direct naar inhoud van Artikel 5 Gemengd
Plan: Centrum Bleiswijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1621.BP00088-VAST

Artikel 5 Gemengd

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. persoonlijke dienstverlening;
  • c. zelfstandige kantoren;
  • d. uitsluitend op de verdiepingen: wonen;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. wegen en paden;
  • f. tuinen en erven;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. water.
5.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

  • a. 'wonen' zijn de gronden op de begane grondlaag tevens bestemd voor wonen;
  • b. 'maatschappelijk' zijn de gronden tevens bestemd voor maatschappelijke doeleinden;
  • c. 'horeca' zijn de gronden tevens bestemd voor horeca categorie 1 en 2;
  • d. 'cultuur en ontspanning' zijn de gronden tevens bestemd voor cultuur- en ontspanningsdoeleinden;
  • e. 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf' zijn de gronden tevens bestemd voor een kinderdagverblijf;
  • f. 'zorginstelling' zijn de gronden tevens bestemd voor een zorginstelling in de vorm van een zorghotel met maximaal 14 kamers.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag per bouwvlak niet meer bedragen dan 100%;
  • c. voor zover binnen een bouwvlak of een gedeelte daarvan de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' en/of 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' en/of 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven mag de goothoogte respectievelijk de bouwhoogte in meters van de hoofdgebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven
  • d. indien de onder c bedoelde aanduiding ontbreekt mag de goothoogte en de bouwhoogte van de hoofdgebouwen niet meer bedragen dan 7 m respectievelijk 11 m;
  • e. voor zover binnen een bouwvlak of een gedeelte daarvan de aanduiding 'minimale dakhelling' en/of 'maximale dakhelling' is aangegeven mag de dakhelling van de hoofdgebouwen niet minder respectievelijk niet meer bedragen dan is aangegeven
  • f. indien de onder e bedoelde aanduiding ontbreekt mag de dakhelling van de hoofdgebouwen niet meer bedragen dan 45°.
5.2.3 Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. bij ieder hoofdgebouw mogen aan de achtergevel aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de diepte gemeten uit de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,25 m tot een maximum van 4 m;
    • 3. voldaan dient te worden aan het bepaalde in sub d;
  • b. bij ieder hoofdgebouw mogen aan de zijgevel aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de diepte gemeten uit:
      • de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m mag bedragen;
      • de zijgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m mag bedragen;
    • 2. de afstand tot:
      • de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw niet minder dan 1 m zal bedragen;
      • de grens met het naburige erf ten minste 1 m zal bedragen;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m tot een maximum van 4 m;
    • 4. voldaan dient te worden aan het bepaalde in sub d;
  • c. bij iedere hoofdgebouw mogen vrijstaande bijgebouwen en/of overkappingen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, gemeten ten opzichte van het aansluitende terrein;
    • 2. de afstand tot:
      • de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw ten minste 6 m zal bedragen;
      • de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw minimaal 1 m zal bedragen;
      • de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 m zal bedragen, tenzij de uitbreiding wordt gerealiseerd op de perceelsgrens;
      • de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 m zal bedragen, indien deze grenst aan het openbaar gebied;
      • de zijgevel ten minste 1 m zal bedragen;
    • 3. voldaan dient te worden aan het bepaalde in sub d;
  • d. de gebouwen en overkappingen als bedoeld onder a, b en c mogen slechts worden gebouwd, indien:
    • 1. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 75 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Gemengd', buiten het bouwvlak, minder dan 300 m² bedraagt;
    • 2. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 100 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Gemengd', buiten het bouwvlak, tussen de 300 en 500 m² bedraagt;
    • 3. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 150 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Gemengd', buiten het bouwvlak, tussen meer dan 500 m² bedraagt;
    • 4. het perceelsgedeelte met de bestemming 'Gemengd', buiten het bouwvlak, voor niet meer dan 50% van de oppervlakte wordt bebouwd en minimaal 35 m² onbebouwd en onoverdekt blijft.
5.2.4 Andere bouwwerken

Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij buiten het bouwvlak de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn;
  • b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. 3 m voor overige andere bouwwerken.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

5.3.1 Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. de bouw van een vrijstaand bijgebouw en/of overkapping op een kortere afstand tot de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw indien de diepte van het perceel gemeten uit de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw minder dan 9 m bedraagt;
  • b. de bouw van een kap op een aanbouw waarbij:
    • 1. de dakhelling niet meer mag bedragen dan de dakhelling van het bijbehorende hoofdgebouw;
    • 2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de goothoogte van het bijbehorende hoofdgebouw;
  • c. de bouw van een kap op een vrijstaand bijgebouw op voorwaarde dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • d. de bouw van andere bouwwerken zoals borstweringen met een hoogte van maximaal 1 m, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak, op een aanbouw.
5.3.2 Andere bouwwerken
  • a. het bouwen van een terreinafscheiding met een maximum hoogte van 3 m, mits:
    • 1. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is;
    • 2. het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft;
  • b. het bouwen van vlaggenmasten en oriëntatie- en/of reclamezuilen tot een bouwhoogte van 11 m.
5.3.3 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het aantal parkeervoorzieningen;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu;
  • c. de verkeersaantrekkende werking hiervan in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
  • d. op een goede wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 20 lid 1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik:

  • a. van een vrijstaand bijgebouw en/of gebouwde parkeervoorziening voor bewoning;
  • b. van gronden en/of bouwwerken voor prostitutie;
  • c. van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. van onbebouwde terreinen voor de opslag van caravans, boten en overige zaken;
  • e. van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van vuurwerk;
  • f. van gronden en/of bouwwerken voor horeca, behalve ter plaatse van de aanduiding 'horeca'.
5.4.2 Detailhandel
  • a. de verkoopvloeroppervlakte per detailhandelsbedrijf mag niet meer bedragen dan 200 m2.
5.4.3 Beroep en bedrijf aan huis
  • a. bij woningen zijn de specifieke gebruiksregels als bepaald in lid 12.4 van toepassing.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor:

5.5.1 Detailhandel
  • a. een verkoopvloeroppervlakte van een detailhandelsbedrijf tot 275 m2;
  • b. horeca categorie 1; uitsluitend op de begane grond; waarbij de bedrijfsvloeroppervlakte per vestiging niet meer mag bedragen dan 200 m2;
5.5.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het gewenste voorzieningenniveau;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu;
  • c. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
  • d. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de gronden met de bestemming 'Gemengd' te wijzigen door een woonfunctie te creëren in een bouwlaag of verdieping anders dan de begane grond van het hoofdgebouw, mits:

  • a. de voorziening op de begane grond (detailhandel, persoonlijke dienstverlening of zelfstandig kantoor) gehandhaafd blijft;
  • b. dit niet leidt tot enige aantasting van de voorziening op de begane grond (detailhandel, persoonlijke dienstverlening of zelfstandig kantoor), zoals het gebruik van deze voorziening.
5.6.2 Algemene randvoorwaarden wijzigingsbevoegdheid

De wijzigingsbevoegdheid kan alleen worden toegepast, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het gewenste voorzieningenniveau;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu;
  • b. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
  • c. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.