Plan: | Voorhout-Oost |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1525.BP2011VHT09001-0402 |
Voor het bestemmingsplan is de watertoets wettelijk van toepassing, een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.
In het plangebied wordt het waterbeheer gevoerd door het Hoogheemraadschap van Rijnland. In het kader van het vooroverleg zal overleg worden gevoerd met de waterbeheerder, waarna de opmerkingen van de waterbeheerder worden verwerkt in deze waterparagraaf.
Rijksbeleid
De Europese Kaderrichtlijn Water is sinds 2000 van kracht en schrijft voor dat in 2015 alle waterlichamen een 'goede ecologische toestand' (GET) en voor sterk veranderde/kunstmatige wateren een 'goed ecologisch potentieel' (GEP) moeten hebben bereikt. De chemische toestand moet voor alle waterlichamen (natuurlijk en kunstmatig) in 2015 goed zijn.
Het Nationaal Bestuursakkoord Water is een overeenkomst tussen het Rijk, de provincies, het InterProvinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. Partijen verplichten zich hiermee om gezamenlijk te werken aan een Nederland dat kan leven met water. Het akkoord benadrukt de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het op orde krijgen en houden van het totale watersysteem.
Het Nationaal Waterplan 2010 is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
De Waterwet is op 22 december 2009 in werking getreden. Het wetsvoorstel regelt niet alles. Bepaalde onderwerpen zijn nader uitgewerkt in onderliggende regelgeving: het Waterbesluit (algemene maatregel van bestuur), de Waterregeling (een ministeriële regeling) of in de verordeningen van waterschappen en provincies.
Provinciaal beleid
Het provinciaal Waterplan 2010-2015 betreft een concretisering van het streven van de provincie naar duurzaamheid. In dit plan is het provinciale beleid voor milieu en water en ook voor natuur en landschap geïntegreerd. De provincie wil met het beleidsplan een leef- en investeringsklimaat realiseren dat gezond, groen en veilig is.
Als nadere uitwerking van het beleid Waterbeheer 21e eeuw is ook voor dit stroomgebied een watervisie opgesteld, ontwerp-Deelstroomgebiedsvisie Midden-Holland. Het plangebied ligt op de overgang van rivierzone en veenweidegebied. Er zijn geen specifieke gebiedsknelpunten aangeduid. Het omliggende stedelijke gebied heeft wel de gebruikelijke knelpunten van bestaand stedelijk gebied (tekort aan waterberging, grondwateroverlast, onvoldoende waterkwaliteit, etc.). In het waterstreefbeeld 2050 heeft de Meerburgerwatering de aanduiding 'vergroten aanvoercapaciteit via zoete as Midden-Holland'. In het gebied zelf wordt gestreefd naar een 'duurzaam stedelijk waterbeheer', waarbij de wateropgave wordt opgelost.
Beleid waterbeheerder
Voor de planperiode 2010-2015 zal het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water.
De handreiking Watertoetsproces bij Rijnland beschrijft hoe het hoogheemraadschap omgaat met de watertoets. Tevens wordt beschreven wat zij van derden verwacht in geval van ruimtelijke ontwikkelingen en plannen.
Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:
Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren.
Het plangebied ligt grotendeels in een tweetal polders en deels in boezemland. De waterhuishoudkundige situatie in het plangebied is weergegeven in figuur 4.4. In dit figuur zijn de watergangen in het plangebied aangegeven. Enkele watergangen hebben een boezemkering en een beschermingszone, binnen deze zone dient voor werkzaamheden een vergunning te worden aangevraagd bij het Hoogheemraadschap van Rijnland. Voor de boezemwatergangen is bij duikers en bruggen de aanduiding 'water' opgenomen om de waterdoorstroming te garanderen. Ook bevindt zich een gemaal aan de Schoutenlaan.
Figuur 4.4 Waterkeringen conform Legger Waterkeringen Hoogheemraadschap van Rijnland.
Binnen het plangebied is de watergang langs de Schoutenlaan aangeduid als één van de waterkeringen met een beschermingszone en ook aan de zuidwest rand van het plangebied ligt een waterkering De waterkeringen zijn:
In de regels wordt voor de waterkeringen de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering opgenomen. Verder bevinden zich binnen het plangebied een aantal watergangen die niet worden aangemerkt als hoofdwatergang.
Jacoba van Beierenweg 49 - 51a
De waterhuishouding in de omgeving van de ontwikkellocatie Jacoba van Beierenweg 49-51a veranderd nauwelijks. Omdat er al verharding aanwezig was ter plaatse van de nieuwbouwlocatie is de toename van verharding te verwaarlozen en is watercompensatie niet noodzakelijk. Qua riolering kan worden aangesloten bij het huidige rioleringsstelsel
Kerkzicht 3
Door de ligging in en aan een waterkering dient een vergunning aangevraagd te worden bij het Waterschap. Daarnaast is circa 350 m2 compensatie van het extra verharde oppervlak en compensatie ten behoeve van de te dempen watergang aan de Kerkzicht noodzakelijk. Deze compensatie zal worden gerealiseerd op een nader te bepalen locatie. De locatie zal in overleg tussen gemeente Teylingen en het Waterschap worden bepaald. Met inachtneming van bovengenoemde zijn er geen belemmeringen voor het realiseren van het plan. Een uitgebreide beschrijving van de waterhuishouding is opgenomen in de ruimtelijke onderbouwing van Kerkzicht.
Cayennehof
Wanneer een ontwikkeling voorziet in een toename verhard gebied van meer dan 500 m2, is oppervlaktewater compensatie van 15% van de toename aan verharding vereist. Het totale oppervlakte van het perceel dat gewijzigd wordt is 276 m2. De toevoeging van het verharde oppervlakte is derhalve nooit meer dan 500 m2, waardoor watercompensatie niet aan de orde is. Voor wat betreft de riolering kan worden aangesloten op het al aanwezige stelsel.
Jacoba van Beierenweg tussen 40 en 46
Op deze locatie is momenteel een schuur aanwezig, die groter is dan de te realiseren bebouwing. Toch zal het verharde oppervlak enigszins toenemen door de andere verharding die gerealiseerd wordt. Het totale perceel is 810 m2 groot. Wanneer wordt uitgegaan van de vuistregel dat het te verharden oppervlak de helft van het volledige perceel bedraagt, is de toe te voegen verharding minder dan 500 m2. Hierdoor komt oppervlaktewater compensatie bij deze locatie niet aan de orde. Voor wat betreft de riolering kan worden aangesloten op het al aanwezige stelsel.
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, maar middels dit bestemmingsplan worden vier ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De waterhuishoudkundige situatie van die ontwikkelingen staan hierboven beschreven. Ten behoeve van de ontwikkeling van Kerkzicht 3 dient nog te worden gekeken naar een locatie voor de watercompensatie, bij de andere ontwikkelingen is compensatie niet aan de orde.
Bij toekomstige ontwikkelingen dient er onderzoek gedaan te worden op de invloed op de waterhuishouding en dient rekening te moeten worden gehouden met mogelijke compensatie.