direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Zuid-Spierdijkerweg 82b, Spierdijk
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1598.WPLGZuidSpierwg82b-va01

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

In het bebouwingslint van de Spierdijkerweg, tussen de kernen Spierdijk en De Goorn, op het perceel nummer 82A, is het perceel van een voormalig agrarisch bedrijf. De bedrijfsvoering van het bedrijf is beëindigd en de gebouwen worden in 2019 - 2020 gesloopt. Daarvoor in de plaats wordt een nieuwe stolpboerderij woning gebouwd.

Bij de gemeente Koggenland is het verzoek ingediend om de nieuwe stolpboerderij te realiseren. De gemeente wil medewerking verlenen aan het voornemen door gebruik te maken van een wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in het bestemmingsplan (zie hiervoor hoofdstuk 1.3). Om hier toepassing aan te geven, is dit wijzigingsplan opgesteld.

1.1 Het plangebied

Het perceel Zuid-Spierdijkerweg 82A is het plangebied van dit wijzigingsplan. Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Koggenland. In onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied aangegeven. Het plangebied is afgestemd op basis van de huidige woonbestemming 82A.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGZuidSpierwg82b-va01_0001.jpeg"

Figuur 1 Globale ligging plangebied (bron: PDOK)

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGZuidSpierwg82b-va01_0002.jpeg"

Figuur 2 ligging plangebied met luchtfoto 2018 (bron: PDOK)

1.2 Geldend bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt op dit moment het wijzigingsplan "Zuid Spierdijkerweg 82-82a, Spierdijk". Dit wijzigingsplan is op 11 februari 2019 vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders en onderdeel van het moederplan landelijk Gebied 2013 en 'Reparatieplan landelijk gebied 2017'. Het perceel heeft de bestemmingen "Wonen" en "Waarde - Archeologie 5".

In figuur 2 is een fragment van het geldende wijzigingsplan van het plangebied en omgeving aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGZuidSpierwg82b-va01_0003.jpg"

Figuur 3 Fragment geldend bestemmingsplan

Binnen de bestemming ''Wonen'' mag een woning worden gerealiseerd met een oppervlak van maximaal 250 m2 en een maximale goot- en bouwhoogte van 6 en 10 meter. Deze woning moet worden voorzien van een kap met een dakhelling van minimaal 45º en maximaal 60º.  

Binnen de bestemming "Wonen" zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen om de bestemming te wijzigen naar ''Wonen - Stolp'' voor de bouw van een stolpboerderij ter compensatie van een woning. In paragraaf 2.4 wordt het initiatief getoetst aan de voorwaarden die aan de wijzigingsbevoegdheden zijn verbonden.

Zoals aangegeven zijn ook de (dubbel)bestemmingen "Waarde - Archeologie 5" van toepassing. Daarin is een bouwverbod opgenomen voor bouwwerken met een oppervlakte groter 10.000 m2.

Paraplubestemmingsplan Parkeren

Voor de gehele gemeente Koggenland is een paraplubestemmingsplan op 17 juni 2019 vastgesteld. In dit parapluplan is een parkeerregeling voor de gemeente Koggenland opgenomen. Deze regeling is als een paraplu over de geldende bestemmingsplannen gelegd. Er is als het ware een laag aan de betreffende bestemmingsplannen toegevoegd. Dit wijzigingsplan wordt na vaststelling onderdeel van het bestemmingsplan 'bestemmingsplan landelijk gebied' en 'Reparatie landelijk gebied 2047'. Hierdoor zijn regels uit dit parapluplan automatisch onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt de gewenste ontwikkeling nader beschreven en wordt getoetst aan de voorwaarden voor het wijzigen van het bestemmingsplan. De gewenste ontwikkeling is het belangrijkste uitgangspunt voor dit wijzigingsplan. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het beleidskader dat relevant is voor de ontwikkeling. In hoofdstuk 4 worden vervolgens de milieu- en omgevingsaspecten beschreven. In de hoofdstukken 3 en 4 vindt in eerste instantie een toetsing van de gewenste situatie plaats. Daaruit kunnen uitgangspunten voor de juridische regeling van dit wijzigingsplan naar voren komen. Wanneer dit van toepassing is, staan deze beschreven in de betreffende hoofdstukken. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planbeschrijving gegeven. In hoofdstuk 6 wordt de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling behandeld.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk staat een beschrijving van de huidige en gewenste situatie in het plangebied. De huidige situatie is van belang omdat de gewenste bebouwing daarin goed ingepast moet worden. De gewenste situatie is het belangrijkste uitgangspunt voor dit wijzigingsplan en wordt om die reden toegelicht.

2.1 Huidige situatie

Het plangebied

Het perceel is bestemd met een woonbestemming waarbinnen een woning mag worden gerealiseerd. Op het perceel is de bebouwing van het voormalige bedrijf, dat begin jaren '70 ontwikkeld is, nog aanwezig. Deze bebouwing wordt binnenkort gesloopt. Op basis van het geldende wijzigingsplan mag hier een reguliere woning met een oppervlak van 250 m2 met een maximale goot- en bouwhoogte van 6 en 10 meter worden gerealiseerd. Een luchtfoto van de huidige situatie is weergegeven in figuur 3, de aanwezige bebouwing wordt dus gesloopt.

Het woonperceel is circa 50 m x 50 m. Aan de wegzijde (westzijde) wordt het perceel begrensd door een sloot en aan de noordkant wordt het perceel begrensd door een erf met woning. Het oostelijke en zuidelijke deel zijn open, waardoor er zicht is op het open agrarisch landschap.

Vanuit het open landschap is zicht op deze bebouwing. Alleen aan de straatzijde is sprake van opgaande beplanting.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGZuidSpierwg82b-va01_0004.jpg"

Figuur 4 Luchtfoto bestaande situatie (bron: Google Maps)

Het landschap

De locatie ligt aan de oostkant van de polder Ursem en aan de westkant van de polder Westerkogge. Het landschap bestaat uit een half besloten landschap. Het lint wordt gekenmerkt door een halfopen bebouwingspatroon met woningen en agrarische bebouwing met doorzichten naar de achter gelegen open polder(s). De bebouwing langs het lint is iets versnipperd.

In de directe omgeving zijn enkele woonpercelen aanwezig. Aan de andere zijde van de Zuid-Spierdijkerweg, direct tegen over het plangebied, staan twee stolpboerderijen (figuur 4). Daarnaast staan er nog twee vrijstaande woningen. Deze woningen waren in het verleden onderdeel van het agrarische bedrijf aan de Zuid-Spierdijkerweg 82- 82a.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGZuidSpierwg82b-va01_0005.png"

Figuur 5 Stolpboerderijen tegenover het plangebied (bron: Street View)

2.2 Gewenste situatie

Beschrijving initiatief

De planvorming is nu een stuk verder. Op basis van de bebouwing in de omgeving en de wens van de initiatiefnemers is besloten om een stolpboerderij te realiseren. Conform de wijzigingsregels (zie paragraaf 2.4) krijgt de stolpboerderij een oppervlakte van 15x15 meter en een goot- en bouwhoogte van maximaal 4,5 meter en 15 meter.

Daarnaast zal het uiteindelijke bouwplan getoetst worden aan de Welstandsnota Koggenland. Hiermee wordt gewaarborgd dat de toekomstige woning passend zal zijn in de omgeving.

2.3 Landschappelijke inpassing

In het vigerende wijzigingsplan is in paragraaf 2.3 uitgebreid beschreven hoe het woonperceel wordt ingepast in het landschap. De inpassing blijft met dit wijzigingsplan ongewijzigd.

Voor de inpassing van de nieuwe stolpboerderij wordt aangesloten bij de bestaande landschappelijke elementen. De locatie ligt in het halfopen landschap en maakt onderdeel uit van een gevarieerd bebouwingslint lint.

Door de aanleg van de sloot rondom de toekomstige woonpercelen wordt aangesloten bij het karakter van de omgeving. Door de achterzijden van de percelen te begrenzen middels een sloot, wordt een kleinschalig bebouwingskarakter behouden. Tevens sloot dit aan bij het karakteristiek kronkelend verloop van watergangen in de polders. Ook zal sprake zijn van kleinschalige beplanting. Door deze elementen wordt het doorzicht vanaf het lint op het landschap behouden en tevens versterkt.

Met de toekomstige indeling van het plangebied ontstaat dan ook een samenhangend patroon van bebouwing, kavelgrootte en een landschappelijke inpassing die passend is in de omgeving.

2.4 Toetsing aan wijzigingsregels Landelijk Gebied Koggenland

Voor de gewenste planologische situatie kan gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in sublid 36.7.1 ''Wijziging naar stolp'' van het bestemmingsplan "Landelijk gebied". Hiermee kan de bestemming worden gewijzigd in de bestemming "Wonen - Stolp".

Met onderstaande toetsing zijn deze wijzigingen in de regels meegenomen.

In deze paragraaf wordt het plan getoetst aan de wijzigingscriteria die gelden om de bestemming "Wonen" te wijzigen in de bestemming "Wonen - Stolp".

Wijzigingsbevoegdheid 36.7.1 Wijziging naar stolp

  • a. Wijzigingscriteria: Na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid worden de regels van artikel 37 (Wonen - Stolp), van overeenkomstige toepassing, waarbij de oppervlakte van de stolp ten minste 15 m x 15 m en de goot- en bouwhoogte respectievelijk ten hoogste 4,50 m en ten hoogste 15,00 m zullen bedragen;

Toetsing: Met dit wijzigingsplan krijgt het perceel de bestemming "Wonen - Stolp". Binnen dit bestemmingsvlak wordt een bouwvlak opgenomen, waarbinnen het oppervlak van de een stolp ten minste 15 m x 15 m en goot- en bouwhoogte respectievelijk ten hoogste 4,50 m en ten hoogste 15,00 m zullen bedragen.

  • b. Wijzigingscriteria: De omvang en de breedte van het bestaande perceel respectievelijk ten minste 2.000 m² en 50 m bedraagt;

Toetsing: Zoals in paragraaf 2.1 beschreven is het huidige perceel circa 50 m x 50 m met een oppervlak van circa 2.500 m2.

  • c. Wijzigingscriteria: het bestaande woonhuis mag geen rijksmonument zijn en mag niet zijn aangeduid als karakteristiek pand;

Toetsing: Zoals in paragraaf 2.1 beschreven is binnen het plangebied nog geen bestaande woning aanwezig. Het perceel is ook niet voorzien van een aanduiding "karakteristiek pand".

  • d. Wijzigingscriteria: deze wijziging wordt toegepast indien ter plaatse het bestaande woonhuis wordt vervangen door een nieuw woonhuis in de vorm van een stolp;

Toetsing: Dit wijzigingsplan wordt niet toegepast op een bestaand woonhuis, wel wordt er gebruik gemaakt van een bestaande planologische mogelijkheid, die geldt binnen de huidige bestemming "wonen", om een woning te bouwen. Daarvoor in de plaats wordt nu een stolpboerderij gerealiseerd.

  • e. Wijzigingscriteria: Er dient sprake te zijn van een goede inpassing en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Toetsing: Met de inrichting zoals beschreven in paragraaf 2.2 en 2.3 wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast. Dit plan voldoet hiermee aan de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan Landelijk Gebied Koggenland.

Conclusie wijzigingsbevoegdheid 36.7.1 Wijziging naar stolp

Op basis van bovenstaande toetsing kan worden geconcludeerd dat het plan past binnen de wijzigingscriteria om de huidige bestemming "Wonen" te wijzigingen in de bestemming "Wonen - Stolp". Hieronder wordt het plan getoetst.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen, brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit plan raakt geen rijksbelangen uit het Barro.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is ook 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dat betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor de onderliggende vraag in de regio en de beschikbare ruimte binnen het bestaande stedelijke gebied.


In dit wijzigingsplan wordt geen stedelijke ontwikkeling mogelijk gemaakt. Op basis van het geldende wijzigingsplan is reeds een woning juridisch - planologisch mogelijk. Met dit plan wordt dus geen extra woning toegevoegd. Toepassing van de ladder van duurzame verstedelijking is daarom niet aan de orde.

3.2 Provinciaal beleid

Structuurvisie Noord-Holland 2040 en provinciale verordening

Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord - Holland is vastgelegd in de Structuurvisie Noord-Holland 2040. In de structuurvisie geeft de provincie een toekomstbeeld, waaruit het provinciaal belang volgt. Het toekomstbeeld is als volgt gedefinieerd: 'De provincie Noord-Holland zorgt dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik.


Om het geschetste toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren heeft de provincie provinciale belangen benoemd. De drie hoofdbelangen (klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik) vormen gezamenlijk regels verbonden aan deze hoofdbelangen.

In de PRV is onder andere een regeling opgenomen voor woningbouw in het landelijk gebied. Dit is in principe niet toegestaan. Binnen het plangebied is sprake van toegestane woonbebouwing. Dit verbod is dus niet van toepassing.

Met deze wijziging wordt de karakteristieke stolp teruggebracht in het landschap. Dit is passend binnen de PRV. Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkeling in overeenstemming is met het provinciaal beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

Bestemmingsplan "Landelijk Gebied"

In het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarbij de woonbestemming naar een woonbestemming - stolp gewijzigd kan worden ten behoeve van de bouw van een stolpboerderij. De ontwikkeling past daarmee binnen de reikwijdte van het bestemmingsplan.

Op basis van de afweging van de wijzigingscriteria in hoofdstuk 2 kan worden geconcludeerd dat de ontwikkeling in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Deze zijn geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden is geregeld in de Wnb. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met de provinciale bescherming van het Natuur Netwerk Nederland (NNN) en Weidevogelleefgebieden.

In de omgeving van het plangebied is geen sprake van Natura 2000-gebieden. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden liggen op meer dan 7 kilometer afstand, namelijk het Markermeer & IJmeer en Eilandspolder. Het dichtstbijzijnde NNN-gebied ligt op ruim 7 kilometer. Gezien de aard en de schaal van de ontwikkeling in het plangebied, treden geen nadelige effecten op voor deze NNN. Het plangebied is door de Provincie niet aangewezen als weidevogelleefgebied. Verstoring van weidevogels is niet aan de orde.

Natura 2000-gebieden: impact stikstofdepositie

In Nederland staan veel Natura 2000-gebieden onder druk door een overbelasting van stikstofdepositie. In het Programma Aanpak Stikstof (PAS) zijn alle Natura 2000-gebieden opgenomen waar ten minste één stikstofgevoelig habitat voorkomt dat te maken heeft met overbelasting door stikstof. Ook kleinschalige initiatieven kunnen leiden tot een toename van de stikstofdepositie en moeten om die reden daarop worden beoordeeld. Voor kleine plannen waarvan op voorhand (en goed gemotiveerd) kan worden onderbouwd dat deze - vanwege bijvoorbeeld de grote afstand tot Natura 2000-gebieden - geen negatieve gevolgen kunnen hebben voor de relevante Natura 2000-gebieden, kan een passende beoordeling van de stikstofdepositie achterwege blijven. Hiermee geeft het ministerie ruimte voor een kwalitatieve onderbouwing voor kleine projecten, waarvan op voorhand met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid geen (significant) negatief effect is op de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.

Bij kleine stedelijke ontwikkelingsprojecten, zoals woningbouwplannen, gemengde stedelijke functies of solitaire bedrijven met een beperkte milieubelasting geldt dat er in de gebruiksfase alleen vanuit verkeer enige stikstofemissie te verwachten, aangezien er vanaf nu gasloos gebouwd moet worden. Effecten van stikstof vanwege wegverkeer hebben een beperkt bereik. Dergelijke bronnen zijn namelijk dicht bij de grond geplaatst, waardoor de stikstof snel neerslaat. Onder de PAS werd een effectafstand voor hoofdwegen of hoofdvaarwegen van respectievelijk 3 of 5 kilometer ten opzichte van het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige habitat gerekend.

De potentiële effecten van onderhavig plan zijn hoofdzakelijk het gevolg van verkeer en tijdelijke werkzaamheden in de aanlegfase. Vanwege de aard van de emissie hiervan (beperkt in hoeveelheid en laag bij de grond) en op basis van honderden uitgevoerde AERIUS-berekeningen wordt ingeschat dat een toename van de stikstofdepositie niet zal optreden op een afstand van meer dan 5 kilometer. In dit geval ligt het plangebied op circa 7 kilometer vanaf stikstofgevoelige habitat (Eilandspolder). Het IJsselmeer is geen stikstofgevoelig habitat.

Door de kleinschaligheid van de aanvraag, gaat het in de 'gebruiksfase' om een zeer beperkte toename van verkeersbewegingen die opgaan in het grotere aantal verkeersbewegingen van de omliggende ontsluitingsweg. Het is daarom op voorhand duidelijk dat deze verkeersbewegingen in redelijkheid, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor een Natura 2000-gebied, de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied niet kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen.

Omdat het slechts om zeer tijdelijke aanlegfase gaat, kan vanwege de aard van de emissie hiervan (beperkt in hoeveelheid en laag bij de grond) geconcludeerd worden dat het plan niet zal leiden tot een toename van de stikstofdepositie in de kritische gebieden. Daarom hoeft voor dit project geen vergunning op grond van de Wnb te worden aangevraagd.

Soortenbescherming

Op grond van de Wet natuurbescherming geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

Het voorkomen van beschermde planten- en diersoorten vormt een te onderzoeken aspect omdat met de plannen effecten kunnen gaan ontstaan op soorten die beschermd zijn via de wet Natuurbescherming. Mogelijk moet rekening gehouden worden met deze soorten, bij de ruimtelijke procedure, als deze soorten voorkomen. Voor het huidige wijzigingsplan 'Zuid Spierdijkerweg 82-82a, Spierdijk' is een ecologisch onderzoek uitgevoerd. In dit onderzoek is een inventarisatie gedaan naar eventuele diersoorten die in de gebouwen aanwezig kunnen zijn.

De nieuwbouw vindt plaats op de plek van de voormalige bedrijfsgebouwen. Deze gebouwen worden gesloopt. Hiervoor is een sloop melding gedaan worden waarbij rekening wordt gehouden met het gestelde in de Wet natuurbescherming. De werkzaamheden zullen worden uitgevoerd buiten het broedseizoen om.

Aantasting van beschermde soorten en strijdigheid met de Wet natuurbescherming wordt daardoor uitgesloten. Voor alle soorten blijft de algemene zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving.

4.2 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor het bepalen van de richtafstanden wordt onderscheid gemaakt tussen rustige woonomgevingen en gemengde gebieden.

Ten noorden van het plangebied is een agrarisch bedrijf gevestigd. Op basis van het geldende bestemmingsplan is hier een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren toegestaan. De gemeente Koggenland heeft op basis van de Wet geurhinder veehouderij een eigen geurverordening vastgesteld. De geurverordening geldt alleen voor dieren waar geen geuremissiefactor voor is vastgesteld. De afstand die in de Wgv genoemd staat, is in de geurverordening gehalveerd. Voor bedrijven binnen de bebouwde kom geldt een afstand van 50 meter (in plaats van 100). Buiten de bebouwde kom geldt een afstand van 25 meter (in plaats van 50).

De afstand van de grens van de inrichting van het agrarisch bedrijf tot het plangebied bedraagt ruim 100 meter. Aan de richtafstand wordt derhalve voldaan. Het bedrijf wordt dan ook niet in de bedrijfsvoering beperkt. Op basis van deze ruime afstand is een goed woon- en leefklimaat voldoende gewaarborgd. Overige bedrijven liggen op zeer ruime afstand van het plangebied en zijn derhalve niet noemenswaardig voor dit wijzigingsplan.

4.3 Spuitzone bestrijdingsmiddelen

Gewasbeschermingsmiddelen

Er gelden in Nederland geen wettelijke bepalingen over minimaal aan te houden afstanden tussen gronden waarop gewassen in de open lucht worden geteeld en nabij gelegen, voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige objecten, zoals woningen met tuinen. Ook de richtafstanden uit de VNG-brochure zijn niet van toepassing op open teelten.

Vanwege mogelijk vrijkomende drift (verwaaiing van spuitvloeistof) bij het bespuiten van appel- en perenbomen in een professionele boomgaard wordt in de praktijk een vuistregel gehanteerd om een afstand van 50 meter aan te houden tussen een fruitboomgaard en een gevoelige bestemming. Dit is een in de praktijk gegroeide vuistregel. De 50 meter afstand is echter een willekeurige en indicatieve afstand en hangt onder meer af van het soort teelt ter plaatse, de daarbij te gebruiken gewasbeschermingsmiddelen (toxiciteit) de spuitfrequentie en de plaatselijke omstandigheden. Drift in de appel- en perenteelt is door de aard van de bespuitingen, met name opwaarts gericht spuiten en spuitfrequentie intensiever dan bespuitingen in de lage bomenteelt. Ook in de bollenteelt is de spuitfrequentie intensief, hoewel daar neerwaarts wordt gespoten.

Voor het betrokken bestuursorgaan bestaat zowel bij toepassing als afwijking van voornoemde afstand een onderzoeksplicht bij ruimtelijke besluiten. Een kortere afstand is in beginsel mogelijk, mits voorzien van een deugdelijke motivering. Bij het bepalen van een verantwoorde afstand tussen een woonperceel en agrarische percelen dient te worden gekeken naar wat het geldende bestemmingsplan in juridische zin toelaat. Hierbij wordt uitgegaan van de maximale planologische mogelijkheden van de betreffende percelen. Indien het bestemmingsplan de teelt tot aan de perceelsgrens toelaat, dan dient te worden gemeten vanaf de perceelsgrens (in dit geval de grens van het bestemmingsvlak).

Op de agrarische percelen die binnen de 50 meter afstand liggen vanaf de uiterste grens van het bestemmingsvlak 'Wonen - stolp' is het bestemmingsplan "bestemmingsplan Landelijk gebied" van toepassing. Deze percelen hebben de bestemming 'Agrarisch' en de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie-5'. Ingevolge artikel 3.1 van het geldende bestemmingsplan zijn deze gronden onder meer bestemd voor agrarisch gebruik. In artikel 3.4 is een specifieke gebruiksregels opgenomen die in sub I bepaalt dat het gebruik van de gronden ten behoeve van sierteelt, fruitteelt, bosbouw, houtteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen niet is toegestaan. Een uitzondering wordt gemaakt voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'fruitteelt' en 'specifieke vorm van agrarisch-Boomgaard'. Binnen een afstand van 50 meter van de beoogde woningen met tuinen komt deze aanduiding niet voor. Daarnaast is in sub c en d van voornoemd artikel bepaald dat het gebruik van de gronden ten behoeve van de permanente teelt van bloembollen niet is toegestaan.

Er zal dus geen sprake zijn van onaanvaardbare hinder.

4.4 Geluid

Ten aanzien van geluidshinder is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidshinder in de toekomst. Voor het onderhavige plan is alleen geluidshinder als gevolg van wegverkeerslawaai van belang. In de wet is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waar aandacht aan geluidshinder moet worden besteed. De Wgh onderscheidt geluidsgevoelige objecten enerzijds en niet-geluidsgevoelige objecten anderzijds. De Wgh stelt dat op de gevels van geluidsgevoelige objecten voldaan moet worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Voor de nieuwe woning dient echter wel een toetsing plaats te vinden. De Spierdijkerweg is een verkeersluwe weg in het buitengebied die vrijwel alleen voor bestemmingsverkeer dient. Door de beperkte breedte van de weg en diverse snelheid beperkende maatregelen (middels diverse knikken in de weg) zijn de snelheden relatief laag. Gezien de lage verkeersintensiteiten en de beperkende maatregelen van de weg, wordt verwacht dat aan de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan en nader onderzoek niet noodzakelijk is.

4.5 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland is er in de directe omgeving van het plangebied sprake van een goede luchtkwaliteit.

Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn op grond van het besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen), zijn (onder andere) woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen vrijgesteld van toetsing.

Er wordt ten opzichte van de bestaande planologische mogelijkheden geen extra woning mogelijk gemaakt. Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De toevoeging van een extra huishouden leidt niet tot het oordeel dat deze extra belemmerend werkt, omdat in de omgeving reeds andere woningen aanwezig zijn waar rekening mee moet worden gehouden. Van een mogelijke toekomstige extra belemmering ten opzichte van de bestaande planologische situatie is dan ook geen sprake. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor dit wijzigingsplan.

4.6 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Uitgangspunt ten aanzien van de bodemkwaliteit is dat deze bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zodanig goed moet zijn dat er geen risico's voor de volksgezondheid bestaan bij het gebruik van het plangebied.

De toekomstige woning komt op de gronden van een woonbestemming. In het kader van dit bestemmingsplan is een verkennend bodemonderzoek dan ook niet noodzakelijk. Ten tijde van de bouwaanvraag voor de toekomstige woning is een bodemonderzoek verplicht.

4.7 Water

Vanwege het grotere belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. Bovendien is de watertoets een verplicht onderdeel in de ruimtelijke ordening geworden.

Wateradvies

Via de Digitale Watertoets (www.dewatertoets.nl) is het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier gevraagd een reactie te geven op het plan. Uit de ingediende gegevens (zie bijlage 1) is bepaald dat het plan een beperkte invloed heeft op de waterhuishouding. Hierdoor kan de korte procedure worden gevolgd voor de watertoets. Dit betekent dat de beperkte invloed van het plan op de waterhuishouding kan worden ondervangen met standaard maatregelen zoals opgenomen in bijlage 1. Met de uitvoering van de plannen wordt hier rekening mee gehouden.

4.8 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Voor het bestemmingsplan Buitengebied is het aspect archeologie onderzocht. Hierbij is ook het plangebied beoordeeld. In dit bestemmingsplan worden eventueel aanwezige archeologische waarden beschermd met een dubbelbestemming. Per dubbelbestemming gelden andere ondergrenzen voor wat betreft de oppervlakte en diepte van de verstoring. Voor verstoringen met een beperkt oppervlak of een beperkte verstoringsdiepte, is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.

Voor het bestemmingsplan reparatieplan Landelijk Gebied Koggenland is het aspect archeologie onderzocht. Hierbij is ook het plangebied beoordeeld. Uit het genoemde bestemmingsplan geldt voor het plangebied een onderzoeksplicht (archeologisch onderzoek) bij ingrepen groter dan 20.000 m2. Met dit wijzigingsplan worden geen ingrepen mogelijk gemaakt die groter zijn dan de genoemde drempelwaarde. Daarnaast wordt de woning gebouwd op de gronden waar in de huidige situatie al bebouwing aanwezig. De gronden zijn hierdoor al verstoord. Van extra verstoring van eventueel aanwezige archeologische waarden zal dan ook geen sprake zijn.

Voor de gronden van Spierdijkerweg 82 geldt daarnaast de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 2". Hiervoor geldt een archeologisch onderzoeksplicht bij ingrepen groter dan 100 m2. Daar er in dit deel van het plangebied geen wijzigingen plaatsvinden, is in het kader van dit wijzigingsplan geen onderzoek nodig. Wel blijven de dubbelbestemmingen in dit wijzigingsplan van toepassing.

Vanuit het aspect archeologie bestaan geen belemmeringen voor het plan. Wanneer bij de werkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen, geldt een meldingplicht.

4.9 Cultuurhistorie

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van bestemmingsplannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

Binnen het plangebied is ook geen sprake van specifieke cultuurhistorische waarden. Het is niet noodzakelijk om regels op te nemen ter bescherming van cultuurhistorische waarden. Met de landschappelijke kwaliteitseisen is tevens rekening gehouden bij het maken van het inrichtingsplan.

4.10 Aardkundige waarden

De provincie Noord-Holland heeft op de kaart behorende bij de structuurvisie en de verordening aardkundig waardevolle gebieden aangegeven. De provincie maakt hierin onderscheid tussen aardkundig waardevolle gebieden en aardkundige monumenten. Het plangebied ligt niet in een gebied dat is aangewezen als aardkundig waardevol of aardkundig monument.

4.11 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie.

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico's gekwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het Groepsrisico (GR) is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen of buisleidingen aanwezig zijn die van invloed kunnen zijn op het plangebied. In het plangebied is daarom sprake van een verantwoord groepsrisico.

Het is daarom niet noodzakelijk om in het kader van dit wijzigingsplan het groepsrisico te verantwoorden. Vanuit het aspect externe veiligheid bestaan geen belemmeringen voor het plan.

4.12 Kabels en leidingen

In en rondom het plangebied liggen geen kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling. Wel is het mogelijk dat er enkele kleinere huisaansluitingen voor bijvoorbeeld gas, water en riool aanwezig zijn. Met de uitvoering van de plannen wordt met deze leidingen rekening gehouden. Voor het wijzigingsplan behoeven deze leidingen geen bescherming.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan heeft de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) doorlopen. Door het voeren van de genoemde procedure, met de daarbij horende zienswijzen-, c.q. beroepsprocedure, wordt de maatschappij betrokken bij het plan.

Het conceptontwerp is in vooroverleg gebracht bij de overlegpartners.

Provincie Noord-Holland

De provincie merkt op in haar overlegreactie dat de functie-aanduiding twee woningen niet kan omdat die splitsingsmogelijkheid alleen in het bestemmingsplan is opgenomen ter behoud van een bestaande stolp.

Reactie gemeente Koggenland

In de wijzigingscriteria voor het splitsen van een stolp is inderdaad opgenomen dat het splitsen van een stolpboerderij noodzakelijk moet zijn voor het behoud van de bestaande stolp. Onderhavig bestemmingsplan is ten behoeve van een nieuwe stolp.

De reactie geeft aanleiding tot aanpassing van het wijzigingsplan

Omgevingsdienst Noord - Holland Noord

De omgevingsdienst constateert dat in de toelichting van het plan een paragraaf spuitzone bestrijdingsmiddelen ontbreekt.

Reactie gemeente Koggenland

In de toelichting van het plan, is na aanleiding van het advies van de omgevingsdienst paragraaf 4.3 Spuitzone bestrijdingsmiddelen opgenomen.

Het ontwerpwijzigingsplan heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode zijn belanghebbenden in de gelegenheid gesteld bij het college van burgemeester en wethouders zienswijzen in te dienen omtrent het ontwerpwijzigingsbesluit. In deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

Het wijzigingsplan 'Zuid-Spierdijkerweg 82b, Spierdijk' 'is op 17 maart 2020 door het college van burgemeester en wethouders gewijzigd vastgesteld. Tegen de vaststelling kan vervolgens beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State worden ingediend.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van dit plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van de plannen (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

5.2.1 Financiële haalbaarheid

Dit wijzigingsplan heeft betrekking op een particulier initiatief waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft. De uitvoeringskosten worden gedragen door de initiatiefnemer. Voor de locatie wordt een anterieure overeenkomst gesloten. Eventuele planschade komt voor rekening van de initiatiefnemer. Hiervoor wordt dan een planschadeovereenkomst gesloten met de initiatiefnemer.

Hiermee is de economische haalbaarheid voldoende gewaarborgd en uitvoerbaar geacht.

5.2.2 Grondexploitatie

Het gaat hier niet om een wijzigingsplan dat een ‘aangewezen bouwplan’ mogelijk maakt. De grondexploitatie-regeling uit de Wet ruimtelijke ordening is dan ook niet van toepassing. De noodzakelijke kosten van de gemeente bestaan uit de gebruikelijke kosten voor de planbegeleiding en het voeren van de procedure. Deze kosten worden gedekt uit de legesopbrengsten.

Hoofdstuk 6 Juridische regeling

Verbeelding

Het wijzigingsplan gaat vergezeld van een verbeelding. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Landelijk Gebied.

Regels

De regels die deel uitmaken van het Landelijk Gebied zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.

De bestemmingsregels die van toepassing zijn op het plangebied van het wijzigingsplan, in dit geval de bestemmingen "Wonen - Stolp" en "Waarde - Archeologie 5" zijn onverkort van toepassing.