direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Molenweg e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1621.BP0098-VAST

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering;
  • b. agrarisch aanverwant gebruik zoals het beweiden van dieren al dan niet in het kader van de agrarische bedrijfsvoering;

met de daarbij behorende bouwwerken, ontsluitingswegen parkeer- en groenvoorzieningen.

3.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden bestemd voor één bedrijfswoning.

3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Bedrijfsbebouwing
  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag per bedrijf niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven;
  • d. buiten het bouwvlak mogen uitsluitend kassen ten dienste van de bestemming worden gebouwd waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m2.
3.2.2 Bedrijfswoning
  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag niet meer dan één agrarische bedrijfswoning worden gebouwd;
  • a. de inhoud mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 11 m bedragen;
  • c. de dakhelling mag ten hoogste 45° bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer dan 11 m bedragen;
  • e. ten aanzien van de erfbebouwing geldt het bepaalde in artikel Wonen lid 13.2.2;
3.2.3 Andere bouwwerken

Voor andere bouwwerken mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan:

  • a. voor erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
  • b. voor overige andere bouwwerken:
    • 1. binnen het bouwvlak: de toegestane bouwhoogte vermeerderd met 3 m;
    • 2. buiten het bouwvlak: 5 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 voor de bouw van kleinschalige dierenverblijven buiten het bouwvlak, waarbij:

  • a. de gezamenlijke grondoppervlakte niet meer dan 50 m2 mag bedragen per perceel met een (aaneengesloten) oppervlakte van ten minste 1 ha;
  • b. de goothoogte niet meer dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 4,50 m mag bedragen;
  • c. de afstand van de gebouwen tot enige bestemmingsgrens ten minste 10 m zal bedragen.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Onverminderd het bepaalde in de leden 23.1 en 23.2 van de Algemene gebruiksregels is het in ieder geval verboden de gronden te gebruiken voor:

  • a. waterbassins;
  • b. volkstuinen;
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Verbod

Het is verboden op of boven de in 3.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van paardentrainingsbanen, paardenbakken, longeerruimten en andere oefengelegenheden voor paarden.
3.5.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in 3.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die betrekking hebben op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;
  • b. andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van de ruimtelijke ordening van niet ingrijpende betekenis zijn.
3.5.3 Toelaatbaarheid

De in lid 3.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. door de uitvoering van genoemde werken of werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het agrarisch karakter van de gronden.