vastgesteld |
NL.IMRO.1586.PBGRO004-0003 |
Bij de gemeente is een verzoek binnengekomen om medewerking te verlenen aan een bestemmingsplanwijziging voor een nieuw woonzorgcomplex aan de Lichtenvoordseweg 51 in Groenlo. De situering van het plan ligt buiten de huidige bebouwingsgrenzen en past daarom niet in het bestemmingsplan. Daarom is een omgevingsvergunning (ex artikel 2.1, lid 1 onder c) nodig om af te wijken van het bestemmingsplan. Hiertoe is het voorliggende ruimtelijke onderbouwing opgesteld.
Het projectgebied betreft het perceel Lichtenvoordseweg 51 te Groenlo. Het perceel ligt aan de rand van een woonwijk. Het projectgebied wordt aan de zuidkant ontsloten door de Lichtenvoordseweg en grenst tegelijkertijd aan de Rondweg. Aan de oostzijde bevindt zich de woonwijk De Schans, met daarin o.a. de huisvesting voor 24 cliënten met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking en levensloopbestendige seniorenwoningen. De noordzijde van het perceel grenst aan woonpercelen. De westzijde grenst aan Valom B.V. (functie: Bloemen en Planten - Glas, Porselein en Aardewerk). Onderste afbeeldingen geven de ligging van het projectgebied aan.
Afbeelding 1: ligging in Groenlo
Afbeelding 2: ligging in wijk
Afbeelding 3: ligging in straat
Het projectgebied ligt in het bestemmingsplan 'Groenlo Zuid 1982'. Het perceel is bestemd als 'Bijzondere woonvorm'. Binnen deze bestemming zijn woongebouwen toegestaan ten dienste van de huisvesting en verzorging van personen samenwonend in een gezinsvervangend tehuis en hun verzorgers. Het nieuwe woonzorg gebouw past binnen deze functie, maar het gebouw wordt op een andere manier op het perceel gesitueerd. Dat betekent dat het buiten de huidige bebouwingsgrenzen ligt en dus niet in het bestemmingsplan past. Een aparte procedure moet daarom gevoerd worden.
Voor het projectgebied geldt een aantal juridische kaders en beleidskaders. De belangrijkste voor het projectgebied, worden in dit hoofdstuk samengevat.
De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen voor de komende decennia. Het kabinet gaat daarbij uit van een dynamisch, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid en een heldere verdeling van verantwoordelijkheden tussen rijk en decentrale overheden. De nota gaat uit van krachtige steden en een vitaal platteland. Met voorliggend plan wordt een nieuwe woonzorgcomplex gerealiseerd. Dit komt ten goede van de vraag naar woonzorgcomplexen.
Op 15 december 2010 heeft Provinciale Staten de Ruimtelijke verordening Gelderland vastgesteld. Deze verordening komt in de plaats van het streekplan Gelderland 2005. Op de kaart bij de verordening is het projectgebied aangegeven als Bestaand bebouwd gebied. Binnen dit gebied zijn de functies wonen en werken toegestaan. Met voorliggend pand wil stichting De Lichtenvoorde hun clienten zo veel mogelijk in een normale wijk, dichtbij de samenleving plaatsen. Het is gewenst om deze locatie te ontwikkelen vanwege de grote vraag naar woonobejcten voor de doelgroep van kinderen met een verstandelijke beperking. Het project is voor de functie wonen. Voorliggend project past binnen de ruimtelijke verordening van de provincie Gelderland.
IHet beleidsplan Wmo gemeente Oost Gelre 2008-2011 'Beter een goede buur dan een verre vriend' is in 2007 vastgesteld. Het plan past erg goed binnen de prestatievelden van het beleid, zoals: a) het bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid in dorpen, wijken en buurten; b) op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met het opgroeien en ondersteuning van ouders met problemen met opvoeden en c) het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem of psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijk verkeer. Met voorliggend plan wordt voldaan aan het beleidsplan Wmo gemeente Oost Gelre.
Lijst met verklaring van geen bedenkingen
Lijst met verklaring van geen bedenkingen is van toepassing. Daarin staat dat voor het volgende geen verklaring van bedenkingen benodigd is: 'Het wijzigen van een bestemmingsgrens of een bouwgrens indien deze aanpassing gewenst of noodzakelijk is in het belang van een juiste verwezenlijking van het project waarbij de bestemmingsgrens niet meer dan 5 meter mag worden verschoven en de bouwgrens niet meer dan 10 meter verschoven mag worden. Het laatste is hier van toepassing. De bestemming voorziet in het gebruik als woonzorgcomplex, maar de bebouwingsgrens voldeed niet geheel.
Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. In het Waterbeheerplan 2010-2015 van Waterschap Rijn en IJssel staat het beleid beschreven op een drietal hoofdthema's. Voor het thema Veiligheid is bescherming tegen hoog water op de rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het thema watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie 'Vasthouden-Bergen-Afvoeren'. Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt 'stand still - step forward'. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteeem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft Waterschap Rijn en IJssel naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.
Thema | Toetsvraag | Relevant | |
Veiligheid |
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade) 2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? |
Nee Nee |
|
Riolering en Afvalwaterketen | 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3 /uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? |
Nee Nee Nee |
|
Wateroverlast (oppervlakte-water) |
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500 m2? 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2 ? 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? |
Nee Nee Ja Nee |
|
Oppervlakte- waterkwaliteit |
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? |
Nee |
|
Grondwater- overlast |
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 3. Is in het plangebied sprake van kwel? 4. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? |
Nee Nee Nee |
|
Grondwater- kwaliteit |
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee | |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
Nee Nee |
|
Volksgezondheid |
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
Nee Nee |
|
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur? 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? |
Nee Nee Nee Nee |
|
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | Nee | |
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee | |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee |
In opdracht van De Woonplaats heeft Milieutechniek Rouwmaat Groenlo bv op 28 mei 2010 een verkennend bodemonderzoek en asbestonderzoek verricht ter plaatse van het perceel (Verkennend bodemonderzoek en asbestonderzoek Lichtenvoordseweg 51 te Groenlo, 21 juni 2010, rapportnummer MT.20173).
De gehele locatie kan op basis van het vooronderzoek als niet-verdacht worden beschouwd. Bij het vooronderzoek zijn geen gegevens naar voren gekomen die kunnen duiden op de aanwezigheid van asbest op of in de bodem van de onderzoekslocatie. Visueel is op de bodem en in het opgeboorde materiaal geen asbestverdacht materiaal waargenomen.
De hypothese 'de gehele locatie is onverdacht' dient grotendeels aangenomen te worden. Op basis van de onderzoeksresultaten bestaat er op grond van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen
bezwaar voor het toekomstige ontwikkeling van het terrein. Tevens dient de hypothese 'de gehele locatie is asbest onverdacht' aangenomen te worden. Eventueel vrijkomende grond kan niet zondermeer in het grondverkeer worden opgenomen. Mocht de grond naar elders worden getransporteerd, dient te worden nagegaan in hoeverre de kwaliteit van de af te voeren grond overeenstemt met de verwerkingsmogelijkheden die voor de betreffende stort- c.q. hergebruikslocatie gelden. Aanbevolen wordt dan ook de eindverwerkingslocatie in overleg met het bevoegd gezag vast te stellen. Mocht grondwater onttrokken worden t.b.v. bemaling, dient bekeken te worden in hoeverre de grondwaterkwaliteit de lozingsnormen overschrijdt. Ondanks de zorgvuldigheid waarmee het onderzoek is uitgevoerd, is het altijd mogelijk dat eventueel lokaal voorkomende verontreinigingen niet zijn ontdekt.
Op basis van de onderzoeksresultaten bestaan er geen milieuhygiënische belemmeringen voor de voorgenomen nieuwbouw op de onderzoekslocatie en wijziging van het bestemmingsplan. Ten behoeve van de verwerking van de vrijkomende grond wordt verwezen naar de uitgangspunten van het Besluit bodemkwaliteit.
Geofox-Lexmond bv heeft Faunaconsult opdracht gegeven een flora- en faunaquickscan uit te voeren aan de Lichtenvoordseweg 51 te Groenlo (rapport maart 2011, i.o.v. Geofox-Lexmond bv).
Het plangebied bevindt zich op circa 800 meter van de EHS (Ecologische HoofdStructuur) en op circa 4 kilometer van het Natura 2000 gebied de Korenburgerveen. Beschermde natuurmonumenten liggen op nog grotere afstand van het plangebied. Omdat er geen negatieve effecten op de EHS zijn, zijn er vanuit het provinciale beleid geen bezwaren te verwachten. Omdat er geen negatieve effecten op Natura 2000 gebieden zijn te verwachten, is er ook geen vergunning nodig op grond van de Natuurbeschermingswet (ex artikel 19d lid 1).
Voor het vernietigen van holen etc. en verstoren van beschermde zoogdieren van de categorie 'algemene soorten' voor ruimtelijke ingrepen, bestaat een vrijstelling op grond van 'AMvB artikel 75' van de Flora- en faunawet (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, 2005). Er hoeft daarom geen ontheffing te worden aangevraagd.
Door het verwijderen van de vegetatie buiten de periode 15 maart tot 15 juli (het broedseizoen van de meeste vogels) uit te voeren, wordt directe schade aan vogels, hun nesten en eieren voorkomen.
Het was duidelijk welke functie de te slopen bebouwing zou hebben voor vleermuizen. Daarom is er een aanvullend vleermuizenonderzoek met een heterodyne vleermuisdetector uitgevoerd (rapport juni 2011, i.o.v. Geofox-Lexmond bv). Tijdens het onderzoek werden geen vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen gevonden. Deze zijn vermoedelijk afwezig. Het onderzoek is uitgevoerd volgens de normen van het Vleermuisprotocol.
In de te slopen bebouwing kunnen mogelijk nesten van huismus en/of gierzwaluw zitten. Nesten van deze soorten worden jaarrond als vaste rust- en verblijfplaats gezien (Dienst Regelingen, 2009a, 2009b en 2009c). Ook is het mogelijk dat er andere vogels broeden, waarvan Dienst Regelingen (2009b) een omgevingsscan eist. Daarom is er een aanvullend vogelonderzoek uitgevoerd. Jaarrond beschermde vogelnesten of nesten van vogels waarvan Dienst Regelingen (2009b) een omgevingsscan eist zijn afwezig in het plangebied. Bij de verdere planvorming hoeft daarom geen rekening met vleermuizen of strenger beschermde vogelnesten te worden gehouden.
Er is door RAAP Archeologisch Adviesbureau bv, in opdracht van Geofox-Lexmond bv, een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd om de archeologische verwachting van het plangebied vast te stellen. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in een rapport (rapportnummer 3769, april 2011).
Op basis van de resultaten van het archeologisch onderzoek wordt in het plangebied geen vervolgonderzoek geadviseerd. Dit selectieadvies wordt onderschreven. Wel dient te allen tijde bij het afgeven van een omgevingsvergunning de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 53 Monumentenwet 1988) kenbaar te worden gemaakt om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij een plan waarin een geluidgevoelig object wordt mogelijk gemaakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Met voorliggend project wordt een geluidgevoelig object gebouwd. Door Adviesburo Van der Boom bv is een akoestisch onderzoek (21 april 2011, rapportnummer 08-096) uitgevoerd om te bepalen of voldaan kan worden aan de maximaal toelaatbare geluidbelasting. Dit vanwege de nabije ligging van de Rondweg (N319). In 2008 is een onderzoek uitgevoerd, waaruit geconcludeerd kan worden dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB(A) wordt overschreden. Er wordt in het rapport suggesties gegeven voor het beperken van het geluid vanaf de bron. Te denken valt aan het aanbrengen van een stil wegdek of het verhogen van het al ter plaatse aanwezig zijnde geluidscherm. Echter, voor zo een klein aantal woningen is dit niet realistisch/haalbaar en stedenbouwkundig ook niet gewenst. Er dient daarom voor de gevels van de woningen een hogere waarde voor wegverkeer (N319) te worden aangevraagd met een waarde variërend van 49 – 54 dB.
De Woonplaats heeft verzocht om vaststelling van de hogere grenswaarden Wgh 2009 wegverkeer. Gelijktijdig met de terinzagelegging van dit ontwerpbesluit ligt een ontwerp van het besluit voor hogere grenswaarden ter inzage. Een kopie van het besluit is in de bijlagen opgenomen.
De luchtkwaliteit is afhankelijk van de mate van verontreiniging door diverse luchtverontreinigende stoffen waarbij de voornaamste bronnen van luchtverontreiniging het wegverkeer, industriële bedrijven en de landbouw zijn. Vanuit Europese richtlijnen wordt aangegeven welke luchtkwaliteitsnormen voor deze stoffen gelden. In Nederland zijn deze richtlijnen sinds 15 november 2007 geïmplementeerd in de Wet milieubeheer middels een wetswijziging van hoofdstuk 5 (milieukwaliteitseisen) titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, beter bekend als de Wet Luchtkwaliteit. Artikel 5.16 lid 1 en 2 van de Wet milieubeheer geeft aan dat een project, waarvan de uitoefening of toepassing gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, mogelijk is als:
De hierboven aangegeven grenswaarden uit bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn voor de luchtverontreinigende stoffen zwaveldioxide (SO2), stikstofdioxide (NO2), lood, koolmonoxide (CO), fijn stof (PM10), en benzeen (C6H6) en worden in de hieronder staande tabel aangegeven.
Stof | Grenswaarde | ||||||||
SO2 | 350 µg/ m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 24 maal per kalenderjaar mag worden overschreden | ||||||||
125 µg/ m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 3 maal per kalenderjaar mag worden overschreden | |||||||||
NO2 | 200 µg/ m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 18 maal per kalenderjaar mag worden overschreden | ||||||||
40 µg/ m³ als jaargemiddelde concentratie | |||||||||
PM10 | 40 µg/ m³ als jaargemiddelde concentratie | ||||||||
50 µg/ m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 35 maal per kalenderjaar mag worden overschreden | |||||||||
Lood | 0,5 µg/ m³ als jaargemiddelde concentratie | ||||||||
CO | 10.000 µg/ m³ als 8 uursgemiddelde concentratie | ||||||||
C6H6 | 5 µg/ m³ als jaargemiddelde concentratie |
Het Besluit gevoelige bestemmingen
Het woonzorgcomplex valt onder het Besluit gevoelige bestemmingen. Dit wil zeggen dat in het kader van de luchtkwaliteit vaste regels gelden over afstanden tot rijks- en provinciale wegen. In dit geval is de naast het perceel gelegen rondweg om Groenlo (N47) een provinciale weg. Dus hierop moet getoetst worden.
Artikel 2 lid 1 van het Besluit geeft aan dat een gevoelige bestemming niet mag liggen op een afstand van minder dan 50 meter vanaf de rand van een provinciale weg als op die locatie sprake is van een overschrijding of dreigende overschrijding. Het woonzorgcomplex staat wel binnen de 50 meter, echter er is geen sprake van een overschrijding of een dreigende overschrijding. Dus dit project voldoet aan het Besluit gevoelige bestemmingen.
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)
Dit Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM), legt vast wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Dat is het geval wanneer aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde concentratie van die stof. Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. De systematiek voor het bepalen of een project NIBM is vóór en na de vaststelling van het NSL dezelfde en voor het grootste gedeelte geregeld in de regeling niet in betekende mate (luchtkwaliteitseisen).
De Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)
Deze Ministeriële Regeling, verder aan te duiden als de Regeling NIBM, geeft voor een aantal categorieën van projecten een - getalsmatige - invulling aan de NIBM-grens. Het gaat ondermeer om woningbouw- en kantoorprojecten en enkele soorten van inrichtingen (bijv. emplacementen, kassen en andere landbouwinrichtingen). Als een project binnen de - getalsmatige - begrenzing van de Regeling NIBM valt, dan is geen verdere toetsing aan de 3% grens en de grenswaarden nodig en kan doorgaan zonder dat extra maatregelen worden genomen.
Voor woningbouw is het huidige 3% criterium 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg en 3000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling. De bouw van 18 extra woningen op het woonzorgcomplex betreft minder woningen dan het hier genoemde criterium, waardoor het aannemelijk is gemaakt dat die uitoefening of toepassing niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen.
Er is geen sprake van ontoelaatbare luchtverontreiniging als gevolg van de bouw van 18 extra woningen op dit woonzorgcomplex.
Het is niet toegestaan om zonder meer nieuwe geurgevoelige objecten te bouwen binnen een geurcontour van een bestaand bedrijf. In de omgeving van het projectgebied zijn geen bedrijven gesitueerd met een geurcontour. Anderzijds wordt met voorliggend project ook geen bedrijf met een geurcontour mogelijk gemaakt. Het aspect geur vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend project.
Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen (chemische fabriek, lpg-tankstation) en de mobiele bronnen (tankwagen, gasleiding). In de omgeving van het projectgebied zijn geen risicobronnen aanwezig. Voorliggend project maakt ook geen nieuwe risicobron mogelijk. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend plan.
Het nieuwbouwplan 'Oude Schans' te Groenlo zal huisvesting bieden aan cliënten van stichting De Lichtenvoorde. Het is de bedoeling om een gebouw voor drie woongroepen te realiseren. Elke groep heeft plaats voor 6 kinderen in de leeftijd tot 18 jaar. Ieder kind heeft zijn eigen slaapkamer en sanitair. Daarnaast is er ruimte gereserveerd voor crisisopvang en zorgondersteunende functies. Op het buitenterrein is er voldoende bergruimte en is er ruimte voor de kinderen om veilig buiten te kunnen spelen. Het pand krijgt drie vrijwel identieke groepswoningen, waarvan één op de begane grond en twee op de verdieping. Op de begane grond wordt onder één groepswoning een overdekte buitenspeelruimte gerealiseerd.
De locatie Lichtenvoordseweg 51 is gelegen aan de rand van Groenlo. Door de doodlopende weg en de positionering van het gebouw heeft de locatie een beschermend karakter. Dat zorgt ervoor dat er een veilige woonomgeving kan ontstaan. De buitenruimte wordt naar binnen georiënteerd zodat een veilige buitenomgeving ontstaat. De locatie is uiteraard ook goed bereikbaar voor vervoer, zoals busjes i.v.m. schoolvervoer.
Het nieuwe pand bestaat uit twee bouwlagen en een platdak. Op sommige plekken staat de bebouwing op palen. De entree is midden onder het gebouw gelegen. De 9 parkeerplaatsen zijn links achterop het terrein. Ook is aan de achterzijde een speelruimte voor de kinderen. De ontsluiting vindt (net zoals in de oude situatie) via de Lichtenvoordseweg plaats. Er komt ten behoeve van de ondersteuning van de andere locatie in De Schans, aan de achterzijde van het perceel een doorgang voor langzaam verkeer. Dit wordt een particulieren doorgang.
Parkeerplaatsen Doorgang langzaam verkeer
In de omgeving staan hoofdzakelijk vrijstaande woningen en bedrijfsgebouwen. De bestaande bebouwing is wisselend van hoogte en ligt tussen de 4 en 9 meter. De bestaande bebouwing aan de linkerzijde is een bedrijfsloods in één laag plat, daarop aansluitend een bedrijfspand in 2 bouwlagen met plat dak. Rechts van het zorgcomplex ligt een nieuwbouwwijk waar veel woningen in twee bouwlagen met een platdak zijn gebouwd. Het nieuwe woonzorgcomplex zal twee bouwlagen hebben met een platdak en sluit in vorm en volume goed aan in de omgeving.
Het nieuwe bouwvolume is door zijn hoogte van ongeveer 7 meter goed inpasbaar in de bebouwde omgeving. Door de afwijkende architectuur (bebouwing op palen) en uitstraling is het duidelijk dat dit gebouw een woonfunctie vervult. Functie en vorm van het gebouw zijn helder en in evenwicht. Het pand is twee bouwlagen hoog met een platdak en sluit in vorm en volume goed aan in de omgeving. De bouwmassa heeft voldoende afstand tot de omliggende bebouwing waardoor het een zelfstandige eenheid vormt. De compacte bouwmassa is helder van opzet.
Bovenop het platte dak worden zonnepanelen en enkele installaties geplaatst worden. Met deze panelen en installaties hoeft geen rekening te worden gehouden met de maximale bouwhoogte. Voor dit soort installaties gelden aparte (meestal vergunningsvrije) regels.
Bestaande situatie
Nieuwe situatie
Begane grond
Het project en bijbehorende procedure worden door verzoeker bekostigd. Indien het project aanleiding geeft tot uitkering van planschade (artikel 6.1 Wro) zullen de kosten worden doorberekend aan verzoeker. Ten behoeve van het project is een anterieure overeenkomst inzake planschade afgesloten met verzoeker.
Het bestemmingsplan voorziet in een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, waardoor voor de betrokken gronden een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro dient te worden vastgesteld. Tenzij de economische uitvoerbaarheid anderszins door middel van een exploitatieovereenkomst is verzekerd. De af te sluiten anterieure overeenkomst staat hiervoor garant.
Het plan wordt economisch uitvoerbaar geacht.
Het ontwerp besluit lag samen met de ruimtelijke onderbouwing zes weken ter inzage. Gedurende deze periode heeft een ieder de gelegenheid gehad om een zienswijze omtrent het plan naar voren te brengen. Er zijn twee zienswijzen ingediend. Een samenvatting van de zienswijzen en de gemeentelijke beantwoording is terug te vinden in de bijlagen bij deze ruimtelijke onderbouwing. De zienswijzen hebben niet geleid tot aanpassing van het plan.
Het ontwerp besluit met deze ruimtelijke onderbouwing wordt tegelijk met de terinzagelegging voor iedereen voorgelegd aan de provincie en het waterschap. Er is niet gereageerd door instanties.