Plan: | Sassenheim-Centrum |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1525.BP2011SAS04003-0401 |
Voor het bestemmingsplan is de watertoets wettelijk van toepassing. De watertoets is een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. De watertoets heeft als doel 'het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer'.
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen die betrekking hebben op de waterhuishouding. Deze hebben allen als doel 'een duurzaam waterbeheer, zowel kwalitatief als kwantitatief'. De volgende beleidsstukken zijn van toepassing:
Europees
Nationaal
Provinciaal
Deze beleidsstukken hebben eveneens hun vertaling gekregen in het Waterbeheerplan 2010-2015 (WBP) die opgesteld is door het Hoogheemraadschap van Rijnland. Onderstaand is dit beleid samengevat. In het kader van het vooroverleg zal overleg worden gevoerd met de waterbeheerder, waarna de opmerkingen van de waterbeheerder worden verwerkt in deze waterparagraaf.
In het plangebied wordt het waterbeheer gevoerd door het Hoogheemraadschap van Rijnland. In het kader van het vooroverleg is overleg gevoerd met de waterbeheerder. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn verwerkt in deze waterparagraaf.
Waterbeheerplan van Rijnland
Voor de planperiode 2010-2015 is het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water.
De handreiking Watertoetsproces bij Rijnland beschrijft hoe het hoogheemraadschap omgaat met de watertoets. Tevens wordt beschreven wat zij van derden verwacht in geval van ruimtelijke ontwikkelingen en plannen.
Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:
Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren.
Beleid Riolering en afvalwaterzuivering
Rijnland streeft naar samenwerking in de afvalwaterketen en wil hierover graag adviseren. Rijnland geeft de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater. Naast een voorkeursvolgorde voor afvalwater geldt voor de behandeling van hemelwater de zorgplicht. Rijnland geeft daarbij de voorkeur aan brongerichte maatregelen boven 'end-of-pipe' maatregelen.
Hemelwater kan de capaciteit van riolering en zuivering aanzienlijk belasten. Dat is niet wenselijk en vaak ook niet nodig. Zeker bij nieuwbouwontwikkelingen is het gescheiden aanbieden van hemelwater en afvalwater vaak een doelmatige maatregel. Rijnland volgt hierbij de voorkeursvolgorde (rijksbeleid), waarbij voorop staat het voorkomen van het ontstaan van afvalwater, als er afvalwater is het zoveel mogelijk beperken van verontreiniging en waar mogelijk afvalwaterstromen scheiden. De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP). De uiteindelijke afweging wordt lokaal gemaakt, waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal staat.
Het te lozen hemelwater mag geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater veroorzaken. Maatregelen om dit te bereiken zijn duurzaam bouwen, infiltratie, het toepassen van berm- of bodempassage en straatkolken met extra voorzieningen. Als ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en hoogheemraadschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of - als laatste keus - aansluiten op het gemengde stelsel. Ook kan de gemeente in overleg met het hoogheemraadschap kiezen voor een generieke 'end-of-pipe' aanpak. Deze keuze moet dan expliciet gemaakt worden in het GRP.
Figuur 4.7 Leggerkaart Hoogheemraadschap Rijnland.
Het plangebied ligt gedeeltelijk in de Floris Schouten Vrouwenpolder. In figuur 4.7 is de waterhuishoudkundige situatie in het plangebied weergegeven. De watergang aan de Parklaan heeft een boezemkering en een beschermingszone, waarbinnen op basis van de Keur voor werkzaamheden een vergunning moet worden aangevraagd bij het Hoogheemraadschap Van Rijnland.
Binnen het plangebied is alleen aan de zuidzijde een watergang aangewezen als waterkering met een beschermingszone. Onder de Sint Antioniuslaan loopt een lange duiker, die een wezenlijk onderdeel uitmaakt van de afwateringsstructuur van een groot deel van het plangebied. Daarnaast staat er op de kop van de watergang lans de Dr. de Visserlaan bij de Menneweg een gemaal.
Binnen het bestemmingsplan is sprake van een aantal ruimtelijke initiatieven. Deze zijn echter nog niet voldoende uitgekristalliseerd om met directe bouwtitels op te nemen in dit plan. Indien meer duidelijkheid bestaat over de ontwikkeling zal dit in een separaat plan juridisch-planologisch worden vastgelegd.
Ter voorbereiding op enkele ontwikkelingen zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen. In de regels zijn hiervoor ruimtelijke randvoorwaarden opgenomen. Bij de definitieve uitwerking van het wijzigingsplan zal moeten worden gekeken naar eventueel water compenserende maatregelen. Indien de ontwikkeling meer dan 500 m2, maar minder dan 10.000 m2 aan nieuw verhard oppervlak mogelijk maakt, dan moet minimaal 15% van het nieuw aan te verhard oppervlak worden gecompenseerd met extra open water.
Binnen het bestemmingsplan zijn geen directe bouwontwikkelingen opgenomen. Hierdoor vinden geen veranderingen in de waterhuishouding plaats. Bij toekomstige ontwikkelingen, zoals bij gebruikmaking van een van de wijzigingsbevoegdheden, dient onderzoek gedaan te worden naar de invloed op de waterhuishouding en dient daarnaast rekening te worden gehouden met mogelijke compensatie.