direct naar inhoud van Regels

Oostland - Berkel

Status: Vastgesteld
Idn: NL.IMRO.1621.BP0120-VAST

Artikel 26 Algemene gebruiksregels

 

26.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. het storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;

  2. het opslaan van goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;

  3. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;

  4. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

  5. de woningen te gebruiken voor/als beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte, zulks met uitzondering van het bepaalde 26.3.1 aangaande het (mede)gebruik van woningen als beroepsmatige werkruimte;

  6. de in het plan toegestane bouwwerken te gebruiken voor/als seksinrichting;

 

  1. de bouwwerken, welke zijn opgericht na een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning te gebruiken voor andere doeleinden dan waarvoor de omgevingsvergunning werd verleend;

  2. de bouwwerken waarvan het gebruik slechts mogelijk was na een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning, te gebruiken voor andere doeleinden dan waarvoor de omgevingsvergunning werd verleend.

 

26.2 Uitzonderingen strijdig gebruik

De volgende vormen van gebruik zijn niet strijdig:

  1. vormen van gebruik als bedoeld in lid 26.1, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;

  2. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.

  3. het uitoefenen van detailhandel voor zover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge de regels is toegestaan.

 

26.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de algemene gebruiksregels voor:

 

26.3.1 Bedrijfsmatige werkruimten

het gebruik van een deel van de woning, vrijstaande en/of aangebouwde bijgebouwen voor/als beroeps- bedrijfsmatige werkruimten;

 

26.3.2 Detailhandel in beroeps- of bedrijfsmatige werkruimten

het medegebruik van woningen voor detailhandel in beroeps- of bedrijfsmatige werkruimten, op voorwaarde, dat:

  1. er sprake is van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd;

  2. het detailhandel betreft als ondergeschikt en niet-zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering;

  3. de detailhandel geen onevenredige afbreuk doet aan de distributiestructuur binnen de gemeente waarmee met name dient te worden gelet op het kernwinkelgebied.