direct naar inhoud van Bijlage 5 Bureauonderzoek ecologie
Plan: Rottezoom
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1621.BP0094-VAST

Bijlage 5 Bureauonderzoek ecologie

In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit bebouwing, verharding, beplanting, sloten, akkers en weiland. De oostgrens wordt gevormd door de Rotte.

Beoogde ontwikkelingen

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Het bestemmingsplan maakt echter wel de verbreding van de Duikertocht direct mogelijk en maakt een achttal kleine ontwikkelingen van woningbouw langs de Kruisweg indirect met wijzigingsbevoegdheden mogelijk.

Toetsingskader

Beleid

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).

Normstelling

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Flora- en faunawet voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert EL&I de volgende interpretatie van artikel 11:

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Flora- en faunawet het gehele seizoen:

  • 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  • 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  • 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  • 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.

  • 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om , als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

De Flora- en faunawet is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. De planlocatie maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS), langs de Rotte is wel een ecologische verbindingszone gepland. In het bestemmingsplan wordt hiervoor een natuurbestemming opgenomen. Bestaamde natuurgebieden liggen op grote afstand van het plangebied en worden niet beïnvloed door het hoofdzakelijk consoliderende bestemmingsplan. Gebiedsbescherming komt derhalve in deze paragraaf niet meer aan de orde.

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn gebaseerd op het natuurwaardenonderzoek van Arcadis uit 2008. Het natuurwaardenonderzoek betreft een quickscan naar de geschiktheid van het gebied voor de diverse soorten, het is geen uitgebreid veldonderzoek.

Planten

Tijdens het veldbezoek zijn geen beschermde of zeldzame soorten aangetroffen. Het gaat hierbij vooral om sloten met verruigde rietkragen. Ook zijn verschillende slootkanten afgezet met (houten) beschoeiing, waardoor er nauwelijks tot geen begroeiing mogelijk is op die plaatsen. Desondanks is niet uit te sluiten dat nabij de watergangen beschermde plantensoorten voorkomen, zoals de zwanenbloem, dotterbloem, gewone vogelmelk, grote kaardenbol en rietorchis (tabel 2). De akkers en weilanden in het plangebied zijn ongeschikt voor beschermde of zeldzame plantensoorten.

Vogels

Tijdens het veldbezoek zijn verschillende vogelsoorten aangetroffen. Het gaat hierbij met name om algemeen voorkomende soorten, zowel zangvogels, watervogels en roofvogels. Het gaat hierbij onder andere om wilde eend, kuifeend, fuut, merel, spreeuw, blauwe reiger, houtduif, aalscholver en torenvalk. Daarnaast zijn meerdere visdieven aangetroffen boven de Rotte, een soort van de Rode Lijst (kwetsbaar). Er vlogen ook meerdere boerenzwaluwen rond in het plangebied, ook een Rode Lijstsoort (gevoelig). Ook is de Rode Lijstsoort koekoek gehoord in het plangebied (kwetsbaar). De locatie is niet bekend. Tijdens het broedseizoen zullen verschillende vogels broeden in het plangebied. Met name de aanwezige rietkragen, bomen en struiken zullen gebruikt worden. Ook de aanwezige gebouwen kunnen gebruikt worden door broedende vogels, zoals huismus. De akkers zelf zullen slechts in enkele gevallen gebruikt worden om te broeden (mogelijk door de kievit). De aanwezige weilanden kunnen door weidevogels gebruikt worden. Weidevogels zijn tijdens het veldbezoek in de omringende weilanden aangetroffen, maar niet in het plangebied zelf. Dit komt vermoedelijk omdat er maar weinig weilanden aanwezig zijn. De oudere bomen (dikke wilgen), die vooral voorkomen langs de Rotte, hebben vermoedelijk holtes, die gebruikt kunnen worden door holenbroedende vogels, zoals spechten. Mogelijk zijn er ook jaarrond beschermde nesten van uilen, zwarte kraai en buizerd aanwezig.

Zoogdieren

Tijdens het veldbezoek is een haas aangetroffen. Gezien de voorkomende biotopen worden verder ook alleen algemene soorten verwacht, zoals bosmuis, huisspitsmuis, mol, rosse woelmuis en veldmuis. In de oeverlanden van de Rotte (grenzend aan het plangebied) kan daarnaast de zwaar beschermde waterspitsmuis voorkomen. De aanwezigheid van de zwaar beschermde noordse woelmuis kan op grond van historische waarnemingen (provincie Zuid-Holland, 2003) worden uitgesloten.

Het is mogelijk dat vleermuizen, zoals de gewone dwergvleermuis, de watervleermuis, rosse vleermuis en de laatvlieger, jagend aangetroffen worden binnen het plangebied. De Rotte of de bomen erlangs kunnen dienen als vliegroute voor vleermuizen (gewone en ruige dwergvleermuis, watervleermuis, meervleermuis). Erven van boerderijen/landhuizen kunnen fungeren als jachtgebied van de gewone grootoorvleermuis. Daarnaast kan de Rotte fungeren als jachtgebied van de watervleermuis en/of de meervleermuis. In en nabij het plangebied staan verschillende gebouwen. Gebouwbewonende vleermuizen, zoals de gewone dwergvleermuis, meervleermuis en de watervleermuis, kunnen vaste verblijfplaatsen (zomerverblijfplaatsen, kraamkolonies, paarplaatsen en/of winterverblijfplaatsen) hebben in deze gebouwen. In het plangebied, met name langs de Rotte, staan verschillende oudere bomen (wilgen). Mogelijk zitten er in deze bomen holtes, die kunnen dienen als vaste verblijfplaats (zomerverblijfplaats, kraamkolonie en/of paarplaats) voor boombewonende vleermuizen, zoals de rosse vleermuis en de ruige dwergvleermuis. Overigens zijn in het verleden geen meldingen gedaan van verblijfplaatsen van boombewonende vleermuizen in het plangebied (provincie Zuid-Holland, 2004).

Amfibieën

Gezien de voorkomende biotopen zijn algemene soorten als bruine kikker, groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad te verwachten in het plangebied. Gezien de verspreidingsgegevens van zwaar beschermde soorten worden deze niet verwacht in het plangebied.

Vissen

Gezien de landelijke verspreiding van bittervoorn en de kleine modderkruiper, is het voor beide soorten mogelijk dat ze in of nabij het plangebied voorkomen. Op grond van habitatgeschiktheid kan in verlandingssituaties van de Rotte de grote modderkruiper voorkomen en in het diepe water van de Rotte de rivierdonderpad.

Overige soorten

Het plangebied is ongeschikt als biotoop voor beschermde reptielen en insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen). De genoemde beschermde soortengroepen stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.

In tabel B4.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel B4.1 Beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime

vrijstellingsrege- ling Ffw   tabel 1     zwanenbloem, dotterbloem, gewone vogelmelk, grote kaardenbol

bosmuis, huisspitsmuis, mol, rosse woelmuis en veldmuis

bruine kikker, middelste groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad  
ontheffingsrege-
ling Ffw  
tabel 2     rietorchis
kleine modderkruiper, rivierdonderpad  
  tabel 3   bijlage 1 AMvB   waterspitsmuis
bittervoorn, grote modderkruiper  
    bijlage IV HR   alle vleermuizen  
  vogels   cat. 1 t/m 4   buizerd, kerkuil, steenuil en huismus  

Toetsing

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Flora- en faunawet niet optreden.

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. De verbreding van de Duikertocht met natuurvriendelijke oevers wordt wel rechtstreeks mogelijk gemaakt. In de Duikertocht kunnen de beschermde vissen kleine modderkruiper en bittervoorn voorkomen. Dit dient voorafgaand aan de werkzaamheden onderzocht te worden. Aantasting van beschermde vissen tijdens het dempen van de watergangen dient voorkomen te worden door de soort voorafgaand aan de werkzaamheden te verplaatsen. Deze werkzaamheden kunnen voor de kleine modderkruiper zonder ontheffing uitgevoerd worden, indien gewerkt wordt volgens de goedgekeurde gedragscode van de Unie van Waterschappen. Voor tabel 3-soorten dient een ontheffing aangevraagd te worden. Deze zal naar verwachting worden verleend omdat de werkzaamheden leiden tot een verbetering van de ecologische omstandigheden in de Duikertocht.

In het bestemmingsplan zijn verder wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor woningbouw. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze eventuele toekomstige ontwikkelingen kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.

  • Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Flora- en faunawet waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Hiervoor is geen standaardperiode, het gaat erom of er een broedgeval is. Verstoring van broedende vogels is verboden. Verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken, zijn jaarrond beschermd. Slechts een beperkt aantal soorten bewoont het nest permanent of keert elk jaar terug naar hetzelfde nest. Deze soorten staan vermeld in categorie 1 t/m 4 van de 'Aangepaste lijst van jaarrond beschermde vogelnesten' (Ministerie van LNV, 2009). Indien de werkzaamheden effect hebben op deze soorten is een ontheffing nodig. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn3. De meeste vogels maken elk broedseizoen een nieuw nest of zijn in staat om een nieuw nest te maken. Deze vogelnesten voor eenmalig gebruik zijn alleen tijdens het broedseizoen beschermd. Voor deze soorten4 is geen ontheffing nodig, indien werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden of maatregelen zijn getroffen om te voorkomen dat deze soorten zich vestigen tijdens het broedseizoen. Buiten het broedseizoen mag van deze soorten het nest worden verplaatst of verwijderd.
  • Bij de kap van bomen, sloop van gebouwen, grondwerkzaamheden en werkzaamheden aan watergangen is nader onderzoek naar vleermuizen, rivierdonderpad, kleine modderkruiper, bittervoorn, waterspitsmuis, rietorchis, grote modderkruiper en vogels met een vaste nestplaats is noodzakelijk.
    • 1. Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes of primaire foerageergebieden van vleermuizen (tabel 3, bijlage IV HR) en vogels aanwezig blijken en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Flora- en faunawet voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Flora- en faunawet de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van EL&I bepaald te worden of het plan in zijn huidige vorm uitvoerbaar is.
    • 2. Indien rivierdonderpad, kleine modderkruiper, bittervoorn, waterspitsmuis, rietorchis, grote modderkruiper aanwezig zijn, dient voor de werkzaamheden een ontheffing aangevraagd te worden bij het Ministerie van EL&I. Indien de gunstige staat van instandhouding van de soort niet in gevaar komt en indien mogelijk mitigerende maatregelen worden getroffen, mag worden verwacht dat de ontheffing zal worden verleend.

Conclusie

Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal overtreding van de Flora- en faunawet niet plaatsvinden. De Flora- en faunawet zal in dat geval de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan. Ook het beleid van de provincie ten aanzien van de EHS en de Natuurbeschermingswet 1998 staan de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.