direct naar inhoud van Regels
Plan: Recreatiepark Watertuin
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1525.BP2016TEY01029-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Recreatiepark Watertuin' met identificatienummer NL.IMRO.1525.BP2016TEY01029-VA01 van de gemeente Teylingen.

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanbouw

een toevoeging van een afzonderlijke ruimte aan een hoofdgebouw, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aangebouwd bijgebouw en overkapping

een bijgebouw of overkapping gebouwd tegen een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw en/of tegen een op hetzelfde perceel gelegen aan en/of uitbouw en/óf tegen een ander tegen dit hoofdgebouw gebouwd bijgebouw of overkapping.

1.7 archeologisch onderzoek

een onderzoek verricht door een gecertificeerd archeologisch bedrijf.

1.8 archeologische waarde

resten uit het verleden die zich in de vorm van grondsporen en/of materiële resten in de bodem bevinden.

1.9 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bestaand
  • a. bij bebouwing: een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand is gekomen of tot stand zal komen met in achtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • b. bij gebruik: het legale gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan ter inzage is gelegd.

1.11 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

1.15 bouwen

het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.17 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, dit met inbegrip van de begane grond en een dakterras en met uitsluiting van een zolder en kelder, die beiden lager zijn dan 1,5 m of niet voor verblijf geschikt zijn.

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.22 bijgebouw

een gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.23 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.24 dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke kennelijk slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huishouding daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming en het feitelijk gebruik van het gebouw of het terrein.

1.25 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond.

1.26 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit bestemmingsplan deze die inrichting niet verbiedt.

1.27 erfgrens

de volgens het kadaster geldende grens van het erf; indien er sprake is van meer aaneengebouwde woningen op één kadastraal perceel, is dit de feitelijke grens van het erf behorende bij de betreffende woning.

1.28 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.30 jachthaven

een deel van het water met daarbij behorende voorzieningen zoals aanlegsteigers, meerpalen en een botenhelling, ten behoeve van het afmeren van recreatieve vaartuigen voor zover dit bestemd en ingericht is voor het voor onbepaalde tijd veilig en beschut achterlaten van onbemande pleziervaartuigen.

1.31 kap

een constructie van één of meerdere schuine dakvlakken ter afdekking van een gebouw.

1.32 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

1.33 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties en gemaalgebouwtjes.

1.34 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enig omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.35 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.36 peil
  • a. de bovenkant van de afgewerkte beganegrondvloer voor gebouwen indien de bovenkant van de afgewerkte beganegrondvloer ligt tussen 0 en 0,15 m boven het bestaande gemiddelde aansluitende afgewerkte terrein;
  • b. in alle andere gevallen is dit de bovenkant van het bestaande gemiddelde aansluitende afgewerkte terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.

1.37 perceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.38 pleziervaartuig

elk vaartuig dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, waterrecreatie of watersport met uitzondering van een zeilplank.

 

1.39 recreatiewoning

een permanent aanwezig recreatiewoonverblijf, bedoeld voor niet permanente bewoning ten behoeve van verblijfsrecreatief gebruik en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.40 speelvoorziening

voorzieningen, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, die uitnodigen om te spelen en te ontmoeten. Naast speeltoestellen zijn dit ook verharde trapveldjes.

1.41 uitbouw

een vergroting van een ruimte van een hoofdgebouw, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.42 verbeelding

voorheen plankaart; de digitale kaart, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven.

1.43 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of ''uitstraling'' als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

 

1.44 vrijstaand bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.45 Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij het toepassen van deze regels wordt als volgt gemeten/gerekend:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot bouwperceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren; bij afwezigheid van een gevel: de rand van het bouwwerk geprojecteerd op het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk met gevels of wanden

de buitenwerkse gevelvlakken, neerwaarts geprojecteerd ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk zonder wanden, zoals open overkappingen en daarmee vergelijkbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde

het overdekte grondoppervlak, dat loodrecht gelegen is onder het dakoppervlak.

2.9 diepte en breedte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en -overkappingen

De diepte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en –overkappingen aan de achtergevel wordt gemeten haaks vanuit de betreffende achtergevel van het hoofdgebouw.

De breedte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en –overkappingen aan de zijgevel wordt gemeten haaks vanuit de betreffende zijgevel van het hoofdgebouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen in de vorm van bomen en struiken ten behoeve van een robuuste inpassing van het recreatiepark, alsmede de instandhouding daarvan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn de gronden ter plaatse van de aanduiding 'openheid' bestemd voor:
    • 1. groen in de vorm van gras;
    • 2. het behoud van de landschappelijke waarde openheid behorend bij het Kroonjuweel 'Kagerplassen en molens';
  • c. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van verkeer - verharding' en 'specifieke vorm van verkeer - trap': tevens verharding;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - beweiding': tevens beweiding;
  • e. water;
  • f. nutsvoorzieningen ten behoeve van het recreatiepark.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  • a. oeverbeschoeiingen;
  • b. bestaande nutsvoorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - trap': trappen overeenkomstig de bestaande maten.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Groen' ter plaatse van de aanduiding 'openheid' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van opgaande beplanting;
  • b. het verwijderen van verharding ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - verharding'.

3.3.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 3.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

3.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.3.1 onder a, zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschapswaarden als bedoeld in lid 3.1 onder b niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast. Hiervoor moet advies worden ingewonnen bij een landschapsdeskundige.
  • b. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.3.1 onder b, zijn slechts toelaatbaar, indien daarmee de bereikbaarheid binnen het terrein, mede voor hulpdiensten, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast. Hiervoor moet advies worden ingewonnen bij de brandweer.

Artikel 4 Recreatie - Verblijfsrecreatie - recreatiewoningen 7

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - recreatiewoningen 7' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ten hoogste 68 recreatiewoningen;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstwoning': een dienstwoning;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven': een jachthaven;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': een parkeerterrein, alsmede bouwwerken ten behoeve van het beheer en onderhoud van het recreatiepark en de overkapping van brievenbussen;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, perceelontsluitingen, nutsvoorzieningen, water, paden, speelvoorzieningen, wegen en overige verkeersvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Recreatiewoningen
  • a. recreatiewoningen en bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak;
  • b. het aantal recreatiewoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen' opgenomen aantal;
  • c. de oppervlakte van een recreatiewoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, bedraagt ten hoogste 100 m2;
  • d. de goothoogte van recreatiewoningen bedraagt ten hoogste 2,5 m;
  • e. de bouwhoogte van recreatiewoningen bedraagt ten hoogste 6 m;
  • f. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij recreatiewoningen zijn uitsluitend toegestaan overeenkomstig het bepaalde in lid 4.2.2 tot en met 4.2.4;
  • g. de voorgevel van een recreatiewoning is gesitueerd onder de oorspronkelijke gootlijn aan de voorzijde van de recreatiewoning of daarachter.

4.2.2 Aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bij een recreatiewoning

Aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bij een recreatiewoning zijn toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen uitsluitend aan de achtergevel en/of aan ten hoogste 1 zijgevel van recreatiewoning zijn toegestaan;
  • b. een aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw ten minste 1 m achter de oorspronkelijke gootlijn aan de voorzijde van de recreatiewoning is gesitueerd;
  • c. de diepte van een aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw, gemeten vanuit de oorspronkelijke achtergevel van de recreatiewoning, ten hoogste 3 m bedraagt;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – zijdelingse bebouwing' de breedte van een aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw, gemeten vanuit de zijgevel van de recreatiewoning, ten hoogste 4 m bedraagt;
  • e. een aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw plat is afgedekt, waarbij de goothoogte ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van de recreatiewoning bedraagt, vermeerderd met 0,3 m;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e is een kap toegestaan op een aan- of uitbouw aan de zijgevel of op een aangebouwd bijgebouw aan de zijgevel van een recreatiewoning, met dien verstande dat:
    • 1. de nokhoogte ten hoogste 4 m bedraagt;
    • 2. de goot van de kap ten minste 1 m achter de oorspronkelijke gootlijn aan de voorzijde van de recreatiewoning gesitueerd;
    • 3. de kap dezelfde dakhelling heeft als de dakhelling van de recreatiewoning;
    • 4. de kap de daklijn van de kap van de recreatiewoning niet doorsnijdt;
    • 5. dakkapellen niet zijn toegestaan;
    • 6. de kap niet plat afgedekt is;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder e en f, is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – dakopbouw' een dakopbouw toegestaan overeenkomstig de bestaande maatvoering.

4.2.3 Vrijstaand bijgebouw bij een recreatiewoning

Per recreatiewoning is ten hoogste 1 vrijstaand bijgebouw toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. een vrijstaand bijgebouw uitsluitend is toegestaan achter de achtergevel van de recreatiewoning;
  • b. de oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw ten hoogste 12 m2 bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw ten hoogste 3 m bedraagt;
  • d. een vrijstaand bijgebouw over een lengte van ten hoogste 2 m binnen 1 m afstand van de zijdelingse perceelsgrens gebouwd mag zijn;
  • e. de afstand tussen de achterzijde van een vrijstaand bijgebouw en de achterperceelsgrens ten minste 0,50 m en ten hoogste 1 m bedraagt.

4.2.4 Overkapping bij een recreatiewoning

Een overkapping bij een recreatiewoning is uitsluitend toegestaan aan de zijgevel van de recreatiewoning, met dien verstande dat:

  • a. aan ten hoogste 1 zijgevel van de recreatiewoning een overkapping is toegestaan;
  • b. wanden van de overkapping zijn toegestaan op ten minste 1 m achter de oorspronkelijke gootlijn aan de voorzijde van de recreatiewoning, met uitzondering van de wand die bestaat uit de zijgevel van de recreatiewoning;
  • c. de overkapping ten hoogste tot 3 m achter de oorspronkelijke achtergevel van de recreatiewoning reikt;
  • d. de overkapping ten hoogste 1 m voor de oorspronkelijke gootlijn aan de voorzijde van de recreatiewoning reikt;
  • e. de goothoogte van de overkapping ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van de recreatiewoning bedraagt, vermeerderd met 0,3 m;
  • f. de overkapping plat is afgedekt.

4.2.5 Dakkapel bij een recreatiewoning

Per recreatiewoning is ten hoogste 1 dakkapel toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de dakkapel in het dakvlak aan de achterzijde van de recreatiewoning is gelegen;
  • b. de bovenzijde van de dakkapel ten minste 0,9 m onder de noklijn is gelegen;
  • c. de onderzijde van de dakkapel ten minste 0,5 m uit de oorspronkelijke goot is gelegen;
  • d. de buitenkanten van de dakkapel ieder ten minste 0,5 m uit de zijkant van het dakvlak zijn gelegen;
  • e. de buitenkant van de dakkapel aan de zijde van schoorsteen, in afwijking van het bepaalde onder d, ten minste 0,25 m uit de zijkant van het dakvlak ligt.

4.2.6 Dienstwoning
  • a. een dienstwoning en de bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de inhoud van de dienstwoning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bedraagt ten hoogste 750 m3;
  • c. de goothoogte van de dienstwoning bedraagt ten hoogste 4 m;
  • d. de bouwhoogte van de dienstwoning bedraagt ten hoogste 10 m.

4.2.7 Zwembaden

Per recreatiewoning of dienstwoning is ten hoogste 1 zwembad toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. een zwembad ten minste 6 m achter de oorspronkelijke achtergevel van de recreatiewoning of dienstwoning ligt;
  • b. de oppervlakte van een zwembad ten hoogste 50 m2 bedraagt;
  • c. de afstand van een zwembad tot de perceelsgrens ten minste 2 m bedraagt;
  • d. overkappingen over het zwembad niet zijn toegestaan.

4.2.8 Overig
  • a. buiten de bouwvlakken als bedoeld in lid 4.2.1 en 4.2.5, zijn gebouwen en overkappingen uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', met dien verstande dat:
    • 1. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' per gebouw of overkapping ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte bedraagt;
    • 2. de oppervlakte van gebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' per gebouw of overkapping ten hoogste de bestaande oppervlakte + 10% bedraagt;
  • b. steigers zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'jachthaven' en 'specifieke bouwaanduiding – steiger ten behoeve van boottakel'.
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,50 m;
  • d. de bouwhoogte van een boottakel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - boottakel' bedraagt ten hoogste de bestaande bouwhoogte;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.3 onder d en e om daarmee vrijstaande bijgebouwen met een afwijkende situering toe te staan, met dien verstande dat vrijstaande bijgebouwen de belangen van gebruikers van aangrenzende percelen en de gebruiks- en onderhoudsmogelijkheden van de aangrenzende terreininrichting van het verblijfsrecreatieterrein niet onevenredig mogen schaden.

4.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. de onbebouwde gronden ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn uitsluitend bedoeld voor:
    • 1. het parkeren van motorvoertuigen ten behoeve van de gebruikers van het recreatiepark en de bewoners van de dienstwoning;
    • 2. de stalling van boten, uitsluitend in de periode van 1 oktober tot en met 30 april;
    • 3. de stalling van boottrailers;

met dien verstande dat de stalling als bedoeld onder 2 en 3 gezamenlijk ten hoogste 40% van de oppervlakte van het terrein met de aanduiding 'parkeerterrein' mag beslaan;

  • b. het is niet toegestaan een recreatiewoning permanent te bewonen, dan wel permanent te laten bewonen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b, geldt voor de recreatiewoningen ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van recreatie - persoonsgebonden gedoogbeschikking' en 'specifieke vorm van recreatie – persoonsgebonden omgevingsvergunning' het volgende:
    • 1. uitsluitend de natuurlijke personen zoals opgenomen in tabel 4.1, die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan de recreatiewoning permanent bewonen én die in het bezit zijn van een persoonsgebonden gedoogbeschikking of persoonsgebonden omgevingsvergunning voor het betreffende adres, mogen de permanente bewoning van de recreatiewoning op het specifieke adres voortzetten;
    • 2. op het moment dat de permanente bewoning als bedoeld in onder sub 1 door de natuurlijke personen als bedoeld in tabel 4.1 op het specifieke adres wordt beëindigd of langer dan 1 jaar wordt onderbroken, is permanente bewoning in de betreffende recreatiewoning daarna niet langer toegestaan.

Tabel 4.1

Natuurlijke personen waarvoor permante bewoning op het genoemde adres is toegestaan.

adres huisnummer     naam   datum
beschikking  
geb. datum  
Watertuin 1   dhr.   geanonimiseerd   30-8-2000   geanonimiseerd  
Watertuin 4   mw.   geanonimiseerd   18-5-2017   geanonimiseerd  
  dhr.   geanonimiseerd   18-5-2017   geanonimiseerd  
Watertuin 11   mw.   geanonimiseerd   3-5-2000   geanonimiseerd  
Watertuin 15   mw.   geanonimiseerd   3-5-2000   geanonimiseerd  
Watertuin 16   dhr.   geanonimiseerd   3-5-2000   geanonimiseerd  
Watertuin 17   dhr.   geanonimiseerd   10-5-2003   geanonimiseerd  
Watertuin 18   dhr.   geanonimiseerd   3-5-2000   geanonimiseerd  
  mw.   geanonimiseerd   3-5-2000   geanonimiseerd  
Watertuin 20   mw.   geanonimiseerd   3-5-2000   geanonimiseerd  
  dhr.   geanonimiseerd   3-5-2000   geanonimiseerd  
Watertuin 21   dhr.   geanonimiseerd   3-5-2000   geanonimiseerd  
Watertuin 24   mw.   geanonimiseerd   18-5-2017   geanonimiseerd  
  dhr.   geanonimiseerd   16-5-2017   geanonimiseerd  
Watertuin 26   dhr.   geanonimiseerd   3-5-2000   geanonimiseerd  
Watertuin 28   dhr.   geanonimiseerd   3-5-2000   geanonimiseerd  
Watertuin 29   mw.   geanonimiseerd   3-5-2000   geanonimiseerd  
Watertuin 30   dhr.   geanonimiseerd   3-5-2000   geanonimiseerd  
Watertuin 34   dhr.   geanonimiseerd   3-5-2000   geanonimiseerd  
Watertuin 36   dhr.   geanonimiseerd   3-5-2000   geanonimiseerd  
Watertuin 39   dhr.   geanonimiseerd   3-5-2000   geanonimiseerd  
  mw.   geanonimiseerd   3-5-2000   geanonimiseerd  
Watertuin 40   mw.   geanonimiseerd   3-5-2000   geanonimiseerd  
Watertuin 41   dhr.   geanonimiseerd   3-5-2000   geanonimiseerd  
  mw.   geanonimiseerd   3-5-2000   geanonimiseerd  
Watertuin 45   mw.   geanonimiseerd   3-5-2000   geanonimiseerd  
Watertuin 46   mw.   geanonimiseerd   3-5-2000   geanonimiseerd  
Watertuin 55   mw.   geanonimiseerd   18-4-2017   geanonimiseerd  
Watertuin 59   mw.   geanonimiseerd   3-5-2000   geanonimiseerd  
Watertuin 62   mw.   geanonimiseerd   3-5-2000   geanonimiseerd  
Watertuin 63   dhr.   geanonimiseerd   3-5-2000   geanonimiseerd  
  mw.   geanonimiseerd   3-5-2000   geanonimiseerd  
Watertuin 68   dhr.   geanonimiseerd   3-5-2000   geanonimiseerd  
Watertuin 70   dhr.   geanonimiseerd   3-5-2000   geanonimiseerd  
  mw.   geanonimiseerd   3-5-2000   geanonimiseerd  

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  • b. kruisingen met andere verkeersvormen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd van een archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op:
      • het behoud van de archeologische resten in de bodem;
      • het doen van opgravingen;
      • het begeleiden van het bouwrijp maken en van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
  • c. het bepaalde in lid 6.2 onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 4':
      • er geen grondwerk wordt verricht dieper dan 30 cm onder maaiveld en er geen hei- en schroefwerkzaamheden zullen worden verricht; óf
      • het te bouwen oppervlak een omvang heeft die kleiner is dan 1.000 m².

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 meter;
  • b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en aanleggen van drainage;
  • c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • d. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • f. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • g. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

6.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van 6.3.1 is niet van toepassing, indien de werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 6.2 in acht is genomen;
  • b. het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van het archeologisch onderzoek worden uitgevoerd:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 4':
      • werken of werkzaamheden in de bodem betreffen tot een diepte van 30 cm onder maaiveld; óf
      • het gebied van de van de werken of werkzaamheden een omvang heeft, die kleiner is dan 1.000 m².

6.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, zoals in lid 6.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamhedenaanleg een rapport heeft overgelegd van een archeologisch onderzoek zoals gesteld in de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op
    • 1. het behoud van de archeologische resten in de bodem;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. het begeleiden van het bouwrijp maken en van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen besluiten met toepassing van artikel 3.6 1e lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening, geheel of gedeeltelijk de verbeelding van het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. op de verbeelding de aanduiding Waarde-Archeologie geheel of gedeeltelijk te doen vervallen of van omvang te veranderen indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische bescherming of zorg nodig is.

 

Artikel 7 Waterstaat - Waterkering

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - primair bestemd voor de waterkering.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2. Deze vergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Hiervoor is een schriftelijk advies nodig van de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Overschrijding bouwgrenzen
  • 1. De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen mogen worden overschreden door;
    • a. ondergeschikte onderdelen van gebouwen, zoals dakoverstekken, gevelversieringen en funderingen, mits de overschrijding ten hoogste 0,3 m bedraagt;
    • b. schoorstenen, voor zover overeenkomstig de oorspronkelijke plaatsing bij de oorspronkelijke recreatiewoning.

9.2 Ondergrondse werken en ondergronds bouwen
9.2.1 Ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen bepalingen, geen beperkingen.

9.2.2 Ondergrondse bouwwerken

Ondergrondse bouwwerken zijn niet toegestaan.

9.3 Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
  • a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Woningwet en/of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  • c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld in lid a, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.


Artikel 10 Algemene gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt dat het niet is toegestaan om recreatiewoningen permanent te bewonen of permanent te laten bewonen, behoudens de gevallen zoals genoemd in artikel 4.4 onder c.

 

Artikel 11 Overige regels

11.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van de vaststelling van het plan.

11.2 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.


Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk zoals bedoeld in dit lid onder a, met ten hoogste 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Recreatiepark Watertuin'.