direct naar inhoud van 4.14 Archeologie
Plan: Haarbosch, Maarsbergen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1581.MAAHaarbosch-va01

4.14 Archeologie

4.14.1 Beleidskader

Wet op de archeologische monumentenzorg

Sinds 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Deze nationale wet vloeit voort uit het Europese Verdrag van Malta. Het uitgangspunt van de Wet op de archeologische monumentenzorg is het, waar nodig, beschermen van archeologische waarden. Er dient rekening gehouden te worden met de aanwezige en/of te verwachten monumenten/archeologische waarden. De wet is alleen van toepassing op (op)nieuw vast te stellen bestemmingsplannen.

Binnen de bepalingen van deze wet moet de gemeente de verantwoordelijk nemen voor het streven naar behoud 'in situ'. Ook moet de gemeente vroegtijdig het behoud van archeologische waarden afwegen tegen andere maatschappelijke belangen. Gemeenten moeten hun eigen archeologiebeleid opstellen en hier uitvoering aan geven.

De wet eist archeologisch vooronderzoek om de belangen goed af te kunnen wegen. De onderzoeksplicht is echter niet van toepassing op projecten met een oppervlakte kleiner dan 100 m2. Dit is het zogeheten archeologische vrijstellingenbeleid. De gemeenteraad heeft de bevoegdheid om (in een gemeentelijke archeologieverordening) een andere oppervlakte dan 100 m2 vrij te stellen van de onderzoeksplicht. Overigens vallen activiteiten waarvoor geen of een lichte bouwvergunning is vereist buiten de werkingssfeer van de wet.

Archeologische waarden- en beleidskaart en de wijzigingsverordening Monumentenverordening 2011

Sinds de invoering van de Wet op de archeologische monumentenzorg in 2007 ligt de verantwoordelijkheid voor het behoud en beheer van het archeologisch erfgoed bij de gemeente. In juni 2010 is door de gemeenteraad de archeologische beleidskaart vastgesteld waarop archeologisch waardevolle gebieden staan aangegeven. Er is gekozen voor zeven verschillende typen archeologie-gebieden, waarin verschillende regels met betrekking tot bescherming van archeologisch erfgoed gelden. In deze regels is vastgelegd wanneer archeologisch onderzoek noodzakelijk is. De regels van de archeologische beleidskaart zijn op 27 januari 2011 door de gemeenteraad vastgelegd in de Wijzigingsverordening Monumentenverordening gemeente Utrechte Heuvelrug 2011.

De volgende afbeelding geeft de archeologische waarde van het plangebied weer. Het plangebied heeft deels een lage en deels een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Voor gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde geldt een onderzoeksplicht voor ontwikkelingen die groter zijn dan 10 ha. Voor gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde geldt dat voor ontwikkelingen waarbij graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm vanaf het maaiveld en over een oppervlakte groter dan 1000 m2 plaatsvinden een archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden. Gelet op bovenstaande is voor de herontwikkeling van het plangebied een archeologisch onderzoek uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.MAAHaarbosch-va01_0010.jpg"

Gemeentelijke archeologische waarden- en beleidskaart

4.14.2 Het plan

In maart 2011 heeft het onderzoeksbureau RAAP een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in verband met de geplande sloop en nieuwbouw binnen het plangebied (kenmerk: 3761, datum: april 2011). De belangrijkste conclusies uit dit onderzoek zijn hieronder opgenomen. Het onderzoek zelf is opgenomen in de bijlage van dit bestemmingsplan.

Op basis van het bureauonderzoek gold bij aanvang van het veldonderzoek een middelmatig tot hoge verwachting voor het aantreffen van archeologische resten uit het Laat Paleolithicum t/m de Middeleeuwen en een lage verwachting voor het aantreffen van archeologische resten uit de late Middeleeuwen t/m de Nieuwe Tijd.

In het gehele plangebied zijn dekzand afzettingen aangetroffen. De verstoringsgraad in het plangebied is divers en varieert tussen 0.3 en 0,9 m-mv. In het centrale deel is de top van het dekzand overwegend verstoord tot en met de B-horizont. In het oostelijk, reliëfrijke bosperceel is onder een homogene, laag een humeus pakket aangetroffen dat vervolgens overgaat in intact dekzand.

Op basis van het veldonderzoek blijkt dat, als gevolg van de verstoring in de bovengrond de gespecificeerde verwachting voor het centrale deel van het plangebied voor alle periodes naar beneden bijgesteld dient te worden. Dit in tegenstelling tot het oostelijk bosperceel waar gezien het reliëfrijke, oorspronkelijke, maaiveld en de aangetroffen bodemopbouw, de voorgenomen ingrepen mogelijk archeologisch relevante geomorfologische lagen bedreigen en er een reële kans bestaat op de aanwezigheid van archeologische waarden.

4.14.3 Conclusie

In het onderzoek werd aanbevolen om aanvullend archeologisch onderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek te verrichten. Voor het overige, centrale, deel van het plangebied werd in het kader van de voorgenomen werkzaamheden geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen.

4.14.4 Nader (proefsleuven)onderzoek

In juni 2012 heeft een nader onderzoek plaatsgevonden in de vorm van een inventariserend veldonderzoek in de vorm van proefsleuven. De conclusie van dit onderzoek luidt als volgt.

Tijdens het proefsleuvenonderzoek in het plangebied zijn geen archeologische waarden aangetroffen. Er is dus geen sprake van een behoudenswaardige vindplaats of een waardevol archeologisch terrein.

Aan de hand van het proefsleuvenonderzoek heeft het bevoegd gezag, de gemeente Utrechtse Heuvelrug, bij brief van 12 september 2012 aangegeven dat er vanuit het oogpunt van archeologische monumentenzorg geen bezwaar is tegen de ontwikkeling van het terrein.

Voor de volledige onderzoeken wordt verwezen naar de bijlagen bij dit bestemmingsplan.