direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf
Plan: Bergweg Zuid e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1621.BP0121-VAST

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een bedrijf in de milieucategorie 1 en 2 zoals bedoeld in de als bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, voor zover de bedrijven in de bedoelde lijst zijn opgenomen en met inachtname van het bepaalde in lid 4.1.2;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen en bedrijfsgebonden kantoren;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. verhardingen, wegen en paden;
  • c. in- en uitritten;
  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water.

4.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

  • a. 'bedrijfswoning': zijn de gronden tevens bestemd voor een bedrijfswoning;
  • b. 'nutsvoorziening': zijn de gronden uitsluitend bestemd voor een nutsvoorziening;
  • c. 'specifieke vorm van bedrijf - 1': zijn de gronden tevens bestemd voor transport en garagebedrijven met de daarbij behorende gebouwen en andere bouwwerken;
  • d. 'specifieke vorm van bedrijf - 2': zijn de gronden tevens bestemd voor een elektrotechnisch (bouw)installatiebedrijf;
  • e. 'specifieke vorm van bedrijf - 3': zijn de gronden tevens bestemd voor een metaalwerkplaats;
  • f. 'specifieke vorm van bedrijf - 4': zijn de gronden tevens bestemd voor een autoplaatwerkerij;
  • g. 'specifieke vorm van bedrijf - 5': zijn de gronden tevens bestemd voor een goederenwegvervoerbedrijf;
  • h. 'specifieke vorm van bedrijf - 6': zijn de gronden uitsluitend bestemd voor een warmtekrachtcentrale;
  • i. 'specifieke vorm van bedrijf - 7': zijn de gronden tevens bestemd voor een meubelbedrijf;
  • j. 'specifieke vorm van bedrijf - 8': zijn de gronden tevens bestemd voor een perifere detailhandel in houten vloeren;
  • k. 'dienstverlening': zijn de gronden tevens bestemd voor dienstverlening, waarbij het bedrijfsvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan het bestaande bedrijfsvloeroppervlak;
  • l. 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg': zijn de gronden uitsluitend bestemd voor een verkooppunt van motorbrandstoffen inclusief lpg;
  • m. 'opslag': zijn de gronden tevens bestemd voor opslag;
  • n. 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch waardevol' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud van het cultuurhistorisch waardevolle pand.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.2 Bedrijfsgebouwen
  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag per bouwvlak/bestemmingsvlak niet meer bedragen dan is aangegeven; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100;
  • c. voor zover binnen een bouwvlak of een gedeelte daarvan de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' en/of 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven, mag de goothoogte respectievelijk de bouwhoogte in meters van de hoofdgebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 6' mogen gebouwen worden opgericht ten behoeve van de warmtekrachtcentrale met een oppervlakte van maximaal 300 m² en een hoogte van maximaal 6,5 m, alsmede een buffervat met een inhoud van maximaal 250 m³ en een hoogte van maximaal 10 m;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' is een maximale goothoogte toegestaan van 4 m;
  • f. gebouwde parkeervoorzieningen zijn slechts toegestaan voor zover gebouwd onder maaiveld en/of binnen het bedrijfsgebouw en/of op het bedrijfsgebouw, waarbij de maximale hoogte van het bedrijfsgebouw met niet meer dan 1,5 m mag worden overschreden voor het plaatsen van een borstwering, met uitzondering van toegangen en stijgpunten;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch waardevol' geldt dat de bestaande goot- en bouwhoogten niet mogen worden veranderd.

4.2.3 Bedrijfswoningen
  • a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken met de aanduiding 'bedrijfswoning', waarbij per aanduiding ten hoogste één bedrijfswoning is toegestaan of niet meer dan aangeduid;
  • b. voor zover binnen een bouwvlak of een gedeelte daarvan de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' en/of 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven, mag de goothoogte respectievelijk de bouwhoogte in meters van de bedrijfswoning niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • c. de bedrijfswoning dient op de openbare weg te zijn georiënteerd;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning tot de perceelsgrens(zen) met het openbaar gebied bedraagt ten minste 3 m en maximaal 6 m.

4.2.4 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
  • a. bij de bedrijfswoning mogen aan de achtergevel van de woning aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de diepte gemeten uit de achtergevelbouwgrens van het hoofdgebouw (de woning) niet meer dan 3 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,25 m tot een maximum van 4 m;
    • 3. voldaan dient te worden aan het bepaalde in sub d;
  • b. bij de bedrijfswoning mogen aan de zijgevel van de woning aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de diepte gemeten uit:
      • de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) achtergevelbouwgrens van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m mag bedragen;
      • de zijgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m mag bedragen;
    • 2. de afstand tot:
      • de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) (voor)gevellijn van het hoofdgebouw niet minder dan 1 m zal bedragen;
      • de grens met het naburige erf ten minste 1 m zal bedragen, tenzij de uitbreiding wordt gerealiseerd op de perceelsgrens;
      • de grens met het openbaar gebied ten minste 2 m zal bedragen;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m tot een maximum van 4 m;
    • 4. voldaan dient te worden aan het bepaalde in sub d;
  • c. bij de bedrijfswoning mogen bijgebouwen en/of overkappingen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, gemeten ten opzichte van het aansluitende terrein;
    • 2. de afstand tot:
      • de achtergevelbouwgrens van het hoofdgebouw ten minste 6 m zal bedragen;
      • de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) (voor)gevellijn van het hoofdgebouw minimaal 1 m zal bedragen;
      • de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 m zal bedragen, tenzij de uitbreiding wordt gerealiseerd op de perceelsgrens;
      • de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 m zal bedragen, indien deze grenst aan het openbaar gebied;
      • de zijgevel ten minste 1 m zal bedragen;
    • 3. bijgebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd;
    • 4. voldaan dient te worden aan het bepaalde in sub d;
  • d. de gebouwen en overkappingen als bedoeld onder a, b en c mogen slechts worden opgericht, indien de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 75 m².

4.2.5 Andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde

Bij ieder hoofdgebouw mogen andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde, worden gebouwd, waarbij buiten het bouwvlak de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel;
  • b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel;
  • c. 3 m voor overige andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde.

4.2.6 Bestaande bouwwerken

Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de leden 4.2.1 t/m 4.2.5, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

4.3.1 Bedrijfsgebouwen

Het vergroten van de grondoppervlakte van bestaande bedrijfsgebouwen met maximaal 10%.

4.3.2 Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
  • a. de bouw van een vrijstaand bijgebouw en/of overkapping op een kortere afstand tot de achtergevel van de bedrijfswoning indien de diepte van het perceel, gemeten tussen de achtergevel van de bedrijfswoning en een bedrijfsgebouw, minder dan 9 m bedraagt;
  • b. de bouw van een kap op een vrijstaand bijgebouw op voorwaarde dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • c. de bouw van andere bouwwerken zoals borstweringen met een hoogte van maximaal 1 m, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak, op een aanbouw.

4.3.3 Andere bouwwerken
  • a. het bouwen van een terreinafscheiding met een maximum hoogte van 3 m, mits:
    • 1. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is;
    • 2. het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft;
  • b. het oprichten van vlaggenmasten en oriëntatie- en/of reclamezuilen tot een hoogte van 11 m.

4.3.4 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het aantal parkeervoorzieningen;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu;
  • c. uitbreiding van functies is slechts toegestaan voor zover:
    • 1. de verkeersaantrekkende werking hiervan in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
    • 2. op een goede wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 20.1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik:

  • a. van bouwwerken, niet zijnde de bedrijfswoning, voor bewoning;
  • b. van gronden en/of bouwwerken voor bedrijfsactiviteiten anders dan bedoeld in 4.1;
  • c. van gronden en/of bouwwerken voor (bedrijfsgebonden) detailhandel;
  • d. van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • e. van onbebouwde terreinen voor de opslag van caravans, boten en overige zaken;
  • f. van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van vuurwerk.

4.4.2 Bedrijfsgebonden kantoren

Bedrijfsgebonden kantoren maken onderdeel uit van een bedrijfsgebouw waarbij per bedrijf het bedrijfsvloeroppervlakte voor kantoren niet meer mag bedragen dan 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte aan bedrijfsgebouwen met een maximum van 3.000 m².

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van de gebruiksregels voor:

4.5.1 Bedrijven en bedrijfsactiviteiten
  • a. de vestiging van bedrijven en bedrijfsactiviteiten die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de in lid 4.1.1 onder a bedoelde bedrijven, of de specifiek aangeduide bedrijven;
  • b. het gebruik van bouwwerken voor bedrijfsgebonden detailhandel, met uitzondering van voedingsmiddelen en genotsmiddelen, op voorwaarde dat:
    • 1. er sprake is van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd;
    • 2. het detailhandel betreft als ondergeschikt en niet-zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering, waarbij de winkelvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 20% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 200 m²;
    • 3. de detailhandel geen onevenredige afbreuk doet aan de distributiestructuur binnen de gemeente waarmee met name dient te worden gelet op het kernwinkelgebied.

4.5.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het gewenste voorzieningenniveau;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu;
  • c. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
  • d. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.