Oostland - Berkel
Status: | Vastgesteld |
Idn: | NL.IMRO.1621.BP0120-VAST |
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Bestemmingen
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
agrarische grondgebonden bedrijven c.q. agrarische grondgebonden bedrijfsactiviteiten in maximaal één bouwlaag;
een agrarisch hulp- en nevenbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch verwant bedrijf';
met de daarbij behorende voorzieningen zoals:
water, watergangen en watertoevoersloot;
waterhuishoudkundige voorzieningen;
groenvoorzieningen;
verkoop producten uit eigen bedrijf;
weilanden;
parkeervoorzieningen;
erven en terreinen, in- en uitritten en ontsluitingswegen;
verhardingen;
bermen, bermsloten en greppels;
bouwwerken, bruggen, duikers en/of dammen, overige kunstwerken, infiltratievoorzieningen en overige voorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan van de bestemming.
3.1.2 Medebestemmingen
Ter plaatse van een aanduiding zijn de gronden mede bestemd voor:
één agrarische bedrijfswoning per agrarisch bedrijf, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
een groepsaccommodatie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - groepsaccomodatie'.
3.1.3 Verkeersaantrekkende werking en parkeren
Vestiging van nieuwe agrarische grondgebonden bedrijven en/of agrarische grondgebonden bedrijfsactiviteiten is slechts toegestaan voor zover:
de verkeersaantrekkende werking hiervan in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
op een goede wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 12 meter;
de bedrijfsgebouwen dienen te worden geclusterd, inclusief de bedrijfswoning (indien van toepassing), waarbij de afstand tussen een bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen minimaal 6 en maximaal 30 m dient te bedragen;
de afstand van bedrijfsgebouwen tot de perceelsgrens(zen) en/of andere bestemmingen dient ten minste 5 m te bedragen.
3.2.3 Bedrijfswoningen
Bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd (ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’), mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken met de aanduiding ‘bedrijfswoning’, waarbij per aanduiding ten hoogste één bedrijfswoning is toegestaan;
de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt exclusief aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen, doch inclusief dakkapellen, maximaal 750 m3;
ondergrondse bouwwerken ten dienste van een bedrijfswoning zijn toegestaan binnen de gevels van die woning en tellen wat betreft de inhoud daarvan niet mee in de toegestane totaal inhoud;
de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 7 m;
de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 11 m;
de afstand van een bedrijfswoning tot de perceelsgrens(zen) naar de openbare weg bedraagt ten minste 5 m, mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is;
de afstand van een bedrijfswoning tot de perceelsgrens(zen) en/of andere bestemmingen dient ten minste 5 meter te bedragen;
de bedrijfswoning dient te worden geclusterd met de bedrijfsgebouwen, waarbij de afstand tussen een bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen minimaal 6 en maximaal 30 m dient te bedragen.
3.2.4 Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
bij iedere bedrijfswoning mogen aan de achtergevel van de woning aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarbij:
de diepte gemeten uit de achtergevelbouwgrens van het hoofdgebouw (de woning) niet meer dan 3 m mag bedragen;
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,3 m tot een maximum van 4 m;
voldaan dient te worden aan het bepaalde in sub d;
bij iedere bedrijfswoning mogen aan de zijgevel van de woning aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarbij:
de diepte gemeten uit:
de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) achtergevelbouwgrens van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m mag bedragen;
de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) zijgevelbouwgrens van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m mag bedragen;
de afstand tot:
de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) (voor)gevelrooilijn van het hoofdgebouw niet minder dan 1 m zal bedragen;
de zijdelingse perceelsgrens ten minste 2 m zal bedragen, tenzij de uitbreiding wordt gerealiseerd op de perceelsgrens;
de zijdelingse perceelsgrens ten minste 2 m zal bedragen, indien deze grenst aan het openbaar gebied;
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,3 m tot een maximum van 4 m;
voldaan dient te worden aan het bepaalde in sub d;
bij iedere bedrijfswoning mogen vrijstaande bijgebouwen en/of overkappingen worden gebouwd, waarbij:
de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, gemeten ten opzichte van het aansluitende terrein;
de afstand tot:
de achtergevelbouwgrens van het hoofdgebouw ten minste 6 m zal bedragen;
de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) (voor)gevelrooilijn van het hoofdgebouw minimaal 1 m zal bedragen;
de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 m zal bedragen, tenzij de uitbreiding wordt gerealiseerd op de perceelsgrens;
de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 m zal bedragen, indien deze grenst aan het openbaar gebied;
de zijgevel ten minste 1 m zal bedragen;
bijgebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd;
voldaan dient te worden aan het bepaalde in sub d;
de gebouwen en overkappingen als bedoeld onder a, b en c mogen slechts worden opgericht, indien de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 75 m².
3.2.5 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
in afwijking van het bepaalde in sub a bedraagt de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de (voor)gevelrooilijn van een bedrijfswoning maximaal 1 m;
de hoogte van (voeder)silo’s en hooibergen bedraagt maximaal 10 m;
de hoogte van damwanden, mest en kuilplaten bedraagt maximaal 1,50 m;
de hoogte van overige andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 5 m.
3.2.6 Bestaande bouwwerken
Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in overige bouwregels binnen deze bestemming, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.
3.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken ten behoeve van:
de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de sociale veiligheid;
het behoud van parkeervoorzieningen;
de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groen- en waterelementen;
de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
het milieu.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:
3.4.1 Bedrijfsgebouwen
het verkleinen van de afstand van bedrijfsgebouwen tot de perceelsgrens(zen) en/of andere bestemmingen, mits:
dit niet leidt tot negatieve gevolgen in het kader van de milieuwetgeving;
de verkeersveiligheid gewaarborgd is;
de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd blijft, dit ter beoordeling van de stedenbouwkundige.
3.4.2 Bedrijfswoningen
het verkleinen van de afstand van een bedrijfswoning tot de perceelsgrens(zen) en/of andere bestemmingen, mits:
dit niet leidt tot negatieve gevolgen in het kader van de milieuwetgeving;
de verkeersveiligheid gewaarborgd is;
de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd blijft, dit ter beoordeling van de stedenbouwkundige.
3.4.3 Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
de bouw van een vrijstaand bijgebouw en/of overkapping op een kortere afstand tot de achtergevel van het hoofdgebouw indien de diepte van het perceel gemeten uit de achtergevel van het hoofdgebouw minder dan 9 m bedraagt;
de bouw van andere bouwwerken zoals borstweringen met een hoogte van maximaal 1 m, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak, op een aanbouw.
3.4.4 Andere bouwwerken
de bouw van erf- en terreinafscheidingen met een maximale hoogte van 3 m, mits:
dit aantoonbaar bedrijfmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is;
het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft;
dit voldoet aan stedenbouwkundige eisen, dit ter beoordeling van de stedenbouwkundige.
3.4.5 Paardenbakken
de bouw van een paardenbak voor hobbymatig gebruik bij een (bedrijfs)woning, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
er is ten hoogste één paardenbak per (bedrijfs)woning toegestaan;
de oppervlakte van de paardenbak bedraagt maximaal 800 m2;
de paardenbak wordt binnen de aanduiding ‘bedrijfswoning’ gebouwd;
indien de paardenbak aantoonbaar niet haalbaar is binnen de aanduiding ‘bedrijfswoning’, wordt de paardenbak aansluitend aan of gedeeltelijk binnen het bouwvlak gebouwd, waarbij de paardenbak binnen een afstand van 75 meter van de betreffende aanduiding gebouwd dient te worden;
de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woningen van derden bedraagt ten minste 30 meter;
de afstand van een paardenbak tot de bestemmingen ‘Verkeer – Wegverkeer 1’en ‘Verkeer – Wegverkeer 2’ bedraagt ten minste 5 m;
de paardenbak minimaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn wordt gebouwd;
schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;
in afwijking van het bepaalde onder h mag een afrastering/omheining worden gebouwd;
in afwijking van het bepaalde onder h zijn aan de paardenbak verwante bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals stapmolens, toegestaan, mits zij binnen de aanduiding worden gebouwd;
de hoogte van de afrastering/omheining en van andere aan de paardenbak verwante bouwwerken mag niet meer dan 1,5 meter bedragen.
3.4.6 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels
De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend, mits:
de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de sociale veiligheid;
het aantal parkeervoorzieningen;
de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groen- en waterelementen;
de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
het milieu.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 26 'Algemene gebruiksregels’, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:
meer dan één bouwlaag van bedrijfsgebouwen voor agrarische functies;
gronden en/of bouwwerken voor de uitoefening van enige tak van handel, bedrijf (waaronder begrepen een intensieve veehouderij) of dienstverlening anders dan volgens het bepaalde in 3.1.1 is toegestaan;
gronden en/of bouwwerken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, verwerken en/of herstellen van goederen en/of producten, uitgezonderd goederen en/of producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf;
gronden en/of bouwwerken voor het verkopen of ter verkoop aanbieden van goederen en/of producten, uitgezonderd de verkoop of het ter verkoop aanbieden van agrarische producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf, waarbij deze activiteiten niet meer bedragen dan 25% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 75 m²;
bouwwerken, niet zijnde de bedrijfswoning, voor bewoning;
gronden en/of bouwwerken voor de stalling van caravans;
gronden en/of bouwwerken voor recreatieve doeleinden;
gronden en/of bouwwerken voor verblijfsrecreatie, waaronder begrepen recreatiewoningen en stacaravans;
gronden en/of bouwwerken voor kampeermiddelen;
gronden en/of bouwwerken als sport- en/of wedstrijdterrein.
3.5.2 Keren en parkeren
Bij de beoordeling van bouwaanvragen voor bedrijfsgebouwen geldt:
de eis dat vrachtwagens op eigen terrein moeten kunnen keren of er moet een in- en een uitgang aanwezig zijn, waardoor het keren niet noodzakelijk is;
een parkeernorm volgens de ASVV 2012.
3.5.3 In- en uitritten
Voor de inrichting van een in/uitrit geldt dat een maximale breedte mag worden gehanteerd van 10 m, waarbij er voor het overige een duidelijk onderscheid dient te zijn tussen het privé en openbaar terrein door middel van een (groene) (erf)afscheiding.
3.5.4 'Specifieke vorm van agrarisch - groepsaccommodatie'
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - groepsaccommodatie is een groepsaccommodatie toegestaan onder de volgende voorwaarden:
er mogen niet meer dan 25 personen ondergebracht worden;
er dient voldaan te worden aan de eisen van brandveiligheid;
de overnachtingen zijn uitsluitend toegestaan, gerelateerd aan dienstverlening op educatief gebied;
overnachtingen niet plaatsvinden ten behoeve van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
3.6.1 Bed & breakfast
het bepaalde in artikel 3.1 en een bed & breakfast voorziening bij woningen toestaan, waarbij de volgende voorwaarden zullen gelden:
alleen toegestaan ingeval een woonfunctie aanwezig is;
de woonfunctie als hoofdfunctie blijft behouden;
de bed & breakfast voorzieningen zijn toegestaan binnen de bestaande woning of de daarbij behorende bouwwerken en/of bestaande bedrijfsbebouwing;
de exploitatie moet plaatsvinden door degene die op het perceel woonachtig is;
de totale vloeroppervlakte aan logeereenheden mag niet meer bedragen dan 25% van het woonoppervlak met een maximum van 75 m²;
het aantal logeereenheden mag niet meer bedragen dan 4 per woning;
duur van het verblijf maximaal 7 nachten;
de activiteiten mogen geen negatieve gevolgen in het kader van de Wet milieubeheer hebben voor (bedrijven in) de omgeving;
het betreft geen zodanige verkeersaantrekkende activiteit, die kan leiden tot nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer;
op eigen terrein dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de woonfunctie;
het andere gebruik mag door de visuele aspecten, zoals buitenopslag en -stalling, reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet aantasten; ter bewerkstelliging van een goede visuele inpassing van een en ander in het landschap kunnen nadere eisen worden gesteld.
3.6.2 Dienstverlening op educatief gebied
het bepaalde in artikel 3.1 en dienstverlening op educatief gebied zoals voorlichting, cursussen en workshops toestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
de agrarische (-glastuinbouw) functie dient in overwegende mate gehandhaafd te blijven;
de dienstverlenende activiteiten dienen binnen de bestaande bebouwing plaats te vinden;
de exploitatie moet plaatsvinden door degene die op het perceel woonachtig is;
de totale bedrijfsvloeroppervlakte voor dienstverlening op educatief gebied mag per perceel niet meer dan 25% bedragen met een maximum van 75 m2;
de dienstverlenende activiteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;
er mogen geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;
de activiteiten mogen geen negatieve gevolgen in het kader van de Wet milieubeheer hebben voor (bedrijven in) de omgeving;
het betreft geen zodanige verkeersaantrekkende activiteit, die kan leiden tot nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer;
op eigen terrein wordt voorzien in de eigen parkeerbehoefte naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de toegestane functies.
het andere gebruik mag door de visuele aspecten, zoals buitenopslag en -stalling, reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet aantasten; ter bewerkstelliging van een goed visuele inpassing van een en ander in het landschap kunnen nadere eisen worden gesteld.
3.6.3 Nevenactiviteiten
het bepaalde in artikel 3.1 en be- en verwerking van ter plaatste geproduceerde of geteelde agrarische producten toestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
de agrarische (-glastuinbouw) functie dient in overwegende mate gehandhaafd te blijven;
de be- en verwerking van ter plaatse geproduceerde of geteelde agrarische producten dienen binnen de bestaande bebouwing plaats te vinden;
de exploitatie moet plaatsvinden door degene die op het perceel woonachtig is;
de totale bedrijfsvloeroppervlakte voor de be- en verwerking van ter plaatse geproduceerde of geteelde agrarische producten mag niet meer dan 25% bedragen met een maximum van 75 m2;
de activiteiten mogen geen negatieve gevolgen in het kader van de Wet milieubeheer hebben voor (bedrijven in) de omgeving;
het betreft geen zodanige verkeersaantrekkende activiteit, die kan leiden tot nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer;
op eigen terrein wordt voorzien in de eigen parkeerbehoefte naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de toegestane functies;
het andere gebruik mag door de visuele aspecten, zoals buitenopslag en -stalling, reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet aantasten; ter bewerkstelliging van een goede visuele inpassing van een en ander in het landschap kunnen nadere eisen worden gesteld.
3.6.4 Combinatie bed&breakfast, dienstverlening op educatief gebied en nevenactiviteiten
het bepaalde in artikel 3.1 en een bed & breakfast voorziening bij woning, dienstverlening op educatief gebied zoals voorlichting, cursussen en workshops en be- en verwerking van ter plaatste geproduceerde of geteelde agrarische producten toestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
het bepaalde in de artikelen 3.6.1, 3.6.2en 3.6.3 is van toepassing.
het totaal aan activiteiten mag niet meer bedragen dan 25% van de vloeroppervlakte binnen de bestaande bebouwing.
3.6.5 Plattelandswoning
het bepaalde in artikel 3.1 voor het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
het agrarisch bedrijf waarvan de plattelandswoning deel uitmaakte doet afstand van de betreffende woning;
het verlenen van de afwijking voor het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning levert voor het betrokken agrarisch bedrijf geen mogelijkheid op voor het realiseren van een andere (tweede) bedrijfswoning.
het verlenen van de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies of van het woon- en/of leefmilieu;
voor het overige blijven de bouwregels en de gebruiksregels die van toepassing zijn op de bedrijfswoning van toepassing.
3.6.6 In- en uitritten
Het aanleggen en in gebruik nemen van een bredere in/uitrit, mits:
dit als zodanig aantoonbaar noodzakelijk is vanwege de onmogelijkheid om anders vanaf de (openbare) weg het eigen terrein op te kunnen draaien;
er een duidelijk onderscheid is tussen het privé en openbaar terrein door middel van een (groene) (erf)afscheiding;
goedkeuring is verleend door de verkeerskundige.
3.6.7 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels
De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend, mits:
de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de grond, dan wel de mogelijkheid van herstel van die waarden niet onevenredig wordt verkleind en de overige belangen niet onevenredig worden geschaad. Vooraf dient hieromtrent schriftelijk advies worden ingewonnen bij een deskundige instantie.
de verkeersveiligheid;
de sociale veiligheid;
het gewenste voorzieningenniveau;
de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groen- en waterelementen;
de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
het milieu.
de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijziging bouwhoogte bedrijfsgebouwen ten behoeve van de uitbreiding van de agrarische functie in meer bouwlagen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de vergroting van de hoogte van bedrijfsgebouwen ten behoeve van de uitoefening van de agrarische bedrijfsfunctie in meer bouwlagen, onder de volgende voorwaarden:
uitoefening van de agrarische functie in meer bouwlagen is noodzakelijk in het kader van een doelmatige bedrijfsvoering;
de bouwhoogte als bepaald in 3.2.2 onder a, mag niet meer bedragen dan 15 m;
omliggende bedrijven en woningen worden niet onevenredig in hun uitoefening aangetast;
er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen;
de wijziging leidt niet tot een onevenredige toename van de verkeersbewegingen.
3.7.2 Wijziging bedrijfswoning in burgerwoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de gronden met de bestemming ‘Agrarisch’ ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ met als doel een bedrijfswoning van bestemming te doen wijzigen naar een burgerwoning, waarbij vast dient te staan dat:
er reconstructie of een andere ontwikkeling plaats vindt met een, in enigerlei vorm, positieve uitwerking op de ruimtelijke ordening en/of indeling van een gebied, die mede door de wijziging mogelijk wordt gemaakt. Aan deze voorwaarde wordt ook voldaan als in het verleden schaalvergroting of reconstructie heeft plaatsgevonden;
de agrarische functie van de bedrijfswoning niet langer noodzakelijk is c.q. de woning niet meer bij een bedrijf behoort. Hierbij moet per (te reconstrueren) bedrijf één agrarische bedrijfswoning blijven bestaan;
de ligging van de af te splitsen bedrijfswoning toekomstige reconstructie, bestaande bedrijvigheid of andere ruimtelijke opgaven (onder andere waterberging en wegen) niet in de weg staat;
er sprake is van ‘Saldo minder of nul’. Dit betekent dat er niet meer woningen in het plangebied mogen worden gebouwd dan er worden gesloopt. Bij voorkeur worden er minder woningen herbouwd dan er worden gesloopt;
de maximale oppervlakte van het perceel zo beperkt mogelijk is, met een maximum van 1000 m². Bij een groter oppervlak vervalt de aanduiding 'bedrijfswoning' voor dat deel en blijft de agrarische bestemming voor het overige deel gehandhaafd;
de bij de woning behorende erfbebouwing (aan-, bijgebouwen en/of overkappingen bij de woning, maar ook voormalige bedrijfsgebouwen) na bestemmingswijziging geen groter vloeroppervlak hebben dan:
75 m² ingeval de oppervlakte van de bij de woning behorende gronden 300 m² of minder bedraagt,
100 m² ingeval de oppervlakte van de bij de woning behorende gronden tussen de 300 m² en 500 m² bedraagt, en
150 m² ingeval de oppervlakte van de bij de woning behorende gronden meer dan 500 m² bedraagt.
Bij een groter vloeroppervlak dient het verschil aan m² te worden gesloopt. Daarnaast blijven voor deze bijgebouwen de bepalingen (bouwregels, alsmede eventuele afwijkingsmogelijkheden) van toepassing. De zogeheten vergunningsvrije bouwwerken maken hier geen deel vanuit;
er aan de milieuzonering wordt voldaan en er sprake is van een milieuhygiënisch verantwoorde situatie;
ieder verzoek door een agrarisch adviseur aan bovenstaande voorwaarden dient te worden getoetst.
3.7.3 Wijziging naar 'Agrarisch-glastuinbouw'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen deze bestemming te wijzigen naar de bestemming 'Agrarisch-glastuinbouw' al dan niet met bijbehorende bedrijfswoning, onder de volgende voorwaarden:
vaststaat dat de bedrijfsactiviteiten ter plaatse niet meer worden uitgeoefend;
op de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' wordt naar gelang de situatie ter plaatse en in aansluiting op aangrenzende gronden, een bouwvlak aangeduid;
de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte;
tenminste 12,50 % van de gronden, die deel uitmaken van de wijzigingsbevoegdheid voor water worden benut, tenzij met instemming van het Hoogheemraadschap van Delfland compensatie elders plaats kan vinden;
instemming is verkregen van het Hoogheemraadschap van Delfland.
3.7.4 Algemene randvoorwaarden wijzigingsbevoegdheid
Een wijzigingsbevoegdheid kan alleen worden toegepast, mits:
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de sociale veiligheid;
het gewenste voorzieningenniveau;
de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
het milieu;
de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.