direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Omgevingsvergunning woning Middachtenstraat 2 Lichtenvoorde
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.1586.PBLIC103-VG01

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Algemene gegevens ruimtelijke onderbouwing

Omgevingsvergunning woning Middachtenstraat 2 Lichtenvoorde  
omgevingsvergunning  
augustus 2017  
Inlichtingen:  
Afdeling Omgeving  
mevrouw H. Smeenk  
Telefoonnummer 0544-39 34 78  

Hoofdstuk 2 Ruimtelijk kader

2.1 Aanleiding

Op 24 maart 2017 is bij de gemeente Oost Gelre een aanvraag om omgevingsvergunning ingekomen voor de bouw van een nieuwe woning aan de Middachtenstraat 2 Lichtenvoorde. Op het perceel Middachtenstraat 2 staat nu een kleine, verouderde woning. De eigenaren van de kavel hebben een verzoek ingediend om de bestaande woning te mogen slopen en te vervangen door een nieuwe villa. De kavel is royaal en biedt voldoende ruimte voor een grotere woning.

2.2 Ligging en begrenzing

De woning komt te staan aan de Middachtenstraat 2 te Lichtenvoorde. De Middachtenstraat is een straat net buiten het centrum van Lichtenvoorde. De straat heeft een woonfunctie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBLIC103-VG01_0001.png"

Omgeving plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBLIC103-VG01_0002.png"

Plangebied

2.3 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten van het voorliggende plan beschreven.

2.3.1 Aanleiding

Op het perceel Middachtenstraat 2 staat momenteel een woning. De eigenaren van het perceel hebben een verzoek ingediend om de woning te mogen vervangen door een nieuwe villa.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBLIC103-VG01_0003.png"

Huidige woning en situatie perceel

2.3.2 Geldende bestemmingsplan

Het geldende bestemmingsplan is het bestemmingsplan 'Woonwijken Lichtenvoorde'. Het perceel heeft de bestemming 'Wonen' met de nadere aanduiding 'vrijstaand'. Aan de voorzijde van de woning geldt de bestemming 'Tuin'. Met een bouwvlak is aangegeven waar woningen gebouwd mogen worden. Daarmee is ook het aantal toegestane woningen vastgelegd. De maximaal toegestane goot- en bouwhoogte is 6,5 en 10 meter.

Op het perceel ligt daarnaast de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2'. Voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m2 geldt een archeologische onderzoeksplicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBLIC103-VG01_0004.png"

2.3.3 Gewenste situatie

Er is een plan ingediend voor een nieuwe villa op het perceel Middachtenstraat 2. Het plan beslaat de percelen 6953 en 6954. Het bouwplan past niet in het geldende bouwvlak. De nieuwe woning sluit qua architectuur aan op de naastgelegen villa Middachtenstraat 6. Een woning met huisnummer 4 is nooit gerealiseerd.


De nieuwe woning krijgt een moderne uitstraling. Door de geledingen en raampartijen in de voorgevel ontstaat een 'luchtigheid' die voorkomt dat de woning als één grote massa wordt ervaren. De nieuwe woning komt in de bestaande rooilijn te staan. De afstand van de huidige woning tot aan het bijgebouw van de woning aan de Raadhuisstraat 13 blijft gelijk. De woning wordt 6,9 meter hoog.

Het bouwplan (plattegrond en gevels) en de impressies van de nieuwe bebouwing zijn opgenomen in Bijlage 4 Plattegronden bouwplan, Bijlage 5 Gevels nieuwe bebouwing en Bijlage 6 Impressies nieuwe bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBLIC103-VG01_0005.png"

Impressie voorgevel

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBLIC103-VG01_0006.png"

Impressie achtergevel

2.3.4 Stedenbouw en welstand

De Middachtenstraat is een woonstraat met overwegend vrijstaande en grote(re) woningen. Een villa past hier goed in het straatbeeld.

Het plan is goedgekeurd door de stedebouwkundige en voldoet aan de eisen die zijn gesteld door de stedebouwkundige. Het plan is in de vergadering van 6 april 2017 van de welstand goedgekeurd.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

Voor het gebied geldt een groot aantal juridische en beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste samengevat die relevant zijn voor het plangebied.

3.2 Provinciaal beleid

In de provinciale omgevingsverordening zijn regels opgenomen om de provinciale ruimtelijke belangen veilig te stellen. Eén van deze provinciale belangen is het toevoegen van nieuwe woningen aan de woningvoorraad.

In artikel 2.2.1.1 (Nieuwe woonlocaties) is het volgende bepaald over nieuwe woningen:

In een bestemmingsplan worden nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.

Met deze omgevingsvergunning met projectafwijking (deze vergunningen worden gelijk gesteld met bestemmingsplannen) wordt een nieuwe woning mogelijk. Deze nieuwe woning dient ter vervanging van de bestaande woning. Er is dus geen sprake van het toevoegen van een nieuwe woning aan de woningvoorraad.

3.3 Gemeentelijk beleid

In de gemeentelijke Woonvisie is het gemeentelijk beleid voor woningen vastgelegd. Omdat hier sprake is van het vervangen van een bestaande woning is de woonvisie met het bijbehorende 'stoplichtenmodel' niet van toepassing. Met dit bouwplan wordt een kwalitatief goede woning toegevoegd aan de woningvoorraad.

Het ingediende bouwplan past niet in het geldende bestemmingsplan, de grenzen van het bouwvlak worden overschreden. Het ingediende plan voldoet aan de voorwaarden die zijn gesteld bij de eerste beoordeling van het verzoek.

Hoofdstuk 4 Onderzoeksresultaten

4.1 Bodemonderzoek

De initiatiefnemers hebben een verkennend bodemonderzoek laten uitvoeren. Doel van dit onderzoek is om de algemene bodemkwaliteit te bepalen en na te gaan of de bodemkwaliteit voldoende is voor het beoogde gebruik als woning.

Op basis van de onderzoeksresultaten bestaan er geen milieuhygiënische belemmeringen voor de voorgenomen nieuwbouw op de onderzoekslocatie. De volgende aanbevelingen zijn gedaan:

  • Gezien het gebruik van de locatie zijn er geen risico's voor de omgeving. Het is echter wel aan te raden geen grondwater op te pompen. Mochten er eventuele bronbergingswerkzaamheden worden uitgevoerd, dient met de aanwezigheid van het verhoogde gehalte zink rekening gehouden te worden;
  • Er mag geen grondwater worden onttrokken voor consumptie en/of overig eigen gebruik;
  • Eventueel vrijkomende grond kan niet zondermeer in het grondverkeer worden opgenomen. Mocht de grond naar elders worden getransporteerd, dient te worden nagegaan in hoeverre de kwaliteit van de af te voeren grond overeenstemt met de verwerkingsmogelijkheden die voor de betreffende stort- c.q. hergebruikslocatie gelden. Deze zijn geformuleerd in het Besluit bodemkwaliteit. Aanbevolen wordt dan ook de eindverwerkingslocatie in overleg met het bevoegd gezag vast te stellen. Mocht grondwater onttrokken worden ten behoeve van bemaling dan moet bekeken te worden in hoeverre de grondwaterkwaliteit de lozingsnormen overschrijdt.

Het onderzoeksrapport is als Bijlage 7 Verkennend bodemonderzoek bijgevoegd.

De Omgevingsdienst Achterhoek heeft het rapport beoordeeld en doet in algemene zin de volgende aanbevelingen:

- Wanneer tijdens graafwerkzaamheden op de locatie onverwacht zintuiglijke afwijkingen worden waargenomen, dient het werk direct gestaakt te worden en de gemeente te worden geïnformeerd.

- Wanneer grond of bouwstoffen worden ontgraven is het niet zondermeer toegestaan om deze elders weer toe te passen. Voor de toepassing van grond en bouwstoffen gelden de regels uit het Besluit bodemkwaliteit. De resultaten van dit onderzoek kunnen wel een indicatie geven van de hergebruiksmogelijkheden.

- Wanneer grondwater wordt onttrokken en geloosd ten tijde van de bouwwerkzaamheden, behoort vooraf toestemming te worden gegeven door het betreffende bevoegd gezag.

De omgevingsdienst raadt aan om in de vergunning op te nemen dat geen grondwater mag worden onttrokken voor consumptie en/of overig eigen gebruik. Deze bepaling is overgenomen in de vergunning.

4.2 Watertoets

Eind 2000 heeft het kabinet het standpunt "Anders omgaan met water" vastgesteld. Het op een andere manier omgaan met water én ruimte is nodig om in de toekomst bescherming te bieden tegen overstromingen en wateroverlast. De watertoets is een instrument dat ruimtelijke plannen toetst aan de mate waarin zij rekening houden met het beleid om het water meer ruimte te geven. De toets heeft als doel om in een vroegtijdig stadium alle relevante partijen te betrekken bij het opstellen van een wateradvies. De watertoets heeft betrekking op alle waterhuishoudkundige aspecten die van betekenis zijn voor het gebruik van de grond in het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied. Voorbeelden van deze aspecten zijn: veiligheid (overstromingsgevaar), wateroverlast en waterkwaliteit. Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie "Vasthouden-Bergen-Afvoeren" staat hierbij centraal. Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt "stand still - step forward". Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvaten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem.

In het waterbeheersplan heeft het waterschap Rijn en IJssel deze beleidsdoelstellingen uitgewerkt en vormgegeven voor zijn waterbeheer. Het waterschap streeft naar schoon water, levend water en functioneel water. Het watersysteem dient optimaal afgestemd te zijn op de ruimtelijke functies van een gebied. Aandachtspunten zijn het verbeteren van waterkwaliteit (terugdringen van oppervlaktewatervervuiling) en het voorkomen van wateroverlast. In zowel landelijk als stedelijk gebied kunnen ruimtelijke ontwikkelingen een positief maar ook een negatief effect hebben op het watersysteem. In deze waterparagraaf worden de effecten van de ruimtelijke ontwikkeling per waterthema afgewogen. In het stedelijke gebied is de waterhuishouding in eerste instantie gericht op het voorkomen van (grond)wateroverlast.

Thema   Toetsvraag   Relevant  
HOOFDTHEMA'S  
Veiligheid
 
1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering?
2. Ligt in of nabij het plangebied een kade?  
Nee

Nee  
Riolering en Afvalwaterketen   1. Is er toename van het afvalwater (DWA)?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?  
Nee
Nee
Nee  
Wateroverlast (oppervlaktewater)
 
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak?
2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?  
Ja
Nee

Nee
 
Grondwater-
overlast  
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel?
3. Is in het plangebied sprake van kwel?
4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren?  
Nee

Nee

Nee
Nee  
Oppervlakte-
waterkwaliteit
 
1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied?  
Nee

Nee
Nee
 
Grondwaterkwaliteit   1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?   Nee  
Volksgezondheid
 
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  
Nee

Nee

 
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur?   Nee  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur?  
Nee
Nee  
Inrichting en beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  
Nee

Nee  
AANDACHTSTHEMA'S  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?   Nee
 
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?   Nee  

Het perceel is momenteel al bebouwd, er is een woning aanwezig. De huidige bebouwing beslaat ongeveer 150 m2. De nieuwe woning wordt, inclusief aan- en uitbouwen, ruim 320 m2 groot. De oppervlakte bebouwing neemt dus met circa 170 m2 toe. Het perceel is circa 1.200 m2 groot, er blijft ruim voldoende ruimte over om het afstromende hemelwater te bergen of te infiltreren. Het hemelwater wordt geïnfiltreerd in een infiltratievoorziening en vertraagd afgevoerd naar het grondwater.

4.3 Flora en Fauna

In verband met deze ruimtelijke ontwikkeling is het noodzakelijk om onderzoek uit te voeren naar relevante soorten in het kader van de Flora- en faunawet (het onderzoek is uitgevoerd op basis van de destijds nog geldende Flora- en faunawet die sinds 1 januari 2017 is opgegaan in de Wet natuurbescherming). Het plangebied is gelegen in een bebouwd gebied, waarbij een nieuw gebouw wordt opgericht.

Door Natuurbank Overijssel is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Er is in het onderzoeksgebied gekeken naar de aanwezigheid van beschermde planten en dieren en beschermde nesten, holen, rust- en voortplantingslocaties die door de uitvoering van de voorgenomen activiteiten vernield of verstoord worden. Ook is onderzocht of de voorgenomen activiteit een negatief effect heeft op beschermd leefgebied van dieren in de directe omgeving van het plangebied.

Conclusie van het onderzoek is dat met inachtneming van bezette vogelnesten de voorgenomen activiteit geen wettelijke consequenties heeft. De wettelijke regeling voor de soortenbescherming vormt geen belemmering voor uitvoering van de voorgenomen plannen. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden. Inmiddels zijn de betreffende bomen overigens gekapt.

Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 8 Quickscan flora en fauna.

4.4 Archeologie

Het te ontwikkelen perceel is gelegen in een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Dit wil zeggen dat bij bodemingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld en meer dan 100 m2 groot er een inventariserend archeologisch onderzoek moet plaatsvinden.

Er is een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (karterende fase) uitgevoerd. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen.

Een nader onderzoek is daarom niet nodig. Wel geldt te allen tijde de zorgplicht:

Wel dient bij het afgeven van een omgevingsvergunning de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 53 Monumentwet 1988) kenbaar te worden gemaakt om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen: Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij Onze Minister. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort. Het dient aanbeveling ook de verantwoordelijk ambtenaar van de gemeente Oost Gelre hiervan direct in kennis te stellen.

Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 9 Archeologisch onderzoek.

4.5 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij een ruimtelijke planontwikkeling rekening gehouden worden gehouden met het aspect wegverkeerslawaai.


Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) hebben alle wegen een geluidzone met uitzondering van wegen waar een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. De nieuw te bouwen woning ligt in de geluidzone van de Middachtenstraat waarvoor een maximale snelheid geldt van 30 km/uur. In 30 kilometerzones hoeft geen akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. De Middachtenstraat is een rustige woonstraat en wordt met name gebruikt door de aanwonenden. De verkeersintensiteit is dus beperkt. Bovendien wordt geen nieuwe woning toegevoegd, maar wordt een bestaande woning vervangen. De afstand tot de weg blijft gelijk. De nieuwe woning zal bovendien beter geïsoleerd zijn dan de bestaande woning.

4.6 Verkeer en parkeren

De bestaande woning wordt vervangen door een nieuwe woning. De functie van het perceel wijzigt niet. Op het perceel worden twee parkeerplaatsen mogelijk gemaakt. Daarnaast zijn in de Middachtenstraat voldoende openbare parkeerplaatsen aanwezig voor bezoekers.

4.7 Luchtkwaliteit

De luchtkwaliteit is afhankelijk van de mate van verontreiniging door diverse luchtverontreinigende stoffen waarbij de voornaamste bronnen van luchtverontreiniging het wegverkeer, industriële bedrijven en de landbouw zijn. Deze stoffen zijn zwaveldioxide (SO2), stikstofdioxide (NO2), lood, koolmonoxide (CO), fijn stof (PM10), en benzeen (C6H6) Vanuit Europese richtlijnen wordt aangegeven welke luchtkwaliteitsnormen voor deze stoffen gelden. In Nederland zijn deze richtlijnen sinds 15 november 2007 geïmplementeerd in de Wet milieubeheer middels een wetswijziging van hoofdstuk 5 (milieukwaliteitseisen) titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, beter bekend als de Wet Luchtkwaliteit.

Artikel 5.16 lid 1 en 2 van de Wet milieubeheer geeft aan dat bestuursorganen bevoegdheden of wettelijke voorschriften die betrekking hebben op de luchtkwaliteit kunnen uitoefenen of toepassen, tenzij:

  • 1. het aannemelijk is gemaakt dat het uitoefenen van deze bevoegdheden niet leidt tot het overschrijden, of tot het op of na het tijdstip van ingang waarschijnlijk overschrijden, van een in bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit opgenomen grenswaarde;
  • 2. het aannemelijk is gemaakt dat de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van die uitoefening of toepassing per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft of bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met die uitoefening of toepassing samenhangende maatregel of een door die uitoefening of toepassing optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert;
  • 3. het aannemelijk is gemaakt dat die uitoefening of toepassing niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen;
  • 4. de uitoefening dan wel toepassing is genoemd of beschreven in, dan wel betrekking heeft op, een ontwikkeling of voorgenomen besluit welke is genoemd of beschreven in, dan wel past binnen of in elk geval niet in strijd is met een op grond van artikel 5.12 lid 1 of artikel 5.13 lid 1 vastgesteld programma.

De hierboven aangegeven grenswaarden zijn in de onder staande tabel aangegeven

Stof   Grenswaarde  
SO2   350 µg/ m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 24 maal per kalenderjaar mag worden overschreden  
  125 µg/ m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 3 maal per kalenderjaar mag worden overschreden  
NO2   200 µg/ m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 18 maal per kalenderjaar mag worden overschreden  
  40 µg/ m³ als jaargemiddelde concentratie, uiterlijk op 1 januari 2010  
PM10   40 µg/ m³ als jaargemiddelde concentratie  
  50 µg/ m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 35 maal per kalenderjaar mag worden overschreden  
Lood   0,5 µg/ m³ als jaargemiddelde concentratie  
CO   10.000 µg/ m³ als 8 uursgemiddelde concentratie  
C6H6   10 µg/ m³ tot 1-1-2010 en 5 µg/ m³ na 1-1-2010 als jaargemiddelde concentratie  

Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen):

Dit Besluit NIBM, legt vast wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Dat is het geval wanneer aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde concentratie van die stof. Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. De systematiek voor het bepalen of een project NIBM is voor het grootste gedeelte geregeld in de regeling niet in betekende mate (luchtkwaliteitseisen).

De Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen).

Deze Ministeriële Regeling, verder aan te duiden als de Regeling NIBM, geeft voor een aantal categorieën van projecten een - getalsmatige - invulling aan de NIBM-grens. Het gaat ondermeer om woningbouw- en kantoorprojecten en enkele soorten van inrichtingen (bijv. emplacementen, kassen en andere landbouwinrichtingen). Als een project binnen de - getalsmatige - begrenzing van de Regeling NIBM valt, dan is geen verdere toetsing aan de 3% grens en de grenswaarden nodig en kan doorgaan zonder dat extra maatregelen worden genomen. Voor woningbouw is het huidige 3% criterium 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Met de voorgenomen ontwikkeling blijft het aantal woningen gelijk. Het gaat hier dus om minder woningen dan het hier genoemde criterium, waardoor het aannemelijk is gemaakt dat die uitoefening of toepassing niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen. Er is geen sprake van ontoelaatbare luchtverontreiniging als gevolg van de ontwikkelingen aan de Middachtenstraat 2 te Lichtenvoorde.

4.8 Externe veiligheid

Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is op 27 oktober 2004 in werking getreden. Het BEVI heeft als doel zowel individuele als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het BEVI legt veiligheidsafstanden vast tussen bedrijven die risicovolle activiteiten met gevaarlijke stoffen verrichten (zoals LPG-tankstations en chemische fabrieken) en zogenoemde kwetsbare objecten (zoals woningen en scholen). Tevens beperkt het BEVI het totale aanwezige personen in de directe omgeving van een risicovol bedrijf. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven gevestigd. In de directe omgeving van het plangebied is een Rijksweg (N18) gelegen die is aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen.

Route voor gevaarlijke stoffen

In de nabijheid van de Middachtenstraat ligt de N18 (Twenteroute). Dit betreft een doorgaande weg waar vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De Middachtenstraat ligt op ruim 400 meter afstand van de N18. Deze afstand is ruim voldoende om geen gevaar op te leveren.

Hoofdstuk 5 Economische en maatschappelijk uitvoerbaarheid

5.1 Haalbaarheid

Het plan is een particulier initiatief. De kosten voor de uitvoering zijn voor rekening van de aanvragers. De gemeente werkt mee aan het plan door een omgevingsvergunning te verlenen.

5.2 Exploitatieplan

Met het voorliggende plan wordt de oprichting van een nieuwe woning mogelijk gemaakt. Met de initiatiefnemer is een overeenkomst gesloten over het verhaal van kosten voor onder meer de exploitatie en eventuele planschade. Een beschrijving van de overeenkomst is opgenomen in Bijlage 3 Zakelijke beschrijving overeenkomst

5.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.3.1 Inspraak

Voor het plan wordt de uitgebreide procedure doorlopen zoals bepaald in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Dit betekent dat de ontwerp-projectafwijking met het ontwerp-besluit voor een periode van zes weken ter inzage wordt gelegd. Een ieder kan gedurende deze periode een zienswijze indienen.

Het ontwerp-besluit met bijbehorende stukken heeft van 16 juni tot en met 27 juli 2017 ter inzage gelegen. In deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

5.3.2 Artikel 3.1.1.-overleg

Volgens artikel 6.18 van het Besluit Omgevingsrecht is voor de projectafwijking (artikel 2.12. eerste lid a, onder 3) overeenkomstig artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening van toepassing. Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan (en een vergunning met projectafwijking) overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

De waterparagraaf is voor vooroverleg toegestuurd aan het waterschap. Het waterschap is akkoord gegaan met de waterparagraaf. Er is geen provinciaal belang in het geding.