20.1 Gebruik van onbebouwde gronden
20.1.1 Algemeen verbod
Het is verboden de in het plan begrepen gronden voor zover en zo lang zij onbebouwd blijven te gebruiken voor doeleinden, welke in strijd zijn met de in het plan gegeven bestemmingen.
20.1.2 Specifiek verbod
Onverminderd het bepaalde in lid 20.1.1 is het in elk geval verboden de gronden te gebruiken voor:
-
a. het storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
-
b. het opslaan van goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
-
c. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;
-
d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
20.1.3 Uitzonderingen
Het bepaalde in lid 20.1.2 is niet van toepassing op:
-
a. vormen van gebruik als bedoeld in lid 20.2, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;
-
b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
-
c. het uitoefenen van detailhandel voor zover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge de regels is toegestaan.
20.2 Gebruik van bouwwerken
20.2.1 Algemeen verbod
Het is verboden de in het plan begrepen bouwwerken te gebruiken voor doeleinden, welke in strijd zijn met de in het plan gegeven bestemmingen.
20.2.2 Specifiek verbod
Onverminderd het bepaalde in lid 20.2.1 is het in ieder geval verboden:
-
a. woningen te gebruiken voor/als beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte, zulks met uitzondering van het bepaalde in artikel 11, lid 11.4.2 aangaande het (mede)gebruik van woningen als beroepsmatige werkruimte;
-
b. de in het plan toegestane bouwwerken te gebruiken voor/als seksinrichting;
-
c. de bouwwerken, welke zijn opgericht na een door het bevoegd gezag verleende omgevingsvergunning te gebruiken voor andere doeleinden dan waarvoor de omgevingsvergunning werd verleend;
-
d. de bouwwerken waarvan het gebruik slechts mogelijk was na een door het bevoegd gezag verleende omgevingsvergunning, te gebruiken voor andere doeleinden dan waarvoor de omgevingsvergunning werd verleend.
20.2.3 Ondergeschikte bouwdelen
Het bepaalde in de leden 20.2.1 en 20.2.2 is niet van toepassing op het gebruik van ondergeschikte bouwdelen van bouwwerken als bedoeld in artikel 19.1.1 en 19.1.2 voor zover dit gebruik is toegestaan overeenkomstig de bestemming van het bouwwerk waartoe dit ondergeschikte bouwdeel behoort.