direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: Centrum Bleiswijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1621.BP00088-VAST

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een bedrijf of bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 2 zoals bedoeld in de als bijlage 1 opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen en bedrijfsgebonden kantoren;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. verhardingen, wegen en paden;
  • c. in- en uitritten;
  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water.
3.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

  • a. 'specifieke vorm van detailhandel - 1' zijn de gronden tevens bestemd voor detailhandel in bouwmaterialen en seizoensartikelen, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen (food-sector);
  • b. 'specifieke vorm van bedrijf – vuurwerk' zijn de gronden tevens bestemd voor opslag en de seizoensgebonden verkoop van consumentenvuurwerk.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen
  • a. een bedrijfsgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag per bouwvlak niet meer bedragen dan aangegeven;
  • c. indien de onder b. bedoelde aanduiding ontbreekt, mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan 100%;
  • d. voor zover binnen een bouwvlak of gedeelte daarvan de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' en/of 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' en/of 'maximale bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage) en/of 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven, mag de goothoogte respectievelijk de bouwhoogte in meters van de hoofdgebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van die aanduiding;
  • e. indien de onder d bedoelde aanduiding ontbreekt, mogen de goothoogte en de bouwhoogte van de hoofdgebouwen niet meer bedragen dan 7 respectievelijk 11 m;
  • f. gebouwde parkeervoorzieningen zijn slechts toegestaan voor zover gebouwd onder maaiveld en/of binnen het bedrijfsgebouw en/of op het bedrijfsgebouw, waarbij de maximale bouwhoogte van het bedrijfsgebouw met niet meer dan 1,5 m mag worden overschreden voor het plaatsen van een borstwering, met uitzondering van toegangen en stijgpunten;
  • g. de afstand van een bedrijfsgebouw tot de perceelsgrens(/-zen) bedraagt tenminste 3 m; tenzij gebouwen tegen elkaar worden aangebouwd.
3.2.3 Andere bouwwerken

Bij ieder gebouw mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij buiten het bouwvlak de hoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn;
  • b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. 3 m voor overige andere bouwwerken.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

3.3.1 Bedrijfsgebouwen
  • a. Het vergroten van de grondoppervlakte van bestaande bedrijfsgebouwen met maximaal 10%;
  • b. Het vergroten van de bouwhoogte tot 10 m.
3.3.2 Andere bouwwerken
  • a. Het bouwen van een terreinafscheiding met een maximale hoogte van 3 m, mits:
    • 1. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is;
    • 2. het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft;
  • b. Het bouwen van vlaggenmasten en oriëntatie- en/of reclamezuilen tot een bouwhoogte van 11 m.
3.3.3 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het aantal parkeervoorzieningen;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu;
  • c. de verkeersaantrekkende werking hiervan in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
  • d. op een goede wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 20 lid 1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik:

  • a. van bouwwerken voor bewoning;
  • b. van gronden en/of bouwwerken voor bedrijfsactiviteiten anders dan bedoeld in lid 3.1.1 onder a;
  • c. van gronden en/of bouwwerken voor (bedrijfsgebonden) detailhandel;
  • d. van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • e. van onbebouwde terreinen voor de opslag van caravans, boten en overige zaken;
  • f. van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van vuurwerk.
3.4.2 Bedrijfsgebonden kantoren

Bedrijfsgebonden kantoren maken onderdeel uit van een bedrijfsgebouw waarbij per bedrijf het bedrijfsvloeroppervlakte voor kantoren niet meer mag bedragen dan 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte aan bedrijfsgebouwen met een maximum van 3000 m2.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van de gebruiksregels voor:

3.5.1 Gelijk te stellen bedrijven
  • a. de vestiging van bedrijven en bedrijfsactiviteiten die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de in lid 3.1.1 onder a bedoelde bedrijven;
3.5.2 Bedrijfsgebonden detailhandel

het gebruik van bouwwerken voor bedrijfsgebonden detailhandel, met uitzondering van voedingsmiddelen en genotsmiddelen, op voorwaarde dat:

  • a. er sprake is van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd;
  • b. het detailhandel betreft als ondergeschikt en niet-zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering, waarbij de winkelvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 20% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 200 m2;
  • c. de detailhandel geen onevenredige afbreuk doet aan de distributiestructuur binnen de gemeente waarmee met name dient te worden gelet op het kernwinkelgebied.
3.5.3 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het gewenste voorzieningenniveau;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu;
  • c. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
  • d. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.