direct naar inhoud van 4.3 Wonen en werken
Plan: Buitengebied Doorn 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1581.bpDOObuitengebied-va02

4.3 Wonen en werken

Vanuit het oogpunt van zorgvuldig ruimtegebruik dienen verstedelijkingsambities binnen de door het Streekplan vastgestelde rode contouren plaats te vinden. Het is dan ook gewenst om nieuwe bouwmogelijkheden binnen bestaand stedelijk gebied te benutten, om daarmee aantasting van waardevolle en kwetsbare open ruimte door nieuwe verstedelijking tegen te gaan. Gestreefd wordt daarnaast naar het verminderen van de verstening van het buitengebied. Daarbij is vooral de (gedeeltelijke) sloop van voormalige (agrarische) bedrijfsbebouwing aandachtspunt. In het geval van 'Ruimte voor Ruimte' en functieverandering speelt dit aspect om die reden een voorname rol: alleen wanneer een zekere, aanzienlijke oppervlakte aan bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, kan er één extra woning of een andere functie worden toegestaan.

In het kader van zorgvuldig ruimtegebruik en het streven naar ontstening van het buitengebied is het dan ook ongewenst in het buitengebied mogelijkheden te scheppen voor de nieuwbouw van burger- en niet-agrarische bedrijfswoningen. In het bestemmingsplan wordt daarom niet ingezet op nieuw op te richten burger- en niet-agrarische bedrijfswoningen.

Uitgangspunt is dat de reeds bestaande, legaal gebouwde burgerwoningen en niet-agrarische bedrijfswoningen positief bestemd worden in dit bestemmingsplan, indien de kwaliteit en ligging dit rechtvaardigen. Voor de hoofdbouwmassa van burgerwoningen geldt standaard een maximale inhoudsmaat van 600 m3. Hiermee wordt aangesloten bij de maatvoering uit het Streekplan en de Handleiding bestemmingsplannen. Bestaande burgerwoningen, die een kleinere inhoud dan 600 m3 hebben, krijgen zo in beperkte mate uitbreidingsruimte geboden.

In een aantal gevallen is sprake van bestaande burgerwoningen, met een inhoud groter of kleiner dan 600 m³. Voor de woningen in het Doornse buitengebied met een grotere inhoudsmaat komt dit veelal voort uit het feit dat de huidige, vigerende bestemming meer toelaat. Ook komt het voor dat de inhoud van bestaande burgerwoningen kleiner is dan de standaardmaat van 600 m3. In een enkel geval is het ongewenst dat zij tot 600 m3 kunnen uitbreiden, omdat het zomerwoningen of karakteristieke kleine aaneengebouwde woningen betreft, zoals de woningen aan de Remise. Bij burgerwoningen is in verband hiermee ervoor gekozen om het meerdere bij recht toe te kennen en het mindere vast te leggen als de maximaal toegestane inhoud, daar waar dat gewenst wordt beschouwd. Voor deze burgerwoningen geldt daardoor dat er bij recht geen mogelijkheden voor verdere uitbreiding zijn. In totaal gaat het om ruim 75 woningen.

Bijgebouwen mogen worden opgericht tot een maximale oppervlakte van 50 m2. Ook hiermee is op de standaard maatvoering uit het provinciaal beleid aangesloten. Gesteld wordt daarin dat die oppervlakte in het algemeen voldoende is om in de bergingsbehoefte bij woningen te voorzien. Wel is vergroting tot maximaal 75 m2 mogelijk, mits er minimaal 1 ha aan onbebouwde gronden aanwezig is en de extra oppervlakte aan bijgebouwen strikt noodzakelijk is voor het beheer van de gronden.

Uit oogpunt van het tegengaan van illegale bewoning en ongewenste activiteiten is het bewonen van bij burgerwoningen behorende bakhuizen niet toegestaan. Uitoefening van vrije beroepen, beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis wordt in het plangebied toegestaan tot maximaal 60 m2.

Voor niet-agrarische bedrijven geldt, conform de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV), in principe een ontwikkelingsruimte van de oppervlakte aan bebouwing van 20% ten opzichte van de bestaande toegestane oppervlakte. Hiermee wordt nog beperkte uitbreidingsruimte geboden voor de in het plangebied aanwezige bedrijven, om hun bedrijfsvoering op een gezonde manier te kunnen voortzetten. Voor de niet-agrarische bedrijven, die gelegen zijn in gebieden binnen de groene contour, wordt deze beperkte uitbreidingsmogelijkheid echter niet rechtens vastgelegd in het bestemmingsplan. Ook voor deze niet-agrarische bedrijven geldt namelijk dat de beperkte uitbreidingsruimte slechts kan worden toegestaan, indien deze de wezenlijke kenmerken en/of waarden van de EHS niet significant aantast, tenzij er geen reële alternatieven zijn én sprake is van redenen van groot openbaar belang ('Nee, tenzij'-regime). Alleen van uitbreidingen van geringe omvang (in absolute zin) mag verwacht worden dat significante aantasting niet aan de orde is. In het bestemmingsplan dient voor de betreffende niet-agrarische bedrijven dan ook, conform de Handleiding bestemmingsplannen, te worden geregeld dat uitbreiding van de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing met 20% enkel onder voorwaarden mogelijk is, met dien verstande dat voor een maximum van 100 m2 het 'Nee, tenzij'-regime niet van toepassing is. Eén van de voorwaarden is dat de uitbreiding zo dicht mogelijk tegen het bestaande of binnen het reeds als 'verstoord' aan te merken terrein komt te liggen.

Behalve voor gebieden binnen de groene contour is het ook gewenst in de stiltegebieden alleen onder voorwaarden ontwikkelingsruimte te bieden aan niet-agrarische bedrijven. Een ander soort bedrijf kan in voorkomend geval leiden tot negatieve akoestische gevolgen voor de rust in deze gebieden. In principe mag het plan aan in de stiltegebieden gevestigde niet-agrarische bedrijven dan ook rechtens geen ontwikkelingsmogelijkheden bieden.

Voor bedrijven die meer dan 20% willen of moeten uitbreiden is in het plangebied geen ruimte. Hiervoor zal het bedrijf op zoek moeten gaan naar ruimte op de bedrijventerreinen binnen de gemeente.

Vervangende nieuwbouw in gebieden binnen de groene contour biedt meer mogelijkheden en kansen, als gelijktijdig ook de oorspronkelijke cultuurhistorische en andere waarden in het gebied worden hersteld.

Om aantasting van het landschap, zoals verstening, te voorkomen wordt geen nieuwvestiging van niet-agrarische bedrijven toegestaan via het bestemmingsplan. Niet-agrarische bedrijven worden bij voorkeur op een bedrijventerrein gesitueerd. Zoals reeds gezegd kan hier een uitzondering op worden gemaakt voor een nieuw kleinschalig bedrijf in vrijkomende agrarische bebouwing.