Plan: | Buitengebied herziening G.J. Doorninkweg 8 Lichtenvoorde |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1586.BPBUI101-VG02 |
De voor ' Wonen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 1 per bestemmingsvlak.
In de bestemming is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep toegestaan, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m2. de activiteit mag niet leiden tot belemmeringen voor de omliggende functies en geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
Bouwwerken | Maximale goothoogte in m | Maximale bouwhoogte in m | Maximale oppervlakte in m2 | Maximale inhoud in m3 | |||
Woning | 4,5 | 9 | 750 | ||||
Bijbehorende bouwwerken bij de woning | 4 | 6 | 150, met dien verstande dat het achtererfgebied voor niet meer dan 50% mag worden bebouwd. | ||||
Erf- en terreinafscheidingen | 2 | ||||||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 2,5 |
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de woning tot 850 m3 dan wel het betrekken van de deel bij de woning, met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het splitsen van een voormalige boerderij in twee woningen, met dien verstande dat:
Met ingang van 1 jaar na het onherroepelijk worden van het plan wordt onder verboden gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, verstaan:
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
Bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de situering en maatvoering van de bebouwing indien en voor zover dat nodig is om de bescherming van karakteristieke, cultuurhistorische bebouwing te waarborgen, waar dat op de plankaart is aangegeven met de aanduiding [ka].