Plan: | Hoge en Lage Bergse Bos |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1621.BP0122-VAST |
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Schieland en de Krimpenerwaard, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal
Het Europees, nationaal en provinciaal beleid vormen de kaders voor het regionale waterbeleid van het hoogheemraadschap en de gemeente. Dit regionale beleid geeft gedetailleerd weer hoe het waterbeheer wordt aangepakt. Door het gedetailleerde niveau van dit regionale waterbeleid vormt dit beleid concrete kaders voor de planlocatie. Daarom wordt het beleid van het waterschap en de gemeente nader behandeld.
Hoogheemraadschapsbeleid
Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK) is vastgelegd in het waterbeheerplan HHSK 2010-2015, de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers. Het HHSK streeft ernaar om samen met gemeenten als partners op te trekken. Er moet worden ingezet op intensief overleg met gemeentebesturen voor het kunnen realiseren van projecten. De ruimtelijke ordening en de waterhuishouding moeten in onderlinge relatie worden ontwikkeld. Op basis van ervaring en deskundigheid adviseert HHSK over de mogelijkheden voor een duurzaam watersysteem. De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat op een duurzamer wijze met het stedelijk waterbeheer dient te worden omgegaan, mede gezien de klimaatveranderingen. Aandachtspunten voor het duurzame stedelijk waterbeheer zijn het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging waarbij zoveel mogelijk een ecologische inrichting wordt nagestreefd, het verantwoord afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen.
De visie is uitgewerkt in een concreet maatregelenplan:
Voor ontwikkelingen is het waterbeheerplan van HHSK 2010 – 2015 van het hoogheemraadschap van belang. Ontwikkelingen gaan vaak gepaard met een toename van het verharde oppervlak. In het waterbeheerplan van HHSK 2010 – 2015 is beschreven hoe het hoogheemraadschap omgaat met het bergen van oppervlaktewater bij een toenemende verharding van het oppervlak. In zijn algemeenheid geldt verder dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het Hoogheemraadschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de Keur. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanleg van overstorten, van de hemelwaterafvoer op het oppervlaktewater, het dempen en graven van water en het aanbrengen van verhard oppervlak. De Keur maakt het mogelijk dat het Hoogheemraadschap haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren.
Waterplan Lansingerland
Op 29 april 2010 is het Waterplan Lansingerland vastgesteld. Het doel van het Waterplan is het maken van afspraken, waarmee een robuust, veilig en duurzaam watersysteem gerealiseerd kan worden. Dit watersysteem moet voldoen aan landelijke en Europese normen en moet gebaseerd zijn op een gezamenlijke visie van gemeente en hoogheemraadschappen. Onderdelen hiervan zijn:
De doelgroep van het stedelijk Waterplan bestaat uit bestuurders (van de gemeente en de hoogheemraadschappen), bewoners, beleidsmakers en beheerders. Het Waterplan heeft geen wettelijke status, maar fungeert als koepelplan en integraal kader voor afspraken over watermaatregelen tussen gemeente en hoogheemraadschappen. Op 30 juni 2011 is de eindrapportage van het Waterplan vastgesteld.
Gemeentelijk Rioleringsplan 2009-2013
In het Gemeentelijk Rioleringsplan 2009-2013 (GRP) staat beschreven hoe de gemeente omgaat met afvalwater, hemelwater en grondwater. In het GRP zijn niet alleen maatregelen opgenomen voor het voorkomen van water op straat, maar ook om emissie vanuit de riolering naar het oppervlaktewater te reduceren. Daarnaast heeft de gemeente aanvullende maatregelen opgenomen ter verbetering van de waterkwaliteit (het 'waterkwaliteitsspoor'). De gemeente is voornemens in de planperiode een afkoppelplan op te stellen om de mogelijkheden voor afkoppelen in beeld te brengen. De gemeente stelt in de komende planperiode van het GRP een meetplan op voor de monitoring van de riolering en voert deze monitoring ook uit. De intentie van het GRP is gericht op samenwerking en afstemming binnen de (afval)waterketen tussen gemeente en de twee hoogheemraadschappen. Maatregelen uit het GRP die leiden tot verbetering van de waterkwaliteit, maken ook integraal onderdeel uit van uitvoeringsmaatregelen die zijn opgenomen in de eindrapportage van het Waterplan dat op 30 juni 2011 is vastgesteld.
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied bestaat uit de Lage en Hoge Bergse Bossen. In de huidige situatie bestaat het plangebied grotendeels uit recreatiegebied (bos en water). Verspreid staan enkele woningen en zijn enkele recreatievoorzieningen aanwezig (restaurant, manege, Outdoor Valley).
Bodem en grondwater
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem in het westen van het plangebied uit zeekleigronden en in het oosten uit veengronden. In het westen is er sprake van grondwatertrap III. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand minder dan 0,40 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen de 0,80 m en de 1,20 m beneden maaiveld. In het oosten is er sprake van grondwatertrap II. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand minder dan 0,40 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen de 0,50 m en de 0,80 m beneden maaiveld. De maaiveldhoogte ter plaatse varieert sterk. De laagste maaiveldhoogte is circa NAP – 6,9 m beneden maaiveld direct langs de verschillende meren. De hoogste maaiveldhoogte is circa +27,10 m boven maaiveld ter hoogte van het Honingzwampad.
Waterkwantiteit
Het plangebied is zeer waterrijk, er liggen meerdere meren met polderwater. Het plangebied wordt in het zuiden en het oosten begrensd door de Rotte, boezemwater. De poldergemalen voeren overtollig water uit de polder af op deze hoger gelegen boezem.
(Bron: Waterplan Lansingerland, d.d. 21 oktober 2009)
Waterkwaliteit
De waterlichamen in het Lage en Hoge Bergse Bos behoren tot de KRW-waterlichamen.
(Bron: Waterbeheerplan HHSK 2010-2015, d.d. 25 november 2009)
Veiligheid en waterkeringen
Langs de Rotte, die het plangebied deels begrensd, is een waterkering aanwezig die ervoor zorgt dat het gebied wordt beschermd tegen overstromingen. Een deel van het plangebied ligt binnen de kern- en beschermingszone van deze waterkering. In het overige plangebied zijn geen waterkeringen gelegen.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is voor afvoer van (huishoudelijk)afvalwater aangesloten op een drukrioleringssyteem dat is gelegen binnen het rioolwaterafvoergebied naar AWZI Kralingseveer. Voor de afvoer van hemelwater is geen gemeentelijk hemelwaterriool aanwezig waarop hemelwater kan worden aangesloten. In het plangebied is ten noorden van de Hoeksekade nabij de Berkenzwamplaats nog één woonhuis aanwezig die nog gerioleerd moeten worden. Aanleg van de gemeentelijke drukriolering om te kunnen aansluiten is gepland in 2013.
Toekomstige situatie
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.
Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Waterkwantiteit
Met het voorliggende plan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die leiden tot een toename aan verhard oppervlak in het plangebied. Hieruit kan worden geconcludeerd dat voor het plan niet behoeft te worden voorzien in (extra) compenserende waterberging.
Afvalwaterketen en riolering
Conform het gemeentelijke GRP en het waterschapsbeleid en is het voor nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat hemelwater niet bij een rioolwaterzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op het bestaande gemeentelijke rioleringsstelsel. Voor deelgebieden waar nog geen riolering aanwezig is moet een rioolplan worden opgesteld.
Bij nieuwe ontwikkelingen wordt het afvalwater geloosd in overeenstemming met de wet- en regelgeving en de gemeentelijke eisen en randvoorwaarden. Hieraan wordt voldaan door het toepassen van een gescheiden rioleringsstelsel. De aansluitleiding voor afvalwater van dit stelsel sluit via pompputjes aan op het bestaande drukrioleringssyteem van het plangebied.
Mede omdat sprake is van een drukrioleringssysteem wordt het hemelwater afgekoppeld. Dit door het afkoppelen van schone oppervlakten van de riolering en het waar mogelijk infiltreren van dit water in de bodem of het lozen van dit water op het oppervlaktewater. Daarbij dienen wel maatregelen te worden genomen die en mogelijke verontreinig van het oppervlaktewater door onder meer zware metalen, meststoffen, bestrijdingsmiddelen of anderszins voorkomen.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Water en Waterstaat in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen.
Conclusie
Met het realiseren van extra waterberging heeft de ontwikkeling geen negatieve invloed op het waterhuishoudkundige systeem.