direct naar inhoud van Bijlagen bij regels
Plan: Groenzoom
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1621.BP0165H01-VAST

Bijlagen bij regels

Bijlage 1 Inrichtingsplan Meerweg 47

Bijlage 2 Gebiedsgerichte criteria

Bijlage 3 Maatschappelijk

Bijlage 4 Recreatie - Noordersingel

Bijlage 5 Tuin - Landschapswaarden

Bijlage 6 Staat van Bedrijfsactiviteiten

------------------------------------------------------

Bijlage 3 Maatschappelijk

Artikel 15 Maatschappelijk

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. ondersteunende horeca uit categorie 1a van het begrip horeca in artikel 1 met een maximumoppervlak van 250 m2 met bijbehorend(e) terras(sen);
  • c. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, overige verhardingen, voorzieningen van algemeen nut, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.


15.2 Bouwregels

15.2.1 Algemeen

Op de in artikel 15, lid 15.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

15.2.2 Hoofdgebouwen

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag per bouwvlak / bestemmingsvlak niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage';
  • c. voor zover binnen een bouwvlak of een gedeelte daarvan de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' en/of 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven mag de goothoogte respectievelijk de bouwhoogte in meters van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • d. indien de onder c bedoelde aanduiding ontbreekt mag de goothoogte en de bouwhoogte van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 7 m respectievelijk 11 m;
  • e. voor zover binnen een bouwvlak of een gedeelte daarvan de aanduiding 'minimale dakhelling' en/of 'maximale dakhelling' is aangegeven mag de dakhelling van het hoofdgebouw niet minder respectievelijk niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • f. indien de onder e bedoelde aanduiding ontbreekt mag de dakhelling van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 45°.


15.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen

  • a. bij ieder hoofdgebouw mogen bijbehorende bouwwerken op minimaal 1 m achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4 m;
    • 2. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 3. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 2 m, indien het perceel aan deze zijde grenst aan het openbaar gebied, tenzij achter de achtergevelrooilijn én in het verlengde van het hoofdgebouw wordt gebouwd; in dat geval mag de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens ook minder bedragen dan 2 m;
    • 4. bijbehorende bouwwerken moeten binnen een zone van 15 m vanaf het verlengde van de zijgevel van het hoofdgebouw en binnen een zone van 30 m vanaf het verlengde van de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw worden gebouwd.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a aan ieder hoofdgebouw op een afstand van minder dan 1 m achter het verlengde van de voorgevel of vóór het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw erkers, entrees of tochtportalen mogen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de desbetreffende gevel van het hoofdgebouw;
    • 2. de diepte gemeten vanuit het hoofdgebouw niet meer dan 2 m mag bedragen;
    • 3. de afstand tot het openbaar gebied niet minder dan 2 m mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4 m;
    • 5. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2;
  • c. de hiervoor bedoelde bijbehorende bouwwerken mogen slechts worden gebouwd, indien de maximale grondoppervlakte van de bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m2.


15.2.4 Dakkapellen

Dakkappelen zijn toegestaan voor zover wordt voldaan aan de regels zoals opgenomen in artikel 29, lid 29.3.


15.2.5 Andere bouwwerken

Bij ieder hoofdgebouw mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn;
  • b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. 3 m voor overige andere bouwwerken;

mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is.


15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:


15.3.1 Bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen

  • a. de bouw van een kap op een vrijstaand bijbehorend bouwwerk op voorwaarde dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • b. de bouw van bijbehorende bouwwerken op een kortere afstand tot het verlengde van de voorgevel, dan genoemd in artikel 15, lid 15.2.3 onder a in de aanhef;
  • c. de bouw van bijbehorende bouwwerken op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelgrens, dan genoemd in artikel 15, lid 15.2.3 onder a sub 3 en 4.


15.3.2 Andere bouwwerken

  • a. het bouwen van een terreinafscheiding met een maximum bouwhoogte van 3 m, mits:
    • 1. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is;
    • 2. het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft;
  • b. het bouwen van vlaggenmasten en oriëntatie- en/of reclamezuilen tot een bouwhoogte van 11 m;
  • c. de bouw van andere bouwwerken zoals borstweringen met een bouwhoogte van maximaal 1 m, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak, op een aanbouw.


15.3.3 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 32, lid 32.2.


15.4 Specifieke gebruiksregels

15.4.1 Strijdig gebruik

Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaalde in artikel 31, lid 31.1.


15.4.2 Parkeren

Ten aanzien van parkeren geldt het bepaalde in artikel 31, lid 31.8.


15.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor:


15.5.1 Wonen

Het gebruik van bouwlagen van het hoofdgebouw als woning, mits:

  • a. de maatschappelijke voorziening gehandhaafd blijft;
  • b. dit niet leidt tot enige aantasting van de maatschappelijke voorziening, zoals de bereikbaarheid, de toegankelijkheid en het gebruik van deze voorziening.


15.5.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 32, lid 32.2.

Bijlage 4 Recreatie - Noordersingel

Artikel 17 Recreatie - Noordersingel

17.1 Bestemmingsomschrijving

17.1.1 Algemeen

De voor 'Recreatie - Noordersingel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatieve voorzieningen;
  • b. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, overige verhardingen, voorzieningen van algemeen nut, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.


17.1.2 Specifiek
Ter plaatse van de aanduiding:

  • a. 'evenemententerrein' zijn de gronden tevens bestemd voor xxx evenementen per jaar met een maximale duur van xxx dagen; het op- en afbouwen daarbij begrepen;
  • b. 'natuurwaarden' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud en herstel van de aanwezige natuurwaarden;
  • c. 'horeca (van categorie ../ tot en met horecacategorie)' zijn de gronden mede bestemd voor een horecagelegenheid .. met bijbehorend(e) terras(sen);
  • d. 'standplaats' zijn de gronden tevens bestemd voor een standplaats voor detailhandel;
  • e. 'recreatiewoning' zijn de gronden tevens bestemd voor een recreatiewoning;

met dien verstande, dat bij de functies als genoemd onder a t/m e ondersteunende horeca is toegestaan.


17.2 Bouwregels

17.2.1 Algemeen

  • a. op de in artikel 17, lid 17.1 bedoelde gronden mogen andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waaronder straatmeubilair, bruggen en overige kunstwerken;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter, mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is.

17.2.2 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen zijn toegestaan ten behoeve van recreatiewoningen of horecagelegenheden en dienen te worden gebouwd binnen een bouwvlak met een maximale goothoogte van 4 m en een maximale bouwhoogte van 7 m.


17.3 Afwijken van de bouwregels

17.3.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

  • c. gebouwen ten dienste van de onder artikel 17, lid 17.1.1 genoemde functies zoals waterhuishoudkundige voorzieningen, toiletten, schuilhutten, educatief steunpunt en kiosken voor de verkoop van frisdranken, ijs en andere naar de aard vergelijkbare artikelen;
  • d. de grondoppervlakte van de onder a genoemde gebouwen mag per cluster niet meer dan in totaal 50 m2 bedragen. De grondoppervlakte van de gebouwen voor een educatief steunpunt mag in totaal niet meer bedragen dan 200 m2.


17.3.2 Randvoorwaarde voor afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijking bij een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische, natuurlijke en/of landschappelijke waarden. Vooraf dient hieromtrent schriftelijk advies te worden ingewonnen bij een cultuurhistorisch, dan wel een ecologisch deskundige.


17.4 Specifieke gebruiksregels

17.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 31, lid 31.1 (Algemene gebruiksregels), wordt in ieder geval verstaan het gebruik van:

  • a. gronden en/of bouwwerken voor permanente bewoning; (indien geen recreatiewoning is toegestaan).



17.4.3 Parkeren

Ten aanzien van parkeren geldt het bepaalde in artikel 31, lid 31.8.


17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

17.5.1 Verbod

Het is verboden op of boven de in artikel 17, lid 17.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van gronden, zoals wegen, fiets- en voetpaden en oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen, bodemverlagen, ophogen of egaliseren van de bodem en aanleggen van (drainage)leidingen;
  • c. het verwijderen van bomen en/of houtgewas, alsmede de verwijdering van bodemvegetaties, riet en andere oevervegetatie;
  • d. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
  • e. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • h. het aanleggen van geluidswallen;
  • i. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.


17.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 17.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning.


17.5.3 Toelaatbaarheid

De in 17.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien daardoor de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden niet worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Vooraf dient hieromtrent schriftelijk advies te worden gevraagd bij een ecologisch deskundige.

Bijlage 5 Tuin - Landschapswaarden

Artikel 20 Tuin - Landschapswaarden

20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen met landschapswaarden;
  • b. de instandhouding en/of ontwikkeling van landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • c. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder ontsluitingen, paden, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met dien verstande dat een inrichting als erf niet is toegestaan.

20.2 Bouwregels

Op de in artikel 20, lid 20.1 bedoelde gronden mag niet worden gebouwd.

20.3 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaalde in artikel 31, lid 31.1.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

20.4.1 Verbod

Het is verboden op of boven de in artikel 20.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters.

20.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 20.4.1. is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning.

20.4.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 20.4.1. genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien daardoor de landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van de gronden niet worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Vooraf dient hieromtrent schriftelijk advies te worden gevraagd bij een landschapsdeskundige.