direct naar inhoud van 4.1 Landschap, bos en natuur
Plan: Buitengebied Doorn 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1581.bpDOObuitengebied-va02

4.1 Landschap, bos en natuur

Utrechtse Heuvelrug
Het beleid voor de Utrechtse Heuvelrug is gericht op behoud, herstel en uitbouw van bestaande boscomplexen, waar gewenst het terugbrengen van heide en versterking van de ecologische samenhang tussen de natuur- en bosgebieden. Dit deel van het plangebied is gelegen binnen de groene contour begrenzing van de provincie Utrecht en omhelst alleen netto begrensde EHS. In de nabijheid van het plangebied komen wel Natura 2000-gebieden voor.

Voor binnen de groene contour gelegen gebieden geldt het 'Nee, tenzij'-regime. Uitbreidingen van bestaande functies dan wel nieuwe functies, die ten koste gaan van de wezenlijke kenmerken en/of waarden van deze gebieden, zijn niet toegestaan. Het is daarom gewenst de EHS vast te leggen in het bestemmingsplan, de bestaande binnen de EHS gelegen functies zo veel mogelijk strak te begrenzen en daaraan bij recht in principe geen uitbreidingsruimte te bieden. Het plan mag uitbreidingen van bestaande functies of nieuwe functies alleen faciliteren, indien toetsing aan het 'Nee, tenzij'-regime plaatsvindt, tenzij het uitbreidingen van geringe omvang (in absolute zin) betreft. Hiermee wordt invulling gegeven aan het provinciale beleid ten aanzien van de EHS en het beleid vanuit het Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug.

De bestaande bos-, natuur- en parkgebieden zijn in eigendom van diverse beheerders, die ieder een eigen kijk op en manier van beheren hebben. Per beheerder kan en zal er dus een verschil in beheersvorm zijn. De verschillende beheersmaatregelen zullen ertoe moeten leiden dat tenminste de actuele waarden van het plangebied behouden blijven en waar mogelijk de waarden vergroot worden. Hierbij dienen tevens de landschappelijke kwaliteiten behouden te blijven (bijvoorbeeld laanstructuren en verkavelingsstructuren). Ook zal bij de diverse beheersvormen de kenmerkende afwisseling in verschillende bostypen en variatie met open ruimten in stand moeten blijven. De ecologische ontwikkeling van de Heuvelrug moet in ieder geval gericht zijn op het versterken van de ecologische samenhang over grote oppervlakten en het behoud en ontwikkeling van variatie. Dit houdt in een streven naar grote eenheden natuurlijk bos, afgewisseld met diverse, verschillend beheerde bostypen. Uitgangspunt is -in de meeste gevallen- het ontwikkelen van een zo natuurlijk mogelijk ecosysteem, dat sterke overeenkomsten vertoont met de van nature op deze groeiplaats thuishorende vegetatie (potentieel natuurlijke vegetatie). De in dit bestemmingsplan op te nemen juridische regeling zal ruimte moeten bieden voor de verschillende beheersvormen.

Waar mogelijk dient het bestemmingsplan toe te staan dat -op basis van vrijwilligheid- vergroting van de bestaande bos- en natuurgebieden nagestreefd kan worden, conform de gewenste situatie en natuurdoelen uit het Natuurbeheerplan provincie Utrecht. In dit deel van het plangebied zijn in het Natuurbeheerplan nog een aantal kleine gebiedjes aangeduid als (zoekgebied voor) nieuwe natuur. Afhankelijk van de bereidwilligheid van de grondeigenaar kunnen deze in de planperiode tot nieuwe natuur omgevormd worden. In het bestemmingsplan moet ten behoeve hiervan een regeling worden opgenomen.

Gestreefd wordt de barrières, die wegen, spoorwegen en dichte bebouwingscomplexen vormen voor plant en dier, op te heffen. In het plangebied zijn echter geen grootschalige faunapassages voorzien. Het bestemmingsplan moet wel ruimte scheppen om 'kleinere' faunapassages mogelijk te maken.

Kampen- en overgangsgebied
In de landschapsanalyse (zie: paragraaf 3.3) is vermeld dat het kampen- en overgangsgebied een landschappelijke lobstructuur kent. De visie hiervoor is allereerst op behoud en bescherming van de waardevolle onderdelen van deze structuur gericht. Het gaat om de groene dragers van de diverse buitenplaatsen en landgoederen in dit deel van het plangebied. Vanuit landschappelijk en cultuurhistorisch perspectief is het gewenst de specifieke kwaliteiten van zowel buitenplaatsen als landgoederen te beschermen. In het kader van het provinciale project De Stichtse Lustwarande wordt gewerkt aan herstel van oude kenmerken van de buitenplaatsen, waaronder de zichtlijnen. Dit zal echter plaatsvinden op perceelsniveau en is afhankelijk van onder andere de financiële mogelijkheden van het gebied en gewenste beheersvorm van het landgoed of de buitenplaats.

Daarnaast is het gewenst de open tussengebieden en engen te beschermen. Het betreft het open agrarisch gebied ten zuiden en zuidoosten van Doorn. De overige tussengebieden zijn eveneens landschappelijk waardevol: ze onderscheiden zich van het gebied zuidelijk van de kern door het voorkomen van houtwallen en bosjes. Met name in de omgeving van kasteel Moersbergen en Huis Doorn wordt gestreefd naar het behoud van de open agrarische ruimten tussen de bosgebieden ('groene kamers'). Ook is vanuit cultuurhistorisch en landschappelijk oogpunt het behoud van de waardevolle open escomplexen ten oosten van de kern Doorn gewenst. Nieuwe ontwikkelingen, die de openheid van deze gebieden frustreren, mag het bestemmingsplan niet toestaan. Bij deze nieuwe ontwikkelingen kan het zowel gaan om een mogelijke natuurlijke invulling (bos) als nieuwe bebouwing. Echter, de agrarische bedrijven in dit gedeelte van het plangebied zijn in belangrijke mate bepalend voor de landschappelijke, en met name visueel-ruimtelijke, kwaliteit van het ten zuiden van de N225 gelegen gebied. Daarentegen hebben de bedrijven ook ontwikkelingsruimte nodig. Dit betekent dat agrarische bedrijven via het plan uitbreidingsruimte moeten krijgen, om deze zo vitaal te houden. Doordat de uitbreidingen waarschijnlijk relatief gezien van een beperkte omvang zullen zijn, zullen de landschappelijke kwaliteiten van het gebied niet significant worden aangetast. De agrarische bedrijven blijven belangrijk voor de landschappelijke kwaliteiten van dit deel van het plangebied. Wel is vanuit landschappelijk oogpunt enige sturing en landschappelijke inpassing noodzakelijk bij het (mogelijk) vergroten van bouwpercelen.

Ook in dit deel van het plangebied zijn gebieden en gebiedjes aanwezig, die gelegen zijn binnen de provinciale groene contour begrenzing. Zoals gezegd geldt hier een basisbescherming. De bijbehorende regelingen zijn benoemd in voorgaand onderdeel over de Utrechtse Heuvelrug.

Het kavelpatroon in het kampen- en overgangsgebied is kenmerkend voor dit deel van het plangebied en dient vanuit landschappelijk en cultuurhistorisch oogpunt behouden te blijven. Vooralsnog zijn er geen ontwikkelingen bekend, of gewenst, die afbreuk zullen doen aan dit verkavelingspatroon. Desalniettemin zal hiervoor een regeling worden opgenomen in het plan.