direct naar inhoud van Artikel 4 Wonen
Plan: Buitengebied herziening G.J. Doorninkweg 8 Lichtenvoorde
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1586.BPBUI101-VG02

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Wonen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristiek' de bescherming van karakteristieke, cultuurhistorische bebouwing waar dat op de plankaart als zodanig is aangegeven met de aanduiding [ka];
  • c. één ontsluitingsweg ten behoeve van de bereikbaarheid van woningen;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. bijbehorende bouwwerken;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • g. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  • h. tuinen;
  • i. erven;
  • j. paardenbakken tot een oppervlakte van 800 m2;

Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 1 per bestemmingsvlak.

In de bestemming is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep toegestaan, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m2. de activiteit mag niet leiden tot belemmeringen voor de omliggende functies en geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is aangegeven:
    Bouwwerken   Maximale goothoogte in m   Maximale bouwhoogte in m   Maximale oppervlakte in m2   Maximale inhoud in m3  
    Woning   4,5   9     750  
    Bijbehorende bouwwerken bij de woning   4   6   150, met dien verstande dat het achtererfgebied voor niet meer dan 50% mag worden bebouwd.    
    Erf- en terreinafscheidingen     2      
    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     2,5      
  • b. indien de bestaande bebouwing afwijkt van het bepaalde onder a dan geldt de bestaande bebouwing op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, mits deze op een legale wijze tot stand is gebracht;
  • c. verbouw en/of uitbreiding is toegestaan onder de lid 4.2 sub a genoemde maatvoering, met dien verstande dat de karakteristieke elementen van de gebouwen aangeduid als 'karakteristiek' behouden blijven;
  • d. bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan in het achtererfgebied, met uitzondering van erkers welke zijn toegestaan voor de voorgevel. Voor het bouwen van erkers gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
    • 2. de diepte mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
    • 3. de breedte mag niet meer bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel.
  • e. de afstand van de woning tot bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 25 m;
  • f. herbouw van de woning is uitsluitend toegestaan binnen een afstand van 25 m van de bestaande locatie op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan. Dit geldt niet voor de woning aangeduid als 'karakteristiek';
  • g. indien de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' dient de woning binnen het bouwvlak gebouwd te worden;
  • h. indien de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' dienden de bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gebouwd te worden;
4.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.2 sub a ten behoeve van het vergroten van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij de woning tot 200 m2, met dien verstande dat:
    • 1. de bijbehorende bouwwerken uitsluitend in het achtererfgebied gebouwd mogen worden;
    • 2. het achtererfgebied voor niet meer dan 25% mag worden bebouwd;
    • 3. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing door middel van een erfinrichtingsplan.
  • b. lid 4.2 sub a indien de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken meer bedraagt dan 200 m2 2 mogen de bijbehorende bouwwerken op een andere locatie worden herbouwd, met dien verstande dat:
    • 1. herbouw slechts mogelijk is indien een sanering van minimaal 70% van de oppervlakte boven de 200 m2 plaatsvindt en de bestaande goot- en bouwhoogte niet wordt overschreden, tenzij de overschrijding bijdraagt aan verbetering van de ruimtelijke situatie;
    • 2. indien de bestaande bijbehorende bouwwerken worden vervangen door één bijbehorende bouwwerk dan mag de oppervlakte van dit nieuwe bijbehorende bouwwerk niet meer bedragen dan 200 m2 en dient er sprake te zijn van een verbetering van de ruimtelijke situatie;
    • 3. de afstand tot het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 25 m.
  • c. lid 4.2 sub e ten behoeve van het vergroten van de afstand tussen de woning en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
    • 1. de bijbehorende bouwwerken uitsluitend in het achtererfgebied gebouwd mogen worden;
    • 2. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing door middel van een erfinrichtingsplan;
  • d. lid 4.2 sub f ten behoeve van het herbouwen van de woning op een andere locatie dan de bestaande locatie, met dien verstande dat:
    • 1. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij de woning behorende gronden en bebouwing niet onevenredig wordt belemmerd;
    • 2. voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;
    • 3. de bestaande woning wordt gesloopt binnen drie maanden na oplevering van de herbouwde woning;
    • 4. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing door middel van een erfinrichtingsplan;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' de woningen aan een dienen te worden gebouwd;
  • e. lid f.4 sub g ten behoeve van vervangende nieuwbouw voor nevenactiviteiten indien gebruik gemaakt wordt van de afwijking bij een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.4 sub e, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 350 m2;
    • 2. er sprake dient te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing door middel van een erfinrichtingsplan.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.1 ten behoeve van het toestaan van mantelzorg in een woning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken dan wel voor het bouwen van een mantelzorgunit, onder de voorwaarden dat:
    • 1. er aantoonbaar behoefte bestaat aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden, in welk kader een indicatie voor mantelzorg aanwezig is;
    • 2. de totale oppervlakte ten behoeve van mantelzorg per bouwperceel niet meer dan 55 m² mag bedragen;
    • 3. het bebouwingspercentage op het bouwperceel maximaal 60% mag bedragen na realisatie van de mantelzorg;
    • 4. er maximaal sprake mag zijn van 1 bouwlaag;
    • 5. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 6. een vrijstaande mantelzorgunit binnen een afstand van 10 m gerekend van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
    • 7. in alle gevallen sprake is en blijft van afhankelijke woonruimte;
    • 8. indien de noodzaak van mantelzorg is vervallen, de omgevingsvergunning wordt ingetrokken en de situatie in en om de woning wordt teruggebracht in de oude staat (voor units), dan wel in overeenstemming met het bestemmingsplan.
  • b. lid 4.1 ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf, mits de woonfunctie in overwegende mate wordt behouden en onder de voorwaarden dat:
    • 1. het medegebruik van ondergeschikte betekenis moet zijn en maximaal 30% mag beslaan van de totale nettovloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken tot een gezamenlijk maximum van 50 m²;
    • 2. slechts bedrijven toelaatbaar zijn, die behoren tot de categorie 1 van de in Bijlage 1 opgenomen Lijst aan huis verbonden bedrijven;
    • 3. geen detailhandel mag plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop -als ondergeschikte nevenactiviteit- van producten die ter plaatse zijn vervaardigd, dan wel direct verband houden met het aan huis verbonden bedrijf;
    • 4. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling, casu quo niet onevenredig veel extra verkeer wordt aangetrokken;
    • 5. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de leefomgeving;
    • 6. op eigen terrein moet worden geparkeerd door eigenaar/huurder en bezoekers;
  • c. in lid 4.1 jo 4.4 sub b ten behoeve van het toestaan van:
    • 1. aan huis verbonden bedrijven welke niet zijn genoemd in de in Bijlage 1 opgenomen Lijst aan huis verbonden bedrijven of
    • 2. aan huis verbonden bedrijven die worden genoemd in categorie 2 van de in Bijlage 1 opgenomen Lijst aan huis verbonden bedrijven, mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar,kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1, mits geen onevenredige aantasting ontstaat van:
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • de milieusituatie;
      • de verkeersveiligheid;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • d. lid 4.1 ten behoeve van het toestaan van kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:
    • 1. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduidingen 'ehs - natuur', 'ehs - verbindingszone', 'ehs - verweving' en 'natte - natuur';
    • 2. het aantal kampeermiddelen niet meer mag bedragen dan 25;
    • 3. kleinschalig kamperen enkel is toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    • 4. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing door middel van een landschappelijk inpassingsplan;
    • 5. de afstand van het kleinschalig kampeerterrein tot het hoofdgebouw niet meer is dan 100 m;
    • 6. de afstand tot de bestemmingsgrens van de nabijgelegen woningen niet minder dan 50 m bedraagt;
    • 7. stacaravans, trekkershutten en chalets niet zijn toegestaan;
    • 8. kleinschalig kamperen geen belemming oplevert voor de omliggende functies;
    • 9. indien het niet wenselijk is om sanitaire voorzieningen te realiseren in bestaande gebouwen een omgevingsvergunning kan worden verleend voor de nieuwbouw van sanitaire voorzieningen, mits:
      • de gezamenlijke oppervlakte van deze voorzieningen niet meer bedraagt dan 50 m2;
      • de bouwhoogte van de gebouwen niet meer bedraagt dan 3,5 m.
  • e. lid 4.1 ten behoeve van het toestaan van de nevenactiviteiten welke zijn genoemd in de Bijlage 2 Indicatieve bedrijvenlijst, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 350 m2 van de bestaande gebouwen per erf welke, in afwijking van het bepaalde in artikel 1 lid 1.15, aanwezig waren op 27 april 2006;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'ehs - natuur' zijn enkel de functies verblijfsrecreatie/toerisme, dagrecreatie/toerisme en zorg toegestaan;
    • 3. buitenopslag en -uitstalling niet is toegestaan;
    • 4. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing door middel van een landschappelijk inpassingsplan;
    • 5. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling, casu quo niet onevenredig veel extra verkeer wordt aangetrokken.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
4.5.1 Verruiming inhoudsmaat woning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de woning tot 850 m3 dan wel het betrekken van de deel bij de woning, met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen niet mag toenemen;
  • b. er een bijdrage geleverd dient te worden aan de ontwikkeling van het landschap. Deze bijdrage dient te worden aangetoond door middel van een erfinrichtingsplan.
4.5.2 Splitsen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het splitsen van een voormalige boerderij in twee woningen, met dien verstande dat:

  • a. splitsing van de voormalige boerderij in twee woningen uitsluitend is toegestaan bij karakteristieke gebouwen;
  • b. de inhoud van het te splitsen gebouw (dus zonder vrijstaande stallen, schuren en loodsen e.d.) niet minder bedraagt dan 900 m3;
  • c. bij alle woningen 150 m2 aan bijbehorende bouwwerken is toegestaan, met dien verstande dat het achtererfgebied voor niet meer dan 50% mag worden bebouwd;
  • d. er sprake is van een landschappelijke inpassing door middel van erfinrichtingsplan;
  • e. de wijziging mag niet leiden tot aantasting van landschappelijke waarden en natuurwaarden, waarvan laatstgenoemde door middel van onderzoek dient te worden aangetoond;
  • f. de wijziging geen onevenredige aantasting tot gevolg heeft voor:
    • 1. de milieusituatie;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 4. de sociale veiligheid.
  • g. het wijzigingsplan positief wordt beoordeeld door het kwaliteitsteam.
4.6 Nadere eisen
4.6.1 Verboden gebruik

Met ingang van 1 jaar na het onherroepelijk worden van het plan wordt onder verboden gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, verstaan:

  • a. Het in gebruik hebben van bebouwing ten behoeve van het bepaalde in 4.1 onder a., met uitzondering van de bestaande voormalige dienstwoning voor aan de weg (G.J. Doorninkweg 8-8a), indien geen of onvolledig uitvoering is gegeven aan de landschapversterkende voorzieningen zoals weergegeven in het "inrichtingsplan G.J. Doorninkweg 8 door Landschapsbeheer Gelderland van datum september 2012" zoals opgenomen als bijlage bij dit plan.
  • b. Het in gebruik hebben van bebouwing ten behoeve van het bepaalde onder 4.1 onder a. indien de in onderdeel a. van dit artikel genoemde landschapsversterkende voorzieningen niet in stand worden gehouden.
4.6.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de bewoning van vrijstaande bijgebouwen;
  • b. het gebruik van gronden en opstallen voor een bedrijf.
4.6.3 Situering en maatvoering karakteristieke bebouwing

Bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de situering en maatvoering van de bebouwing indien en voor zover dat nodig is om de bescherming van karakteristieke, cultuurhistorische bebouwing te waarborgen, waar dat op de plankaart is aangegeven met de aanduiding [ka].