direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kern Zieuwent 2015
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1586.BPZIE800-VG01

Toelichting

Hoofdtsuk 1 Algemene gegevens bestemmingsplan

Hoofdstuk 2 Inleiding

Hoofdstuk 3 Bestaande situatie

Hoofdstuk 4 Beleidskader

Hoofdstuk 5 Milieu- en omgevingsaspecten

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving

Hoofdstuk 7 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

Hoofdstuk 1 Algemene gegevens bestemmingsplan

Kern Zieuwent 2015  
Vastgesteld  
 
Inlichtingen:  
Afdeling Ruimtelijke en Economische Ontwikkeling  
 
 

Hoofdstuk 2 Inleiding

2.1 Aanleiding

In het kader van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplichte tienjaarlijkse actualisatie van een bestemmingsplan worden de geldende bestemmingsplannen binnen de gemeente Oost-Gelre herzien, zo ook voor het kerkdorp Zieuwent.

Voor dit dorp heeft de gemeenteraad van de gemeente Oost Gelre bij besluit van 23 maart 2006 het bestemmingsplan 'Zieuwent bebouwde kom, algehele herziening 2005' vastgesteld. Dit bestemmingsplan is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Gelderland bij besluit van 7 november 2006, nr. RE 2006.009566.
Bij dat besluit is goedkeuring onthouden aan een perceel aan de Werenfriedstraat 1 waarbij dit perceel als rood is omlijnd op de plankaart. In de afgelopen jaren hebben zich een aantal planologische wijzigingen voorgedaan, die worden meegenomen in deze herziening van het bestemmingsplan.

Dit bestemmingsplan voorziet in één overzichtelijke juridisch/planologische regeling voor dit dorp. Op deze wijze worden de planologische mogelijkheden op een actuele en eenduidige wijze vastgelegd.

2.2 Doel

Dit bestemmingsplan betreft een consoliderend bestemmingsplan. Het plan bevat een actuele planologische regeling van de bestaande situatie. Dit wil zeggen dat het bestaande legale gebruik en toegestane functies worden voorzien van een nieuwe actuele juridisch-planologische regeling. Bestaande rechten en plichten uit de geldende regeling worden zoveel mogelijk overgenomen en waar nodig aangepast aan de eisen en wensen van deze tijd.

Dat wil overigens niet zeggen dat het bestemmingsplan uitsluitend de actuele situatie planologisch regelt. Het bestemmingsplan maakt beperkte ontwikkelingen via de gebruikelijke flexibiliteitsbepalingen, zoals afwijkingsregels en wijzigingsregels mogelijk. De bestemmingsplannen die onlangs zijn vastgesteld worden meegenomen. Overige ontwikkelingen worden, gelet op de gewenste afstemming op en inpassing in het omringende stedenbouwkundig kader en de financiële en juridische complicaties, alleen mogelijk gemaakt via een afzonderlijke planherziening.

2.2.1 Ontwikkelingen

Een initiatief lift mee in deze algehele herziening van het bestemmingsplan. Op het perceel Dorpstraat 28 is de tuin bij de woning bestemd als Groen. Deze bestemming wordt in dit plan omgezet naar Tuin.

Daarnaast zijn door particulieren, waarbij hun woonperceel is gelegen aan de rand van de bebouwde kern, agrarische gronden betrokken bij de achtertuin. Deze gronden met de bestemming 'Agrarisch' zijn omgezet naar de bestemming 'Wonen'. Deze gronden vormen nu de achtertuin van de aanwezige woning.

2.3 Ligging en begrenzing

Het kerkdorp Zieuwent is één van de vijf kerkdorpen in de gemeente Oost Gelre na de gemeentelijke herindeling per 1 januari 2005. Het dorp is centraal gelegen in de gemeente Oost Gelre.

De plangrenzen volgen voornamelijk de grenzen van de bebouwde kom. Deze zijn ontleend aan het bestemmingsplan Buitengebied Oost Gelre en het geldende bestemmingsplan 'Zieuwent bebouwde kom, algehele herziening 2005'.

In het westen wordt de bestemmingsgrens met name bepaald door woningen, de sportvelden en de begraafplaats met aan de noordzijde enkele bedrijven. Aan de oostzijde wordt de bestemmingsgrens ook gevormd door woningen waarbij aan de noordzijde de grens wordt gevolgd van het terrein van Sourcy Center en de basisschool. Aan de zuidzijde wordt de grens weer gevormd door de daar aanwezige woningen.

Het plangebied is op onderstaande kaart tot uitdrukking gebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPZIE800-VG01_0001.png"

Plangebied Kern Zieuwent

2.4 Vigerende bestemmingsplannen

Voor het dorp Zieuwent gelden op dit moment de volgende bestemmingsplannen en/of omgevingsvergunningen (projectafwijkingen):

Naam bestemmingsplan   Datum vaststelling  
Zieuwent bebouwde kom, algehele herziening 2005   23 maart 2006  
Wijziging gebruik Dorpstraat 34   10 november 2005 / 2008  
“Buitengebied 1998, herziening 43 (uitbreiding loonwerk / landbouw-mechanisatiebedrijf Ruurloseweg 5 te Zieuwent)”   7 juli 2009  
Nieuwbouw De Timp BV   22 september 2009  
Bestemmingsplan Buitengebied 1998 / Zieuwent bebouwde kom, Uitbreiding Taxibedrijf Zitax a/d Ruurloseweg 1 te Zieuwent   15 februari 2010  
Zieuwent bebouwde kom herziening 3 Dorpstraat 23   9 november 2010  
Omgevingsvergunning Dorpstraat 36 vijf levensloopwoningen i.p.v. starterswoningen   28 maart 2011  
Omgevingsvergunning projectafwijking dorpskern Zieuwent   10 oktober 2012  
   

Hoofdstuk 3 Bestaande situatie

3.1 Algemeen

Het dorp Zieuwent is gelegen aan de noordwest kant van de kern Lichtenvoorde, ten noorden van het kerkdorp Harreveld en ten oosten van het kerkdorp Mariënvelde.

Het silhouet van het dorp wordt met name bepaald door woningen, de monumentale Rooms Katholieke Kerk met de daarbij behorende pastorie en voorzieningen in de vorm van detailhandel en sport.

Woningbouw overheerst het dorp. De meeste woningen zijn vrijstaande of twee-onder-één kap woningen. Ook zijn enkele woningen in rij gebouwd. Bebouwing van enkele bouwlagen is niet in dit dorp aanwezig. Aan de Dorpstraat zijn de winkels, de horeca en de meeste maatschappelijke voorzieningen aanwezig. Ten noorden van het dorp zijn enkele bedrijven aanwezig.

Ten westen van het dorp bevinden zich de velden van voetbalvereniging RKZVC met aansluitend de begraafplaats. In het noordoosten van het dorp bevindt zich het SourcyCenter, een sportgerelateerde multifunctionele accommodatie.

3.2 Infrastructuur

Autoverkeer

De Dorpsstraat is de belangrijkste verkeersader van het dorp. Tezamen met de Harreveldseweg en de Zegendijk vormen deze wegen de directe verbinding met het omliggende gebied. In deze wegen zijn verkeersremmende maatregelen aangebracht. De maximaal toegestane snelheid in de bebouwde kom is 30 km/uur.

Openbaar vervoer

Het dorp heeft goede verbindingen door middel van het openbaar vervoer. Met de buurtbus zijn diverse bestemmingen te bereiken.

Fietsers en voetgangers

De afstanden binnen het dorp zijn gering. De inrichting van de wegen is afgestemd op langzaam verkeer zodat fietsen en lopen relatief veilig kan geschieden.

3.3 Groenstructuur

Het kerkdorp Zieuwent is gelegen in een relatief open gebied. De randen van het dorp worden gekenmerkt door openheid en zijn voorzien van geringe begroeiing. Met name in het zuiden en in het westelijk deel in de nabijheid van de sportvelden is afscheidend groen aanwezig.

In de kern is geen groenstructuur aanwezig. Alleen rondom de kerk en de voormalige begraafplaats tegenover de kerk is groen ingericht. Verder bestaat het groen in de kern voornamelijk uit tuingroen. Langs enkele straten zijn bomenrijen aanwezig. In het algemeen zijn weinig bomen in de kern aanwezig.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Algemeen

Voor het gebied geldt een groot aantal juridische kaders en beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste samengevat. Op internationaal niveau zijn diverse regelingen van kracht die de duurzame instandhouding van habitats en soorten tot doel hebben. De meest verplichtende regelingen van de Europese unie zijn de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Op nationaal en provinciaal niveau zijn eveneens een groot aantal juridische kaders en beleidskaders van toepassing op het plangebied.

4.2 Internationaal niveau

4.2.1 Vogelrichtlijn

De "Vogelrichtlijn" (79/409/EG) uit 1979 heeft tot doel: de bescherming en het beheer van alle op het grondgebied van de Europese Unie in het wild levende vogels en hun habitats. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de instandhouding van al deze vogelsoorten en in het bijzonder de trekvogels en zijn verplicht om de verschillende natuurlijke habitats die het leefmilieu van de wilde vogels vormen, in stand te houden. Op grond van deze richtlijn worden gebieden aangewezen als Speciale Beschermingszone. Deze gebieden maken deel uit van het Europese initiatief om een ecologisch netwerk van natuurgebieden duurzaam te beschermen (Natura 2000). Daarnaast stelt de richtlijn nadere regels voor de bescherming, het beheer en de regulering van vogelsoorten.

De rechtsgevolgen die voortvloeien uit de Vogelrichtlijn betreffen, naast het aanwijzen van de Speciale Beschermingszones, ook de verplichting om passende maatregelen te nemen om de kwaliteit van de leefgebieden van de vogelsoorten niet te laten verslechteren. Verder mogen er geen storende invloeden optreden in gebieden die negatieve gevolgen hebben voor het voortbestaan van de vogelsoorten, die door de Vogelrichtlijn beschermd worden. Nieuwe plannen of projecten in en in de nabijheid van Speciale Beschermingszones worden volgens de richtlijn getoetst.

Het plangebied en de directe omgeving zijn niet aangewezen als Speciale Beschermingszone in het kader van de Vogelrichtlijn.

4.2.2 Habitatrichtlijn

De in 1992 vastgestelde "Habitatrichtlijn" is het voornaamste stuk wetgeving van de Europese Gemeenschap ter bevordering van de biologische verscheidenheid. Deze richtlijn houdt de verplichting in voor deelstaten om de habitats en soorten, die voor de Europese Unie van belang zijn, in stand te houden. Iedere lidstaat moet op zijn grondgebied de gebieden die voor het behoud van de onder de richtlijn vallende habitats en soorten het belangrijkst zijn, identificeren en vervolgens aanwijzen als Speciale Beschermingszones.

Het plangebied en de directe omgeving zijn niet aangewezen als Speciale Beschermingszone in het kader van de Habitatrichtlijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPZIE800-VG01_0002.png"

4.2.3 Het verdrag van Valletta (Malta)

Het "Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed", kortweg het Verdrag van Malta, is op 16 januari 1992 te Valletta tot stand gekomen. Uitgangspunt van het verdrag is het archeologisch erfgoed waar mogelijk te behouden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang, beter nog het cultuurhistorisch belang, vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Het verdrag is geratificeerd door de Eerste en Tweede Kamer. Invoering van het verdrag heeft gevolgen voor het huidige archeologisch bestel. Het moet nog (beter) in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd worden. Alle overheden hebben zorgplicht voor archeologische waarden gekregen, dus ook de gemeenten. In de ruimtelijke ordening wordt aan veel aspecten aandacht geschonken en worden tal van belangen tegen elkaar afgewogen. Voor veel zaken wordt de afweging gestuurd door wet- en regelgeving. Het verdrag van Malta heeft tot gevolg dat dit ook voor de archeologie het geval is. Door het verdrag heeft (ook) de gemeente de inspanningsverplichting de archeologische waarden te beschermen. De waarden kunnen niet geheel naar eigen inzicht tegen andere aspecten worden afgewogen.

4.2.4 Kaderrichtlijn water

De Kaderrichtlijn water (KRW) is een Europese richtlijn gericht op de verbetering van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. De KRW is sinds december 2000 van kracht en maakt het mogelijk om waterverontreiniging van oppervlaktewater en grondwater internationaal aan te pakken. De kaderrichtlijn is geen vrijblijvende richtlijn, ze vormt een Europese verplichting, waar de waterbeheerder (Rijk, waterschappen, provincies en gemeenten) niet omheen kan. De belangrijkste uitgangspunten van de KRW zijn:

  • De vervuiler betaalt
  • De gebruiker betaalt
  • Na 2000 geen achteruitgang van de chemische en ecologische toestand van het water
  • Resultaatsverplichting in 2015
  • Stroomgebiedsbenadering)

Via de Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water is de KRW vertaald in de Nederlandse wetgeving. De Kaderrichtlijn water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire (gevaarlijke) stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat 'een goede ecologische toestand'. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen. Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand).Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en dierensoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde, met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen.

4.3 Rijksbeleid

Op 1 juli 2008 is de fundamentele herziening van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in werking getreden, de zogenaamde Wet ruimtelijke ordening (Wro). Deze wetswijziging zorgt voor een duidelijke taakverdeling tussen de overheden waarbij ruimtelijke beleidsplannen van rijk, provincie en gemeenten in hoge mate verticaal op elkaar zijn afgestemd. In de Wro is de sturingsfilosofie dat elke overheid op basis van de eigen verantwoordelijkheid en daarbij behorende instrumenten vooral proactief optreedt ter realisering van haar eigen ruimtelijk beleid. Hiertoe stelt elke overheidslaag een structuurvisie vast. De Nota Ruimte en het Streekplan worden aangemerkt als structuurvisie in het kader van de Wro.

4.3.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld en in werking getreden. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobilitietsbeleid op rijksniveau. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede Structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

Daarmee is de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten geven identiteit aan een gebied. Bovendien zijn culturele voorzieningen en cultureel erfgoed van belang voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat en daarmee voor de concurrentiekracht van Nederland. Het Rijk is verantwoordelijk voor het cultureel en natuurlijk UNESCO-werelderfgoed (inclusief de voorlopige lijst), kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en cultuurhistorische waarden in of op de zeebodem.

Dit komt tot uiting in nationaal belang 10 'Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten'. Er zijn ruim 400 stads- en dorpsgezichten uit de periode tot 1940 en 50.000 rijksmonumenten aangewezen en beschermd door de Monumentenwet vanwege de nationale cultuurhistorische betekenis.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol. De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens provinciale verordening respectievelijk bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en is deels opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de 'oude' ontwerp AMvB Ruimte, die in 2009 al aan inspraak is onderworpen, en deels uit nieuwe onderwerpen.

Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden. Het betreft alleen die regels uit het eerdere ontwerp van de AMvB Ruimte (d.d. 2 juni 2009), die als nationaal belang in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) zijn herbevestigd: 2) Project Mainportontwikkeling Rotterdam, 3) Kustfundament, 4) Grote Rivieren (exclusief reserveringsgebieden Maas), 5) Waddenzee en waddengebied, 6) Defensie en 13) Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Enkele bepalingen zijn hier echter van uitgezonderd. Deze hebben betrekking op provinciaal medebewind en op ontheffingsmogelijkheden en kunnen pas in werking treden op het moment waarop is voorzien in een wettelijke grondslag voor provinciaal medebewind en voor de mogelijkheid tot afwijking van algemene regels. Dit betekent tevens dat de artikelen ten behoeve van nationaal belang 13) 'Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde' van inwerkingtreding uitgezonderd zijn.

De overige in de SVIR opgenomen nationale belangen, behalve die voor belang 9) buisleidingen, worden neergelegd in een ontwerpwijziging van het Barro. De wijziging van het Barro treedt op een nader te bepalen tijdstip in werking. Het betreft de nationale belangen: 1) Rijksvaarwegen, 4) Grote Rivieren (alleen reserveringsgebieden Maas), 7) Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, 8) Elektricitietsvoorziening, 10) EHS, 11) Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en 12) IJsselmeergebied.

De opname van het onderwerp buisleidingen in het Barro is uitgesteld in afwachting van de behandeling van de Structuurvisie Buisleidingen. In het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding die juridische borging vereisen.

4.3.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.
De 'stappen van de ladder' worden in artikel 3.1.6, lid 2 Bro als volgt omschreven:

  • voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte;
  • kan binnen bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio in de behoefte worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
  • wanneer blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld (met andere woorden zorgen voor optimale inpassing en bereikbaarheid).

Het bestemmingsplan 'Kern Zieuwent' is conserverend van aard. Dit wil zeggen dat zoveel mogelijk de bestaande situatie of reeds bestemde situatie bestemd wordt. Dit bestemmingsplan maakt dus geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk. De Ladder van duurzame verstedelijking is dan ook niet van toepassing op dit bestemmingsplan.

4.3.2 Natuurbeleid

Gelderland streeft naar het veiligstellen van de verscheidenheid (biodiversiteit) en kwaliteit van de Gelderse natuur, wat bijdraagt aan een prettige leef- en werkomgeving. Hiertoe zetten wij in op de realisatie van een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. Dit bereiken wij door de bestaande natuur in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) te beschermen en de samenhang te versterken door het uitbreiden van natuurgebieden in het GNN en het aanleggen van verbindingszones in de Groene Ontwikkelingszone (GO).

Gelders Natuurnetwerk (GNN)

Het GNN bestaat enerzijds uit alle gebieden met een natuurbestemming binnen de voormalige Gelderse EHS en anderzijds uit het zoekgebied van 7300 ha voor 5300 ha nieuwe natuur. Deze zoekruimte voor nieuwe natuur in het GNN is in de Omgevingsvisie opgenomen als toelichtende kaart. Daarnaast maken de reeds gerealiseerde delen van verbindingszones deel uit van het GNN. Het beleid met betrekking tot het GNN is ten eerste gericht op de bescherming en het herstel van de aanwezige natuurwaarden, ten tweede op de ontwikkeling van nieuwe natuurwaarden. Met het vastleggen van de geometrische plaatsbepaling van het GNN en de verbeelding daarvan op de kaart Regels Natuur overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.1.1 sub 10, geeft Gelderland uitvoering aan de op haar rustende verplichting om de EHS bij provinciale verordening aan te wijzen als bepaald in artikel 2.10.2, eerste lid, Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Kortom: in Gelderland wordt de EHS gevormd door het GNN.

Groene Ontwikkelingszone (GO)

De GO bestaat uit alle gebieden met een andere bestemming dan natuur binnen de voormalige Gelderse EHS. Het beleid met betrekking tot de GO is gericht op het versterken van de ecologische samenhang door de aanleg van ecologische verbindingszones, waaronder landgrensoverschrijdende klimaatcorridors. In de Omgevingsvisie is een toelichtende kaart opgenomen van de verbindingszones. De ontwikkelingsdoelstelling is tweeledig: ontwikkeling van functies in combinatie met versterking van de kernkwaliteiten natuur en landschap. In de GO worden natuur- en landschapselementen aangelegd ter verbetering van de migratiemogelijkheden voor planten en dieren volgens de ontwikkelingsmodellen beschreven in de atlas Kernkwaliteiten GNN en GO, of in Bijlage 8 Kernkwaliteiten GNN en GO bij deze verordening.

Zowel door compensatie als verevening worden er nieuwe natuurelementen gerealiseerd. Na realisatie worden deze onderdelen toegevoegd aan het GNN.

Op onderstaande verbeelding is op te maken dat de kern Zieuwent niet is gelegen in of in de directe nabijheid van het GNN of GO.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPZIE800-VG01_0003.png"

Zieuwent met Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPZIE800-VG01_0004.png"

4.3.3 Watertoets

In een bestemmingsplan dient volgens artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening een waterparagraaf te worden opgenomen. Het doel van deze 'watertoets' is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen. De waterhuishouding bestaat uit de overheidszorg die zich richt op het op en in de bodem vrij aanwezige water, met het oog op de daarbij behorende belangen. Zowel het oppervlaktewater als het grondwater valt onder de zorg voor de waterhuishouding. Naast veiligheid en wateroverlast (waterkwantiteit) worden ook de gevolgen van het plan voor de waterkwaliteit en verdroging onderzocht.

4.3.4 Wet natuurbescherming

De Wet natuurbescherming is op 1 januari 2017 in werking getreden en vervangt sindsdien de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. De wet bevat regels voor de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten en de belangrijkste natuurgebieden in Nederland. Daarnaast bevat de wet onder meer bepalingen over de jacht en over houtopstanden.

Soortbescherming

Deze wet bevat een algemene zorgplicht voor alle in het wild levende dieren en planten. Daarnaast voorziet de wet in strikte verboden die gelden voor aangewezen beschermde inheemse diersoorten, waaronder alle van nature in Nederland voorkomende soorten vogels. Dus zowel vogels in de tuin als op de Veluwe zijn beschermd.

Dez wet werkt volgens het 'nee-tenzij' principe ten aanzien van beschermde inheemse soorten: schadelijke handelingen zijn verboden, tenzij er een uitzondering voor is gemaakt. Het is niet toegestaan om vogels te doden, vangen, verwonden, verstoren, bezitten, verhandelen, de nesten en eieren te verstoren of te vernietigen. Uitzonderingen zijn onder voorwaarden mogelijk, onder andere voor veiligheid, schadebestrijding of onderzoek. De wet regelt ook de jacht in ons land.

Gebiedsbescherming

Deze wet bevat specifieke regels voor de aanwijzing, het beheer en de bescherming van Natura 2000-gebieden, waaronder een groot aantal gebieden die als essentieel leefgebied dienen voor vogels.

Het belangrijkste rechtgevolg van de aanwijzing als Natura 2000-gebied is dat er een vergunningplicht geldt voor alle activiteiten die mogelijk schade kunnen toebrengen aan een gebied. Voor dergelijke schadelijke activiteiten kan alleen een vergunning worden verleend als er geen alternatief is en als het gaat om een dwingende reden van groot openbaar belang.

De wet biedt geen bescherming aan andere natuurgebieden, maar vereist wel van provincies dat zij gebieden aanwijzen voor het natuurnetwerk Nederland en verleent hen de bevoegdheid om bijzondere provinciale natuurgebieden en bijzondere provinciale landschappen aan te wijzen. De Minister van Economische Zaken kan daarnaast op grond van de wet nationale parken aanwijzen die vooral een educatieve en communicatieve functie hebben. De voormalige beschermde natuurmonumenten zijn met bijbehorende doelen opgeheven met de inwerkingtreding van de Wet natuurbescherming.

Provincies krijgen de meeste taken en bevoegdheden

Provincies krijgen de belangrijkste taken en bevoegdheden voor de uitvoering van de wet, waaronder een duidelijke verplichting om actieve beschermingsmaatregelen te nemen voor soorten die dat nodig hebben en de bevoegdheid om gebieden aan te wijzen die van provinciaal belang zijn vanwege hun natuurwaarden of landschappelijke waarden. De provincies krijgen daarnaast bevoegdheden om vrijstellingen en ontheffingen te verlenen voor schadebestrijding, overlast, populatiebeheer en andere redenen. Vogelbescherming zal er nauwlettend op toezien dat deze taken en bevoegdheden zorgvuldig worden uitgeoefend door de provincies.

Integratie in de Omgevingswet voorzien

Er wordt op dit moment een Omgevingswet ontwikkeld die voorziet in een nieuw, integraal wettelijk kader voor de fysieke leefomgeving. De Omgevingswet bundelt een groot aantal wetten op het gebied van bouwen, milieu, water, ruimtelijke ordening, natuur en landschap. De Wet natuurbescherming zal over een aantal jaren worden geïntegreerd in de Omgevingswet via een aanvullingswet.

4.3.5 Nota Belvedère

In 1999 is de Nota Belvedère verschenen. Doel van de nota is de cultuurhistorische identiteit meer richtinggevend te laten zijn voor de inrichting van de ruimte. Deze doelstelling wordt in de nota geconcretiseerd in een breed scala van te ondernemen acties op rijks-, regionaal- en lokaal niveau. In het kader van de nota is een landsdekkend overzicht gemaakt van de cultuurhistorisch meest waardevol geachte steden en gebieden: de Cultuurhistorische Waardenkaart van Nederland (ook wel Belvedèrekaart genoemd).

4.4 Provinciaal beleid

4.4.1 Omgevingsvisie Gelderland

In deze visie beschrijft de provincie hoe zij de komende jaren willen omgaan met ontwikkelingen en initiatieven. Het is een 'plan' dat richting geeft en ruimte biedt; geen plan met exacte antwoorden. De provincie kiest er in deze visie voor om vooral opgaven en rollen te benoemen. Omstandigheden veranderen; nieuwe ontwikkelingen en kansen kunnen zich voordoen. De provincie wil daarop inspelen en nodigt partijen daarom uit om mee te denken en te werken. Waar u 'energie' heeft, wil de provincie met u aan de slag. Dit als antwoord op de vraag: is het allemaal haalbaar? De provincie wordt pragmatischer, nodigt uit en kiest voor dynamiek.

De Omgevingsvisie Gelderland is op 25 februari 2015 door Provinciale Staten van de provincie Gelderland vastgesteld. De meest recente versie is een geconsolideerde versie van januari 2018.

Uitwerking van nieuwe ontwikkelingen en kansen vindt plaats in de Omgevingsverordening Gelderland.

4.4.2 Omgevingsverordening Gelderland

Provinciale Staten van de provincie Gelderland hebben op 24 september 2014 de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. De meest recente versie is een geconsolideerde versie van januari 2018.

De omgevingsverordening richt zich op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.

In hoofdzaak geeft de Omgevingsverordening regels bij nieuwe ontwikkelingen. Denk hierbij aan nieuwe woningbouw, het oprichten van bedrijventerreinen, etcetera. Het bestemmingsplan 'Kern Zieuwent 2015' is conserverend van aard en sluit zoveel mogelijk aan bij de bestaande verleende situatie. Bij het opstellen van de regels van dit bestemmingsplan is zoveel mogelijk rekening gehouden met de regels uit de Omgevingsverordening Gelderland.

4.4.3 Waterplan Gelderland 2010-2015

Het Waterplan, dat op 11 november 2009 door Provinciale Staten is vastgesteld, is in 2014 overgegaan in de Gelderse Omgevingsvisie. Zonder water zou Gelderland er minder aantrekkelijk uitzien. Maar water is niet alleen mooi, tegen een overvloed ervan willen we beschermd worden. Natuurlijk is er ook voldoende schoon water nodig om te drinken, te recreëren, voor de industruie, de landbouw en de natuur. In de Omgevingsvisie staat hoe de provincie wil zorgen voor voldoende schoon water en droge voeten.

4.4.4 Gelders Milieuplan 3

In het Gelderse Milieuplan ligt de nadruk vooral op een gezonde, schone en veilige leefomgeving voor mens en natuur. De provincie wil een leefomgeving die de huidige en toekomstige generaties kansen biedt om veilig en gezond te wonen, te werken en te recreëren. Om dit te bereiken zijn maatregelen nodig die de milieuverontreiniging tegen gaan. De maatregelen betreffen het verkeer en vervoer, het bedrijfsleven, de landbouw en het wonen.

4.5 Gemeentelijk beleid

4.5.1 Woonvisie Oost Gelre

De gemeenten in de Achterhoek hebben gezamenlijk een visie voor het woonbeleid vastgesteld. Een demografische ontwikkeling in deze regio is dat het aantal inwoners in de komende periode langzaam maar zeker afneemt. In de Regionale Woonvisie wordt ingespeeld op die bevolkingsdaling en afname van het aantal huishoudens. Concreet betekent dit voor iedere gemeente in de Achterhoek dat de aangegeven bouwvolumes in de gemeentelijke woonvisies naar beneden bijgesteld moeten worden.

De gemeente Oost Gelre heeft een eigen woonvisie vastgesteld voor de periode 2016 - 2025 waarin de regionale woonvisie in is verweven. Deze is door de gemeenteraad vastgesteld op 20 september 2016.

De woonvisie Oost Gelre is een kernachtige en toegankelijke visie. De visie is vormgegeven op basis van een drietal thema's: kwantiteit & kwaliteit, beschikbaarheid & betaalbaarheid en wonen met zorg en welzijn. Bij ieder thema is aangegeven wat wordt gezien als ontwikkelingen, wat er bereikt moet worden en wat hiervoor moet worden gedaan. Voorafgaand hierop is ingegaan op de kwaliteiten van Oost Gelre, specifiek de verschillende kernen, en de maatschappelijke ontwikkelingen die het woonbeleid beinvloeden. In een uitvoeringsprogramma is aangegeven welke activiteiten uit de woonvisie voortvloeien en wanneer en door wie deze worden uitgevoerd. De ruimtelijke uitvoeringsmaatregelen zoals het stoplichtmodel, vijfsporenstrategie, sturingstabel en de richtlijnen voor nieuwe principe verzoeken zijn als bijlage bij het uitvoeringsprogramma gevoegd.

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan voor de kern Zieuwent is rekening gehouden met de vastgestelde woonvisie. Dit bestemmingsplan betreft in dit geval voornamelijk een conserverend plan, waarbij geen of nauwelijks ruimte wordt geboden voor nieuwe woningbouwmogelijkheden. Bestaande rechten, ook al zijn deze nog niet gerealiseerd, worden wel gerespecteerd. Kortom, de capaciteit van het geldende plan is in dit nieuwe bestemmingsplan meegenomen.

4.5.2 Leefbaarheidsvisie Kleine Kernen Oost Gelre

De leefbaarheid van de kleine kernen in de gemeente Oost Gelre staat onder druk. De bevolkingsopbouw verandert: jongeren trekken weg en de mensen die blijven worden steeds ouder. Daarnaast is het steeds moeilijker voorzieningen zoals scholen, winkels en (sport)verenigingen in stand te houden. De kleine kernen Harreveld, Lievelde, Mariënvelde, Vragender, Zieuwent en Zwolle willen niet afwachten, maar hebben de handen ineengeslagen. De dorpen hebben elkaar opgezocht en de vraag gesteld: Hoe kunnen we ervoor zorgen dat onze kleine kernen ook in de toekomst leefbaar zijn ? Het antwoord op deze vraag is input voor het gemeentelijk beleid. De kleine kernen willen er samen met de gemeente voor zorgen dat de kleine kernen leefbaar zijn en blijven. Zo is het idee ontstaan om een bovendorpse leefbaarheidsvisie voor de kleine kernen op te stellen.

Doelstellingen van de leefbaarheidsvisie:

  • a. de leefbaarheidsvisie dient als basis voor de uitvoering van de gemeentelijke (beleids)programma's.
  • b. toekomstig beleid houdt rekening met het onderscheidende karakter van de kleine kernen.
  • c. de relatie met de gemeente is gebaseerd op vertrouwen.
  • d. beleidsregels en bestemmingsplannen zijn dienend in plaats van beperkend.
  • e. gemeentelijk beleid komt in samenwerking met de kleine kernen tot stand.

De leefbaarheidsvisie is uitgangspunt geweest bij het opstellen van de coalitienota voor het college van burgemeester en wethouders. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan voor de kern Zieuwent is waar mogelijk rekening gehouden met deze leefbaarheidsvisie.

4.5.3 Nota Kleine kernen gemeente Oost Gelre

Door de herindeling is de afstand tussen burgers en de gemeente vaak (gevoelsmatig) groter geworden. Zeker in het buitengebied waar de fysieke afstand groter is, kunnen met name dorpsbelangen- organisaties het idee hebben dat de relatie tussen de gemeente en hun organisatie met de komst van de herindeling veranderd is. Vrijwel alle dorpsbelangenorganisaties maken zich zorgen over de problemen in de landbouw en de gevolgen hiervan voor de leefbaarheid van het platteland. Ook de vergrijzing van de bevolking is een thema waar velen bezorgd over zijn. Alle dorpsbelangenorganisaties zien het als hun taak om met de gemeente te praten naar aanleiding van actuele vragen en problemen. Vooral de kleinere belangenorganisaties werken op deze manier, omdat zij vinden dat dit het beste past bij de geringe omvang van hun dorp. Echter steeds meer dorpsbelangenorganisaties (vooral uit de iets grotere dorpen) werken daarnaast met een dorpsplan en gebruiken dit plan als agenda voor overleg met de gemeente. Zo heeft men regelmatig contact met de gemeente. In het kader van de nieuw gevormde gemeente dient men zich echter af te vragen of het huidige dienstenaanbod (nog) past bij de kleine kernen. Om eveneens de afstand tussen burger en bestuur te verkleinen en de leefbaarheid in de kleine kernen te behouden c.q. te versterken is daarom een gemeentelijk actief beleid hierop belangrijk.

Dorpsbelangenorganisaties proberen de negatieve ontwikkelingen in hun dorp te keren. Dus elk thema wat hierover gaat, zou een gemeentelijk beleidsthema kunnen zijn. In het raadsprogramma worden de thema's wonen (zoals betaalbare woningen voor jongeren in de kleine kernen) en economie (met werkgelegenheid en bedrijvigheid in de kleine kernen) al uitdrukkelijk in dit verband besproken. Maar ook de instandhouding van de basisvoorzieningen is een belangrijk thema in het leefbaarheidaspect. Veel dorpsbelangenorganisaties maken zich sterk voor onderhoud of nieuwbouw van het dorpshuis, of de sporthal, omdat een ontmoetingsruimte de voorwaarden schept voor een intensief gemeenschapsleven. Ook voorzieningen zoals het behoud van scholen, winkels en huisartsenposten, als mede transport en veiligheid zijn belangrijke thema's in kleine kernen. De gemeente kan hierop anticiperen door middel van het verlenen van subsidies en door het stellen van subsidievoorwaarden.

Hoofdstuk 5 Milieu- en omgevingsaspecten

5.1 Waterhuishouding

Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. In het Waterbeheerplan 2016-2021 van Waterschap Rijn en IJssel staat het beleid beschreven op een drietal hoofdthema's. Voor het thema Veiligheid is bescherming tegen hoog water op de rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het thema Watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie 'Vasthouden - Bergen - Afvoeren'. Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt 'stand still - step forward'. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft Waterschap Rijn en IJssel naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.

Ruimtelijke ordening en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er is meer ruimte nodig voor het waterbeheer van de toekomst. Ook op andere terreinen, zoals recreatie, wonen en landbouw speelt water een centrale rol. Het waterschap wil in het watertoetsproces vroegtijdig meedenken over de rol van het water in de ruimtelijke ontwikkeling en wil samen met de gemeente op zoek naar de bijdrage die water kan leveren aan de verbetering van de leefomgeving.

Hieronder is de watertoetstabel van het Waterschap Rijn en IJssel opgenomen met alle relevante waterthema's:

Thema   Toetsvraag   Relevant  
HOOFDTHEMA'S  
Veiligheid
 
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?  
Nee

Nee  
Riolering en Afvalwaterketen   1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?  
Nee
Nee
Nee  
Wateroverlast (oppervlaktewater)
 
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500 m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?  
Nee

Nee

Nee
Nee  
Oppervlakte-
waterkwaliteit  
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd?   Nee
 
Grondwater-
overlast  
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Is in het plangebied sprake van kwel?
3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?  
Nee

Nee
Nee  
Grondwater-
kwaliteit  
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?   Nee  
Inrichting en beheer
 
1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  
Nee

Nee  
Volksgezondheid   1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  
Nee

Nee  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?  
Nee
Nee
Nee

Nee  
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied?   Nee  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?   Nee  
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?   Nee  

In bovengenoemd tabel is geen hoofdthema aanwezig dat nadere aanvulling behoeft. Dit komt mede door het conserverende karakter van dit nieuwe bestemmingsplan.

5.2 Bodem

Het doel van de provincie is dat in 2030 geen Gelderse inwoners meer in hun woonomgeving worden blootgesteld aan ernstige bodemverontreinigingen. Dit is conform het landelijke bodemsaneringsbeleid. De provincie geeft voorrang aan het schoonmaken van locaties in woongebieden en grondwaterbeschermingsgebieden. Gedeputeerde Staten van de provincie zullen alleen in uitzonderlijke gevallen de sanering zelf ter hand nemen. Zij willen hun budget in de toekomst vooral inzetten voor financiële bijdragen aan derden om zo de bodemsanering een impuls te geven. Het is de bedoeling dat de markt een groot deel van de saneringen financiert, op momenten dat er ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden op de locaties.

De gemeenten in Gelderland hebben samen met de provincie alle verdachte locaties in Gelderland in beeld gebracht. Voor de verontreinigde locaties geldt dat er bij gemeenten nog meer of andere locaties bekend kunnen zijn dan bij de provincie. Dat komt doordat de provincie alleen betrokken wordt bij een verontreiniging als uit onderzoek blijkt dat deze verontreiniging (vermoedelijk) ernstig is. Voor niet-ernstige verontreinigingen is de geldende gemeentelijke regelgeving van toepassing.

Het voorliggende bestemmingsplan heeft een beheersmatig karakter. De voorliggende bestemmingsplanregeling gaat uit van de bestaande rechten en situaties, waardoor ten behoeve van het voorliggende bestemmingsplan geen onderzoek naar de milieukundige bodemkwaliteit is vereist. Voor nieuwbouwsituaties die buiten het voorliggend plan vallen zal specifiek onderzoek verricht worden naar de bodemkwaliteit. Voorts maakt de schone grondverklaring onderdeel uit van het bouwbesluit, zodat dit bij een eventuele omgevingsvergunningverlening is afgedekt. Daarmee kan worden zeker gesteld dat voor de bouw een onderzoek wordt verricht naar de gesteldheid van de bodem.

5.3 Wet natuurbescherming

Op basis van de Wet natuurbescherming worden een groot aantal inheemse dier- en plantensoorten beschermd. Deze soortenbescherming is in Nederland geïmplementeerd in de Wet natuurbescherming van. De wet richt zich vooral op de instandhouding van populaties van soorten die bescherming nodig hebben.

Het onderhavige bestemmingsplan is conserverend van aard. Wanneer plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens bestaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. In beginsel is de initiatiefnemer daarvoor zelf verantwoordelijk.

Naast de soortenbescherming kent de Wet natuurbescherming ook de gebiedsbescherming. Het plangebied ligt niet in de zone van het Gelders Natuurnetwerk. Het plangebied ligt ook niet in een Natura 2000-gebied. Vanwege het conserverende karakter van het bestemmingsplan zijn er geen effecten op beschermde gebieden te verwachten en is een natuurtoets niet noodzakelijk.

5.4 Cultuurhistorie en archeologie

De Erfgoedwet bevat de implementatie in de Nederlandse wetgeving van het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed, (ook wel het verdrag van Malta genoemd, naar het eiland en de plaats waar het Verdrag in 1992 door verschillende EU-lidstaten is ondertekend). De Erfgoedwet verplicht gemeenten om bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen gronden, rekening te houden met de in de bodem aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.

IWAK en AMK

Archeologische waarden zijn in Nederland veelal onzichtbaar, omdat ze grotendeels verborgen liggen in de bodem, waardoor ze niet eenvoudig te karteren zijn. Voor de onbekende waarden heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) opgesteld. Voor de bekende waarden is de Archeologische Monumentenkaart (AMK) opgesteld.

Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. De gemeente Oost Gelre heeft een archeologische beleidsadvieskaart. Op deze kaart is aangegeven welke gebieden archeologisch waardevol zijn en welke gebieden de verwachting hebben archeologisch waardevol te zijn. Het beleid dient direct door te werken in het bestemmingsplan. Bescherming (behoud/conservering) van gebieden met archeologische (verwachtings)waarden is uitgangspunt bij de zorg voor het archeologische erfgoed in het plangebied. Afhankelijk van de verstoring moeten de gebieden eerst nader worden onderzocht, voordat hier bebouwing of grondbewerking (=verstoring) plaatsvindt. Tijdens het onderzoek gevonden archeologische resten, moeten zo mogelijk onaangetast in de grond bewaard blijven of anders op verantwoorde wijze worden opgegraven. De kosten hiervan komen voor degene die de grond wil verstoren. Met behulp van een dubbelbestemming wordt voornoemde bescherming van archeologische waarden dan wel archeologische verwachtingswaarden in het bestemmingsplan geregeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPZIE800-VG01_0005.png"

Uitsnede uit de Beleidsadvieskaart voor Oost Gelre

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPZIE800-VG01_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPZIE800-VG01_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPZIE800-VG01_0008.png"

De kern Zieuwent ligt in archeologische waardevolle verwachtingsgebieden met categorie 6, 8 en 9. Categorie 6 zijn gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde (geomorfologische eenheden met een plaggendek), categorie 8 zijn gebieden met een middelmatige archeologische verwachting en categorie 9 zijn gebieden met een lage archeologische verwachting. De doelstellingen voor deze gebieden zijn hetzelfde waarbij wordt gestreefd naar behoud in huidige staat. Het grootste deel van het plangebied valt in categorie 6 waarbij geldt dat bodemingrepen dieper dan bouwvoor of bekende bodemverstoring zoveel mogelijk moet worden vermeden. Is behoud niet mogelijk dan dient bij bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv en groter dan 100 m2 vroegtijdig een inventariserend archeologisch onderzoek plaats te vinden.

Daarnaast zijn enkele gebieden groen omlijnd. Dit zijn onderzoeksgebieden waar een booronderzoek heeft plaatsgevonden. Deze gebieden zijn aangeduid met een onderzoeksmeldingsnummer.

Bovengenoemde doelstellingen zijn vertaald in de regels behorende bij dit bestemmingsplan.

5.5 Geluid

Ter bescherming van de burger in Nederland tegen overlast van geluid is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. In deze wet zijn normen opgenomen voor de maximaal toelaatbare geluidbelasting op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen (woningen, ziekenhuizen, scholen en dergelijke). In de Wgh zijn ook normen opgenomen voor de maximaal toelaatbare geluidsbelastingen in ruimten binnen gebouwen. Op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) hoofdstuk VI, afdeling 1 bevindt zich aan weerszijden van een weg een zone. Als in deze zone geluidgevoelige bebouwing wordt geprojecteerd dan moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Het onderzoek moet aantonen of voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op de gevels van de te realiseren woonbebouwing ten gevolge van het verkeer op de weg.

Gezien het conserverende karakter van dit bestemmingsplan is nader onderzoek naar geluidsbelasting niet van toepassing. Hierdoor is het niet relevant om nog nader op dit onderwerp in te gaan.

5.6 Verkeer- en parkeernormen

Met de komst van de nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening (Wro) kunnen parkeernormen niet langer in de bouwverordening worden opgenomen. De parkeernormen moeten worden opgenomen in het bestemmingsplan of in een aparte door de gemeenteraad vastgestelde notitie.

De gemeente Oost Gelre heeft geen notitie omtrent het parkeren vastgesteld. Bij ieder bestemmingsplan afzonderlijk zal de normering qua parkeren dan ook moeten worden meegenomen. Uitgangspunt is parkeren op eigen terrein conform de gemeentelijke parkeereis met als voorwaarde dat de kwaliteit van de openbare ruimte gewaarborgd blijft.

Omdat het bestemmingsplan conserverend van aard is zullen er geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden. Omdat er met de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden bouwmogelijkheden kunnen worden gecreeerd, is de normering qua parkeren dan ook op dit plan van toepassing.

5.7 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de wijziging van de ‘Wet milieubeheer’ in werking getreden. Deze wet is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:

a. negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken;
b. mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren ondanks de overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

De paragraaf luchtkwaliteit in de ‘Wet milieubeheer’ voorziet ondermeer in een gebiedgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Luchtkwaliteitseisen vormen onder de ‘Wet luchtkwaliteit’ geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

a. er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
b. een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt, wat wil zeggen dat een project ‘niet in betekenende mate’ bijdraagt aan de luchtverontreiniging (meer dan 3% ten opzichte van de grenswaarde);
c. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat op 1 augustus 2009 in werking is getreden nadat de EU op 7 april 2009 toestemming heeft verleend (derogatie).

De actualisatie van dit bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. In het kader van de luchtkwaliteit is dan ook geen nader onderzoek nodig. Er treedt immers geen verandering op in de bestaande planologische ruimte. Voor deze actualisatie hoeven geen regels te worden opgesteld omdat het wettelijk kader van de Wet luchtkwaliteit dit afdekt.

5.8 Geur

Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in werking getreden. De Wgv vervangt de Wet stankemissie veehouderijen die van toepassing was voor de landbouwontwikkelings-, verwevings- en extensiveringsgebieden met het primaat natuur en de drie 'stankrichtlijnen' zijnde de Richtlijn Veehouderij en Stankhinder 1996, de Brochure Veehouderij en de Hinderwet 1985.

Gemeenten hebben de beleidsvrijheid om maatwerk te leveren door middel van het vaststellen van een geurverordening die is afgestemd op de ruimtelijke en milieuhygiënische feiten en omstandigheden in een concreet gebied en de gewenste (toekomstige) ruimtelijke inrichting. De gemeente Oost Gelre heeft daarom een geurverordening vastgesteld. De Wgv maakt gebruik van nieuwe, meer wetenschappelijk onderbouwde milieuhygiënische inzichten. Hierbij worden, net als voor geur en geluid van industriële bronnen, de bronemissie en de emissie op leefniveau gekwantificeerd.

De verordening voor de gemeente Oost Gelre stelt de wettelijke streefwaarde als norm voor de maximale geurbelasting voor de zoekgebieden voor woningbouw.

In alle doorgerekende scenario's en situaties is de gemiddelde geurbelasting op de kern Zieuwent niet hoger dan de streefwaarde van 3 ouE/m3. Een achtergrondbelasting van rondom de 3 ouE/m3 wordt als een zeer goed leefklimaat gewaardeerd.

5.9 Externe veiligheid

Bepaalde maatschappelijke activiteiten brengen risico’s op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van de risico’s bij de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid of het vestigen van dergelijke activiteiten kan beperkingen opleggen aan de omgeving, doordat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen nodig zijn. Aan de andere kant is het rijksbeleid er op gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed op elkaar worden afgestemd. Het aspect externe veiligheid richt zich met name op het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire (chemische fabriek, lpg-tankstation) en de mobiele (tankwagen, gasleiding) bronnen. Er wordt onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde. Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (artikel 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico’s acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico’s te verkleinen. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een Bevi-bedrijf geldt een verantwoordingsplicht voor de gemeente voor het toelaten van gevoelige functies.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPZIE800-VG01_0009.png"

Net buiten de kern van Zieuwent is een risicovolle inrichting gelegen namelijk Evenementenservice De Timp. Dit bedrijf is dan ook als risico aangegeven op de risicokaart. De risico's van dit bedrijf is hetzelfde als die van andere risicovolle bedrijven die werken met ontplofbare, giftige of brandbare stoffen. Het gevaar ontstaat als met die gevaarlijke stoffen iets mis gaat. Afhankelijk van de soort stof kan er gevaar voor de gezondheid ontstaan voor degene die ermee in aanraking komt, of er komt brand of een ontploffing.

De genoemde gevaren en risico's van het bedrijf zijn afgewogen in een milieuvergunning. Hierin worden regels gesteld om de veiligheid van omwonenden te waarborgen. Daarbij vindt regelmatig controle plaats bij het bedrijf.

Het voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, ook niet bij het evenementenbedrijf. Het aspect externe veiligheid hoeft daarom niet nader onderzocht te worden.

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving

6.1 Algemeen

De beleidsdoelstellingen zijn juridisch vertaald in de regels en de bijbehorende verbeelding. De basis voor de verbeelding, de tekening, is een recente kadastrale ondergrond en topografische gegevens. Op de verbeelding is de grens van het bestemmingsplangebied aangegeven. Binnen die grens zijn de verschillende bestemmingen met verschillende kleuren en letteraanduidingen weergegeven. Voorts zijn aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen. Uitgangspunt voor de regels zijn de planregels die in de meest recente plannen binnen de gemeente zijn opgenomen, deels aangepast aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmings Plannen 2012 (SVBP 2012) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het voorliggende bestemmingsplan is een conserverend plan (wat betekent dat het huidige gebruik en de huidige verschijningsvorm als uitgangspunt dienen). De planologisch-juridische regeling in dit bestemmingsplan sluit zoveel mogelijk aan bij andere recente bestemmingsplannen van de gemeente Oost Gelre.

6.2 Bestemmingsplan

Het digitale bestemmingsplan Kern Zieuwent 2015 is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten dat is vervat in een GML-bestand NL.IMRO.1586.BPZIE800-VG01 met bijbehorende regels. De papieren plankaart (nu bekend als de analoge verbeelding van het voorliggende bestemmingsplan) is getekend op een schaal 1:1.000 en omvat twee kaartbladen. Het kaartblad geeft de bestemming van de gronden aan. Waar nodig zijn aanduidingen op de kaart opgenomen waarvan de betekenis in de regels wordt verklaard.

6.3 Plansystematiek

6.3.1 Indeling

De regels bestaan uit vier hoofdstukken:

Hoofdstuk 1: Inleidende regels

In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2).

Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk zijn de (dubbel) bestemmingen vastgelegd. Per bestemming wordt het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels opgenomen. Het plan kent de volgende hoofdbestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met Waarden - Landschapswaarden', 'Bedrijf', 'Bedrijf - Nutsvoorziening', 'Detailhandel', 'Dienstverlening', 'Gemengd', 'Groen', 'Horeca', 'Maatschappelijk', 'Natuur', 'Sport', 'Tuin', 'Verkeer', 'Wonen' en 'Leiding - Riool' alsmede de dubbel-bestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1 en 2'.

Hoofdstuk 3: Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen - dat wil zeggen: het gehele bestemmingsplan betreffend - karakter. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene parkeerregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels en algemene procedureregels.

Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene bepalingen betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

6.3.2 Bebouwing

In het bestemmingsplan wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Voor de situering en maatvoering van bouwwerken is het belangrijk dat er regels zijn opgenomen met betrekking tot:

Goot- en bouwhoogte

De maximaal toegestane goot- en bouwhoogte van (hoofd)gebouwen is op de verbeelding opgenomen door middel van de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)”. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is opgenomen in de regels in de subparagraaf “bouwwerken, geen gebouwen zijnde”.

Situering gebouwen

Teneinde de situatie eenduidig te kunnen reguleren, is de bebouwing “gezoneerd”. Voor bouwwerken is met betrekking tot de situering op de verbeelding en in de regels onderscheid gemaakt door het gebruik van de aanduiding “bouwvlak”. Het bouwvlak is bestemd voor (hoofd)gebouwen.

Bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, kunnen soms ook buiten het bouwvlak worden toegestaan. De maatvoering is in de planregels uitgewerkt.

Bebouwingspercentage

In de bestemmingen "Bedrijf', 'Detailhandel', 'Gemengd', 'Horeca', 'Maatschappelijk' en 'Sport' is een bebouwingspercentage opgenomen. Dit percentage geeft aan welk deel van het bouwvlak maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.3.3 Bestemmingsregels

Agrarisch

Binnen het plangebied voor de kern Zieuwent zijn nog enkele percelen aanwezig die een (semi)agrarische functie vervullen, deze gronden zijn derhalve bestemd als “agrarisch”.

Binnen de bestemming is een afwijkingsbepaling opgenomen om voor nieuwe schuilgelegenheden een omgevingsvergunning te kunnen verlenen.

Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

Binnen het plangebied voor de kern Zieuwent zijn enkele percelen aanwezig die een (semi)agrarische functie vervullen. Vanwege de landschappelijke waarde van deze gronden geldt hier de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden'.

Binnen deze bestemming is, net zoals bij de bestemming Agrarisch, een afwijkingsbepaling opgenomen om voor nieuwe schuilgelegenheden een omgevingsvergunning te kunnen verlenen.

Ter bescherming van de landschappelijke waarden is er een aanlegvergunningstelsel opgenomen.

Bedrijf en Bedrijf - Nutsvoorziening

Binnen de kern Zieuwent zijn verspreid enkele bedrijven aanwezig, deze zijn bestemd als ‘Bedrijf’.

Het uitgangspunt van de bestemming “bedrijf” is dat bedrijven zijn toegestaan tot maximaal categorie 2 uit de als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'. Dit zijn bedrijven die weinig overlast veroorzaken en daardoor te combineren zijn met de woonfuncties in de omgeving. Bestaande bedrijven tot categorie 3.2 zijn specifiek bestemd en gelegen aan de noordzijde van de kern. In de directe omgeving van deze bedrijven zijn geen of nauwelijks woonfuncties aanwezig.

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de genoemde milieucategorieën, teneinde bedrijven toe te staan die ontbreken op de bedrijvenlijst, danwel zich in een hogere milieucategorie bevinden, en die geen onevenredige inbreuk maken op het woon- en leefmilieu van de omgeving.

Een bestaande bedrijfswoning is positief bestemd door middel van de aanduiding “bedrijfswoning”.

Binnen de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' zijn nutsvoorzieningen aanwezig en ook alleen hiervoor bestemd. Binnen deze bestemming zijn bouwwerken ten behoeve van de nutsvoorzieningen toegestaan.

Detailhandel

De bestaande winkels aan de Dorpsstraat hebben de bestemming 'Detailhandel' gekregen. Binnen deze bestemming is één woning op de verdieping toegestaan.

In deze bestemming is de bevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen om onder voorwaarden de bestemming te wijzigen naar 'Wonen'.

Gemengd

Enkele panden aan de Dorpsstraat hebben de bestemming 'Gemengd' gekregen. Binnen deze bestemming zijn op de begane grond detailhandel en dienstverlenende voorzieningen toegestaan. Daarnaast zijn op de begane grond en/of op de verdieping bestaande woningen toegestaan.

In deze bestemming is de bevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen om onder voorwaarden de bestemming te wijzigen naar 'Wonen'.

Groen

De bestemming betreft gronden waarop uitsluitend groenvoorzieningen, paden, sport- en spelvoorzieningen, water e.d. zijn toegestaan. Het onderscheid met de bestemming ‘Verkeer’ is gelegen in het feit dat groenvoorzieningen een daadwerkelijk structureel groen karakter hebben en behouden.

Horeca

In het bestemmingsplan is voor horecabedrijven een onderscheid gemaakt in 3 categorieën:

1. horecacategorie 1 'lichte horeca': lichte vormen van horeca-activiteiten die in beginsel alleen overdag en 's avonds worden uitgeoefend en daardoor slechts een beperkte aantasting van het woon- en leefklimaat met zich mee kan brengen: broodjeszaken, cafetaria's, ijssalons, snackbar maar ook een restaurant en hotel. Met betrekking tot de gerichtheid van de horeca-activiteiten kan het volgende onderscheid worden gemaakt:

a. vormen die zich qua exploitatie en qua openingstijden richten op de reguliere horeca en druk op de omgeving kunnen veroorzaken;

b. vormen die zich qua exploitatie en qua openingstijden geen druk op de omgeving veroorzaken;

2. horecacategorie 2 'middelzware horeca': vormen van horeca-activiteiten die normaal gesproken ook 's nachts geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken zoals een café, bar, biljartcentrum, proeflokaal maar ook zalenverhuur;

3. horecacategorie 3 'zware horeca': vormen van horeca-activiteiten die 's nachts zijn geopend, grote aantallen bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving kunnen veroorzaken zoals dancing, nachtclub, discotheek of partycentrum.

In de planregels is aangegeven dat ‘horeca tot en met horecacategorie 2' is toegestaan. Het gaat immers om bestaande horecabedrijven eventueel met een zaalaccommodatie. Horecacategorie 3 is niet toegestaan en zal ook een te grote belasting voor het dorp zijn.

Maatschappelijk

De bestemming “maatschappelijk” is bedoeld voor de voorkomende maatschappelijke voorzieningen. Daarbinnen is er voor gekozen om de school, begraafplaats, kerk en de huisartsenpraktijk en/of apotheek specifiek aan te duiden. Dit wil zeggen dat het huidig gebruik van deze percelen cq. bouwwerken is aangegeven. Dit wil echter niet zeggen dat er geen flexibiliteit aanwezig is. In de planregels is hierin voorzien door het opnemen van een afwijking van de planregels waarbij afzonderlijke toetsing plaatsvindt. Dit om te voorkomen dat er geen overlast van de 'nieuwe' maatschappelijke functie wordt ondervonden nu niet alle maatschappelijke functies hetzelfde zijn. Hiermee kan mogelijke overlast in de directe omgeving van deze nieuwe maatschappelijke functie worden voorkomen.

Voor fietsenstallingen en bergingen (en daarmee gelijk te stellen bouwwerken) is een regeling opgenomen om ook buiten het bouwvlak deze bouwwerken toe te staan, tot een maximale oppervlakte van 70 m². Hierdoor is de flexibiliteit aanwezig om deze bouwwerken ook buiten het bouwvlak te kunnen realiseren.

Natuur

Groenstroken die in het kader van landschappelijke inpassing zijn aangelegd en dus moeten worden behouden en onderhouden zijn aangeduid als Natuur. In deze bestemming zijn schuilgelegenheden voor fietsers en wandelaars toegestaan.

Ter bescherming van deze groenstroken is er een aanlegvergunningstelsel opgenomen.

Sport

De voetbalvelden met opstallen, de multifunctionele sportaccommodatie en het terrein naast de school zijn bestemd als ‘Sport’.

Tuin

Deze bestemming geldt met name voor de voortuinen van woningen. Op gronden met deze bestemming mag beperkt gebouwd worden, zoals een erker of een luifel.

Verkeer

Deze bestemming is opgesteld voor de openbare verkeersruimte binnen de kern. De doorgaande wegen, de woonstraten, aanliggende trottoirs, parkeerplaatsen, bermen en beplantingen maar ook de nutsvoorzieningen zijn in deze bestemming opgenomen. Een algemene bestemming voor zowel de verharding als het aanliggende groen maakt een eventuele herinrichting van het openbare gebied eenvoudig te regelen.

Wonen

Deze bestemming geldt voor al de woningen in het plangebied en de bijbehorende achtertuinen. De hoofdfunctie in deze gebieden is wonen, maar een aan huis gebonden (dienstverlenend) beroep is ook toegestaan. Hierbij geldt dat de woning in overwegende mate de woonfunctie moet behouden en het beroep moet passen in de woonomgeving.

In de bouwregels is onderscheid gemaakt tussen een hoofdgebouw (de woning) en bij het hoofdgebouw behorende bijbehorende bouwwerken.

Het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, terwijl bijbehorende bouwwerken zowel binnen als buiten het bouwvlak zijn toegestaan, op minimaal 1 m achter de voorgevel van de woning.

De maximaal toegestane goot- en bouwhoogte van de woning is op de verbeelding aangeduid evenals de toegestane bouwwijze(n) (vrijstaand, twee-aaneen of aaneengebouwd).

Verspreid zijn enkele beroepen en bedrijven aan huis aanwezig. Deze bestaande functies zijn direct toegestaan naast de woonfunctie zolang de oppervlakte niet meer bedraagt dan ten hoogste 50 m².

Door middel van een afwijking van de gebruiksregels is het mogelijk om met een omgevingsvergunning het gebruik van een gebouw te wijzigen zoals opgenomen in de bestemming 'Gemengd'.

Leiding - Riool

Ter bescherming van het in de ondergrond aanwezige riool persleiding is een leidingstrook van 6 m breed op de plankaart verbeeld. Bebouwing op deze leidingenstrook is niet toegestaan.

Hoofdstuk 7 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Haalbaarheid

Het gaat in dit geval met name om een actualisatie van een bestemmingsplan teneinde te voldoen aan het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening. Er behoeft geen twijfel te bestaan over de haalbaarheid en de financiële uitvoerbaarheid van dit plan.

7.2 Exploitatieplan

Er behoeft in dit geval geen exploitatieplan te worden opgesteld.

7.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.3.1 Inspraak

Het voorontwerp van het bestemmingsplan heeft in het kader van de inspraak gedurende drie weken ter inzage gelegen met ingang van 4 november 2016. Hiervan is mededeling gedaan in de plaatselijke huis-aan-huisbladen en de Nederlandse Staatscourant.

Zieuwents Belang is bij mail van 28 oktober 2016 eveneens geïnformeerd over de terinzagelegging van het voorontwerp.

Op 10 november 2016 heeft van 16.00 tot 18.00 uur een inloopbijeenkomst plaatsgevonden. Deze bijeenkomst is gehouden bij Het Witte Paard aan de Dorpsstraat 49 te Zieuwent en bezocht door 12 belangstellenden.

Gdurende de periode van de inspraak zijn opmerkingen kenbaar gemaakt bij het gemeentebestuur omtrent het voorontwerp van het bestemmingsplan. De opmerkingen zijn opgenomen in een 'Notitie wijzigingen planregels en verbeelding t.o.v. voorontwerp bestemmingsplan Kern Zieuwent 2015' en meegenomen in het ontwerp bestemmingsplan. Ten opzichte van het voorontwerp bestemmingsplan zijn in het ontwerp bestemmingen wijzigingen en/of aanvullingen aangebracht die zijn aangegeven in voornoemde Notitie.

Een ontwerp van het bestemmingsplan heeft voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn een aantal zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn verwerkt in een 'Nota Inhoud en beantwoording zienswijzen' welke als bijlage is bijgevoegd.

7.3.2 Artikel 3.1.1.-overleg

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

In het nieuwe bestemmingsplan is overeenkomstig de huidige situatie bestemd. In het bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerp bestemmingsplan toegezonden aan Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland en het Waterschap Rijn en IJssel.