18.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en hiervoor gelden de volgende regels:
18.2.1 Hoofdgebouwen
-
a.
hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
-
b. per bouwvlak is ten hoogste één woning toegestaan;
-
c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
-
d. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
-
e. bij hoofdgebouwen mag de goothoogte worden doorbroken met dakkapellen onder de voorwaarde, dat deze constructie minimaal 0,5 m onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak minimaal 0,5 m boven de goot is geplaatst;
-
f. bij hoofdgebouwen mag de goothoogte worden doorbroken met een dakopbouw op een zadeldak, onder voorwaarde dat de dakhelling van dit zadeldak maximaal 30 graden bedraagt .
18.2.2 Erfbebouwing
Algemene regels
Aan-/uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en -overkappingen
-
c. de gezamenlijke breedte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en -overkappingen, gemeten vanuit de zijgevel van het hoofdgebouw, bedraagt ter plaatse van de betreffende zijgevel ten hoogste 60% van de breedte van het hoofdgebouw met een maximum van 5 m;
-
d. de gezamenlijke diepte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en -overkappingen, gemeten vanuit de achtergevel van het hoofdgebouw, bedraagt ter plaatse van de betreffende achtergevel ten hoogste 4 m;
-
e. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,30 m;
-
f. de bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt:
-
1. tot 3 m achter de voorgevelrooilijn ten hoogste 4,5 m;
-
2. vanaf 3 m achter de voorgevelrooilijn ten hoogste 6 m.
-
g. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,30 m;
Vrijstaande bijgebouwen en overkappingen
-
h.
vrijstaande bijgebouwen en overkappingen zijn toegestaan indien aan de volgende regels wordt voldaan:
-
1. vrijstaande bijgebouwen en overkappingen worden op ten minste 1 m afstand van het hoofdgebouw en op ten minste 1 m afstand van de erfbebouwing zoals bedoeld in lid 18.2.2 sub c en d gebouwd;
-
2. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
-
3. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4,5 m;
-
4. in afwijking van het bepaalde onder 3 bedraagt de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen op of binnen een afstand van 2 m van de bouwperceelgrens ten hoogste 3 m indien de in Figuur D lid 1.106.3 beschreven nadelige verandering optreedt in de bezonningssituatie;
-
5. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m.
18.2.3 Dakterrassen
Voor dakterrassen, die nog niet aanwezig zijn tijdens de ter inzage legging van dit bestemmingsplan, gelden de volgende regels:
-
a. dakterrassen zijn toegestaan op de achtergevel en/of zijgevel van het hoofdgebouw en op aan- en uitbouw indien zowel de achtergevel als de zijgevel is gericht naar openbaar toegankelijk gebied;
-
b. dakterrassen zijn niet toegestaan aan de voorgevel van de woning;
-
c. de bouwhoogte van terrashekken ten behoeve van dakterrassen bedraagt ten hoogste 1,2 m boven de vloer van het dakterras.
18.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
-
a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
-
b. in afwijking van lid a bedraagt de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m;
-
c. in afwijking van sub b is het toegestaan om een erfafscheiding te bouwen, die is samengesteld uit kolommen met een bouwhoogte van ten hoogste 1,5 m met daartussen een hekwerk bestaande uit open constructie met een bouwhoogte van ten hoogste 1,25 m;
-
d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
18.2.5 Zwembaden
Achter de voorgevelrooilijn is per woning één zwembad toegestaan, met dien verstande dat:
-
a. de oppervlakte van het zwembad maximaal 10% van de oppervlakte van het bouwperceel mag bedragen, met een maximum van 50 m2;
-
b. de afstand van het zwembad tot de perceelsgrens minimaal 5 m dient te bedragen;
-
c. de afstand van het zwembad tot de grens van de weg minimaal 15 m dient te bedragen;
-
d. de bouwhoogte van de rand van het zwembad en de overige bij het zwembad behorende
voorzieningen maximaal 0,3 m mag bedragen, gemeten vanaf het aangrenzende maaiveld.