direct naar inhoud van Artikel 6 Maatschappelijk
Plan: Bergweg Zuid e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1621.BP0121-VAST

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De als 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. wegen en paden;
  • c. tuinen en erven;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water.

6.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - verpleeginrichting' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor een verpleeginrichting.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. voor zover binnen een bouwvlak of een gedeelte daarvan de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven mag de goothoogte respectievelijk de bouwhoogte in meters van de hoofdgebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • c. de onder b bedoelde bouwhoogte mag voor ten hoogste 10% worden overschreden, tot een maximum van 10 m;
  • d. voor zover binnen een bouwvlak of een gedeelte daarvan de aanduiding 'minimale dakhelling' en/of 'maximale dakhelling' is aangegeven, mag de dakhelling van de hoofdgebouwen niet minder respectievelijk niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • e. indien de onder d bedoelde aanduiding ontbreekt, mag de dakhelling van de hoofdgebouwen niet meer bedragen dan 45°.

6.2.3 Dienstwoning
  • a. een dienstwoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. er mogen maximaal 2 dienstwoningen binnen de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - verpleeginrichting' met een goothoogte van ten hoogste 6 m worden gebouwd;
  • c. de maximale inhoud van een dienstwoning bedraagt 500 m³;
  • d. voor zover binnen een bouwvlak of een gedeelte daarvan de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven, mag de goothoogte respectievelijk de bouwhoogte in meters van de hoofdgebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven.

6.2.4 Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen (bij bedrijfswoningen of indien geen bedrijfswoningen aanwezig bij hoofdgebouwen)
  • a. bij ieder hoofdgebouw mogen aan de achtergevel aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de diepte gemeten uit de achtergevelbouwgrens van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,25 m tot een maximum van 4 m;
    • 3. voldaan dient te worden aan het bepaalde in sub d;
  • b. bij ieder hoofdgebouw mogen aan de zijgevel aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de diepte gemeten uit:
      • de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) achtergevelbouwgrens van het hoofdgebouw niet mag meer dan 3 m bedragen;
      • de zijgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
    • 2. de afstand tot:
      • de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) voorgevelbouwgrens van het hoofdgebouw niet minder dan 1 m zal bedragen;
      • de grens met het naburige erf ten minste 1 m zal bedragen;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m tot een maximum van 4 m;
    • 4. voldaan dient te worden aan het bepaalde in sub d;
  • c. bij iedere hoofdgebouw mogen vrijstaande bijgebouwen en/of overkappingen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, gemeten ten opzichte van het aansluitende terrein;
    • 2. de afstand tot:
      • de achtergevelbouwgrens van het hoofdgebouw ten minste 6 m zal bedragen;
      • de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) (voor)gevelrooilijn van het hoofdgebouw minimaal 1 m zal bedragen;
      • de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 m zal bedragen, tenzij de uitbreiding wordt gerealiseerd op de perceelsgrens;
      • de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 m zal bedragen, indien deze grenst aan het openbaar gebied;
      • de zijgevel ten minste 1 m zal bedragen;
    • 3. voldaan dient te worden aan het bepaalde in sub d;
  • d. de gebouwen en overkappingen als bedoeld onder a, b en c mogen slechts worden opgericht, indien:
    • 1. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 75 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Maatschappelijk', buiten het bouwvlak, minder dan 300 m² bedraagt;
    • 2. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 100 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Maatschappelijk', buiten het bouwvlak, tussen de 300 en 500 m² bedraagt;
    • 3. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 150 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Maatschappelijk', buiten het bouwvlak, meer dan 500 m² bedraagt;
    • 4. het perceelsgedeelte met de bestemming 'Maatschappelijk', buiten het bouwvlak, voor niet meer dan 50% van de oppervlakte wordt bebouwd en minimaal 35 m² onbebouwd en onoverdekt blijft.

6.2.5 Andere bouwwerken

Bij ieder hoofdgebouw mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij buiten het bouwvlak de hoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel;
  • b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel;
  • c. 3 m voor overige andere bouwwerken.

6.2.6 Bestaande bouwwerken

Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de leden 6.2.1 t/m 6.2.5, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

6.3.1 Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen (bij bedrijfswoningen of indien geen bedrijfswoningen aanwezig bij hoofdgebouwen)
  • a. de bouw van een vrijstaand bijgebouw en/of overkapping op een kortere afstand tot de achtergevel van het hoofdgebouw indien de diepte van het perceel gemeten uit de achtergevel van het hoofdgebouw minder dan 9 m bedraagt;
  • b. de bouw van een kap op een vrijstaand bijgebouw op voorwaarde dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • c. de bouw van andere bouwwerken zoals borstweringen met een hoogte van maximaal  1 m, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak, op een aanbouw.

6.3.2 Andere bouwwerken
  • a. het bouwen van een terreinafscheiding met een maximum hoogte van 3 m, mits:
    • 1. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is;
    • 2. het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft;
  • b. het oprichten van vlaggenmasten en oriëntatie- en/of reclamezuilen tot een hoogte van 11 m.

6.3.3 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het aantal parkeervoorzieningen;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu;
  • c. uitbreiding van functies is slechts toegestaan voor zover:
    • 1. de verkeersaantrekkende werking hiervan in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
    • 2. op een goede wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 20.1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik:

  • a. van bouwwerken voor bewoning anders dan bedoeld in 6.1;
  • b. van gronden en/of bouwwerken voor prostitutie;
  • c. van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. van onbebouwde terreinen voor de opslag van caravans, boten en overige zaken;
  • e. van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van vuurwerk.