direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch - Glastuinbouw
Plan: Noordpolder 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1621.BP0100-VAST

Artikel 4 Agrarisch - Glastuinbouw

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volwaardige glastuinbouwbedrijven voor alle typen glastuinbouwteelt (waaronder groenten, bloemen en planten, substraat, belicht en niet-belicht) uitgezonderd grondgebonden teelten, met de daarbij behorende kassen, klimaathallen, of andere opstallen van glas, alsmede bedrijfsgebouwen waaronder bedrijfsgebonden kantoren, onderzoeksruimten, laboratoria, presentatieruimten, bedrijfsgebonden energievoorzieningen, stookhuizen en/of ketelhuizen, warmtekrachtkoppelingen, warmwateropslagtanks, gietwatersilo's, waterbassins en overige waterbergingen, centrale sorteerinrichtingen;
  • b. het beweiden van dieren;

met de daarbij behorende overige voorzieningen zoals;

  • c. voorzieningen van algemeen nut behorende bij de glastuinbouwbedrijven als bedoeld sub a, met uitzondering van verkoop- c.q. uitgiftepunten voor motorbrandstoffen;
  • d. verkoop producten uit eigen bedrijf;
  • e. water en watergangen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. erven en terreinen, in- en uitritten en ontsluitingswegen;
  • j. verhardingen;
  • k. bermen, bermsloten en greppels;
  • l. bouwwerken, bruggen, duikers en/of dammen, overige kunstwerken, infiltratievoorzieningen en overige voorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan van de bestemming;
  • m. weilanden.
4.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

  • a. 'akkerbouw' zijn de gronden tevens bestemd voor akkerbouw;
  • b. 'bedrijfswoning' zijn de gronden tevens bestemd voor één agrarische bedrijfswoning;
  • c. 'intensieve veehouderij' zijn de gronden tevens bestemd voor een intensieve veehouderij;
  • d. 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' zijn de gronden tevens bestemd voor één plattelandswoning;
  • e. 'specifieke vorm van agrarisch - akkerbouw en veehouderij' zijn de gronden tevens bestemd voor een akkerbouwbedrijf en/of een grondgebonden veehouderij;
  • f. 'opslag' zijn de gronden tevens bestemd voor 'opslag'.
4.1.3 Verkeersaantrekkende werking en parkeren

Vestiging van nieuwe glastuinbouwbedrijven als bedoeld in lid 4.1.1 dan wel uitbreiding van bestaande glastuinbouwbedrijven als bedoeld in lid 4.1.1 is slechts toegestaan voor zover:

  • a. de verkeersaantrekkende werking hiervan in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
  • b. op een goede wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien op eigen terrein.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.2 Bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen
  • a. bedrijfsgebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen het opgenomen bouwvlak en beslaan een maximum vloeroppervlak van 12,5% van de oppervlakte van een glastuinbouwbedrijf;
  • b. de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 12 meter;
  • c. de afstand tussen bedrijfsgebouwen en een (bedrijfs)woning van derden bedraagt minimaal 10 m, of indien de bestaande afstand minder bedraagt minimaal die bestaande afstand;
  • d. bedrijfsgebonden kantoren maken onderdeel uit van een bedrijfsgebouw waarbij per glastuinbouwbedrijf het bedrijfsvloeroppervlakte voor kantoren niet meer mag bedragen dan 10% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 750 m2;
  • e. bedrijfsgebonden onderzoeksruimten, laboratoria en presentatieruimten maken onderdeel uit van een bedrijfsgebouw waarbij per glastuinbouwbedrijf het bedrijfsvloeroppervlakte meer mag bedragen dan 10% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 750 m2;
  • f. in afwijking van het bepaalde in lid a geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - akkerbouw en veehouderij' ten dienste hiervan bedrijfsgebouwen zijn toegestaan, waarbij 80% van het oppervlak van de aanduiding mag worden bebouwd en de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedraagt dan 11 meter;
  • g. in afwijking van het bepaalde in de leden a en f geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'opslag' een bedrijfsgebouw is toegestaan, met een oppervlakte van 400 m2 en een goothoogte van 4,5 m en een bouwhoogte van 8,5 m;
  • h. de afstand van bedrijfsgebouwen als bedoeld in de leden a, f en g tot de perceelsgrens(zen) en/of andere bestemmingen dient ten minste 5 m te bedragen, of indien de bestaande afstand minder bedraagt minimaal die bestaande afstand.
4.2.3 Kassen
  • a. kassen mogen alleen worden gebouwd binnen het opgenomen bouwvlak;
  • b. de goothoogte van de kassen bedraagt maximaal 8 m;
  • c. de bouwhoogte van de kassen bedraagt maximaal 10 m;
  • d. de afstand tussen kassen en een (bedrijfs)woning van derden bedraagt minimaal 10 m, of indien de bestaande afstand minder bedraagt minimaal die bestaande afstand;
  • e. de afstand van kassen tot de perceelsgrens(zen) en/of andere bestemmingen dient ten minste 1 m te bedragen.
4.2.4 Bedrijfswoningen en plattelandswoningen

Bedrijfswoningen en plattelandswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd (ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' respectievelijk 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning'), mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken met de aanduiding 'bedrijfswoning', waarbij per aanduiding ten hoogste één bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. plattelandswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning', waarbij per aanduiding ten hoogste één bedrijfswoning is toegestaan;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning of plattelandswoning bedraagt exclusief aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen, doch inclusief dakkapellen, maximaal 750 m3;
  • d. in afwijking van het bepaalde in lid 4.2.4 onder c is in geval de inhoud van een bestaande bedrijfswoning groter is dan 750 m3 de bestaande inhoud maximaal toegestaan;
  • e. ondergrondse bouwwerken ten dienste van een bedrijfswoning zijn toegestaan binnen de gevels van die woning en tellen wat betreft de inhoud daarvan niet mee in de toegestane totaal inhoud;
  • f. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 7 m;
  • g. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 11 m;
  • h. de afstand van een bedrijfswoning tot de perceelsgrens(zen) naar de openbare weg bedraagt ten minste 5 m mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is;
  • i. de afstand van een bedrijfswoning tot de perceelsgrens(zen) en/of andere bestemmingen dient ten minste 5 m te bedragen.
4.2.5 Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en plattelandswoningen

Voor het bouwen van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en plattelandswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bij iedere bedrijfswoning/plattelandswoning mogen aan de zij- en/of achtergevel van de woning aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de diepte gemeten uit de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) achtergevelbouwgrens van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m mag;
    • 2. de diepte gemeten uit de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) zijgevelbouwgrens van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m mag bedragen;
    • 3. de afstand tot de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) (voor)gevelrooilijn van de woning niet minder dan 1 m zal bedragen en;
      • de zijdelingse perceelsgrens ten minste 2 m zal bedragen, tenzij de uitbreiding wordt gerealiseerd op de perceelsgrens;
      • zijdelingse perceelsgrens ten minste 2 m zal bedragen, indien deze grenst aan het openbaar gebied;
    • 4. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,3 m tot een maximum van 4 m;
    • 5. voldaan dient te worden aan het bepaalde in sub c;
  • b. bij iedere bedrijfswoning/plattelandswoning mogen vrijstaande bijgebouwen en/of overkappingen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, gemeten ten opzichte van het aansluitende terrein;
    • 2. de afstand tot:
      • de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) (voor)gevelrooilijn van de woning minimaal 1 m zal bedragen;
      • de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 m zal bedragen, tenzij de uitbreiding wordt gerealiseerd op de perceelsgrens;
      • de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 m zal bedragen, indien deze grenst aan het openbaar gebied;
    • 3. de afstand tussen het vrijstaande bijgebouw en/of de overkapping tot:
      • de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) achtergevelbouwgrens van de woning ten minste 6 m zal bedragen;
      • de (lijn) welke getrokken kan worden getrokken in het verlengde van de) zijgevel van de woning tenminste 6 m zal bedragen;
    • 4. het vrijstaande bijgebouw en/of overkapping in zijn geheel moet worden gerealiseerd binnen de aanduiding 'bedrijfswoning' respectievelijk 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning';
    • 5. voldaan dient te worden aan het bepaalde in sub c;
  • c. de gebouwen en overkappingen als bedoeld onder a en b mogen slechts worden opgericht, indien:
    • 1. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 75 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de aanduiding 'bedrijfswoning' of 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' , binnen het bouwvlak, minder dan 300 m² bedraagt;
    • 2. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 100 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de aanduiding 'bedrijfswoning', of 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' binnen het bouwvlak, tussen de 300 en 500 m² bedraagt;
    • 3. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 150 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met aanduiding 'bedrijfswoning' of 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' , binnen het bouwvlak, meer dan 500 m² bedraagt;
    • 4. het perceelsgedeelte met de aanduiding 'bedrijfswoning' of 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning', binnen het bouwvlak, voor niet meer dan 50% van de oppervlakte wordt bebouwd en minimaal 35 m² onbebouwd en onoverdekt blijft.
4.2.6 Andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a bedraagt de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de (voor)gevelrooilijn van een bedrijfswoning, plattelandswoning c.q. hoofdgebouw maximaal 1 m;
  • c. de bouwhoogte van damwanden bedraagt maximaal 1,50 m;
  • d. warmwater(opslag)tanks, warmtekrachtkoppelingen, en /of watersilo's zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, waarbij de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 12 m;
  • e. de maximale bouwhoogte van waterbassins bedraagt 4,50 m;
  • f. de afstand van warmwater(opslag)tanks, warmtekrachtkoppelingen, en watersilo's tot de perceelsgrens(zen) naar de openbare weg bedraagt ten minste 5 m, mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is;
  • g. de afstand van warmwater(opslag)tanks, warmtekrachtkoppelingen, en gietwatersilo's tot de perceelsgrens(zen) en/of andere bestemmingen moet(en) ten minste 5 m bedragen;
  • h. de afstand van warmwater(opslag)tanks en/of warmtekrachtkoppelingen tot een (bedrijfs)woning van derden moet ten minste 65 m bedragen;
  • i. warmtekrachtkoppelingen en warmwater(opslag)tanks en/of andere bedrijfsmatige bouwwerken voor energieproductie, met als doel energie te produceren (en/of de verkoop daarvan) voor meerdere glastuinbouwbedrijven, mogen alleen worden gebouwd, mits:
    • 1. deze als zodanig aantoonbaar noodzakelijk zijn in bedrijfsmatig opzicht;
    • 2. niet meer dan een ondergeschikt gedeelte van het bedrijfsinkomen wordt gehaald uit de verkoop van energie aan derden;
  • j. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 5 m.
4.2.7 Centrale sorteerinrichtingen
  • a. centrale sorteerinrichtingen mogen alleen gevestigd worden in bedrijfsgebouwen van glastuinbouwbedrijven waar ook wordt geteeld;
  • b. het parkeren, laden en lossen in verband met de centrale sorteerinrichting dient geheel op eigen terrein plaats te vinden.
4.2.8 Bestaande bouwwerken

Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in overige bouwregels binnen deze bestemming, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.

4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken ten behoeve van:

  • a. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. het behoud van parkeervoorzieningen;
  • e. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groen- en waterelementen;
  • f. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • g. het milieu.
4.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

4.4.1 Bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen
  • a. het vergroten van het maximaal oppervlak aan bedrijfsgebouwen tot een maximum van 20% van de oppervlakte van een glastuinbouwbedrijf;
  • b. bedrijfsgebouwen ten behoeve van een glastuinbouwbedrijf met meerdere, verspreid liggende kassen binnen het plangebied, mogen geconcentreerd worden op één locatie, waarbij het oppervlakte aan bedrijfsgebouwen mag worden vergroot tot een maximum van 30% van de oppervlakte van het glastuinbouwbedrijf waar de concentratie plaatsvindt, mits:
    • 1. er op deze locatie ook kassen aanwezig zijn;
    • 2. de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd blijft, dit ter beoordeling van de stedenbouwkundige;
    • 3. in voldoende mate de ontsluiting, manouvreerruimte en het aantal benodigde parkeerplaatsen zijn geregeld, dit ter beoordeling van de verkeerskundige;
  • c. het vergroten van het bedrijfsvloeroppervlakte aan bedrijfsgebonden kantoren waarbij per glastuinbouwbedrijf het bedrijfsvloeroppervlakte maximaal 20% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte aan bedrijfsgebouwen is, met een maximum van 1500 m², mits deze oppervlakte als zodanig ook aantoonbaar noodzakelijk is in bedrijfsmatig opzicht;
  • d. het vergroten van het bedrijfsvloeroppervlakte van onderzoeksruimten, laboratoria, presentatieruimten en verwerkingsruimten waarbij per glastuinbouwbedrijf het bedrijfsvloeroppervlakte maximaal 20% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte aan bedrijfsgebouwen is, met een maximum van 1.500 m², mits deze oppervlakte als zodanig ook aantoonbaar noodzakelijk is in bedrijfsmatig opzicht;
  • e. het verkleinen van de afstand van bedrijfsgebouwen tot de perceelsgrens(zen) en/of andere bestemmingen, mits:
    • 1. dit niet leidt tot negatieve gevolgen in het kader van de milieuwetgeving;
    • 2. de verkeersveiligheid gewaarborgd is;
    • 3. de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd blijft, dit ter beoordeling van de stedenbouwkundige.
4.4.2 Kassen
  • a. het verkleinen van de afstand van kassen tot een (bedrijfs)woning van derden tot 5 m, mits, aangetoond wordt dat dit niet leidt tot milieuhinder voor de (bedrijfs)woning van derden;
  • b. het verkleinen van de afstand van kassen tot de perceelsgrens(zen) en/of andere bestemmingen, mits:
    • 1. dit niet leidt tot negatieve gevolgen in het kader van de milieuwetgeving;
    • 2. de verkeersveiligheid gewaarborgd is;
    • 3. de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd blijft, dit ter beoordeling van de stedenbouwkundige.
4.4.3 Bedrijfswoningen en plattelandswoningen
  • a. het verkleinen van de afstand van een bedrijfswoning of plattelandswoning tot de perceelsgrens(zen) en/of andere bestemmingen, mits:
    • 1. dit niet leidt tot negatieve gevolgen in het kader van de milieuwetgeving;
    • 2. de verkeersveiligheid gewaarborgd is;
    • 3. de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd blijft, dit ter beoordeling van de stedenbouwkundige.
4.4.4 Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en plattelandswoningen
  • a. de bouw van een vrijstaand bijgebouw en/of overkapping op een kortere afstand tot de achtergevel van het hoofdgebouw indien de diepte van het perceel gemeten uit de achtergevel van het hoofdgebouw minder dan 9 m bedraagt;
  • b. de bouw van andere bouwwerken zoals borstweringen met een bouwhoogte van maximaal 1 m, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak, op een aanbouw.
4.4.5 Andere bouwwerken
  • a. de bouw van erf- en terreinafscheidingen met een maximale bouwhoogte van 3 m, mits:
    • 1. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is;
    • 2. het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft;
    • 3. dit voldoet aan stedenbouwkundige eisen, dit ter beoordeling van de stedenbouwkundige;
  • b. het bouwen van warmwater(opslag)tanks, warmtekrachtkoppelingen en/of watersilo's met een maximale bouwhoogte van 15 m;
  • c. het bouwen van warmwater(opslag)tanks en/of warmtekrachtkoppelingen tot ten minste 30 meter van een (bedrijfs)woning van derden, mits aantoonbaar voldoende geluidsisolerende maatregelen zijn getroffen om deze afstand te rechtvaardigen.
4.4.6 Paardenbakken

de bouw van een paardenbak voor hobbymatig gebruik bij een (bedrijfs)woning, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er is ten hoogste één paardenbak per (bedrijfs)woning toegestaan;
  • b. de oppervlakte van de paardenbak bedraagt maximaal 800 m2;
  • c. de paardenbak wordt binnen de aanduiding 'bedrijfswoning' of 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' gebouwd;
  • d. indien de paardenbak aantoonbaar niet realiseerbaar is binnen de aanduiding 'bedrijfswoning' of 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' wordt de paardenbak aansluitend aan of gedeeltelijk binnen het aanduidingsvlak gebouwd, waarbij de paardenbak binnen een afstand van 75 m van de betreffende aanduiding gebouwd dient te worden;
  • e. de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woningen van derden bedraagt ten minste 30 m;
  • f. de afstand van een paardenbak tot de bestemmingen 'Verkeer' en 'Water' bedraagt ten minste 5 m;
  • g. de paardenbak minimaal 1 m achter de voorgevelrooilijn van de (bedrijfs)woning wordt gebouwd;
  • h. schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken niet zijn toegestaan;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder h mag een afrastering/omheining worden gebouwd;
  • j. in afwijking van het bepaalde onder h zijn aan de paardenbak verwante bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals stapmolens, toegestaan, mits zij binnen de aanduiding 'bedrijfswoning' of 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' worden gebouwd;
  • k. de bouwhoogte van de afrastering/omheining en van andere aan de paardenbak verwante bouwwerken mag niet meer dan 1,5 m bedragen.
4.4.7 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het aantal parkeervoorzieningen;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 22 'Algemene gebruiksregels' lid 1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik:

  • a. van meer dan één bouwlaag van kassen voor het telen van gewassen;
  • b. gronden en/of bouwwerken voor de uitoefening van enige tak van handel, bedrijf (waaronder begrepen een intensieve veehouderij) of dienstverlening anders dan volgens het bepaalde in 4.1 is toegestaan;
  • c. gronden en/of bouwwerken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, verwerken en/of herstellen van goederen en/of producten, uitgezonderd goederen en/of producten afkomstig van het betrokken glastuinbouwbedrijf;
  • d. gronden en/of bouwwerken voor het bedrijfsmatig (laten) opslaan van goederen en/of producten anders dan volgens het bepaalde in 4.1 is toegestaan;
  • e. gronden en/of bouwwerken voor het verkopen of ter verkoop aanbieden van goederen en/of producten, uitgezonderd de verkoop of het ter verkoop aanbieden van agrarische producten afkomstig van het betrokken glastuinbouwbedrijf, waarbij deze activiteiten niet meer bedragen dan 25% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 75m²;
  • f. bouwwerken, niet zijnde de bedrijfswoning, voor bewoning;
  • g. gronden en/of bouwwerken voor de stalling van caravans;
  • h. gronden en/of bouwwerken voor recreatieve doeleinden;
  • i. gronden en/of bouwwerken voor verblijfsrecreatie, waaronder begrepen recreatiewoningen en stacaravans;
  • j. gronden en/of bouwwerken voor kampeermiddelen;
  • k. gronden en/of bouwwerken als sport- en/of wedstrijdterrein.
4.5.2 Keren en parkeren

Bij de beoordeling van bouwaanvragen voor bedrijfsgebouwen geldt:

  • a. de eis dat vrachtwagens op eigen terrein moeten kunnen keren of er moet een in- en een uitgang aanwezig zijn, waardoor het keren niet noodzakelijk is;
  • b. een parkeernorm volgens de ASVV 2012.
4.5.3 In- en uitritten

Voor de inrichting van een in/uitrit geldt dat een maximale breedte mag worden gehanteerd van 10 m, waarbij er voor het overige een duidelijk onderscheid dient te zijn tussen het privé en openbaar terrein door middel van een (groene) (erf)afscheiding.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels van/voor:

4.6.1 Bed & breakfast

het bepaalde in lid 4.1 en een bed & breakfast voorziening bij woningen toestaan, waarbij de volgende voorwaarden zullen gelden:

  • a. alleen toegestaan ingeval een woonfunctie aanwezig is;
  • b. de woonfunctie als hoofdfunctie blijft behouden;
  • c. de bed & breakfast voorzieningen zijn toegestaan binnen de (bedrijfs)woning;
  • d. de exploitatie moet plaatsvinden door degene die op het perceel woonachtig is;
  • e. de totale vloeroppervlakte aan logeereenheden mag niet meer bedragen dan 25% van het woonoppervlak met een maximum van 75 m²;
  • f. het aantal logeereenheden mag niet meer bedragen dan 4 per woning;
  • g. uur van het verblijf maximaal 7 nachten;
  • h. de activiteiten mogen geen negatieve gevolgen in het kader van de Wet milieubeheer hebben voor (bedrijven in) de omgeving;
  • i. het betreft geen zodanige verkeersaantrekkende activiteit, die kan leiden tot nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer;
  • j. op eigen terrein dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de woonfunctie;
  • k. het andere gebruik mag door de visuele aspecten, zoals buitenopslag en -stalling, reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet aantasten; ter bewerkstelliging van een goede visuele inpassing van een en ander in het landschap kunnen nadere eisen worden gesteld.
4.6.2 Dienstverlening op educatief gebied

het bepaalde in lid 4.1 en dienstverlening op educatief gebied zoals voorlichting, cursussen en workshops toestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. de agrarische (-glastuinbouw) functie dient in overwegende mate gehandhaafd te blijven;
  • b. de dienstverlenende activiteiten dienen binnen de bestaande bebouwing plaats te vinden;
  • c. de exploitatie moet plaatsvinden door degene die op het perceel woonachtig is;
  • d. de totale bedrijfsvloeroppervlakte voor dienstverlening op educatief gebied mag per perceel niet meer dan 25% bedragen met een maximum van 75 m2;
  • e. de dienstverlenende activiteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;
  • f. er mogen geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;
  • g. de activiteiten mogen geen negatieve gevolgen in het kader van de Wet milieubeheer hebben voor (bedrijven in) de omgeving;
  • h. het betreft geen zodanige verkeersaantrekkende activiteit, die kan leiden tot nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer;
  • i. op eigen terrein wordt voorzien in de eigen parkeerbehoefte naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de toegestane functies.
  • j. het andere gebruik mag door de visuele aspecten, zoals buitenopslag en -stalling, reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet aantasten; ter bewerkstelliging van een goed visuele inpassing van een en ander in het landschap kunnen nadere eisen worden gesteld.
4.6.3 Nevenactiviteiten

het bepaalde in lid 4.1 en be- en verwerking van ter plaatste geproduceerde of geteelde agrarische producten toestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. de agrarische (-glastuinbouw) functie dient in overwegende mate gehandhaafd te blijven;
  • b. de be- en verwerking van ter plaatse geproduceerde of geteelde agrarische producten dienen binnen de bestaande bebouwing plaats te vinden;
  • c. de exploitatie moet plaatsvinden door degene die op het perceel woonachtig is;
  • d. de totale bedrijfsvloeroppervlakte voor de be- en verwerking van ter plaatse geproduceerde of geteelde agrarische producten mag niet meer dan 25% bedragen met een maximum van 75 m2;
  • e. de activiteiten mogen geen negatieve gevolgen in het kader van de Wet milieubeheer hebben voor (bedrijven in) de omgeving;
  • f. het betreft geen zodanige verkeersaantrekkende activiteit, die kan leiden tot nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer;
  • g. op eigen terrein wordt voorzien in de eigen parkeerbehoefte naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de toegestane functies;
  • h. het andere gebruik mag door de visuele aspecten, zoals buitenopslag en -stalling, reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet aantasten; ter bewerkstelliging van een goede visuele inpassing van een en ander in het landschap kunnen nadere eisen worden gesteld.
4.6.4 Combinatie van bed & breakfast, dienstverlening op educatief gebied en nevenactiviteiten

het bepaalde in lid 4.1 en een bed & breakfast voorziening in een woning, dienstverlening op educatief gebied zoals voorlichting, cursussen en workshops en be- en verwerking van ter plaatste geproduceerde of geteelde agrarische producten toestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. het bepaalde in de leden 22.5.1 onder c,4.6.1, 4.6.2 en 4.6.3 is van toepassing;
  • b. het totaal aan activiteiten mag niet meer bedragen dan 25% van de vloeroppervlakte binnen de bestaande bebouwing.
4.6.5 Aquacultuur

het gebruik van bedrijfsgebouwen en kassen ten behoeve van aquacultuur als ondergeschikt onderdeel van de glastuinbouwfunctie, mits:

  • a. aantoonbaar sprake is van een gesloten systeem;
  • b. niet meer dan een ondergeschikt gedeelte van het bedrijfsinkomen wordt gehaald uit de verkoop van aquatische producten en aquatische organismen;
  • c. vrachtwagens op eigen terrein kunnen keren of er een in- en een uitgang aanwezig zijn, waardoor het keren niet noodzakelijk is;
  • d. er wordt voldaan aan de parkeernorm volgens de betreffende regelgeving;
  • e. dit geen (milieu)hinder, gevaar of schade veroorzaakt voor aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
4.6.6 Parkeren

het aanleggen en in gebruik nemen van minder parkeerplaatsen dan de genoemde parkeernorm volgens de ASVV 2012, mits:

  • a. dit aantoonbaar voldoende is voor het betreffende bedrijf;
  • b. voor het aantal parkeerplaatsen goedkeuring is verleend door de verkeerskundige.
4.6.7 In- en uitrit

het aanleggen en in gebruik nemen van een bredere in/uitrit, mits:

  • a. dit als zodanig aantoonbaar noodzakelijk is vanwege de onmogelijkheid om anders vanaf de (openbare) weg het eigen terrein op te kunnen draaien;
  • b. er een duidelijk onderscheid is tussen het privé en openbaar terrein door middel van een (groene) (erf)afscheiding;
  • c. goedkeuring is verleend door de verkeerskundige.
4.6.8 Huisvesting arbeidsmigranten

het bepaalde in lid 4.1 en ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' de huisvesting van arbeidsmigranten of seizoensarbeid in de zin van kamerverhuur of logies toestaan, mits:

  • a. per werknemer een minimale gebruiksoppervlakte wordt aangehouden van 12 m²;
  • b. maximaal 6 personen tegelijk mogen worden gehuisvest in de bedrijfswoning;
  • c. parkeren op eigen terrein plaatsvindt.
4.6.9 Plattelandswoning

het bepaalde in lid 4.1 voor het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. het agrarisch bedrijf waarvan de plattelandswoning deel uitmaakte doet afstand van de betreffende woning;
  • b. het verlenen van de afwijking voor het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning levert voor het betrokken agrarisch bedrijf geen mogelijkheid op voor het realiseren van een andere (tweede) bedrijfswoning;
  • c. het verlenen van de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies of van het woon- en/of leefmilieu;
  • d. voor het overige blijven de bouwregels en de gebruiksregels die van toepassing zijn op de bedrijfswoning van toepassing.
4.6.10 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het gewenste voorzieningenniveau;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu;
  • c. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
  • d. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijziging goot- en bouwhoogte kassen

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen ten behoeve van de vergroting van de goot- en/of bouwhoogte van kassen ten behoeve van de uitbreiding van de teelt van gewassen, al dan niet ten behoeve van meerdere teeltlagen, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de verhoging is noodzakelijk in het kader van een doelmatige bedrijfsvoering;
  • b. de goothoogte als bepaald in 4.2.3 onder b, mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. de bouwhoogte als bepaald in 4.2.3 onder c, mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • d. omliggende bedrijven en woningen worden niet onevenredig in hun uitoefening aangetast;
  • e. dit voldoet aan stedenbouwkundige eisen, dit ter beoordeling van de stedenbouwkundige
  • f. er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen;
  • g. de wijziging leidt niet tot een onevenredige toename van de verkeersbewegingen.
4.7.2 Zelfstandige hybride bedrijven

Het vestigen van een zelfstandig hybride bedrijf, mits:

  • a. dit schaalvergroting, reconstructie of een andere ontwikkeling met een, in enigerlei vorm, positieve uitwerking op de glastuinbouw(gebied) niet in de weg staat;
  • b. vrachtwagens op eigen terrein kunnen keren of er een in- en een uitgang aanwezig zijn, waardoor het keren niet noodzakelijk is;
  • c. er wordt voldaan aan de parkeernorm volgens ASVV 2012;
  • d. dit geen (milieu)hinder, gevaar of schade veroorzaakt voor aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
4.7.3 Verplaatsing bedrijfswoning of plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen ten behoeve van het verschuiven of verplaatsen van de aanduiding 'bedrijfswoning' of de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' binnen de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw', onder de volgende voorwaarden:

  • a. het aantal bedrijfswoningen of plattelandswoningen mag niet toenemen.
  • b. de verschuiving of verplaatsing noodzakelijk is voor een verbetering van de bedrijfsvoering;
  • c. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde.
4.7.4 Algemene randvoorwaarden wijzigingsbevoegdheid

De wijzigingsbevoegdheid kan alleen worden toegepast, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het gewenste voorzieningenniveau;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu;
  • b. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
  • c. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.