Plan: | Omgevingsvergunning Brouwersnos Eibergseweg 1 Groenlo |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1586.PBGRO402-VG01 |
Omgevingsvergunning Brouwersnos Eibergseweg 1 Groenlo |
omgevingsvergunning |
mei 2017 |
Inlichtingen: |
Afdeling Omgeving |
Hester Smeenk |
Telefoonnummer 0544-39 34 78 |
Op 28 februari 2017 is bij de gemeente Oost Gelre een aanvraag om omgevingsvergunning ingekomen voor de vestiging van een ambachtelijke bierbrouwerij aan de Eibergseweg 1 te Groenlo. De locatie is ook bekend als Huize Adriana. De initiatiefnemers zijn van plan de bestaande bebouwing, op de monumentale villa na, te slopen. De bestaande villa wordt ingericht als ontvangstruimte, kantoor en proeflokaal. Bij de villa wordt een terras aangelegd.
Aan de achterzijde van het perceel wordt een nieuw gebouw gerealiseerd. In dit gebouw wordt de brouwerij en een destilleerderij gevestigd. Om de bierbrouwerij met destilleerderij te ontsluiten wordt op eigen terrein een toegangsweg aangelegd. Langs de toegangsweg worden parkeerplaatsen aangelegd. Aan de gracht wordt een kleine insteekhaven met aanlegmogelijkheid voor fluisterbootjes gerealiseerd. De rest van het terrein wordt ingericht als park. De bestaande groenstructuur blijft in stand en wordt aangepast en versterkt.
De aangevraagde omgevingsvergunning heeft betrekking op het nieuwe gebouw met daarin de brouwerij en destilleerderij. De overige onderdelen van het plan (het gebruik van Huize Adriana, de inham in de gracht en het park met paden) worden in een separaat bestemmingsplan geregeld. Op deze manier kan de openbaarheid van een deel van het terrein het beste worden vastgelegd.
Het perceel ligt direct bij de gracht aan de noordzijde van het centrum van Groenlo. Het perceel wordt aan de zuidoostzijde ontsloten door de Eibergseweg. Langs de noordoostzijde van het perceel ligt de Halve Maanweg. Aan de zuidwestzijde van het perceel liggen de gracht en het centrum. Het plangebied wordt aan de noordwestzijde begrensd door de begraafplaats. Aan de noordzijde van het plangebied ligt de woonwijk Brouwhuizen.
Omgeving plangebied
Huidige terrein Huize Adriana
In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten van het plan beschreven.
Op het perceel staat een kantoorvilla. Huize Adriana is aangewezen als een gemeentelijk monument. Achter de kantoorvilla staan een aantal uitbouwen die in een andere bouwstijl zijn gerealiseerd dan de villa. De rest van het terrein is ingericht als een tuin met een parkkarakter. Aan de randen van het perceel staan grote bomen. Tot enkele jaren geleden was hier een advocatenkantoor gevestigd. Het pand staat inmiddels enkele jaren leeg.
Huidige aanzicht voorzijde Huize Adriana.
Op de afbeelding is de ruimtelijke opzet weergegeven. Voor het succes van een ambachtelijke bierbrouwerij is sfeer en beleving essentieel. De ruimtelijke opzet speelt hier op in door het gehele plan onderdeel te laten zijn van het park van de buitenkant van de gracht.
Het nieuwe gebouw voor de brouwerij komt achterop het terrein te staan. Hierdoor ontstaat een park tussen de gebouwen en komt de villa vrij te liggen in de omgeving. Het gebouw wordt ruim 700 m2 groot en 8,5 meter meter hoog (met een goothoogte van 6 meter). In dit gebouw vindt het brouw- en destilleerproces proces plaats. Ook wordt een destilleerderij in het pand gevestigd. Aan de achterzijde van het gebouw worden enkele silo's voor de opslag van grondstoffen geplaatst. Het gewenste bouwplan is als bijlage bij deze ruimtelijke onderbouwing opgenomen.
De 19e eeuwse statige villa wordt herbestemd tot ontvangstruimte, kantoor en proeflokaal (daghoreca). De bestaande gebouwen achter de villa worden gesloopt. Door sloop van de bestaande gebouwen is de netto toevoeging van bebouwing beperkt. Zo ontstaat de ruimte om een mooi park te realiseren.
Belangrijk element van het plan is de realisatie van een insteekhaven. Op deze plek lag ooit een ravelijn. De vormgeving en de plek van het haventje verwijst naar de vroegere ligging van het ravelijn op dit perceel. De positie van de brouwerij is zodanig gekozen dat deze de lijn volgt van de vroegere ligging van het ravelijn en daardoor ook in het verlengde ligt van het ravelijn. Door realisatie van de inham wordt de stadsbrouwerij betrokken bij de wateractiviteiten en is de brouwerij ook met de bootjes toegankelijk.
Aan de zijde van de gracht wordt op strategische plekken meer openheid gecreëerd, waardoor er op een speelse manier zicht ontstaat op villa Adriana en de stadsbrouwerij. Ter hoogte van het Canisiushof wordt een dichter groenstruweel gerealiseerd / gehandhaafd. Dit zorgt voor een besloten park en tegelijkertijd voor afscherming richting het Canisiushof.
Aan de gracht wordt een openbaar wandel- en fietspad gecreëerd. Dit pad sluit aan op de padenstructuur in het stadspark en het “rondje gracht Groenlo”. Voor de buitenruimte wordt in algemene zin aangesloten op de inrichtingselementen zoals aangegeven in de groenvisie voor de gracht. Daarbinnen liggen enkele accenten. In directe omgeving van Huize Adriana krijgt de inrichting een wat formeler karakter, passend bij soortgelijke historische villa’s. In het park, tussen de villa en brouwerij, worden elementen toegevoegd die verwijzen naar het thema “bier”. Bijvoorbeeld door het toepassen van hopplanten.
De ontsluiting van de bierbrouwerij vindt plaats via de Eibergseweg en het parkeren/inrit wordt op eigen terrein opgelost. De inrit en het parkeerterrein komen te liggen aan de zijde van de Halve Maanweg. De Halve Maanweg wordt/blijft een idyllische laan en tegelijkertijd de entree van het stadspark de Grolse Weiden. Bij de Halve Maanweg wordt een dubbele bomenrij gerealiseerd. Dit om een echte laan te creëren en tegelijkertijd ontstaat hierdoor een besloten gebied van de “wereld” van de brouwerij ten opzichte van de bestaande wijk.
Ruimtelijke opzet terrein brouwerij Eibergseweg 1, Groenlo
Voor de brouwerij is in basis een eenvoudig gebouw noodzakelijk. Het is belangrijk dat het gebouw op natuurlijke wijze in het park past en een bescheiden uitstraling krijgt naar de gracht. Daarom is er voor gekozen om de nieuwbouw volledig uit te voeren in verticale houtelementen. De houtelementen (Douglas of Red Cedar) zullen in de loop van jaren vergrijzen, waardoor het geheel een natuurlijke en ambachtelijke uitstraling krijgt. De (zij)gevels gaan vloeiend over in de kap. Dit geeft een homogeen en rustig gevelbeeld.
Op strategische plekken worden openingen in de dichte gevel gemaakt. Hierdoor is er op strategische plekken zicht op het bierproces en de bierketels.
De vier impressies geven een beeld van de toekomstige situatie. Welstand en de adviseur cultuurhistorie zijn akkoord met het plan.
Impressie bebouwing vanaf de Halve Maanweg.
Impressie bebouwing vanaf Huize Adriana.
Impressie bebouwing vanaf de gracht.
Vogelvluchtimpressie van het gehele terrein
Voor het gebied geldt een groot aantal juridische- en beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste samengevat die relevant zijn voor het plangebied.
In 2015 heeft Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Deze structuurvisie is de opvolger van het Streekplan Gelderland dat al de status van een structuurvisie had.
De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
1. een duurzame economische structuur;
Een gezonde economie met een aantrekkelijk vestigingsklimaat vraagt om krachtige steden en vitale dorpen met voldoende werkgelegenheid. Het verbeteren van de economische structuur is een belangrijke opgave voor de Gelderse samenleving. Er zijn veel kansen om de economische structuur te verbeteren. De provincie wil samen met haar partners de kansen benutten, mèt oog voor de unieke kwaliteiten van Gelderland. Het streven is om de concurrentiekracht van Gelderland te vergroten door een duurzame versterking van de ruimtelijk-economische structuur. Concreet betekent dit dat bestaande en nieuwe bedrijven kansen moeten krijgen.
2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving. Een aantrekkelijke leefomgeving vergt een goede kwaliteit en beleving van natuur en landschap in Gelderland, een gezonde en veilige leefomgeving en een robuust bodem- en watersysteem. De provincie zet daarom in op het waarborgen en op het verder ontwikkelen van die kwaliteiten van Gelderland.
Dit houdt onder meer in: ontwikkelen met kwaliteit, recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek. Daarnaast moet de kwaliteit van het landschap behouden en versterkt worden.
Dit plan geeft een nieuwe invulling aan een karakteristieke locatie aan de rand van het centrum. De gebouwen staan al enkele jaren leeg. De nieuwe invulling voorkomt verpaupering, maar geeft vooral een nieuwe impuls aan het terrein en Groenlo. Het plan is een schakel in het gewenste park langs de gracht.
In de omgevingsverordening zijn bepalingen opgenomen om de provinciale belangen te beschermen. Het gaat dan om onder meer het Gelders Natuurnetwerk, bedrijventerreinen en glastuinbouwbedrijven. Herontwikkelingen van individuele binnenstadlocaties vallen niet onder de werking van de Omgevingsverordening.
Het geldende bestemmingsplan is het bestemmingsplan Stadscentrum Groenlo dat is vastgesteld op 30 oktober 2012. Het perceel heeft daarin de bestemming 'Kantoor'. Rondom de bestaande bebouwing is een bouwvlak opgenomen. Bebouwing is alleen toegestaan binnen dit bouwvlak. De maximale goot- en bouwhoogte zijn 5,5 en 8,5 meter. Op het perceel liggen de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1' en 'Waarde- Archeologische verwachtingswaarde 2'.
Uittreksel geldende bestemmingsplan.
Het plan voor de brouwerij past niet binnen de geldende kantoorbestemming en het bijbehorende bouwvlak. Met deze omgevingsvergunning wordt de realisatie van het gebouw met de brouwerij mogelijk gemaakt. Voor de rest van het terrein wordt een bestemmingsplan opgesteld. In een bestemmingsplan kan namelijk de gewenste openbaarheid van een deel van het terrein het beste gewaarborgd worden.
Doel van het programma Het Programma Stad Groenlo is het versterken van de bedrijvigheid en levendigheid, zodat de stad in de toekomst een plek is waar het goed wonen, werken en leven is. Voor de toerist moet het een aantrekkelijke en levendige stad zijn, met voldoende activiteiten om te verblijven. Om dit programma te maken is uitgebreid gesproken met inwoners, organisaties en ondernemers.
Enkele punten uit het programma zijn:
In maart 2016 is de actualisering van het uitvoeringsprogramma vastgesteld. Hierin is onder meer opgenomen dat de gemeente doorgaat met het stimuleren en ondersteunen van groene initiatieven. Daarnaast is aangegeven dat wordt gewerkt aan de herontwikkeling van aandachtslocaties. Voor Huize Adriana zijn na maart 2016 de plannen uitgewerkt. Deze ontwikkeling valt daarmee onder locaties waarvoor de kansen in de gaten gehouden worden. Voor Huize Adriana is aangegeven dat bij herontwikkeling de beleving van de gracht als opgave geldt.
De herontwikkeling van Huize Adriana sluit goed aan bij de doelstellingen van het (geactualiseerde) Programma Stad Groenlo.
Om na te gaan of de bodem geschikt is voor de nieuwe functie is een verkennend bodemonderzoek en waterbodemonderzoek uitgevoerd. De conclusies van het verkennend onderzoek luiden als volgt:
Eventueel vrijkomende grond kan niet zondermeer in het grondverkeer worden opgenomen. Mocht de grond naar elders worden getransporteerd, dan dient te worden nagegaan in hoeverre de kwaliteit van de af te voeren grond overeenstemt met de verwerkingsmogelijkheden die voor de betreffende stort- c.q. hergebruikslocatie gelden. Deze zijn geformuleerd in het Besluit bodemkwaliteit. Aanbevolen wordt dan ook de eindverwerkingslocatie in overleg met het bevoegd gezag vast te stellen. Mocht grondwater onttrokken worden ten behoeve van bemaling, dient bekeken te worden in hoeverre de grondwaterkwaliteit de lozingsnormen overschrijdt.
Het gehele onderzoek is opgenomen in Bijlage 5 Verkennend bodem en waterbodemonderzoek. De aanbevelingen uit het onderzoek worden opgevolgd.
Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Voor het thema Veiligheid is bescherming tegen hoog water op rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het thema watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van drietrapsstrategie "vasthouden-bergen-afvoeren". Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt "stand still - step forward". Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft het waterschap naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.
Thema | Toetsvraag | Relevant |
HOOFDTHEMA'S | ||
Veiligheid |
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)? 2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? |
Nee Nee |
Riolering en Afvalwaterketen | 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? |
Ja Nee Nee |
Wateroverlast (oppervlaktewater) |
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2.500 m2? 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2? 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen en overstromingsvlaktes? |
Nee Nee Ja Nee |
Oppervlaktewater-kwaliteit | 1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? |
Nee |
Grondwater- overlast |
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Is in het plangebied sprake van kwel? 3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? |
Ja Nee Nee |
Grondwater- kwaliteit |
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? |
Nee |
Inrichting en beheer |
1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
Ja Ja |
Volksgezondheid | 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functie, in of nabij het plangebied die milieuhygienische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
Nee Ja |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur? 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? |
Nee Nee Nee Nee |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | Nee |
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Ja |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Ja |
De volgende thema's zijn relevant voor dit plan (in Bijlage 4 Rapportage bij watertoets:is een uitgebreidere onderbouwing van onderstaande tekst opgenomen). :
Riolering en afvalwaterketen
De nieuwbouw van een brouwerij en het handhaven van de bestaande villa leidt tot een toename van het afvalwater. Er is sprake van toename van de afvoer van vuilwater. De initiatiefnemer heeft aangegeven circa 4.000.000 liter vuilwater per jaar (250 werkbare kalenderdagen) te willen lozen op de (dwa) riolering. Dit komt met een gemiddelde afvoer van 16 m3 per werkdag.
Het riool in de Halve Maanweg bestaat uit een ‘oud’ gemengd gedeelte en een ‘nieuw’ gescheiden gedeelte. De gemeente Oost Gelre heeft plannen om het nog bestaande gemengde rioolstelsel van de Halve Maanweg te laten vervallen en daarvoor in de plaats, voor de vuilwaterafvoer, een pompgemaal te gebruiken die al aanwezig is bij (nieuwbouw)wijk Brouwhuizen – De Woerd.
In het plangebied wordt een vuilwaterafvoerleiding aangelegd voor de afvoer van afvalwater, dit kan onder vrijverval worden aangesloten op het gescheiden stelsel van de Halve Maanweg.
Wateroverlast (oppervlaktewater)
Door de ontwikkelingen in het plangebied neemt het afstromend verhard oppervlak toe met 360 m2 (netto). In Bijlage 4 Rapportage bij watertoets is de berekening van de oude en nieuwe oppervlakte verharding opgenomen.Bij deze berekening is het verhard oppervlak dat afstroomt naar bermen niet meegerekend, dit wordt immers geborgen binnen het plangebied. Het streven is om het nieuw verhard oppervlak niet aan te sluiten op het bestaande gemengde stelsel, maar te behandelen volgens de trits vasthouden- bergen – afvoeren. Ook worden tijdens de sloop- en opruimwerkzaamheden van de aanbouwen van de villa de buitenpandse hemelwaterafvoeren van de villa afgekoppeld van de bestaande riolering.
De herinrichting van het plangebied biedt kansen om de bestaande te handhaven (dak)verharding af te koppelen. Voor het afkoppelen wordt minimaal 10 mm statische berging geëist in een infiltratievoorziening. De te handhaven dakverharding én de overige nieuw aan te brengen verharding wordt, uitgaand van een bergingseis van 10 mm, met een overloopsysteem naar de Stadsgracht afgevoerd.
Grondwateroverlast
Uit de verrichte boringen blijkt dat er (dunne) slecht doorlatende bodemlagen aanwezig kunnen zijn in het plangebied. De GHG bedraagt 22,30m +NAP. Hiermee dient het bouwpeil van de nieuwe brouwerij minimaal gelijk te zijn aan 23,30m +NAP. Rekening houdend met de bestaande weghoogten, hoogten van de belendende percelen en maaiveldhoogte ter plaatse van de te handhaven bomen wordt een bouwpeil aangehouden van 23,60m +NAP.
Inrichting en beheer
Aan de rand van het plangebied bevindt zich een watergang: de Stadsgracht. Deze watergang is in het beheer van het waterschap Rijn en IJssel en heeft een streefpeil van 21,80 m +NAP. De beschoeiingslijn/damwandlijn van deze Stadsgracht wordt ter plaatse van het plangebied deels aangepast.
Volksgezondheid
De Stadsgracht is langs de damwanden circa 1,0 m diep ten opzichte van het streefpeil/waterstand. Het terrein en water mag niet gebruikt worden als zwemwater. Er kunnen daarom geen problemen voor de volksgezondheid ontstaan. De wandel- en fietspaden worden op vergelijkbare wijze als de andere wandel- en fietspaden langs de gracht aangelegd.
Recreatie
Het ontwerp voorziet in de aanleg van wandelpaden en een landschappelijke inrichting van het plangebied direct grenzend aan de beschoeiing/damwanden van de Stadsgracht.
Voor het aanmeren van (kleine) fluisterboten wordt een inham gerealiseerd in de bestaande beschoeiing. De beschoeiing ter plekke wordt voorzien van vlonderplanken om het in- en uitstappen mogelijk te maken. Er wordt geen aanlegsteiger gerealiseerd in het water. De vlonderplanken worden aan de landzijde van de beschoeiing aangebracht. De inham komt te liggen op de plek van een historische ravelijn, deze plek wordt zo weer herkenbaar gemaakt. Voor het aanleggen van de inham moet nog wel een watervergunning bij het waterschap worden aangevraagd.
Cultuurhistorie
Aan de rand van het plangebied bevindt zich de Stadsgracht. De in het jaar 1550 aangelegde watergang diende als bescherming voor de stad Groenlo. De Stadsgracht is een Rijksmonument. De inham wordt zo gemaakt dat deze een verwijzing vormt naar de vroegere ravelijn en levert daarmee een bijdrage aan het beleefbaar maken van de gracht en bolwerken.
Deze hiervoor genoemde uitgangspunten zijn besproken met het waterschap. Het waterschap is akkoord gegaan met deze uitgangspunten.
In verband met deze ruimtelijke ontwikkeling is het noodzakelijk om onderzoek uit te voeren naar relevante soorten in het kader van de Flora- en faunawet. Het plangebied ligt in bestaand stedelijk gebied. Relevante ingrepen zijn het slopen van bestaande bebouwing, het realiseren van nieuwe bebouwing, een nieuwe toegangsweg en een parkeerterrein. Daarnaast wordt een deel van de bestaande bomen gekapt. De groenstructuur wordt daarna weer aangevuld met nieuwe bomen en een parkachtige tuin.
Om na te gaan of er beschermde soorten voorkomen is een quickscan uitgevoerd. Het volledige rapport is opgenomen in Bijlage 9 Quick scan natuuronderzoek. De belangrijkste conclusies zijn:
Het plangebied ligt niet in een gebied dat is aangewezen als een Natura2000-gebied of als onderdeel van het Gelders Natuurnetwerk.
Het plangebied is bezocht door een ecoloog. Tijdens het veldbezoek zijn geen beschermde soorten flora, reptielen, amfibieën, vissen, ongewervelden en grondgebonden zoogdieren aangetroffen. Voor deze soorten is dan ook geen nader onderzoek of een ontheffing nodig. De algemene zorgplicht blijft overigens altijd van toepassing.
Broedvogels
In het plangebied zijn geen nestlocaties vastgesteld van (broed)vogels. De locatie biedt wel potentiële broedlocaties voor de huismus. Nestlocaties van overige broedvogels uit categorie 5 (koolmees, boomklever, ekster, gekraagde roodstaart, bonte vliegenvanger, spreeuw, grauwe vliegenvanger en dergelijke) zijn potentieël wel aanwezig.
Een eerder aanwezige kolonie van blauwe reigers is al enkele jaren verlaten.
Aanbeveling voor broedvogels
Doordat er geen negatieve effecten te verwachten zijn op vaste rust- en verblijfplaatsen van vogelsoorten uit categorie 1-5 in de te slopen gebouwen en struweelzones, is geen nader onderzoek en zijn geen compenserende maatregelen noodzakelijk. Indien dakrenovaties aan villa Adriana gepland zijn, is wel nader onderzoek naar huismussen noodzakelijk.
Indien de werkzaamheden binnen het broedseizoen worden uitgevoerd óf er bomen met holten of nesten worden geruimd, kunnen maatregelen noodzakelijk zijn om te voorkomen dat door de werkzaamheden broedende vogels worden verstoord. Dit dient door een ecoloog te worden beoordeeld.
Vleermuizen
Het plangebied is zeer geschikt als fourageergebied voor vleermuizen.Door de ligging van het plangebied langs de Groenlose Gracht en op de overgang van de bebouwde kom naar het buitengebied, zijn enkele soorten op de locatie en in de directe omgeving mogelijk aan te treffen. De aanwezige bebouwing binnen het plangebied biedt voor vleermuizen diverse geschikte verblijflocaties. De huidige villa bezit een pannendak met dakbeschot en diverse betimmeringenwaar potentiële verblijfplaatsen aanwezig kunnen zijn. De aan de achterzijde gebouwde ruimten bieden door de aanwezigheid van spouwmuren, open stootvoegen en betimmeringen eveneens zeer geschikte mogelijkheden voor verblijfplaatsen.
Op de vensterbank van een van de ramen langs de noordzijde van het middelste, uit stenen opgetrokken, gebouw, zijn enkele vleermuiskeutels aangetroffen. Dit kan duiden op een verblijfplaats, echter betreft het slechts enkele uitwerpselen waardoor hierover geen zekerheid bestaat. Overige sporen als vetstrepen, prooiresten en dergelijke zijn niet aangetroffen. Dergelijke sporen zijn echter in veel gevallen nauwelijks aanwezig doordat (deel)groepen van kolonies uit een klein aantal individuen kunnen bestaan en eventuele sporen door weersinvloeden snel verdwijnen. Een feitelijke verblijfplaats is niet vastgesteld en ook kan aan de hand van de waargenomen sporen niet worden aangetoond om welke soort het gaat en welk type verblijfplaats mogelijk in het gebouw aanwezig is.
Verblijfplaatsen van boombewonende soorten zijn niet op de planlocatie aanwezig. Ook worden door de geplande werkzaamheden geen negatieve effecten op eventueel aanwezige vliegroutes of foerageerfunctionaliteit verwacht.
Aanbeveling voor vleermuizen
Voor het uitvoeren van de geplande sloopwerkzaamheden dient een nader vleermuisonderzoek te worden uitgevoerd.
Voor het oprichten van de Brouwerij Groenlo, zullen enkele gebouwen worden gesloopt. Gezien de
potentiële geschiktheid van de gebouwen voor verblijfplaatsen van vleermuizen, is momenteel een vleermuisonderzoek in uitvoering. Dit onderzoek zal naar verwachting eind juni 2017 worden afgerond.
Indien tijdens het vleermuisonderzoek verblijfplaatsen van vleermuizen worden aangetroffen, is een ontheffing van de Wet Natuurbescherming noodzakelijk, in combinatie met compenserende en mitigerende maatregelen. Voor het aanbrengen van compenserende maatregelen dient een periode van gewenning te worden gehanteerd binnen het vliegseizoen van vleermuizen. Juist deze gewenningsperiode kan, gezien de planning om in 2017 de werkzaamheden te realiseren, voor oponthoud zorgen. Om deze reden is gezocht naar mogelijkheden de kans op vertraging te minimaliseren.
Hierdoor is gekozen om op voorhand een aanname te doen van de aanwezigheid van een verblijfplaats van gewone dwergvleermuis. Hierbij wordt de afweging gemaakt dat er sprake kan zijn van 1-2 mannetjes of een kleine kraamgroep van vrouwtjes die de gebouwen gebruiken als zomer-, balts,- paar- of winterverblijfplaats.
Daarom worden vooruitlopend op het nadere onderrzoek faunapalen geplaatst. Dit zijn 6 meter hoge palen waaraan vleermuizenkasten worden gehangen. De voorzieningen kunnen eveneens worden gebruikt als tijdelijke of permanente maatregelen voor soorten als watervleermuis en ruige dwergvleermuis, al naar gelang de aangetroffen typen verblijfplaatsen.
Indien andere vleermuissoorten in relatie tot de te slopen gebouwen aanwezig zijn, zijn deze voorzieningen mogelijk niet volledig toereikend. Wel kunnen ze mogelijk als belangrijke basis fungeren en daardoor een positieve onderbouwing vormen voor een eventueel noodzakelijke ontheffingsaanvraag.
Aanvullende (vereenvoudigde) maatregelen kunnen dan alsnog noodzakelijk zijn. Ter compensatie van zomer-, balts,- en paarverblijfplaatsen is een compensatieverhouding van 1:4 voorgeschreven. Doordat dergelijke baltslocaties enkele malen ook als winterverblijf kunnen dienen is hiermee met de keuze voor het type kasten rekening gehouden. Door te kiezen voor meerlaagse, ruime kasten, kan tevens worden voldaan aan de tijdelijke voorzieningen voor kraamverblijven.
Conclusie
Mogelijk is voor het slopen van de bebouwing een ontheffing op basis van de Wet natuurbescherming vereist. Vooruitlopend hierop is alvast aangenomen dat de gewone dwergvleermuis een verblijfplaats heeft in het plangebied. Daarom worden vooruitlopend op de eventuele benodigde ontheffing alvast vleermuizenkasten opgehangen. De gewenningsperiode begint dan alvast.
Om na te gaan of als gevolg van de verkeersbewegingen van een naar de brouwerij de stikstofdepositie op het Natura2000gebied Korenburgerveen om hoog gaat is een berekening uitgevoerd. Uit de berekening komt naar voren dat de gewenste ontwikkeling niet leidt tot een (significante) verhoging van de stikstofdepositie.
De berekening is toegevoegd als Berekening stiktofdepositie.
Het te ontwikkelen perceel is gelegen in een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Dit wil zeggen dat bij bodemingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld en meer dan 30 m2 beslaan (de laatste eis geldt alleen voor de noordelijke punt van het plangebied) een inventariserend archeologisch onderzoek moet plaatsvinden. Ook voor het realiseren van bouwwerken groter dan 30 m2 geldt deze onderzoeksplicht.
Het plangebied is een AMK-terrein; de archeologische waarden zijn (op kaart) vastgesteld. In dat geval dient de archeologische begeleiding plaats te vinden onder het protocol opgraven.
Het doel van de archeologische begeleiding is het vaststellen van de aanwezigheid van archeologische waarden en het bepalen van de aard, ouderdom, omvang, gaafheid en conserveringstoestand van de archeologische waarden. Tevens bestaat het doel uit het toetsen van het gespecificeerde verwachtingsmodel en de archeologische verwachtingskaart.
Het onderzoeksgebied bevindt zich aan de noordzijde van middeleeuwse stadskern op de plaats waar de noordoostelijke toegang tot de stad de vestinggordel uit de vroege 17e eeuw doorkruist. Op basis van het bureauonderzoek zijn in het gedeelte van het rioleringstracé dat uitgekozen is voor archeologisch onderzoek, met name sporen te verwachten van het ravelijn dat in 1628 na het Beleg door Frederik Hendrik is aangelegd buiten de Nieuwe Poort, inclusief de bijbehorende grachten en brug(gen). Het ravelijn was een geheel aarden bouwwerk van grond die uit de omliggende gracht afkomstig was. Aan de buitenzijde van de gracht lag de ‘contrescarp’ met het ‘glacis’ en de ‘bedekte weg’. Het grondvlak van de nieuwe brouwerij ligt waarschijnlijk ter plaatse van het glacis van deze contrescarp.
Voor dit gebied worden de uit te voeren werkzaamheden archeologisch begeleid. De begeleiding houdt in dat archeologen tijdens sloop- en/of graafwerkzaamheden (bijvoorbeeld t.b.v. aanleg van riolering of kabels en leidingen) ter plaatse aanwezig zijn en de bodem controleren op archeologische vondsten en sporen. Bij het verwijderen van funderingen en/of diepwortelende beplanting e.d. ziet de archeoloog erop toe, dat het vverwijderen netjes en correct geschied, dat wil zeggen met de bedoeling zo min mogelijk van het bodemarchief te beschadigen. De werkzaamheden zullen worden uitgevoerd conform de geldende kwaliteitseisen volgens de KNA versie 4.0. Al het vondstmateriaal daterend van voor 1850 wordt verzameld voor een interpretatie.
Voor deze begeleiding is een Programma van Eisen opgesteld.
Het Programma van Eisen is als Bijlage 7 Programma van Eisen bij deze ruimtelijke onderbouwing opgenomen. Het akkoord van de regio-archeoloog is als Bijlage 8 Akkoord regioarcheoloog PvE bij deze ruimtelijke onderbouwing opgenomen.
Voor het plan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd om na te gaan of de nieuwe ontwikkeling voldoet aan de eisen uit de Wet geluidhinder.
Ten aanzien van de bedrijfscondities en uitgangspunten zijn de volgende akoestisch relevante gegevens gehanteerd:
Representatieve bedrijfssituatie (RBS)
Installaties e.d.
Transport, laden en lossen
Terras
In het onderzoek is ook het geluid van pratende mensen op het nieuwe terras meegenomen (bij het hoofdgebouw, zie tekening 1 in bijlage I). Uitgegaan is van maximaal 80 mensen die overdag (07-19 uur) in totaal 4 uur en in de avond (19-23 uur) eveneens 4 uur op het terras kunnen zitten.
De bronnen zijn verspreid over het terras. Ook de piekgeluiden (lachen/schreeuwen) zijn meegenomen.
Regelmatige afwijkingen van de representatieve bedrijfssituatie (ABS)
Incidentele bedrijfssituaties (IBS, maximaal 12 x per jaar)
Conclusies
Conclusie van het akoestisch onderzoek is dat:
Langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus LAr,LT
Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT t.g.v. alle activiteiten bij het bedrijf bedraagt in de immissiepunten 1-6 bij de woningen hooguit 42 dB(A) overdag, 39 dB(A) in de avond en 38 dB(A) in de nacht. Daarmee worden de grenswaarden niet overschreden. De bijdrage van het terras is zeer gering.
Maximale geluidniveaus
De maximale geluidniveaus LAmax ten gevolge van alle activiteiten bedragen in de immissiepunten bij de woningen hooguit 66 dB(A) overdag, 55 dB(A) in de avond en 52 dB(A) in de nacht. Daarmee worden de grenswaarden niet overschreden.
Maatregelen en het BBT-principe
Conform de Wet milieubeheer (art. 8.II, 3e lid) mag van een bedrijf worden verwacht dat de geluidemissie van akoestisch relevante geluidbronnen binnen redelijke grenzen en de stand der techniek zo veel mogelijk moet worden geminimaliseerd (het BBT-principe: best beschikbare technieken).
Bij de Brouwerij is geen sprake van (eigen) dominante geluidbronnen met een onnodig hoge geluidemissie. Geluidbeperkende voorzieningen zijn niet noodzakelijk om aan de eisen uit het Activiteitenbesluit te voldoen.
In de avond en nacht is de koeling (bron 02) maatgevend. Uitgegaan is van een zeer stille koeling (bronvermogen van 75 dB(A). Om een verdere reductie van de bijdrage van deze installatie te realiseren kan worden overwogen deze op de grond te plaatsen en af te schermen richting woningen dan wel te verplaatsen naar de zuidzijde, verder van de maatgevende woningen (aan de noordzijde). Eén en ander kan nader worden onderzocht zodra een keuze is gemaakt voor een koelinstallatie.
Overigens is er nu van uitgegaan dat de koeling continu draait (24 uur per dag) met dezelfde geluidemissie.
Verkeersaantrekkende werking
De 50-dB(A)-contour t.g.v. verkeer van en naar de inrichting ligt op minder dan 3 m van de wegas. De geluidbelasting op de woningen langs de weg –binnen de invloedssfeer van het bedrijf - ligt onder de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A).
Gezien de bouwkundige staat van de woningen kan worden uitgegaan van een geluidwering van de gevels van minimaal 20 dB(A), waarmee de binnenniveaus van de woningen aan de wettelijke eis van 35 dB(A) kunnen voldoen.
Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 11 Akoestisch onderzoek.
Verkeersaantrekkende werking
Voor de nieuwe ontwikkeling is uitgegaan van de volgende maximale verkeersbewegingen:
Ontsluiting en parkeren
Parkeren zal plaatsvinden op eigen terein. Aan de noordzijde van het terrein (richting de Halve Maanweg) wordt een ontsluitingsweg aangelegd. De ontsluitingsweg is bedoeld voor het vrachtverkeer de bussen en de personenauto's.
Aan deze zijde van het terrein worden ruim 35 parkeerplaatsen aangelegd. Dit is voldoende om de verwachte parkeerbehoefte op te vangen. De parkeerplaatsen worden met een groenstrook afgeschermd van de weg en de woningen aan de Halve Maanweg.
Bij het brouwen van bier kan geur(hinder) ontstaan. Om na te gaan wat de geuremissie van deze brouwerij zal zijn is een geurverspreidingsberekening uitgevoerd. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de kengetallen uit de bijzondere regeling voor bierbrouwerijen van het NeR-archief. De conclusies van het onderzoek luiden als volgt:
Voor een grote brouwerij (meer dan 200.000 hectoliter bier per jaar brouwen) gelden specifieke eisen. De brouwerij bij Huize Adriana is een kleine brouwerij. De productiecapaciteit is 10.000 hecoliter bier per jaar.
Voor grote nieuwe bierbrouwerijen geldt dat ter plaatse van geurgevoelige objecten (woningen) de geurconcentratie maximaal 1,5 OUe/M3 als 98-percentiel mag bedragen. Deze waarde komt overeen met de richtwaarde uit het Gelders geurbeleid voor minder hinderlijke geuren, zoals de geur afkomstig van een brouwerij. In kleine brouwerijen kan de geuremissie het best worden beperkt door 'good housekeeping' - technieken. Voorbeelden hiervan zijn het sluiten van ramen en deuren en zorgen voor een zoveel mogelijk gesloten systeem.
Voor de berekening is uitgegaan van een productie van 10.000 hectoliter bier per jaar, wat geschat wordt op 300 ton geurrelevante grondstoffen. Dit is gebaseerd op eerdere onderzoeken voor kleine brouwerijen. Het produceren van bieren vindt vijf dagen per week plaats. Er is gerekend met een productietijd van circa 8 uur per dag. Door middel van gebouwventilatie wordt de lucht naar een schoorsteen geleid, vanwaar het wordt geëmitteerd naar de buitenlucht. Deze schoorsteen komt op het dak te staan, ter hoogte van het brouwhuis, en zal emitteren op circa 10 meter hoogte.
De berekende geuremissie op de vier meest nabijgelegen woonlocaties bedraagt maximaal 0,4 tot 0,9 OUe/m3 voor het 98 percentiel. Alle berekende waardes blijven ruim onder de 1,5 OUe/m3 voor het 98 percentiel. Het waarnemen van enige geur is daarmee niet uitgesloten, maar de geurconcentratie is zodanig laag dat er van geurhinder geen sprake zal zijn. Hiermee is aangetoond dat geurhinder als gevolg van de brouwerij niet waarschijnlijk is.
In de berekeningen is overigens uitgegaan van een geurreductie door condensatie van 85%. De brouwerij is voornemens een dampcondensatiesysteem in gebruik te nemen welke tot een volledige reductie van afgassen zal zorgen en enkel condensaat oplevert. Dit condensaat wordt via het riool afgevoerd. Emissies naar de lucht worden daarmee volledig vermeden.
Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 6 Geuronderzoek.
De luchtkwaliteit is afhankelijk van de mate van verontreiniging door diverse luchtverontreinigende stoffen waarbij de voornaamste bronnen van luchtverontreiniging het wegverkeer, industriële bedrijven en de landbouw zijn. Deze stoffen zijn zwaveldioxide (SO2), stikstofdioxide (NO2), lood, koolmonoxide (CO), fijn stof (PM10), en benzeen (C6H6) Vanuit Europese richtlijnen wordt aangegeven welke luchtkwaliteitsnormen voor deze stoffen gelden. In Nederland zijn deze richtlijnen sinds 15 november 2007 geïmplementeerd in de Wet milieubeheer middels een wetswijziging van hoofdstuk 5 (milieukwaliteitseisen) titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, beter bekend als de Wet Luchtkwaliteit.
Artikel 5.16 lid 1 en 2 van de Wet milieubeheer geeft aan dat bestuursorganen bevoegdheden of wettelijke voorschriften die betrekking hebben op de luchtkwaliteit kunnen uitoefenen of toepassen, tenzij:
De hierboven aangegeven grenswaarden zijn in de onder staande tabel aangegeven
Stof | Grenswaarde |
SO2 | 350 µg/ m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 24 maal per kalenderjaar mag worden overschreden |
125 µg/ m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 3 maal per kalenderjaar mag worden overschreden | |
NO2 | 200 µg/ m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 18 maal per kalenderjaar mag worden overschreden |
40 µg/ m³ als jaargemiddelde concentratie, uiterlijk op 1 januari 2010 | |
PM10 | 40 µg/ m³ als jaargemiddelde concentratie |
50 µg/ m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 35 maal per kalenderjaar mag worden overschreden | |
Lood | 0,5 µg/ m³ als jaargemiddelde concentratie |
CO | 10.000 µg/ m³ als 8 uursgemiddelde concentratie |
C6H6 | 10 µg/ m³ tot 1-1-2010 en 5 µg/ m³ na 1-1-2010 als jaargemiddelde concentratie |
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen):
Dit Besluit NIBM, legt vast wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Dat is het geval wanneer aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde concentratie van die stof. Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. De systematiek voor het bepalen of een project NIBM is voor het grootste gedeelte geregeld in de regeling niet in betekende mate (luchtkwaliteitseisen).
De Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen).
Deze Ministeriële Regeling, verder aan te duiden als de Regeling NIBM, geeft voor een aantal categorieën van projecten een - getalsmatige - invulling aan de NIBM-grens. Het gaat ondermeer om woningbouw- en kantoorprojecten en enkele soorten van inrichtingen (bijv. emplacementen, kassen en andere landbouwinrichtingen). Als een project binnen de - getalsmatige - begrenzing van de Regeling NIBM valt, dan is geen verdere toetsing aan de 3% grens en de grenswaarden nodig en kan doorgaan zonder dat extra maatregelen worden genomen. Voor woningbouw is het huidige 3% criterium 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
Met de voorgenomen ontwikkeling vinden maximaal rond de 80 extra verkeersbewegingen per dag plaats. Dit blijft volgens de rekentool luchtkwaliteit ruim binnen de genoemde normen. Een nader onderzoek naar dit aspect is niet noodzakelijk.
Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is op 27 oktober 2004 in werking getreden. Het BEVI heeft als doel zowel individuele als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het BEVI legt veiligheidsafstanden vast tussen bedrijven die risicovolle activiteiten met gevaarlijke stoffen verrichten (zoals LPG-tankstations en chemische fabrieken) en zogenoemde kwetsbare objecten (zoals woningen en scholen). Tevens beperkt het BEVI het totale aanwezige personen in de directe omgeving van een risicovol bedrijf.
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven gevestigd, lopen er geen leidingen voor gevaarlijke stoffen. Het plangebied ligt niet in de omgeving van een route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De N18 ligt namelijk op ruim 450 meter afstand.
In en bij de bierbrouwerij worden geen gevaarlijke stoffen opgeslagen.
Het volledige advies met betrekking tot externe veiligheid is opgenomen als Bijlage 12 Toets externe veiligheid.
Het project en bijbehorende procedure worden door verzoeker bekostigd. Indien het project aanleiding geeft tot vergoeding van planschade (artikel 6.1 Wro) zullen de kosten worden doorberekend aan verzoeker. Ten behoeve van het project is een anterieure overeenkomst afgesloten met verzoeker inzake planschade. Het is daarom niet meer nodig om een exploitatieplan op te stellen en vast te stellen.
Met het voorliggende plan wordt de oprichting van een gebouw voor een brouwerij mogelijk gemaakt. Met de initiatief is een overeenkomst gesloten over het verhaal van kosten voor onder meer de exploitatie en eventuele planschade. Een zakelijke (beknopte) beschrijving van de overeenkomst is opgenomen als bijlage bij deze ruimtelijke onderbouwing.
Voor het plan wordt de uitgebreide procedure doorlopen zoals bepaald in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Dit betekent dat het ontwerp-besluit met de bijbehorende ruimtelijke onderbouwing voor een periode van zes weken ter inzage heeft gelegen. Een ieder kon gedurende deze periode een zienswijze indienen. Er is geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen.
In artikel 6.18 van het Besluit Omgevingsrecht is voor de projectafwijking (artikel 2.12. eerste lid a, onder 3) overeenkomstig artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening van toepassing. Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan of e en projectafwijking overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Het plan betreft geen ontwikkeling die de in de Omgevingsverordening is genoemd als een provinciaal belang.
Het waterschap Rijn en IJssel heeft bij de naastgelegen planontwikkeling reeds advies uitgebracht. In het kader van de uitvoering vindt nog nader overleg plaats.
Beide diensten hebben kunnen reageren op het ontwerpbesluit met de bijbehorende ruimtelijke onderbouwing. Van de provincie is geen reactie ontvangen. In overleg met het waterschap is een bijlage aan deze ruimtelijke onderbouwing toegevoegd.