meer dan 6 meter.
 
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Bruggen, dammen en andere bouwwerken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:
  1. de bouw van bruggen buiten de aanduiding 'brug' en/of in afwijking van de bouwregels, indien dit noodzakelijk is voor de bereikbaarheid van een aanliggend perceel of wenselijk voor de verkeersafwikkeling en mobiliteit én de waterstaatkundige belangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder en de wegbeheerder;
  2. de bouw van dammen (al dan niet met duikers), vlonders, aanlegplaatsen en/of kaden, indien de waterstaatkundige belangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder.
6.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels
Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 13.2.
 
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 12.1.2 (Algemene gebruiksregels), wordt in ieder geval verstaan het gebruik van water als ligplaats en/of opslag van boten en andere daarmee gelijk te stellen zaken.
Artikel 7 Wonen - 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen, al dan niet in combinatie met een beroep aan huis;
  2. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen, waaronder parkeervoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, overige verhardingen, groen, straatmeubilair, bruggen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
 
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen
Op de in artikel 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
 
7.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. het aantal woningen binnen een bouwvlak mag niet meer bedragen dan het met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal, met dien verstande dat binnen de bestemming 'Wonen-1' niet meer dan 47 woningen mogen worden gerealiseerd; 
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' dienen niet minder dan 14 woningen uitgevoerd te worden als 'sociaal bereikbaar';
  3. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan;
    2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zowel vrijstaande als twee-aaneen gebouwde woningen zijn toegestaan;
    3. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' uitsluitend aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
    4. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zowel aaneengebouwde als gestapelde woningen zijn toegestaan;
  4. voor zover binnen een bouwvlak de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven, mag de goothoogte respectievelijk de bouwhoogte in meters niet meer bedragen dan is aangegeven;
  5. indien de onder c bedoelde aanduiding ontbreekt, mogen de goothoogte en de bouwhoogte niet meer bedragen dan 7 m respectievelijk 11 m;
  6. de dakhelling van het hoofdgebouw mag niet minder dan 30° respectievelijk niet meer dan 50° bedragen;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' geldt tevens:
    1. dat de afstand van vrijstaande woningen tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen niet minder dan 3 m mag bedragen;
    2. dat de afstand van twee-aaneen gebouwde woningen tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal aan één zijde niet minder dan 3 m mag bedragen;
    3. in afwijking van het bepaalde onder 1 en 2 mag tot op de grens met de bestemming 'Tuin' worden gebouwd, wanneer deze aan de zijdelingse perceelsgrens van het woonperceel grenst.
7.2.3 Dakkapellen
Dakkappelen zijn toegestaan voor zover wordt voldaan aan de regels zoals opgenomen in artikel 11.2.
 
7.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. bij ieder hoofdgebouw mogen bijbehorende bouwwerken op minimaal 1 m achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd, waarbij:
    1. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4 m;
    2. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
    3. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens bij aaneengebouwde en twee-aaneengebouwde woningen niet minder mag bedragen dan 2 m, indien deze grenst aan het openbaar gebied, tenzij achter de achtergevelrooilijn én in het verlengde van het hoofdgebouw wordt gebouwd; in dat geval mag de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens ook minder bedragen dan 2 m;
    4. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens bij vrijstaande woningen mag niet minder bedragen dan 2 m bedragen, tenzij ten minste 6 m achter de achtergevelrooilijn wordt gebouwd; in dat geval mag de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens ook minder bedragen dan 2 m;
  2. de hiervoor bedoelde bijbehorende bouwwerken mogen slechts worden gebouwd, indien:
    1. de maximale oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m2, indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Wonen', buiten het bouwvlak, minder dan 300 m2 bedraagt;
    2. de maximale oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 100 m2, indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Wonen', buiten het bouwvlak, tussen de 300 en 500 m2 bedraagt;
    3. de maximale oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 150 m2, indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Wonen', buiten het bouwvlak, meer dan 500 m2 bedraagt;
  3. naast het bepaalde in sub b, geldt dat het perceelsgedeelte met de bestemming 'Wonen', buiten het bouwvlak, voor niet meer dan 50% van de oppervlakte mag worden bebouwd.
 
7.2.5 Andere bouwwerken
Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
  1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn;
  2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
  3. 3 m voor overige andere bouwwerken.
7.2.6 Voorwaardelijke verplichting
Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen mag pas worden verleend, indien:
  1. in voldoende mate is aangetoond dat op een goede wijze in de (extra) parkeerbehoefte wordt voorzien, waarbij dient te worden voldaan aan de geldende gemeentelijke parkeernota, én
  2. voldaan wordt aan de beeldkwaliteitseisen, zoals die zijn geformuleerd in het beeldkwaliteitsplan.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:
  1. de bouw van bijbehorende bouwwerken op een kortere afstand tot het verlengde van de voorgevel, dan genoemd in artikel 7.2.4 sub a in de aanhef;
  2. de bouw van een kap op een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, zoals genoemd in artikel 7.2.4 sub a onder 2, op voorwaarden dat:
    1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 m;
    2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  3. de bouw van bijbehorende bouwwerken op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelgrens, dan genoemd in artikel 7.2.4 sub a onder 3 en artikel 7.2.4 sub a onder 4;
  4. de bouw van andere bouwwerken zoals borstweringen met een bouwhoogte van maximaal 1 m, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak, op een aangebouwd bijbehorend bouwwerk;
  5. de bouw van erf- en terreinafscheidingen met een grotere bouwhoogte, dan genoemd in artikel 7.2.5.
 
7.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels
Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 13.2.
 
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik
 Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaalde in artikel 12.1.
7.4.2 Beroep aan huis
Ten aanzien van het gebruik voor beroep aan huis geldt het bepaalde in artikel 12.2.
Artikel 8 Wonen - 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. vrijstaande woningen;
  2. aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  3. tuinen en erven;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. water;
met de daarbij behorende bouwwerken, werken en werkzaamheden.
 
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen
Op de in artikel 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
8.2.2 Hoofdgebouwen
 Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
  2. voor zover binnen een bouwvlak bestaande woningen aanwezig zijn, mag het aantal woningen binnen dit vlak niet worden vergroot of verkleind;
  3. de inhoud van de woning mag, exclusief aanbouwen bijgebouwen en overkappingen, doch inclusief dakkapellen, maximaal 750 m3 bedragen;
  4. in afwijking van het bepaalde in artikel 8.2.2 sub c is in geval de inhoud van een bestaande woning groter is dan 750 m3 de bestaande inhoud maximaal toegestaan;
  5. de goothoogte van de woning bedraagt maximaal 7 m;
  6. de bouwhoogte van de woning bedraagt maximaal 11 m;
  7. heroprichting van het hoofdgebouw mag alleen plaatsvinden op dezelfde locatie als het bestaande hoofdgebouw.
8.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. bij iedere woning mogen aan de achtergevel van de woning (aangebouwde) bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden gebouwd, waarbij:
    1. de diepte gemeten uit de achtergevelbouwgrens van de woning niet meer dan 3 m mag bedragen;
    2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning, vermeerderd met 0,3 m tot een maximum van 4 m;
    3. voldaan dient te worden aan het bepaalde in artikel 8.2.3 sub d;
  2. bij iedere woning mogen aan de zijgevel (aangebouwde) bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden gebouwd, waarbij:
    1. de diepte gemeten uit:
      1. de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) achtergevelbouwgrens van de woning niet meer dan 3 m mag bedragen;
      2. de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) zijgevelbouwgrens van de woning niet meer dan 3 m mag bedragen;
    2. de afstand tot:
      1. de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) (voor)gevelrooilijn van de woning niet minder dan 1 m zal bedragen;
      2. de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 2 m zal bedragen, tenzij de uitbreiding wordt gerealiseerd op de perceelsgrens;
      3. de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 m zal bedragen, indien deze grenst aan het openbaar gebied;
    3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning vermeerderd met 0,3 m tot een maximum van 4 m;
    4. voldaan dient te worden aan het bepaalde in artikel 8.2.3 sub d;
  3. bij iedere woning mogen vrijstaande bijbehorende bouwwerken en/of overkappingen worden gebouwd, waarbij:
    1. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, gemeten ten opzichte van het aansluitende terrein;
    2. de afstand tot:
      1. de achtergevelbouwgrens van de woning ten minste 6 m zal bedragen;
      2. de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) (voor)gevelrooilijn van de woning minimaal 1 m zal bedragen;
      3. de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 m zal bedragen, tenzij de uitbreiding wordt gerealiseerd op de perceelsgrens;
      4. de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 m zal bedragen, indien deze grenst aan het openbaar gebied;
      5. de zijgevel ten minste 1 m zal bedragen;
    3. voldaan dient te worden aan het bepaalde in artikel 8.2.3 sub d;
  4. de (aangebouwde) bijbehorende bouwwerken en overkappingen als bedoeld onder a, b en c mogen slechts worden opgericht, indien:
    1. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 75 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Wonen - 2' binnen het bouwvlak, minder dan 300 m² bedraagt;
    2. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 100 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Wonen - 2' binnen het bouwvlak, tussen de 300 en 500 m² bedraagt;
    3. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 150 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Wonen - 2' binnen het bouwvlak , meer dan 500 m² bedraagt;
    4. het perceelsgedeelte met de bestemming 'Wonen - 2' binnen het bouwvlak voor niet meer dan 50% van de oppervlakte wordt bebouwd en minimaal 35 m² onbebouwd en onoverdekt blijft.
8.2.4 Andere bouwwerken
Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
  1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn;
  2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
  3. 3 m voor overige andere bouwwerken.
8.2.5 Paardenbakken
De bouw van een paardenbak voor hobbymatig gebruik bij een woning is toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. er is ten hoogste één paardenbak per woning toegestaan;
  2. de oppervlakte van de paardenbak bedraagt maximaal 800 m2;
  3. de paardenbak wordt binnen het bouwvlak gebouwd;
  4. de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woningen van derden bedraagt ten minste 30 m;
  5. de afstand van een paardenbak tot de bestemmingen 'Verkeer' en 'Water' bedraagt ten minste 5 m;
  6. de paardenbak wordt minimaal 1 m achter de voorgevelrooilijn van de woning gebouwd;
  7. schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;
  8. in afwijking van het bepaalde in artikel 8.2.5 sub g mag een afrastering/omheining worden gebouwd;
  9. in afwijking van het bepaalde in artikel 8.2.5 sub g zijn aan de paardenbak verwante bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals stapmolens, toegestaan, mits zij binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  10. de bouwhoogte van de afrastering/omheining en van andere aan de paardenbak verwante bouwwerken mag niet meer dan 1,5 m bedragen.
8.2.6 Bestaande bouwwerken
Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in artikel 8.2.2 tot en met artikel 8.2.4, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering. Ook voor deze bouwwerken geldt dat heroprichting van het hoofdgebouw alleen mogelijk is op de locatie van het bestaande hoofdgebouw.
 
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:
  1. heroprichting van het hoofdgebouw op een andere locatie dan het bestaande hoofdgebouw;
  2. de bouw van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk en/of overkapping op een kortere afstand tot de achtergevel van de woning, indien de diepte van het perceel gemeten uit de achtergevel van de woning minder dan 9 m bedraagt;
  3. de bouw van een kap op een vrijstaand bijgebouw op voorwaarde dat:
    1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
    2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  4. de bouw van andere bouwwerken zoals borstweringen met een hoogte van maximaal 1 m, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak, op een aanbouw.
8.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels
Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 13.2.
8.4 Specifieke gebruiksregels
 
8.4.1 Strijdig gebruik
Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaalde in artikel 12.1.
8.4.2 Beroep aan huis
Ten aanzien van het gebruik voor beroep aan huis geldt het bepaalde in artikel 12.2.
Artikel 9 Leiding - Riool
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het herstel en de instandhouding van een rioolleiding.
 
9.2 Bouwregels
Op de voor 'Leiding - Riool' bestemde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m.
 
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken ten behoeve van:
  1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. de sociale veiligheid;
  4. het behoud van parkeervoorzieningen;
  5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
  6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  7. het milieu.
9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de onderliggende bestemming(en).
 
9.4.2 Voorwaarden
De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:
  1. door de bouwwerken geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder(s) van de leiding;
  3. voldaan wordt aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).
9.5 Specifieke gebruiksregels
9.5.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 12.1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor opslag.
 
9.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.6.1 Verbod
Het is verboden op of boven de in artikel 9.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen en/of verharden van gronden, zoals wegen, fiets- en voetpaden en oppervlakteverhardingen;
  2. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen, bodemverlagen, ophogen of egaliseren van de bodem en aanleggen van (drainage)leidingen;
  3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  4. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  5. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  7. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
9.6.2 Uitzondering
Het verbod als bedoeld in artikel 9.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de onderliggende bestemming;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  4. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in artikel 9.4 .
9.6.3 Toelaatbaarheid
De in artikel 9.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
  1. door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct of indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
3 Algemene regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene bouwregels
11.1 Ondergeschikte bouwonderdelen
11.1.1 Hoogte
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van goot- en bouwhoogten worden ondergeschikte bouwonderdelen van bouwwerken, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, opbouwen voor technische systemen, zonnepanelen en daarmee gelijk te stellen onderdelen waarvan de overschrijding van de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 meter of 10%, buiten beschouwing gelaten.
 
11.1.2 Bouw- en bestemmingsgrenzen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouw-, bestemmings- en aanduidingsgrenzen en bij de bepaling van het bebouwde oppervlakte worden ondergeschikte bouwonderdelen van bouwwerken buiten beschouwing gelaten, zoals:
  1. plinten, pilasters, luifels, kozijnen, gevelversieringen, balkons, brandtrappen, ventilatiekanalen, uitspringende schoorsteenwanden, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en daarmee gelijk te stellen onderdelen waarvan de overschrijding van de bouwgrens of de bestemmingsgrens niet meer bedraagt dan 0,5 meter;
  2. luifels bij winkels waarvan de overschrijding van de bouwgrens of de bestemmingsgrens niet meer dan 1 meter bedraagt.
11.2 Dakkapellen
11.2.1 Dakkapellen
Dakkapellen mogen worden gebouwd voor zover elders in de regels naar dit lid is verwezen, waarbij de volgende regels gelden:
  1. Situering
          Een dakkapel mag in het voordakvlak of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak worden
          gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
    1. onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet,
    2. bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok,
    3. zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak, en
    4. er is geen dakkapel aanwezig in het betreffende dakvlak;
  1. Maatvoering
    1. de hoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, bedraagt maximaal 1,75 m;
    2. de breedte van de dakkapel bedraagt maximaal 3 m;
  2. Overige criteria
    1. dakkapellen zijn niet toegestaan in daken met een dakhelling van minder dan 30 graden;
    2. een dakkapel heeft een plat dak.
11.2.2 Afwijken dakkapel
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.2.1 sub b onder 2, voor een grotere breedte van een dakkapel.
 
11.2.3 Algemene randvoorwaarden voor afwijken
Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 13.2.
 
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken ten behoeve van:
  1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de ruimtelijke inpasbaarheid;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. het behoud van parkeervoorzieningen;
  6. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groen- en waterelementen;
  7. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  8. het milieu.
Artikel 12 Algemene gebruiksregels
12.1 Strijdig gebruik
12.1.1 Algemeen verbod
Het is verboden de in dit plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de bestemming.
 
12.1.2 Gebruik van onbebouwde gronden
Onder strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:
  1. het storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  2. het opslaan van goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  3. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;
  4. het opslaan van vuurwerk;
  5. prostitutie;
  6. een seksinrichting;
  7. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
met uitzondering van:
  1. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.
12.1.3 Gebruik van bouwwerken
Onder strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:
  1. vrijstaande bijbehorende bouwwerken, bedrijfsgebouwen, garageboxen en/of andere niet voor bewoning bestemde gebouwen te gebruiken als woning;
  2. woningen te gebruiken voor/als beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte, zulks met uitzondering van het bepaalde in artikel 12.2 (beroep aan huis) of, indien daartoe een omgevingsvergunning voor het afwijken is verleend, met uitzondering van het bepaalde in artikel 12.4.1 (bedrijf aan huis);
  3. de in het plan toegestane bouwwerken te gebruiken voor prostitutie en/of als seksinrichting;
  4. bouwwerken te gebruiken voor het opslaan van vuurwerk.
12.2 Beroep aan huis
Indien op grond van de bestemming een beroep aan huis is toegestaan, dan mag een gedeelte van de (bedrijfs)woning en/of de bijbehorende bouwwerken bij de (bedrijfs)woning of een gedeelte daarvan gebruikt worden voor beroep aan huis, onder de voorwaarden dat:
  1. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd,
  2. de beroepsmatige activiteiten worden uitgeoefend door degene die op het perceel woonachtig is;
  3. de totale bedrijfsvloeroppervlakte per perceel niet meer dan 25% bedragen mag bedragen, met een maximum van 50 m2;
  4. er geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  5. in de omgeving geen onevenredige toename van de verkeersbelasting mag optreden;
  6. er geen vergunningplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer/Wet algemene bepalingen omgevingsrecht mogen plaatsvinden;
  7. er geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden, tenzij:
    1. er sprake is van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd;
    2. het detailhandel betreft als ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering;
    3. de detailhandel geen onevenredige afbreuk doet aan het voorzieningenniveau binnen de gemeente;
  8. op eigen terrein dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de woonfunctie.
12.3 Ondergeschikte bouwonderdelen
Voor zover het gebruik van ondergeschikte bouwonderdelen zoals bedoeld in artikel 11.1 niet past binnen de desbetreffende bestemming, worden deze gebruiksregels buiten beschouwing gelaten.
 
12.4 Afwijken van algemene gebruiksregels
12.4.1 Bedrijf aan huis
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het op grond van de bestemming toegestane gebruik, voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in een gedeelte van de (bedrijfs)woning en/of de bijbehorende bouwwerken, onder de voorwaarden dat:
  1. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd;
  2. de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend door degene die op het perceel woonachtig is;
  3. de totale bedrijfsvloeroppervlakte per perceel niet meer dan 25% bedragen mag bedragen, met een maximum van 50 m2;
  4. er geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  5. in de omgeving geen onevenredige toename van de verkeersbelasting mag optreden;
  6. er geen vergunningplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer/Wet algemene bepalingen omgevingsrecht mogen plaatsvinden;
  7. er geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden, tenzij:
    1. er sprake is van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd;
    2. het detailhandel betreft als ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering;
    3. de detailhandel geen onevenredige afbreuk doet aan het voorzieningenniveau binnen de gemeente;
  8. op eigen terrein dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de woonfunctie.
12.4.2 Parkeren
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2.6 voor het voorzien op een andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid, indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders genoemde bepaling op overwegende bezwaren stuit.
 
12.4.3 Bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het op grond van de bestemming toegestane gebruik, voor bed & breakfast in een gedeelte van de (bedrijfs)woning en/of de bijbehorende bouwwerken, onder de voorwaarden dat:
  1. de woonfunctie blijft als hoofdfunctie behouden;
  2. de exploitatie moet plaatsvinden door degene die op het perceel woonachtig is;
  3. de totale vloeroppervlakte aan logeereenheden mag per perceel niet meer bedragen dan 25 % van het woonoppervlak met een maximum van 75 m²;
  4. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  5. het aantal logeereenheden mag niet meer bedragen dan 4 per woning;
  6. in de omgeving mag geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreden;
  7. op eigen terrein dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de woonfunctie.
 
12.4.4 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels
Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 13.2.
Artikel 13 Algemene afwijkingsregels
13.1 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van deze regels ten behoeve van:
  1. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten dienste van het openbaar nut en de waterhuishouding, zoals gasdrukregelstations, duikers, keermuren en bruggen, gemalen, wachthuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 4 m en de inhoud niet meer dan 75 m3 mag bedragen;
  2. het bouwen van niet voor bewoning bestemde kunstobjecten, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
  3. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, maatvoeringsgrenzen en overige aanduidingen op de verbeelding, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt dat deze afwijking in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is en de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  4. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering van bouwwerken (waaronder goothoogte, bouwhoogte, bebouwingsoppervlakte, onderlinge afstand, afstand tot perceelsgrenzen) met ten hoogste 10%;
  5. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering voor ondergeschikte bouwonderdelen zoals bepaald in artikel 11.1.1 en artikel 11.1.2 waarbij de overschrijding van de bouwhoogte, bouwgrens en/of de bestemmingsgrens niet meer bedraagt dan 3 meter;
  6. de bouw van antennemasten voor communicatiedoeleinden, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 45 m mag bedragen en waarbij moet worden voldaan aan de volgende punten:
    1. een goede landschappelijke, stedenbouwkundige en architectonische inpassing van deze voorzieningen, mits dit ruimtelijk inpasbaar is in relatie tot de visuele kwaliteit van gebouw en omgeving en landschappelijke gebieden, en op vooraarde dat open landschappen en monumenten zoveel mogelijk vrij moeten blijven van bebouwing;
    2. een situering bij voorkeur bij sportcomplexen, op of aan de randen van bedrijventerreinen, aan de randen van woonwijken en in de tussengebieden tussen woonwijken en bedrijventerreinen;
    3. een maximale “site-sharing” en gebruik van bijvoorbeeld hoogspanningsmasten, tenzij dit redelijkerwijs niet mogelijk is;
  7. de bouw van andere bouwwerken tot 15 m.
 
13.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken
Afwijken is slechts mogelijk mits:
  1. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  2. dit ruimtelijk inpasbaar is gelet op:
    1. de ruimtelijke kwaliteit van het openbare gebied, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    3. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van het betreffende perceel en de aangrenzende percelen en bouwwerken;
    4. de verkeersveiligheid;
    5. de sociale veiligheid;
    6. het gewenste voorzieningenniveau;
    7. het milieu;
  3. de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de grond, dan wel de mogelijkheid van herstel van die waarden niet onevenredig wordt verkleind en de overige belangen niet onevenredig worden geschaad;
  4. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
  5. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.
Artikel 14 Algemene wijzigingsregels
 
14.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
  1. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten dienste van het openbaar nut en de waterhuishouding met een inhoud van ten hoogste 150 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 6 m;
  2. een andere situering en/of begrenzing van bestemmingsvlakken, bouwvlakken en/of aanduidingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 20% zal worden gewijzigd;
  3. het wijzigen van de per aanduiding of in de planregels gegeven maten en afmetingen met ten hoogste 20%, indien, in verband met ingekomen bouwaanvragen, deze wijzigingen nodig of wenselijk zijn.
14.2 Algemene randvoorwaarden voor wijzigen
Burgemeester en wethouders verlenen slechts medewerking aan een wijziging van het plan, mits:
  1. dit ruimtelijk inpasbaar is, gelet op:
    1. de kwaliteit van het openbare gebied, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    3. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van het betreffende perceel en de aangrenzende percelen en bouwwerken;
    4. de verkeersveiligheid;
    5. de sociale veiligheid;
    6. het aantal parkeervoorzieningen;
    7. het milieu:
  2. voldaan wordt aan de onderzoeksverplichting op de volgende onderdelen:
    1. luchtkwaliteit;
    2. parkeerbehoefte;
    3. geluid;
    4. bodemkwaliteit;
    5. watertoets;
    6. archeologie;
    7. externe veiligheid (afweging van het groepsrisico);
    8. ecologie, toetsing Flora- en faunawet;
    9. economische uitvoerbaarheid en kostenverhaal.
 
Artikel 15 Algemene procedureregels
Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden gedurende twee weken, na publicatie van het voornemen tot het stellen van nadere eisen in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
16.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een (omgevings)vergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 17 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan "Woningbouw Hoeksekade Noord, deellocatie A".