direct naar inhoud van 4.9 Externe veiligheid
Plan: Hoefweg-Noord (Prisma)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1621.BP0111-VAST

4.9 Externe veiligheid

4.9.1 Toetsingskader

Algemeen

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk gevolgen vanwege risicorelevante bedrijven en gevolgen vanwege vervoer van gevaarlijke stoffen over transportassen en door buisleidingen. In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR):

  • Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren, waarbij een kans van 10-6 als grenswaarde geldt.
  • Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal 10 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Inrichtingen

Besluit externe veiligheid inrichtingen

Op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Binnen de PR 10-6-contour mogen dan ook geen kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt. Uitsluitend om gewichtige redenen mogen beperkt kwetsbare objecten binnen de PR 10-6-contour worden gerealiseerd. Daarnaast bevat het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR rondom deze inrichtingen.

Transport van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en water

Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen

Op basis van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is voor nieuwe situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een richtwaarde van 10-6 per jaar. Bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR geldt een verantwoordingsplicht. Op een afstand van 200 m vanaf het tracé gelden hierbij in principe geen beperkingen meer voor het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 meter strekken.

In ontwikkeling zijnd beleid en wetgeving: Basisnet en Besluit Transportroutes Externe Veiligheid

In 2013 zal naar verwachting het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) in werking treden. In dat Besluit worden veiligheidszones aangegeven waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Daarnaast worden in de omgeving beperkingen opgelegd vanwege eventuele plasbranden. Ook het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen (Basisnet weg, Basisnet spoor, Basisnet water), dat verband houdt met het BTEV, wordt naar verwachting in 2012 vastgesteld.

Transport van gevaarlijke stoffen door leidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Met het Bevb is aangesloten bij de risiconormering uit het Bevi. Daarbij worden de toetsings- en bebouwingsafstand uit de oude Circulaire vervangen door een afstand voor het PR en een afstand voor het invloedsgebied van het GR. De systematiek van toetsingsafstanden en minimale bebouwingsafstanden uit de oude circulaire vervalt hiermee.

Het Bevb heeft vooralsnog betrekking op aardgasleidingen (drooggas, natgas en zuurgas) en K1, K2, en K3 leidingen (brandbare vloeistoffen). In de toekomst zal het Bevb ook gaan gelden voor leidingen met andere gevaarlijke stoffen, zoals etheenoxide, chloor, ammoniak, waterstof, CO.

4.9.2 Referentiesituatie

Huidige situatie

Risicovolle inrichtingen

Binnen het plangebied bevinden zich volgens de informatie op de provinciale risicokaart geen risicovolle inrichtingen. In de omgeving van het plangebied is wel een aantal risicovolle inrichtingen aanwezig. Figuur 4.9 en tabel 4.3 geven een overzicht van deze inrichtingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1621.BP0111-VAST_0025.png"

Figuur 4.9 Risicovolle inrichtingen (bron: www.risicokaart.nl)

Tabel 4.3 Overzicht risicovolle inrichtingen

Nr.   Inrichting   Adres   Activiteit  
1   Arctic BV   Chroomstraat 154, Zoetermeer   Ammoniak koelinstallatie,
PR 10-6-contour = 6 meter  
2   Insituform Riooltechniek   Chroomstraat 91 Zoetermeer   Opslag,
PR 10-6-contour = 65 meter  
3   IJsbaan PWA Silverdome   Vd Hagenstraat 20, Zoetermeer   Ammoniak koelinstallatie,
PR 10-6-contour = 7 meter  
4   Esso Oostweg   Oostweg 99, Zoetermeer   LPG
PR 10-6-contour = 110 meter
Invloedsgebied = 150 meter  
5   Worldwood BV   Hoefweg 210, Bleiswijk   Opslag brandbare en ontvlambare stoffen
Geen PR 10-6-contour buiten de grenzen van de inrichting  
6   Flora Holland   Klappolder 130, Bleiswijk   Opslag brandbare en ontvlambare stoffen
Geen PR 10-6-contour buiten de grenzen van de inrichting  
7   Horticoop   Klappolder 150, Bleiswijk   Bestrijdingsmiddelen
PR 10-6-contour = 150 meter
Invloedsgebied = 275 meter  

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

Ten zuiden van het bedrijventerrein vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de A12. Uit de gegevens uit het bijlagerapport uit het Basisnet weg blijkt dat de A12 ter hoogte van het plangebied een PR 10-6-contour heeft van 0 meter en geen plasbrandaandachtszone kent. De PR 10-7-contour ligt op een afstand van 48 meter van de weg. Het groepsrisico ligt in de huidige situatie meer dan een factor 10 onder de oriëntatiewaarde.

Ook over de N209, direct ten oosten van het plangebied, vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Via provinciale risicokaart zijn geen gegevens beschikbaar voor de N209. Uit onderzoeken die in het verleden zijn uitgevoerd in het kader van de verbreding van de weg (meer zuidelijk gelegen deel van de N209) blijkt dat sprake is van een PR 10-6-contour van 0 meter en het groepsrisico meer dan een factor 10 onder de oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor

Over de spoorlijn Den Haag – Gouda vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Uit de informatie die beschikbaar is in het kader van het Basisnet spoor blijkt dat ook in de toekomst geen sprake zal zijn van relevant vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Den Haag - Gouda. De HSL die het plangebied doorsnijdt, is uitsluitend bestemd voor personenvervoer.

Vervoer door buisleidingen

In de omgeving van het plangebied liggen verschillende leidingen waar door vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het betreft een Kerosineleiding direct ten zuiden van de A12, een CO2-leiding langs de westzijde van het plangebied (ter hoogte van de Landscheiding) en diverse hoofdaardgastransportleidingen ten zuiden en ten westen van het plangebied. Tabel 4.4 geeft een overzicht van de kenmerken van de aanwezige risico relevante leidingen.

Tabel 4.4 Overzicht risicorelevante leidingen omgeving plangebied

Nummer   Leiding   Risico's  
1   Kerosine-leiding (Defensie Pijpleiding Organisatie)   12,75 inch, maximaal 80 bar
PR 10-6-contour = < 5 meter
 
2   Gasleiding (Gasunie)
W-539-01-KR-025 / 026 / 027 / 028 / 029  
18 inch, maximaal 40 bar
PR 10-6-contour = 0 meter
 
3   CO2-leiding
 
26 inch, maximaal 26 bar
PR 10-6-contour = 5 meter (ondergronds)
PR 10-6-contour = 15 meter (bovengronds)
 
4   Gasleiding (Gasunie)
W-539-03-KR-001 / 002 / 003 / 004  
12,75 inch, maximaal 40 bar
PR 10-6-contour = 0 meter
 
5   Gasleiding (Gasunie)
W-539-03-KR-006 / 007 / 008
 
8,6 inch, maximaal 40 bar
PR 10-6-contour = 0 meter
 

Autonome ontwikkelingen

Binnen het plangebied of in de directe omgeving daarvan vinden geen ontwikkelingen plaats die van invloed zijn op de risicosituatie binnen het plangebied.

4.9.3 Te verwachten milieueffecten

Het bestemmingsplan biedt geen bouwmogelijkheden binnen PR 10-6-contouren. Wel leidt de verdere ontwikkeling van het bedrijventerrein tot een toename van de personendichtheden in het gebied en kan daarmee gevolgen hebben voor de hoogte van het groepsrisico. Daarbij is met name het vervoer over de A12 relevant. In het kader van de intergemeentelijke structuurvisie voor Bleizo en Het Kwadrant is een berekening uitgevoerd voor de referentiesituatie waarbij het gebied ten noorden en ten zuiden van de A12 is ontwikkeld tot bedrijventerrein. Hieruit blijkt dat ook in de referentiesituatie 2020 ruimschoots wordt voldaan aan de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico.

afbeelding "i_NL.IMRO.1621.BP0111-VAST_0026.png"

Figuur 4.10 Groepsrisico A12 in referentiesituatie ter hoogte van plangebied

De ligging van de inrichtingen en leidingen (buiten het plangebied) is zodanig dat de ontwikkeling van het bedrijventerrein niet tot nauwelijks gevolgen zal hebben voor de hoogte van het groepsrisico.

Op dit moment is er nog geen duidelijkheid over de effectafstand van de CO2-leiding direct ten westen van het plangebied. In de verantwoording van het groepsrisico wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van de CO2-leiding.

4.9.4 Verantwoording groepsrisico

Over de A12 vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. In vergelijking met de huidige situatie leidt de verdere ontwikkeling van het bedrijventerrein tot een toename van het groepsrisico. Bij een volledige invullingen met bedrijven zal geen sprake zijn van een overschrijding van de orientatiewaarde. Maatgevend scenario bij een ongeval op de weg is dat een tankwagen bij een aanrijding beschadigd raakt, waarbij gas vrijkomt en ontsteekt (een zogenaamde 'koude' BLEVE). De maximale effectafstand bedraagt bij een dergelijk scenario 355 meter.

Ter plaatse van de CO2-leiding kan sprake zijn van een ongeval waarbij CO2 vrijkomt. CO2 is een niet-explosief gas, ontploffing is niet aan de orde. De leiding is door middel van afsluiters opgedeeld in verschillende secties. Wanneer deze worden afgesloten kan maximaal één component met CO2 leeglopen. In een brief van 27 april 2012 heeft het RIVM aangegeven dat bij ontwikkelingen binnen een afstand van 450 meter van het bovengrondse deel van de leiding rekening gehouden moeten worden met de aanwezigheid van de CO2-leiding.

In het kader van de verantwoording van het groepsrisico is het ontwerpbestemmingsplan voor advies voorgelegd aan de Veiligheidsregio. Uit dit advies volgen onderstaande maatregelen die genomen kunnen worden om de risico's te beperken en de hulpverlening te ondersteunen bij het bestrijden van de gevolgen van een incident. Tevens is aangegeven in hoeverre de maatregelen worden toegepast.

  • a. Bij alle incidentscenario’s is zelfredzaamheid mogelijk, mits tijdig aangevangen wordt met de ontruiming en er geen beperkingen zijn ten aanzien van de zelfredzaamheid van de aanwezigen en de infrastructuur in de omgeving op een juiste manier is ingericht. Het bestemmingsplan voorziet niet in bestemmingen voor zeer kwetsbare objecten, waarin groepen van beperkt zelfredzame personen verblijven. Bij de nieuwbouw van panden worden (nood)uitgangen conform het Bouwbesluit ontworpen. De infrastructuur in en om het plangebied voorziet in een goed netwerk aan adequate ontsluitingen in verschillende richtingen, wat de zelfredzaamheid ten goede komt.
  • b. VRR adviseert herontwikkelingen of nieuwbouw binnen de 1% letaliteitscontour van de A12 (35 meter vanuit de rechterrijbaan) zodanig te construeren dat aanwezigen bij een plasbrand meer tijd en gelegenheid hebben om te vluchten. Voor het ontvluchten van de voorziene objecten is het wenselijk minimaal één (nood)uitgang van de A12 af te richten en alle (nood)uitgangen in voldoende mate aan te laten sluiten op de infrastructurele omgeving. De bestemmingen waar functies mogelijk zijn die leiden tot het verblijven van personen, liggen alle op meer dan 35 meter van de snelweg. Binnen de 35 meter liggen groenzones en infrastructuur, waar slechts sprake is van passage. Ontvluchting van een eventueel incident af is in dat geval goed mogelijk.
  • c. VRR adviseert herontwikkeling of nieuwbouw binnen 35 meter van rechterrijbaan van de A12 zodanig te construeren dat het bouwwerk beschermd is tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) als gevolg van een plasbrand. Hierbij kan voor de gevels gericht naar de A12 gedacht worden aan blinde gevels of het beperken van het glasoppervlak. De gevels en/of het glasoppervlak die gericht zijn naar de A12 behoren bestand te zijn tegen een warmtestralingsflux >15 kW/m . Bij een aanvraag omgevingsvergunning dient bij de brand preventieve toets rekening te worden gehouden met de effecten van een plasbrand op de gevel. Ook hiervoor geldt dat binnen deze zone alleen groenzones en infrastructuur aanwezig zijn.
  • d. Bij herontwikkeling of nieuwbouw binnen 40 meter van het hart van de NPM C02- leiding geldt dat bij een toxische wolk de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen verbeterd kan worden door de gebouwen geschikt te maken om enkele uren in te schuilen ("safe haven" principe). Hiervoor zullen deuren, ramen en ventilatieopeningen afsluitbaar moeten zijn en het luchtverversingssysteem uitgeschakeld kunnen worden. Slechts een zeer klein deel van de bedrijventerreinbestemming valt binnen de zone van 40 meter van het hart van de CO2-leiding (het voormalige Tennet-station). Genoemde maatregelen zijn geen zaken die in het bestemmingsplan worden vastgelegd. Toetsing vindt plaats op bouwplanniveau.
  • e. VRR adviseert om zorg te dragen voor voldoende bluswatervoorzieningen binnen het plangebied conform de richtlijnen van Brandweer Nederland. De ontwikkeling van het openbaar gebied wordt conform de Handreiking Bluswatervoorziening en bereikbaarheid van Brandweer Nederland (voorheen NVBR) en in overleg met de regionale brandweer uitgevoerd. De bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid zijn dus op orde.
  • f. Tevens adviseert VRR zorg te dragen voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezigen personen zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne "Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand". Ten behoeve van een goede risicocommunicatie heeft de gemeente Lansingerland op haar website een link geplaatst naar de website www.nederlandveilig.nl. Op deze website staat informatie over hoe te handelen in noodsituaties en de campagne “Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand”. Daarnaast is de genoemde informatie ook geplaatst in de gemeentegids van Lansingerland.
  • g. De beschouwde risicobronnen kunnen in de voorziene plannen leiden tot incidenten die vallen in maatrampklasse I en II. De maatrampklasseschaal loopt op van I tot en met V, waarbij III beheersbaar wordt geacht door de hulpverleningsdiensten. De risico’s vallen dus in de laagste maatrampklasses, waardoor de risico’s aanvaardbaar worden geacht.
4.9.5 Conclusie

Uit het oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de uitvoering van het bestemmingsplan.